• No results found

Na afloop van soevereiniteitsoverdracht

In document Indië verloren, rampspoed geboren? (pagina 113-132)

Hoofdstuk 6 De soevereiniteitsoverdracht

6.3 Na afloop van soevereiniteitsoverdracht

Voor beide kranten leek de soevereiniteitsoverdracht een afgedane zaak in de maand na de ondertekening. Het Parool besteedde nog zeven berichten aan de overdracht, de Volkskrant negen. En waar de katholieke krant eerder doorgaans een hoger percentage neutrale berichten plaatste dan Het Parool, was de krant nu louter gekleurd, zij het vooral positief (zie ook diagram 67. Dat was ook terug te zien in de genreverdeling van de specifiek over de

277

overdracht gaande berichten: de Volkskrant had veel opiniërende stukken geschreven: meer dan veertig procent van de artikelen was een commentaar, terwijl Het Parool naast nieuws vooral verslagen en reportages plaatste.

Diagram 67

De correspondent van Het Parool schreef een reportage die zo positief was, dat het bijna ongeloofwaardig werd: ‘Wat hier in Indonesië is gebeurd, kan men zonder overdrijving een wonder noemen. Alle sombere verwachtingen en voorspellingen zijn beschaamd gemaakt en bijna overal heeft het Indonesische volk zijn vrijheid en onafhankelijkheid met grote

blijdschap maar gedisciplineerd en beheerst ontvangen. Beheerst vooral.’278 Ronduit pijnlijk was het verslag van de nieuwjaarsbijeenkomst van de PvdA. Daarin sprak de partijtop zich sterk uit tegen de lengte die de onafhankelijkheidsstrijd in Indonesië had genomen. ‘Het ware beter, dat de overeenkomst, die nu getekend is, reeds eind 1946 tot stand zou zijn gekomen en de man die toen al daarnaar streefde, prof. W. Schermerhorn, verdient aller dankbaarheid voor zijn pionierswerk.’279 Niet alleen moet een dergelijke constatering pijnlijk zijn geweest voor de soldaten die in Indonesië hadden gestreden, maar ook klonk het wat vreemd uit de mond van een partij die gedurende de hele strijd mede verantwoordelijk was voor het gevoerde beleid. 278 Het Parool, 11-1-1950. 279 Het Parool, 31-12-1949, 5.

Diagram 68

De algemene berichtgeving over Indonesië had bij in de eerste weken van 1950 in Het Parool vooral betrekking op de repatriëring van de Nederlandse militairen, de kabinetsformatie van de VSI, de staten die de VSI erkenden en de geruchten over wie Hoge Commissaris van de VSI in Nederland zou kunnen worden. Op 2 januari 1950 plaatste Het Parool op pagina 3 onderin een klein berichtje over een gerucht omtrent een voormalige kapitein van het KNIL, Raymond Westerling, die de leiding zou geven aan een ondergrondse actie in de deelstaat Pansundan.

Diagram 69

In De Volkskrant kreeg Westerling in het begin van de maand helemaal geen aandacht. Deze krant legde haar focus juist heel erg op onrusten in Indonesië. Saillant is daarbij, dat de focus werd verschoven van de TNI als guerrillastrijders, naar de TNI als een georganiseerd leger en

Darul Islam als guerrillapartij. ‘In Brebes aan de Noordkust van Java tussen Tegal en Cheribon, zijn gevechten uitgebroken tussen eenheden van de T.N.I. en leden van de Darul Islam. Een groep Darul-Islam-aanhangers van naar schatting duizend man heeft, volgens betrouwbare berichten, het postkantoor en verscheidene regeringsgebouwen in Brebes bezet.’280 Dat soort berichtjes werd vaak geplaatst in de krant, vaker dan in Het Parool, en hoe neutraal ze soms ook werden gebracht, al die neutrale berichten bij elkaar schiepen e behoorlijk negatief beeld van Indonesië.

en

Diagram 70

Rond 10 januari begon in beide kranten duidelijk te worden dat de situatie met Westerling ernst was. Hatta en Hirschfeld (die inmiddels als Hoge Commissaris voor Indonesië was aangewezen) overlegden toen over de maatregelen die tegen de gewezen kapitein moesten worden genomen. Het Parool was veel feller in zijn afschuw van Westerling dan de

