• No results found

Het college heeft de openbare versie van de concessierapportage 2002 medio maart 2004 van TPG ontvangen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het college heeft de openbare versie van de concessierapportage 2002 medio maart 2004 van TPG ontvangen"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Openbaar

Oordeel OPTA over Concessierapportages 2002 en 2003

Ons kenmerk: OPTA/EGM/2004/203164 Datum: 22 oktober 2004

Bijlage: Financiële overzichten van TPG van 2001, 2002 en 2003

TPG N.V. (hierna: TPG) is op grond van onderdeel 7 van het Besluit algemene richtlijnen post (hierna:

Barp)1 verplicht jaarlijks het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna:

het college) te rapporteren over de mate waarin is voldaan aan de Postwet en aan het Barp. Bij brief van 25 november 2003 (kenmerk: 03/PA/U/147) heeft TPG het college de bedrijfsvertrouwelijke versie van de concessierapportage 2002 doen toekomen. Deze rapportage beschrijft de activiteiten van het vervoer van postzendingen zoals dit geldt onder de Postwet2. Het college heeft de openbare versie van de concessierapportage 2002 medio maart 2004 van TPG ontvangen. Bij brief van 15 juni 2004 (uw kenmerk: 04/PA/U/071) heeft TPG het college de bedrijfsvertrouwelijke versie van de

concessierapportage 2003 doen toekomen.

Gevolgde procedure

Het college heeft naar aanleiding van de concessierapportage 2002 op 24 maart 2004 (kenmerk:

OPTA/EGM/2004/200429) aan TPG vragen gesteld over een aantal overzichten waarover onduidelijkheden bestonden. TPG heeft met haar antwoorden van 13 april 2004 (kenmerk:

04/PA/U/047) de onduidelijkheden kunnen ophelderen, behalve ten aanzien van de toerekening van de pensioenkosten in overzicht 9, het financiële overzicht. Hierop heeft het college bij brief van 28 april 2004 (kenmerk: OPTA/EGM/2004/201504) om een toelichting gevraagd van de door het college aangewezen accountant PricewaterhouseCoopers (hierna: PwC). Tevens heeft het college op 26 april jl.

de Minister van Economische Zaken geïnformeerd over de vertraging van de beoordeling van de concessierapportage 2002 (kenmerk: OPTA/EGM/2004/202040). Naar aanleiding van de nadere toelichting van PwC van 27 mei 2004 (kenmerk: TO/JB/114) heeft het college besloten aanvullende informatie van TPG te vragen aangaande de toerekening van de pensioenkosten alvorens zijn uiteindelijke oordeel te geven (e-mail van 22 juni jl.). Op 25 juni 2004 heeft het college de

concessierapportage 2002 aan de Minister doen toekomen en tevens aangegeven dat het college zijn definitieve oordeel pas kan vormen als TPG nadere informatie heeft aangeleverd over de toerekening van de pensioenkosten. Bij e-mail van 30 augustus 2004 heeft TPG haar antwoorden op de door het college gestelde aanvullende vragen doen toekomen.

Het college heeft naar aanleiding van de concessierapportage 2003 bij brief van 20 augustus 2004 (kenmerk: OPTA/EGM/2004/202938) vragen gesteld over overzicht 6 en overzicht 9 van de rapportage.

Deze vragen zijn door TPG op 9 september 2004 (uw kenmerk: 04/PA/U/113) beantwoord.

1 Staatscourant 25 mei 2001, nr. 101.

2 Staatscourant 15 mei 2000, nr. 201.

(2)

Oordeel college

Het college beoordeelt nu aan de hand van de nadere toelichting op de genoemde overzichten of TPG met de concessierapportages 2002 en 2003 beantwoordt aan haar wettelijke verplichtingen op basis van het Barp3.

Overzicht 6 van de concessierapportage 2003

In overzicht 6 van de concessierapportage 2003 rapporteert TPG de aantallen geschillen in dat jaar, uitgesplitst naar de aard van de geschillen en hun afdoening. Het college heeft deze aantallen vergeleken met de aantallen zoals de Geschillencommissie Post (hierna: SGC) deze in haar jaarverslag heeft aangegeven4. Hierbij merkt het college op dat de aantallen die TPG rapporteert lager zijn dan die in het jaarverslag van de SGC.

