• No results found

Vraag nr. 443 van 11 maart 2005 van de heer RUDI DAEMS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 443 van 11 maart 2005 van de heer RUDI DAEMS"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 443 van 11 maart 2005

van de heer RUDI DAEMS

Stort Ramsel (Herselt) – Natuur en milieu Op 15 januari 2004 waren we getuige van één van de grootste manifestaties in de Zuiderkempen van het laatste decennium. Naar schatting tussen 2.000 en 3.000 mensen betoogden tegen de plannen om een stortplaats voor bagger- en ruimingsspecie te exploiteren in een oude ontginningsput vlakbij de dorpskern van Ramsel, een deelgemeente van Herselt. Zowat alle lokale verenigingen en partijen schaarden zich achter het initiatief van het actie-comité.

Nog voor 15 januari werd de milieuvergun-ningsaanvraag ingetrokken door de exploitant. Niettemin was de opkomst massaal en boven alle verwachting. De mensen zijn nog steeds onge-rust omdat een bedreiging voor de toekomst blijft bestaan, zolang het probleem niet ten gronde wordt aangepakt. Het feit dat enkele gezinnen in de omgeving van de stortplaats te kampen hebben met gezondheidsproblemen, maakt de ongerust-heid alleen maar groter en maakt de vraag naar structurele oplossingen alleen maar nijpender. Het dossier van de Ramselse kleiputten heeft een bewogen voorgeschiedenis. Al sinds de negentiende eeuw was er een steenbakkerij met bijbehorende kleiontginning, een exploitatie die intussen is stop-gezet. Door de exploitatie zijn er twee putten ont-staan, samen zo'n 4 a 5 ha groot.

Put 1 werd zonder milieuvergunning zo goed als volgestort. Volgens de exploitant zou het gaan om werfgronden en inerte materialen. Volgens verschillende buurtbewoners is er ook industrieel afval gestort. Omdat bodemonderzoek wees op de aanwezigheid van gevaarlijke afvalstoffen, werd in het verleden proces-verbaal (PV) van overtreding opgemaakt door de Vlaamse Milieu-inspectie van Aminal.

Put 2 is nog niet volgestort. Deze vormde het voorwerp van de - intussen opnieuw ingetrokken - milieuvergunningsaanvraag.

De bewoners rond de kleiputten zijn vragende par-tij voor een structurele oplossing. Zij willen dat het gemeentebestuur van Herselt samen met de

Vlaamse overheid onderzoekt hoe deze dreiging definitief kan worden weggenomen. De milieu-beweging en GroenKsteunen deze vraag. Ook de gemeentelijke milieuraad van Herselt, in verga-dering bijeen op 17 januari 2005, behandelde dit dossier en stelde voor om aan de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening (Gecoro) te vragen om in het kader van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan alle kleiputten in Ramsel te inventariseren en te bespreken. Via ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP's) voor deze kleiputten moeten de huidige (en steeds weerkerende) proble-men duurzaam kunnen worden opgelost, aldus de milieuraad. Het college van burgemeester en sche-penen van Herselt verklaarde zich op 31 januari 2005 akkoord met deze vraag.

Voor een structurele oplossing komen er verschil-lende Vlaamse deelbevoegdheden bij kijken, zoals leefmilieu, bodembescherming, natuurlijke rijk-dommen en ruimtelijke ordening.

De vragen m.b.t. de ruimtelijke ordening worden gesteld aan minister Dirk Van Mechelen.

Met betrekking tot natuurlijke rijkdommen is het belangrijk te weten wat het standpunt is van de Vlaamse Regering over het bestaande ontginnings-gebied. Het gaat om een gebied van meer dan 40 ha, dat vandaag voor ruim 80 % niet is ontgon-nen en gebruikt wordt voor landbouwdoeleinden. Volgens de huidige delfstoffenplanning is er geen belangstelling meer om in het gebied klei te ont-ginnen. Ook is van belang of er een opvulverplich-ting geldt, en in welke mate deze opvulverplichopvulverplich-ting eventueel kan gewijzigd of ongedaan gemaakt worden.