Volkskrant was, die de kwestie in den beginne nog op pagina 5 plaatste in een kort

nieuwsberichtje, terwijl Het Parool het nieuws veel meer vooraan plaatste. Dat deed de krant in deze periode überhaupt. De Volkskrant had verhoudingsgewijs achterin de krant meer aandacht voor de Indonesische kwestie (zie diagram 70). Het Parool, bracht naast het nieuws, haar lezers ook op de hoogte van wie Westerling ook alweer was. ‘De kapitein Westerling (“de Turk”) houdt ervan van zich te doen spreken. Hij slaagde daarin voor het eerst toen hij op beestachtige wijze huishield onder de Indonesiërs op Celebes, een drama, waarvan wij het rechte – o democratie – nooit hebben vernomen. (…) Nu de souvereiniteitsoverdacht een voldongen feit is en er dus, op Celebes of elders geen lauweren meer te oogsten vallen met het

280

uitbranden van kampongs en het ophangen van “rebellen” heeft kapitein Westerling besloten, de militaire acties op dezelfde voet doch voor eigen risico voort te zetten.’281 Een subtiele steek onder water kreeg minister Van Maarseveen in de kop van een nieuwsberichtje. Eerder had Het Parool al fel geoordeeld over de excessen die zouden zijn gepleegd door kapitein Westerling op Celebes en ook eerdere vermeende excessen van Nederlandse militairen kreeg in de krant uitgebreid aandacht. De kop van het bericht op 17 januari 1950 luidde: ‘Geen publicatie wreedheden in Indonesië’282, daarmee gaf de krant te kennen dat die ‘wreedheden’ hoe dan ook gepleegd zijn, terwijl minister Van Maarseveen sprak over ‘eventueel minder juist optreden van Nederlandse troepen’283. De Volkskrant maakte geen melding van het al dan niet publiceren van een ‘wreedheden’-overzicht. Ook de situatie-Westerling hield ze op de achtergrond; zelfs een interview dat de krant in handen had weten te krijgen (mét

nieuwswaarde en niet direct toegankelijk voor Het Parool, want gemaakt door een

correspondent voor katholieke dagbladen), kwam niet verder dan pagina 3. 284 Opmerkelijk, want wanneer Darul Islam vocht, was dat wel voorpaginanieuws. Ondertussen had de krant wel veel aandacht voor het een-worden van Indonesië, wat volgens de krant niet zonder slag of stoot ging. De voormalige Republiek, nu opgegaan in de VSI, was als een ‘koekoeksjong’, zo stelde de krant. ‘De VSI zit met de Republik Indonesia als met een koekoeksjong in haar nest.’285 Een constatering waar Het Parool dan weer geen aandacht voor had.

Beide kranten plaatsten ook nu weer vooral nieuwsberichten over de kwestie (zie diagram 71). Het Parool iets meer dan de Volkskrant, maar dat was dan ook het enige punt waarop de dagbladen uit elkaar liepen. De verschillen waren voor het eerst miniem. Dat was opmerkelijk: eerder waren er vaak grote verschillen tussen beide kranten in toon en aard van de berichtgeving. Het leek er dan ook op dat toen de druk van de onderhandelingen van de ketel was – en de kranten dus niets meer konden beïnvloeden - ze veel meer naar elkaar toetrokken wat berichtgeving betrof. Het was niet meer ter zake doende wát de kranten deden, want ze konden de politieke besluitvorming op dit gebied niet meer verstoren.

281 Het Parool, 11-1-1950, 3. 282 Het Parool, 17-1-1950, 1. 283 Het Parool, 17-1-1950, 1. 284 De Volkskrant, 11-1-1950, 3 en 12-1-1950, 3. 285 De Volkskrant, 18-1-1950, 1.