TPG stelt in de eerste plaats dat de SGC alle ontvangen klachten vermeldt, ongeacht de vraag of het klachtgeld is betaald, of de SGC bevoegd is en of de klager ontvankelijk is in zijn klacht. In de tweede plaats geeft TPG aan dat zij alleen rapporteert over geschillen die betrekking hebben op de opgedragen dienstverlening, terwijl bij de SGC ook geschillen worden behandeld die buiten de opgedragen diensten vallen. Het college acht deze toelichting van TPG op overzicht 6 van de concessierapportage 2003 toereikend en is van oordeel dat TPG aan haar rapportage-eis op grond van het Barp voldoet.

Overzicht 9 van de concessierapportage 2002 en 2003

In overzicht 9 van de concessierapportage 2002 en 2003 rapporteert TPG een van de concessierapportage 2001 afwijkende grondslag voor de berekening en toerekening van de

pensioenlasten. Hierdoor zijn de totale gerapporteerde personeelskosten van de opgedragen diensten in 2002 met 59 miljoen euro gestegen ten opzichte van 2001. In 2003 zijn de personeelskosten van de opgedragen diensten met 133 miljoen euro gestegen ten opzichte van 2002 (zie bijlage 1). Naar aanleiding van deze grondslagwijziging heeft het college, zoals hierboven in de beschreven procedure aangegeven, aan TPG vragen gesteld.

Beschrijving toerekening pensioenkosten in de concessierapportages

TPG hanteert sinds 2001 voor de bepaling van de pensioenlasten in de geconsolideerde jaarrekening van TPG FAS 87. FAS 87 is een Amerikaanse accounting standaard, die in Nederland eveneens mag worden toegepast, die voorschrijft hoe de pensioenlasten bepaald moeten worden en in de jaarrekening moeten worden verwerkt. Onder FAS 87 zijn twee methoden te onderscheiden voor het bepalen van de

pensioenlasten:

ƒ Het defined benefit plan waarbij de pensioenlasten worden bepaald op basis van berekening aan de hand van dienstjaren, geprognosticeerde salarisontwikkelingen, verwachte fondsrendementen en diverse andere factoren;

ƒ Het defined contribution plan waarbij de pensioenlasten worden bepaald op basis van de daadwerkelijk door het pensioenfonds in rekening gebrachte premies. Alleen onder strikte voorwaarden mag men de defined contribution plan methode toepassen.

(3)

TPG hanteert de defined benefit plan methode onder de FAS 87 om te bepalen wat de pensioenlasten zijn voor TPG N.V.. Deze op concernniveau bepaalde pensioenlasten zijn in 2001 naar TPG Post toegerekend naar rato van de reeds toerekende kosten volgens het door het college goedgekeurde

toerekeningssysteem. Vervolgens zijn deze aan TPG Post toegerekende pensioenlasten eveneens naar rato van de reeds toegerekende kosten toegerekend naar de voorbehouden, overige opgedragen en vrije diensten in de concessierapportage 2001.

In 2002 en 2003 is TPG voor de bepaling van de pensioenlasten voor TPG Post niet uitgegaan van de op concernniveau bepaalde pensioenlasten volgens de defined benefit plan methode maar zijn de

pensioenlasten bepaald op basis van de defined contribution plan methode. Op basis van het aantal werknemers van TPG Post is vastgesteld welk deel van deze pensioenlasten aan TPG Post toegerekend moet worden. Deze aan TPG Post toegerekende pensioenlasten zijn vervolgens naar rato van de reeds verdeelde personeelskosten toegerekend naar de voorbehouden, overige opgedragen en vrije diensten in de concessierapportages 2002 en 2003.

Samengevat heeft TPG dus drie wijzigingen doorgevoerd in de concessierapportages 2002 en 2003:

ƒ een wijziging van de grondslag voor de bepaling van de hoogte van de pensioenlasten voor TPG Post, die afwijkt van datgene wat in de geconsolideerde jaarrekening van TPG wordt gehanteerd (de defined contribution methode in plaats van de defined benefit methode);

ƒ een wijziging van de verdeelsleutel van de toerekening van de pensioenlasten naar TPG Post namelijk naar rato van het aantal werknemers in plaats van de in 2001 gehanteerde toerekening naar rato van de reeds verdeelde kosten;

ƒ een wijziging van de verdeelsleutel van toerekening van de pensioenlasten naar de voorbehouden, overige opgedragen en vrije diensten in de concessierapportage namelijk naar rato van de reeds verdeelde personeelskosten in plaats van de in 2001 gehanteerde toerekening naar rato van de reeds verdeelde kosten.