(2)

De minister heeft gezegd in zijn bodemsaneringsbe-leid prioriteit te zullen geven aan die saneringspro-jecten waar er een risico bestaat voor de menselijke gezondheid. In het rapport van het Steunpunt Milieu en Gezondheid (De Bont en Van Larebeke, 2002) wordt op basis van een recent overzicht van internationale studies geconcludeerd dat de meeste studies een relatie leggen tussen stortplaatsen en gezondheidseffecten. Vooral m.b.t. geboorteafwij-kingen kan met redelijke zekerheid aangenomen worden dat de nabijheid van stortplaatsen een verhoogd risico met zich meebrengt. Voor andere gezondheidseffecten is dat veel minder duidelijk. Daarvoor is bijkomend onderzoek naar blootstel-ling noodzakelijk.

1. Met betrekking tot de bevoegdheid natuurlijke rijkdommen

a) Klopt het dat het betrokken ontginningsge-bied niet meer is opgenomen als te ontginnen zone in de delfstoffenplanning ?

b) Klopt het dat er m.b.t. zowel put 1 als put 2 een opvulverplichting geldt ?

c) Zo ja, bestaan er mogelijkheden om de bestaande putten geheel of gedeeltelijk van deze opvulverplichting te ontlasten, als er bijvoorbeeld een gewijzigde visie is m.b.t. de nabestemming van dit gebied ?

Wie heeft de bevoegdheid daarvoor ? Op welke wijze dient dat te gebeuren ?

2. Met betrekking tot de milieuvergunning

Is er in het verleden een milieuvergunning aan-gevraagd en verkregen voor het opvullen van put 1 ?

3. Met betrekking tot het milieutoezicht

a) Klopt het dat in het verleden PV werd opge-maakt door de Vlaamse Milieu-inspectie ? Zo ja, wat was de reden voor de opmaak van dit PV of deze PV's ?

b) Is het gerechtelijk onderzoek nog aan de gang? Wat is de stand van zaken ?

4. Met betrekking tot het bodemsaneringsdecreet en de stortplaatsen

a) Werd er in het verleden bodemverontreini-ging vastgesteld in of rond de put 1 ? Zo ja, welke verontreiniging werd vastgesteld ? Is er een beschrijvend onderzoek gebeurd ?

Moet er verder onderzoek gebeuren m.b.t. put 1 ?

b) Welke zijn de eventuele gevolgen m.b.t. aan-sprakelijkheid van een overdracht van put 1 (bv.via onteigening of minnelijke aankoop) van de huidige eigenaar naar bijvoorbeeld het gemeentebestuur ?

c) Is er vandaag een bodemonderzoek lopende of gepland voor put 2 ?Zo neen, waarom niet ?

d) Is het aanleggen van monostortplaatsen voor bagger- en ruimingsspecie nog verenig-baar met de EU-richtlijnen 1999/31/EG en 2003/33/EG ?

5. Met betrekking tot milieu en gezondheid a) Op welke wijze zal de minister een inschatting

maken van de gezondheidsrisico's om priori-teiten te bepalen in de bodemsanering ? b) Horen stortplaatsen bij de prioritaire

sane-ringen ?

c) Onderzoek in en rond stortplaatsen is van-daag niet opgenomen in het lopende milieu- en gezondheidsonderzoek (biomonitoring). Wordt dit in een eventuele vervolgstudie

opge-nomen ?

N.B. Een vraag over dit onderwerp werd ook gesteld aan minister Van Mechelen (vraag nr. 108), met name m.b.t. het aspect ruimte-lijke ordening.

Antwoord Vraag nr. 1

(3)

behoefte en ruimtelijke draagkracht van het ontginningsgebied en zijn omgeving. Ze wor-den per samenhangend oppervlaktedelfstoffen-gebied opgemaakt. Aangezien de opmaakt van al deze plannen niet gelijktijdig kan aangevat worden, is men nog niet gestart met de opmaak van de bijzonder plannen voor onder andere de Boomse klei. Tot op heden zij n de betrok-ken gebieden niet opgenomen als te ontginnen zones in de oppervlaktedelfstoffenplanning. b) Als gevolg van een kadasterwijziging werden

volgende percelen samengevoegd tot het hui-dige 175/e perceel: 175a, 175b, 176c, 176g, 177d, 177e, 177L, 177n, 178e, 178k, 178L, 179d, 163n. Hiervan maken zes percelen geen deel uit van de ontginningsvergunning met opvulverplich-tinq uitgereikt op 10.12.1963.

c) Vergunningen kunnen volgens de decretaal voorziene procedures gewijzigd worden.