Diagram 71

Toen op 23 januari kapitein Westerling met zijn leger Bandung binnenviel, was dat het enige waar beide kranten nog oog voor hadden. Het haalde zelfs de voorpagina van de Volkskrant. De regering van Indonesië beloofde een ‘meedogenloos’286 optreden tegen de kapitein, maar tegelijkertijd werd al geconcludeerd dat het leger van Indonesië in Bandung niet erg sterk was. Het Parool had ‘slechts een woord voor de actie van Westerling: MOORD’, zo meldde de kop van de opening een dag later. 287 ‘Even plotseling als de moordenaars waren gekomen, zijn zij ook weer vertrokken. Alles, wat hier is gebeurd, heeft met eerlijk vechten niets te maken. Wat onder leiding van Westerling op Zuid-Celebes met soldaten van het K.N.I.L. werd uitgehaald, heeft men nooit durven publiceren. Als dat, wat hier in Bandung is gebeurd, een staal van zijn optreden moet heten, kan men thans alles stilzwijgend begrijpen. Er is maar één woord voor: moord.’288 Saillant was dat hier de tegenstellingen tussen beide kranten weer extreem goed zichtbaar werd. De Volkskrant schreef bijna bewonderend over de inval van Westerling. Ze noemde het een ‘verrassende aanval’. ‘De voormalige KNIL-kapitein Westerling bezette met zijn goed bewapende en ten dele gemotoriseerde troepen het hoofdkwartier van de TNI te Bandung.’289 Over moord werd niet gesproken, noch over de dubieuze naam die Westerling had verworven met zijn acties op Zuid-Celebes.290

De onrusten die veroorzaakt werden door Westerling en zijn volgelingen, kregen overigens geen vervolg en daarmee was zijn militaire coup mislukt.

286 Het Parool, 23-1-1950, 1. 287 Het Parool, 24-1-1950, 1. 288 Het Parool, 24-1-1950, 1. 289 De Volkskrant, 24-1-1950, 1. 290

Hoofdstuk 7 Conclusie

Het Parool dat toeterend voor de troepen uit marcheert en de Volkskrant die mokkend achter

haar partij aansjokt, is het beeld dat dit onderzoek schetst. In de berichtgeving over de

dekolonisatie van voormalig Nederlands-Indië namen beide kranten hun eigen, unieke positie in binnen de kakofonie van standpunten en argumenten die rondzong. Het Parool had – over het algemeen meer dan de Partij van de Arbeid – een droom van een onafhankelijk, vrij Indonesië. De berichtgeving van Het Parool is ook in dat kader te bezien. De Volkskrant daarentegen was vaak conservatiever dan de regeringspartij KVP was. Dat is niet onlogisch: de KVP wilde wat betreft dekolonisatie langzamer dan coalitiepartner PvdA wilde en werd binnen de regering dus vooruit gestuwd door haar coalitiepartner. Daarnaast had de krant de conservatieve fractievoorzitter C.P.M. Romme van de KVP in haar hoofdredactie. Moest hij in de fractie vaak schipperen om de progressieve en conservatieve vleugels van de partij binnenboord te houden, in de krant kon hij politiek bedrijven die meer binnen zijn lijn lag.

Aan het begin van dit onderzoek plaatsten zowel de Volkskrant als Het Parool een commentaar op de onderhandelingen die op de Hoge Veluwe plaatshadden. In die

commentaren werden de meningen van beide kranten op het scherpst van de snede verwoord:

Het Parool als hoeder van de vrijheid voor de Republikeinen, de Volkskrant als hoeder van

het Nederlandse landsbelang van rijkseenheid. Deze commentaren waren echter slechts een klein deel van de totale opinievorming en berichtgeving over de Indonesische kwestie en ook van de onderhandelingen op de Hoge Veluwe en moeten ook als zodanig gezien worden. Uit hoofdstuk 3 blijkt namelijk dat Het Parool in zijn berichtgeving nog alle kanten op zwabberde en de Volkskrant weliswaar erg negatief was over het gevoerde beleid, maar dat die

negativiteit zich ook op andere vlakken toonde en daarom ook bezien moet worden in de zuurdere toon die de krant had.

Dit alles wil niet zeggen dat er geen peil viel te trekken op de berichtgeving over de Hoge Veluwe. Ten eerste valt op dat Het Parool zich – veel meer dan zijn katholieke

concurrent – bediende van zacht nieuwsgenres. De krant plaatste naast nieuwsberichten veel analyses, interviews, reportages en beschouwingen. Daarmee schetste het een levendig beeld van de Republikeinse spelers in het spel om onafhankelijkheid van het voormalige

Nederlands-Indië. Een en ander heeft tot gevolg dat er een aantrekkelijk, menselijk beeld tot stand kwam van de kwestie zoals die door Republikeinse ogen werd gezien. Daarnaast verzuimde de Het Parool wederhoor toe te passen bij de Nederlandse onderhandelaars,

waardoor het beeld dat de Republikeinen (en Het Parool) neerzetten, bleef staan. Daarmee opereerde de krant op afstand van de toen zittende socialistische partij, maar niet van de nog niet in de Tweede Kamer zittende Partij van de Arbeid, die in haar Urgentieprogram ook recht op zelfbeschikking zegde te willen voor de inwoners van Nederlands-Indië.