Voor de goede orde deelt het college mee dat een externe accountant, Mazars Paardekooper Hoffman, bovenstaande analyse inzake het financiële overzicht van de concessierapportages 2002 en 2003 en de systematiek van toerekening van de pensioenkosten in het bijzonder ondersteunt.

Oordeel college over overzicht 9

De vraag is of de toerekening van (pensioen)kosten in de concessierapportages 2002 en 2003 door de TPG doorgevoerde grondslagwijziging voor de berekening van de pensioenlasten voldoet aan het door college goedgekeurde toerekeningssysteem. PwC geeft in zijn brief van 27 mei 2004 aan dat in

hoofdstuk 2.3. van het door het college goedgekeurde Toerekeningssysteem van 17 november 2000 de volgende passage is opgenomen: ‘Voor wat betreft het Toerekeningssysteem van kosten en opbrengsten als bedoeld in § 6.3 Barp wordt eveneens volledig aangesloten op het bestaande grootboek en de daarvoor geldende grondslagen’. Aangezien TPG, volgens PwC, de geldende grondslagen volgt waarop de jaarrekening 2002 van TPG Post wordt opgesteld, is PwC van mening dat TPG heeft gehandeld in

overeenstemming met het toerekeningssysteem. Hierover merkt het college het volgende op.

(4)

De door PwC aangehaalde passage is opgenomen na de volgende passage: ‘Binnen TPG N.V. en haar dochtermaatschappijen is sprake van een zodanige inrichting van de financieel-administratieve

organisatie van de bedrijfsvoering en van een bijbehorend stelsel van interne controlemaatregelen, dat een tijdige, volledige en juiste verwerking van alle financiële transacties is verzekerd…. De

totstandkoming van zowel de vennootschappelijke financiële jaarverslaggeving als de bijzondere rapportages inzake het opgedragen postvervoer vindt dus plaats binnen dezelfde administratieve organisatie.’ De door PwC aangehaalde passage over de geldende grondslagen dient naar het oordeel van het college binnen de context van de geconsolideerde jaarrekening van TPG én de

vennootschappelijke jaarrekeningen van haar dochtermaatschappijen geplaatst te worden. Het college is van oordeel dat op grond van het toerekeningssysteem niet alleen de grondslagen die door TPG Post worden gehanteerd relevant zijn, maar ook de grondslagen die TPG als moedermaatschappij hanteert.

Zoals hierboven is aangegeven, zijn de door TPG Post en de door TPG gehanteerde methoden voor bepaling van de hoogte van de pensioenlasten verschillend. PwC geeft aan dat de FAS 87 niet één verplichte methode voorstelt maar een aantal keuzemogelijkheden geeft. Tevens geeft PwC aan dat het binnen de Nederlandse regelgeving voor de jaarverslaggeving is toegestaan dat bij de opstelling van de jaarrekening een moedermaatschappij (i.c. TPG) andere verslaggevingsrichtlijnen toepast dan haar groepsmaatschappijen (i.c. TPG Post). Gezien het feit dat beide methoden voor bepaling van de pensioenlasten volgens FAS 87 zijn toegestaan en dat het is toegestaan voor TPG Post om een van TPG afwijkende verslaggevingsrichtlijn toe te passen, kan het college er mee akkoord gaan dat TPG voor de concessierapportages 2002 en 2003 en de daaropvolgende jaren de grondslag van de

vennootschappelijke jaarrekening van TPG Post volgt voor de bepaling van de pensioenlasten. Het college is van oordeel dat hierbij het volgende uitgangspunt gehanteerd zou moeten worden. Wanneer in de concessierapportages voor het bepalen van de hoogte van de pensioenlasten de grondslag van de vennootschappelijke jaarrekening van TPG Post wordt gehanteerd, deze grondslag wel dient te voldoen aan de wettelijke regelgeving ten aanzien van verslaggeving die voor beursgenoteerde ondernemingen geldt. Verder acht het college van belang dat door TPG inzichtelijk en transparant wordt gemaakt wat de gevolgen zijn van het hanteren van een afwijkende grondslag voor de bepaling van de pensioenlasten.