Vraag nr. 2

Volgens de bij de afdeling Milieuvergunningen beschikbare gegevens zou de vraag betrekking h e b b e n o p h e t t e r r e i n g e l e g e n We s t -meerbeeksesteenweg 27 te 2230 Herselt (Ramsel). Door de Ramselse Specie Verwerking werd op 13 oktober 2004 een milieuvergunningsaanvraa g ingediend voor een monodeponie voor bagger- en ruimingsspecie (VLAREM-indelingsrubriek 2.3.7.a) voor het gedeelte dat - voor zover bekend - als put 2 wordt aangemerkt. Het betreft het dossier met kenmerk van de afdeling Milieuvergunningen 137301/1000 waarvoor de buitendienst Antwerpen van de afdeling Milieuvergunningen op 15 oktober 2004 een adviesvraag van de provincie kreeg. Nog voor de agendering op de Provinciale Milie uvergunningencommissie van Antwerpen werd de milieuvergunnings-aanvraag ingetrokken en de procedure gestopt. Andere vergunningsaanvragen of vergunningen zijn niet bekend, noch voor put 1, noch voor put 2. Met andere woorden, volgens de bij de afdeling Milieuvergunningen beschikbare gegevens werden er geen milieuvergunningen verkregen en zijn er geen aanvragen voor put 1 bekend.

Vraag nr. 3

a) Er zijn in dit dossier twee aanvankelijke PV's opgesteld door de afdeling Milieu-inspectie over vaststellingen die betrekking hebben op kleiput

1 (meest vooraan gelegen put, gezien vanaf de Westmeerbeeksesteenweg).

– Naar aanleiding van de vraag van de bur-gemeester van Herselt aan AMI om een onderzoek in te stellen naar het al dan niet aanwezig zijn van schadelijke stoffen in en rond de kleiput, heeft AMI begin februari 2003 controles uitgevoerd op de terreinen van de kleiput.

Op 14 februari 2003 is als resultaat van deze inspecties een eerste aanvankelijk proces-ver-baal opgesteld voor het illegaal exploiteren van een (volgens de eerste vaststellingen) stortplaats van categorie 3 voor inerte afval-stoffen, voor het illegaal opslaan en mecha-nisch behandelen van inerte afvalstoffen en voor het aanwenden van afvalstoffen als secundaire grondstoffen (op nieuwe werven van de aannemer) zonder te voldoen aan de bepalingen van VLAREA.

– Om een idee te krijgen van de aard van de afvalstoffen die in het verleden in deze klei-put werden gestort, zijn eind februari 2003 in opdracht van de afdeling Milieu-inspectie vier diepteboringen uitgevoerd in kleiput 1. Gelet op de grote oppervlakte van de kleiput is hiermee uiteraard slechts een zeer beperkt stuk van de put aan een onderzoek onder-worpen. Aangezien het middelste deel van de put nog gevuld was met water, kon het meest centrale en waaschijnlijk diepste putgedeelte niet onderzocht worden. AMI heeft in één boorput ernstige overschrijdingen aangetrof-fen ten opzichte van de bodem-sanerings-normen voor de parameter polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK). Naast deze vier diepteboringen heeft AMI ook sta-len genomen van toendertijd recent gestorte "werfgronden". Ook in deze gronden wer-den over-schrijdingen ten opzichte van de bodemsaneringsnorm voor PAK aangetrof-fen. Dit heeft AMI doen besluiten dat in kleiput 1 naast inerte afvalstoffen ook nog andere afvalstoffen werden gestort. Deze bijkomende gegevens zijn verwerkt in een tweede aanvankelijk proces-verbaal van 31 maart 2003.

(4)

verwijzen wij naar het parket van de Procureur des Konings te Turnhout.

Vraag nr. 4

a) In het vaste deel van de bodem wordt een over-schrijding van de bodemsaneringsnormen vast-gesteld voor zware metalen, PAK's, minerale olie en tetrachloormethaan.

Naar aanleiding van deze verontreinigingen is er een beschrijvend bodemonderzoek opge-start. Uit het laatste ingediende rapport van het beschrijvend bodemonderzoek voor put 1 blijkt dat de aangetroffen componenten geen humaan- en ecotoxicologisch, noch een ver-spreidingsrisico inhouden. Er zijn dan ook geen indicaties dat er een acuut gezondheidsrisico uitgaat van de bodemverontreiniging naar de omgeving. Er moet geen verder bodemonder-zoek verricht worden ter hoogte van kleiput 1 en de opstelling van een bodemsaneringsproject is er niet nodig.

b) De overdracht van het betreffende perceel, met beide kleiputten, kan voorlopig niet plaatsvin-den omdat het beschrijvend bodemonderzoek voor put 2 nog niet is afgerond. Om een over-dracht te realiseren moet eerst het beschrijvend bodemonderzoek voor kleiput conform ver-klaard worden door de OVAM.