Ook de Volkskrant zwabberde in de periode rond de onderhandelingen op de Hoge Veluwe, zij het minder dan Het Parool. Over het algemeen schetste de katholieke krant een negatief beeld van de Republikeinen, maar ook van de houding die de Nederlandse regering aannam. De krant had daarbij meer afstand van de katholieken in de regering en Tweede Kamer dan Het Parool tot de socialisten. Ook vertolkte de Volkskrant een stem die meer tegen de Indonesische vrijheidsstrijd was, dan de positie was van de KVP. Een en ander kan wordt verklaard door de positie van staatkundig hoofdredacteur Romme, die destijds dan wel lijsttrekker was voor de KVP, maar nog niet in de Kamer zat en dientengevolge dus ook minder te maken had met de verschillende vleugels binnen zijn partij. Via de Volkskrant kon Romme destijds nog buiten zijn partij om zijn standpunt op de kaart zetten.

Zo kon het dat de krant weinig aandacht had voor de bevindingen van de commissie onder leiding van de katholiek Max van Poll. Dit Kamerlid bevond zich aan de progressieve kant van de katholieken en zijn commissie had een gematigder conclusie getrokken dan de confessionelen zouden hebben gedaan. Door in de Volkskrant inhoudelijk nauwelijks in te gaan op de bevindingen van de commissie, werd het confessionele beeld dat de krant over Indonesië vertolkte, niet bekritiseerd. Ook het kwalitatieve gebrek aan aandacht voor de onderhandelingen en de schaarste aan verschillende genres kan in dit licht worden bezien. Door de Republikeinse bewindslieden niet direct aan het woord te laten in interviews, door hun profiel niet te schetsen in reportages, maar door alleen via nieuwsberichten hun

standpunten te parafraseren, werd bewerkstelligd dat het beeld van deze Republikeinen schimmig bleef. Dat schimmige werd ingekleurd door de Volkskrant zelf. Het dagblad plaatste in de eerste geanalyseerde periode de titels van de bewindslieden tussen aanhalingstekens (bijvoorbeeld “minister” Sjahrir) en maakte ze op die manier

ongeloofwaardig. Dat was een beeld dat paste binnen het standpunt van de Volkskrant: die wilde immers überhaupt niet dat er met de Republikeinen werd gesproken. Wanneer de Republikeinse afgevaardigden als ongeloofwaardig werden neergezet, was dat een mooi argument om dat standpunt te onderbouwen. Ook de summiere aandacht die de krant past binnen dat kader: door de onderhandelingen weinig aandacht te geven, zouden ze in het oog van de lezer als niet belangrijk gecategoriseerd kunnen worden.

De drie onderhandelingsrondes die over het akkoord van Linggadjati werden gehouden speelden tegen een heel andere politieke achtergrond dan die van de

onderhandelingen op de Hoge Veluwe. De onderhandelingen op de Hoge Veluwe speelden in een decor van een kabinet dat nog voor de Tweede Wereldoorlog was gekozen. Standpunten konden dus op het scherpst van de snede verwoord worden, zonder dat dit grote gevolgen had. In 1947 was dat heel anders. KVP en PvdA waren coalitiepartners en moesten dus zowel rekening houden met het partijstandpunt als met het kabinetsstandpunt. Voor de Volkskrant en

Het Parool hield dit dan ook in dat standpunten en opvattingen niet meer altijd klip en klaar

de krant in werden geslingerd. Meningen werden subtieler en strategischer in de krant gedrukt. Dat zal iets verder in dit hoofdstuk bijvoorbeeld blijken als Romme de motie Romme/Van der Goes verdedigde.

