• No results found

Een nieuw lied. Van een requisitionair · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een nieuw lied. Van een requisitionair · dbnl"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

bron

Een nieuw lied. Van een requisitionair. J. Wendel, Amsterdam 1795-1819

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_nie108nieu01_01/colofon.php

© 2011 dbnl

(2)

1

Een nieuw lied.

Van een requisitionair.

Op een aangenaame Wys.

1.

Elk onzer is verheugd van zinnen De overwinning lacht ons aan, Dit brengt ons onze plicht te binnen Wij zullen nu kloekmoedig gaan, Om tegen onzen vijand te strijden, Het Krijgsvuur stroomt nu door ons

bloed,

Een elk van ons toond kloeke zinnen Wij zullen gaan met goede moed.

2.

Ik was reeds van myn kindsche jaaren Bij mijn Ouders têer bemind,

Maar nooit weerhielde mij haar tranen Ik blijf voor 't Vaderland gezind, Zij zagen mij toen ras marcheeren, En reikte mij gerust de hand, Zij zien mij dankbaar wederkeeren, Met zegenpraal op den Vijand.

3.

Dan roep ik welkom, Vader, Moeder!

Een braaf Soldaat geeft nergens om, En toont zijn eerbied voor de Wetten Van den Keizer Napoleon,

Want hij, hij heeft aan ons gezworen Dat hij zal tonen zijn vaderlijk hart;

Dat hij ons zal behoeden, Als wij komen in smart.

4.

Ik ben nu onder de Soldaaten, dat leven staat mij zeer wel aan, Al met mijn Kameraden,

Wij moeten zamen ten strijde gaan, daarom mijn lieve Ouders,

En Vrienden altemaal, Wij zullen wederkeeren;

Met een groote zegepraal.

5,

Adieu mijn tedre beminde;

Adieu ik vertrek van hier,

Een nieuw lied. Van een requisitionair

(3)

Wij vreeze voor geen Kanonnen;

Nog Kogel of Mortier,

Adieu mijn Ouders en mijn Vrinden, Wij wenschen u ook veel plaizier.

6.

Kom vrolyk op, nu kameraden!

Een ieder toon zich als een Held, Wij plukken eerlang lauwerbladen, En komen juichend uit het Veld;

Waar wij in kort ons ook bevinden, Het zij te Land of op de Stroom, Wij blijven moedig ons verbinden, Het is voor Keizer Napoleon.

EYNDE.

(4)

2

Een nieuw lied.

Van de verliefde boerin.

Op een aangenaame Wys.

1.

Zo lang als ik was een Boerin, Moest ik veele kwelling lyden.

'k Was jong ik liep met 't hart vol min Maar niemand kwam naar myn te

vryden,

Myn Moeder was een aardig Wyf, Zy keef en knorden nagt en dagen Zy deden my een rok aan 't lyf, Geheele oude moden dragen.

2.

Terwyl ik zonder Vryjer zat, Met minneziekte was bevangen, Ik aan myn Moeder teder hadt, 'k Ontdekte haar myn hartverlangen, 'k Ging dienen in de Stad van Gent, Myn hart sprong op al van verlan, Haast was ik voor Juffrouw bekent Om dat ik kon de Modes dragen,

3.

'k Kleeden my als een mooije Pop 'k Weet dat 'k de Jongmans kan bekoren, Ik zette een Mutsje op myn kop;

Met heel nette Plooitjes van vooren En alleby myn ooren bloot, waarin zy Rangen Klokken zagen, Myn blydschap die was zeker groot Om dat ik kon de Modes dragen.

4.

Een kort jakje met een strook 'er om De mouwen gelyk als mamelukken, Een lange zwarte Rok daarop,

Een nieuw lied. Van een requisitionair

(5)

Met lint en strikje omgeslager, Nu heb ik Vryers al genoeg, Om dat ik kan de Modes dragen.

5.

Daar is nog iets dat ik niet kan, En dat beroofd myn Jonge zinnen, Ik heb wel Vryjers maar geen man, Ik zou liever trouwen als te minnen want een Meisje in haar jonkheid, Kan ligtelyk een voet ontslagen, Al is de vreugt in 't graf geleid, Men doet myn al de Modes dragen.

EYNDE.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

't Is toch myn pligt, 't is toch myn pligt, 'k Moet 'er myn kost en loon meê winnen, En 't is myn pligt, en 't is myn pligt, Dat ik het werk met lust verrigt. 'k Heb ook zeeker niet

Myn vonnis wierd my daar voor gelezen, ô Droevig lot wat ik hier verstaan, Dat ik 8 jaar hier slaaf moest wezen, Al voor de fout die ik heb gedaan, Ik dagt ach hemel neemt my in

Hoe kan een jonge schoone vrouw Zig gaan verbinden door den trouw, Aan een stok oude gryzen man, Die niet als schyven tellen kan, En knort en bromt den gantschen dag, Zo dat haar

Waar ik myn noodlot aan klagen kan Maar ach nu heb ik vrienden gevonden Daar ik myn hart aan openbaren kan. Ach lieve hoop schenkt myn troost en

Myn heer, ik zal gerust myn Moeder hier gedogen, Maar zyt verzekert, dat, hoe groot ook in vermogen, 't Gezag der Oud'ren is, ik, noch myn Eer, noch plicht Niet zal verzaken, en

Och neen Oud Besje houd u stil, Ik zoek een Jonge Vrouw, Als men maar zamen werken wil, Dan werkt het geen naberouw, Want 't is voor een man geen schand, Te trekden aan de

Zou ik van myn twintig jaaren, Zitten in 't kinder geschrei, En voor vrouw en kinders sparen, Neen viva de Libertyd,3. 'k wil met plaisieren, eerst nog wat zwiere En myn hart

6 Ik was eerst van zints na kooy te gaan Maar ik kreeg nog trek om eens te rooken, Zaa Jonge geeft myn de pyp eens aan, Myn Heer die heb ik zoo gebrooken, Dogt ik het niet jou