Bij een mogelijke overdracht zijn er geen gevol-gen met betrekking tot de aansprakelijkheid in verband met de veroorzaakte bodemverontrei-niging. De saneringsaansprakelijke is immers diegene die door emissie bodemverontreiniging heeft veroorzaakt.

c) Het beschrijvend bodemonderzoek van 17.09.2003 werd op 19.02.2004 niet-conform verklaard aan de bepalingen van het bodemsa-neringdecreet. De OVAM legde volgende aan-vullende onderzoeksverrichtingen op:

– de stortzone in kleiput 2 moet integraal en in detail onderzocht worden;

– op basis van de gegevens van dat onderzoek moet een risicoanalyse worden uitgevoerd en een besluit worden geformuleerd;

– aangezien de kenmerken en functies van het terrein in de toekomst nog ingrijpend kunnen

veranderen, moeten deze veranderingen verder in het beschrijvend bodemonderzoek worden opgevolgd en geëvalueerd.

De resultaten moesten ingediend worden bij de OVAM vóór 01.02.2005. De uitvoering van de verdere onderzoeksinspanningen wordt echter bemoeilijkt door de plaatselijke omstandighe-den. Het verder onderzoek yan het stortmate-riaal op de bodem van de put kan momenteel enkel door het werken met een ponton of het leegtrekken van de put. Daarom kan worden besloten om de uitvoering van het onderzoek te plannen op het moment dat er meer duidelijk-heid bestaat over de definitieve inrichting van de kleiput. De definitieve risico-evaluatie, die moet rekening houden met het potentieel risico van de verontreiniging bij een ander terreinge-bruik, kan ook pas plaatsvinden indien er meer duidelijkheid bestaat over de nieuwe bestem-ming. Zowel uit de oppervlaktewateranalyses alsook uit de stalen van de omgeving is geble-ken dat er geen actuele risico's uitgaan van de verontreinigingssituatie.

d) De Europese richtlijn van 26 april 1999 betref-fende het storten van afvalstoffen bepaalt de voorwaarden voor inplanting, inrichting, uit-bating en afwerking van stortplaatsen. De beschikking van de Raad van 19 december 2002 stelt de criteria en procedures vast voor het aan-vaarden van afvalstoffen op stortplaatsen. De richtlijn van 26 april 1999 werd

geïmple-menteerd bij besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 tot wijziging van Vlarem I en II.

De beschikking van 19 december 2002 werd van kracht op 16 juli 2004. De lidstaten moeten de in de beschikking vervatte criteria toepassen vanaf 16 juli 2005. Een besluit tot implementa-tie van de beschikking, met het oog op de toe-passing vanaf 16 juli 2005, wordt voorbereid en zal aan de Vlaamse Regering ter goedkeuring voorgelegd worden.

(5)

hydrogeologische gegevens en overeenkomstig de voormelde Europese richtlijn de locatie in aanmerking kan komen voor het storten van bagger- en ruimingsspecie.

Vraag nr. 5

a) Om een inschatting te maken in de gezond-heidsrisico's van een bodemverontreiniging wordt gebruikt gemaakt van risicomodellen zoals Vlier Humaan. Indien een bodemveront-reiniging een onmiddellijk gevaar vormt, kan de OVAM veiligheidsmaatregelen treffen. Indien de mens of het milieu moet beschermd worden tegen de gevaren van bodemverontreiniging in afwachting van de uitvoering van bodemsane-ringswerken, kan de OVAM voorzorgsmaatre-gelen opleggen.