In tegenstelling tot eerder hadden beide kranten tijdens Linggadjati meer aandacht voor het decor waartegen de onderhandelingen plaatsvonden. Dat is niet zo gek, want beide partijen moesten tot een akkoord komen. De kranten konden niet altijd alle informatie

waarover zij beschikten, gebruiken: het kabinets- en partijbelang stonden tenslotte ook op het spel. Op de spannende momenten was het dus van belang dat er niet teveel ruis op de lijn was en de publieke opinie zich niet tegen de onderhandelingen keerde. Saillant is dat beide kranten op kritieke momenten in de onderhandelingen in hun berichtgeving en opinievorming dicht bij het regeringsstandpunt blijven. Wanneer het spannend was in de Eerste of Tweede Kamer bleven zij dicht bij het partijstandpunt. Wanneer in Indonesië een kritieke situatie ontstond, handelden kranten niet naar de opvatting van hun partij, maar naar hun eigen goeddunken. Kortom: Het Parool vond doorgaans dat de Republikeinen niets viel te verwijten, de

Volkskrant schetste een beeld waarin Nederland slachtoffer en zeker niet de agressor was.

Tijdens de onderhandelingen in Linggadjati bleven beide kranten wat het specifieke nieuws betreft aanzienlijk neutraal, maar in het algemene nieuws werd des te meer duidelijk aan wiens kant beide kranten stonden. Het Parool schetste in de algemene berichtgeving in november bijvoorbeeld een gunstig beeld van Indonesische opperbevelhebber, terwijl de

Volkskrant dezelfde bevelhebber arrogant en Japans vond. Japans was een enorm

scheldwoord, want Japan had voormalig Nederlands-Indië tijdens de Tweede Wereldoorlog bezet en Indonesische nationalisten meer verantwoordelijkheden gegeven dan de

Nederlanders hadden gedaan. Daarmee was volgens tegenstanders van een zelfstandig Indonesië alle ellende begonnen. De Republikeinen wilden na de Japanse bezetting meer dan ooit een land waarin zij niet overheerst werden.

Het Parool maakte op die manier ontvlechting van Nederland en Indonesië

aanvaardbaar. Immers, ook daar handelden verstandige mensen. De Volkskrant noemde de bevelhebber echt Japans en dus de vijand. Saillant is ook dat Het Parool in de specifieke berichtgeving waarin het gekleurd bericht gaf, alle kanten op schoot: soms positief over Nederland, dan weer over Indonesië De Volkskrant was vaker óf negatief naar Indonesië óf positief naar Nederland. Het lijkt er dan ook op dat de Volkskrant haar berichten veel meer binnen een kader plaatste: de krant liep op spitsroeden, manoeuvreerde zorgvuldig in de ruimte die er was tussen het standpunt dat de partij uitdroeg en de positie die Romme uit wilde dragen. Er ging meer een consistente kleur vanuit dan van Het Parool. De krant leek zich in deze periode gemakkelijker bij het beleid te voelen en kon daarom naar hartenlust de kleur in de krant brengen die het in de krant wilde brengen.

Toen het akkoord van Linggadjati in november 1946 was geparafeerd door de Commissie Generaal en het erop leek dat er een uitweg uit de impasse was gevonden, werd duidelijk hoezeer de kranten strategisch hadden bericht en lieten ze hun ware kleuren zien. De koppen in Het Parool waren ronduit juichend, de Volkskrant was gematigder blij. Ze liepen in hun meningen voor de partijen uit, maar haalden binnen enkele dagen bakzeil: met name KVP was ongelukkig met het akkoord zoals dat er nu lag en ook PvdA liep niet over van enthousiasme. Op het oog leken de kranten zich bij hun politieke partijen aan te sluiten, maar uit de positionering van de berichten in beide kranten, bleken ze extremere meningen te vertolken dan PvdA en KVP. Zo mochten Jan en alleman in de dagen na de parafering van Linggadjati hun mening komen geven in de krant. Het Parool plaatste consequent

voorstanders van het akkoord vooraan in het bericht en liet een paar regels over voor de tegenstanders, bij de Volkskrant was dat precies andersom. Wonderlijk is daarnaast dat in deze periode de kranten wat specifieke berichtgeving betreft voorzichtig acteren, maar in de algemene berichtgeving trekken de kranten hun eigen lijn en is duidelijk welke positie ze innemen. De Volkskrant zet daarin de Republikeinen neer als een niet al te slim, door Japanners opgestookt, oorlogszuchtig volk, terwijl Het Parool het Nederlandse leger als onredelijk hard neerzet.

Daarnaast blijkt dat de Volkskrant vooral de behoudendere kleur van de KVP vertolkt. Progressievere KVP’ers die prominent in het Indonesië-debat aanwezig waren (zoals Max van Poll) zagen hun acties en standpunten niet terug in de krant. Noch werd er veel aandacht

In document Indië verloren, rampspoed geboren? (pagina 113-132)