Het college constateert dat door de hierboven aangegeven wijzigingen in de concessierapportages 2002 en 2003 de personeelskosten aanzienlijk stijgen waardoor het totale resultaat van de opgedragen activiteiten, en hiermee ook het rendement, negatief is beïnvloed. Weliswaar verschaft TPG in haar toelichting bij overzicht 9 in de concessierapportages 2002 en 2003 informatie over de invloed van deze van de geconsolideerde jaarrekening van TPG N.V. afwijkende grondslag op de resultaten van de

opgedragen activiteiten, maar hierbij is niet aangegeven wat het effect hiervan is op het rendement. Uit bijlage 1 kan geconcludeerd worden dat dit effect aanzienlijk is. In 2002 is het gerapporteerde

rendement (ROS na belasting) van de opgedragen activiteiten 14,9% in plaats van 17,1% indien de pensioenlasten volgens de grondslagen van de geconsolideerde jaarrekening van TPG N.V. gerapporteerd zou zijn. In 2003 is het gerapporteerde rendement (ROS na belasting) van de opgedragen activiteiten 11,7% in plaats van 16,6%. Gezien dit aanzienlijke effect verzoekt het college TPG, met het oog op transparantie, om met ingang van de concessierapportage 2004 de toelichting op het financiële overzicht (overzicht 9) met het volgende aan te vullen. Naast het reeds door TPG gerapporteerde effect

(5)

personeelskosten) en resultaten, verzoekt het college TPG tevens het effect op de door TPG gerapporteerde rendementen weer te geven conform de door het college geleverde bijlage 1.

Ten aanzien van de wijziging van de verdeelsleutels van de toerekening van de pensioenlasten naar rato naar het aantal werknemers (naar TPG Post) en naar rato van de reeds verdeelde personeelskosten (naar de voorbehouden, overige opgedragen en vrije activiteiten) in plaats van de in 2001 gehanteerde toerekening naar rato van de reeds verdeelde kosten merkt het college het volgende op. In artikel 14, derde lid, sub b, sub i van de richtlijn 97/67/EG (hierna: richtlijn) staat het volgende aangegeven:

indien mogelijk worden gemeenschappelijke kosten toegerekend op basis van een rechtstreekse analyse van de herkomst van de kosten’. Het college is van oordeel dat toerekening naar rato van het aantal werknemers en naar rato van de reeds verdeelde personeelskosten allebei verdeelsleutels zijn die een meer rechtstreekse analyse van de herkomst van de kosten weergeven dan toerekening naar rato van de reeds verdeelde kosten. Hiermee voldoet TPG aan artikel 14 van de richtlijn en gaat het college akkoord met deze wijziging van de verdeelsleutels van toerekening van de pensioenlasten.

Conclusie

Op grond van het bovenstaande concludeert het college dat hij geen bezwaar heeft tegen de door TPG in de concessierapportage thans gehanteerde grondslag voor bepaling van de pensioenkosten en de toerekening hiervan mits bovengenoemde opmerkingen van het college ten aanzien van het financiële overzicht (overzicht 9) door TPG, met ingang van 2004, in toekomstige concessierapportages worden verwerkt. Hiermee oordeelt het college dat TPG met de concessierapportages 2002 en 2003 beantwoordt aan haar wettelijke verplichtingen op basis van het Barp.

Hoogachtend,

HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT,

prof.dr. J.C. Arnbak, voorzitter

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

gemeend de concessierapportage aan u te kunnen aanbieden, omdat TPG inmiddels diverse aanpassingen heeft doorgevoerd en het aanhouden van de concessierapportage naar zijn oordeel

De veronderstelling die aan lineaire voorspellingsmodellen ten grondslag ligt, is dat een toekomstige waarde (voorspelling) wordt gevormd door een lineaire combinatie van een

Op basis van bovenstaande gegevens en gezien het feit dat er geen onderzoek is verricht naar de prijs die zakelijke klanten bereid zijn te betalen (kosten voor de klant)

• Zakelijke klanten met grotere volumes post zijn volledig afhankelijk van TPG Post voor de bezorging van hun 24-uurspost en kunnen, door de hoge toetredingsdrempels, voorlopig

De aantallen postzendingen fungeren als kostendragers voor de toerekening van de kosten aan de verschillende activiteiten van het postvervoer (zie onderdeel 6.2 Barp). De

de spreiding van dienstverleningspunten met een volledig assortiment van diensten buiten woonkernen met meer dan 5000 inwoners resulteert in een beschikbaarheid van een volledig

Het verschaffen van inzicht voor het management van TPG Post in de veranderingen die zich als gevolg van de invoering van de Sarbanes-Oxley wetgeving van 2002, specifiek sectie 302

De kosten en opbrengsten van deze eenheden worden toegerekend en verantwoord in deze Post- concessierapportage die gebaseerd is op toepassing van het “Toerekeningssysteem voor