Zowel na de uitvoering van het oriënterend als het beschrijvend bodemonderzoek wordt de urgentie van de verdere maatregelen bepaald op basis van criteria die het risico van de ver-ontreiniging inschatten. Bij deze risico-evalu-aties worden naast de gezondheidsrisico's ook de ecotoxicologische risico's en de risico's op verspreiding van de bodemverontreiniging in rekening gebracht.

b) Stortplaatsen behoren niet noodzakelijk tot de prioritaire saneringen. De prioriteit van de aanpak van stortplaatsen in het kader van het Bodemsaneringsdecreet wordt bepaald aan de hand van een risico-evaluatie zoals voor alle andere gevallen van bodemverontreiniging. Het bodemonderzoek en de -sanering van stortplaatsen vormt momenteel dan ook geen bijzondere strategische doelstelling voor de OVAM.

c) Het huidige biomonitoring programma, dat wordt uitgevoerd door het Steunpunt Milieu en Gezondheid, loopt nog tot einde 2006. Het gaat over een meetcampagne in Vlaanderen bij drie verschillende leeftijdsgroepen: pasgeborenen, adolescenten (14-15j) en volwassenen (50-65J). De deelnemers wonen in acht gebieden met een specifieke milieusituatie: Antwerpse agglome-ratie, Gentse agglomeagglome-ratie, fruitstreek, landelijk Vlaanderen, regio Albertkanaal, regio. Olen, Antwerpse en Gentse havengebied en omgeving rond verbrandingsovens.

Aansluitend op dit programma zal er een vol-gend Vlaams biomonitoring programma uit-gevoerd worden. Het decreet betreffende het preventieve gezondheidsbeleid stelt in art. 54, §2 dat de Vlaamse Regering maatregelen moet nemen voor de ontwikkeling en uitvoering van een programma voor biomonitoring. Ik erken dat er naast de reeds beschouwde aandachts-gebieden nog andere specifieke milieusituaties voorkomen in Vlaanderen waar humane bio-monitoring campagnes relevante informatie kunnen opleveren om het gevoerde beleid te ondersteunen en te evalueren. Stortplaatsen behoren daar zeker toe.

Het is echter nog te vroeg om hierover een defi-nitief engagement te nemen. Voorbereidend onderzoek, nodig voor het uitwerken van een volgend Vlaams biomonitoring programma, start binnenkort, tesamen met een evaluatie van het lopende programma.

Bovendien zijn er ondertussen op dit vlak ook belangrijke Europese ontwikkelingen. In actie 3 van het Europese Actieplan 2004-2010, in uitvoering van de Europese Strategie voor Milieu en Gezondheid, engageert de Europese Commissie zich tot het organiseren van een gecoördineerde benadering van humane biomo-nitoring (HBM) in Europa.

Concreet wordt een Europees pilootproject voorbereid dat zou moeten starten in december 2006 en dat de bedoeling heeft om een geco-ordineerde benadering uit te testen voor een beperkt aantal biomerkers. Vlaanderen vervult een belangrijke rol in de voorbereiding van dit Europees pilootproject biomonitoring. Alle mogelijkheden om aan dit pilootproject deel te nemen, zullen worden onderzocht.

(6)

voor een betere informatie-uitwisseling met pro-gramma's in andere regio's en landen, zodat de eigen programma's niet alleen efficiënter kun-nen opgezet en uitgevoerd worden, maar zodat ook de resultaten in een breder kader kunnen worden gevaloriseerd

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Waarom werd de school dan niet meegenomen in de bebouwde kom, zoals voorgesteld door het oudercomité en de gemeente2. Ter hoogte van de Aardbruggenstraat is er een

De heffing op de waterverontreiniging voor gezinnen werd dus afgeschaft, met dien ver- stande dat in 2005 nog een overgangsregeling geldt en naast de bijdrage die aangerekend

Geplande baggerstortplaatsen – Locaties (2) Ik wil de minister en zijn diensten van harte dan- ken voor het uitgebreide antwoord op schriftelijke vraag 199 van 23 december 2004

Op dit ogenblik is er een mobiliteitsplan en een structuurplan in de maak voor de gemeente Alken. Naar aanleiding daarvan is er bij delen van de bevolking nogal wat

Zoals vermeld werd op 6 januari 1994 door de bestendige deputatie een stedenbouwkundige vergunning uitgereikt voor het opvullen van een put met steenslag op voorwaarde dat de

Daarnaast is de OVAM in het bezit van het ori- enterend bodemonderzoek 'Oriënterend bodem- onderzoek Tessenderlo Chemie Tessenderlo in het kader van overdracht van perceel 1373 k' en

Subsidies voor sportinfrastructuur worden toe- gekend op basis van het aantal estijden lichame- lijke opvoeding (art 9. 15 van het BVR 27/02/1992 voor secundair onderwijs).. In

Bovendien werd het fietspad in de toegangshel- lingen naar de brug verhoogd aangelegd, hetgeen rugdekking geeft voor de fietsers die op de brug rijden.. Het fietspad op de brug