• No results found

ZATERDAG PASSIEWEEK. 1. INTROITUS Miserére mihi, Dómine, quóniam tríbulor : libera me, et éripe me de mánibus inimicórum

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ZATERDAG PASSIEWEEK. 1. INTROITUS Miserére mihi, Dómine, quóniam tríbulor : libera me, et éripe me de mánibus inimicórum"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ZATERDAG PASSIEWEEK

1.

INTROITUS

Miserére mihi, Dómine, quóniam tríbulor : libera me, et éripe me de mánibus ini- micórum meórum et a perse- quéntibus me : Dómine, non confúndar, quóniam invocávi te. In te, Dómine, sperávi, non confúndar in ætérnum : in iustítia tua líbera me. Mi- serére mihi.

1.

INTROITUS

Heer, ontferm U over mij, want het is mij zo bang om het hart; verlos mij van mijn vijanden en vervolgers; Heer, laat mij toch niet beschaamd komen staan, want U roep ik aan. Tot U neem ik mijn toevlucht, Heer; laat mij nooit beschaamd komen staan; geef mij uitkomst door uw genade.

2.

COLLECTA

Profíciat, quǽsumus, Dó- mine, plebs tibi dicáta piæ devotiónis afféctu : ut sacris actiónibus erudíta, quanto maiestáti tuæ fit grátior, tanto donis potióribus augeátur. Per Dóminum nostrum Iesum

2.

COLLECTA

Wij bidden U, Heer: moge het U toegewijde volk groeien in zijn gevoelens van vrome toe- wijding, opdat het - door de heilige Handelingen onder- richt - des te overvloediger met uw gaven verrijkt worde,

(2)

Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat, in uni- tate Spiritus Sancti, Deus, per omnia sæcula sæculorum.

Amen.

EPISTEL

In diébus illis : Dixérunt ímpii Iudǽi ad ínvicem : Veníte, et cogitémus contra iustum cogitatiónes : non enim períbit lex a sacerdóte, neque consílium a sapiénte, nec sermo a prophéta : veníte, et percutiámus eum lingua, et non attendámus ad univér- sos sermónes eius. Atténde, Dómine, ad me, et audi vo- cem adversariórum meórum.

Numquid rédditur pro bono malum, quia fodérunt fóveam ánimæ meæ ? Recordáre, quod stéterim in conspéctu tuo, ut lóquerer pro eis bo- num, et avérterem indigna- tiónem tuam ab eis. Proptérea da fílios eórum in famem, et deduc eos in manus gládii : fiant uxóres eórum absque lí- beris, et víduæ : et viri eárum

naar gelang het uw Majesteit welgevalliger wordt. Door onze Heer Jezus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de Heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen, Amen.

Ze zeiden: `We beramen een aanslag op Jeremia. Nooit ontbreekt het de priesters aan onderricht, de wijzen aan raad of de profeten aan woor- den. Wij zullen hem met onze tong slagen toebrengen. Wij letten niet meer op wat hij zegt.’ Geef mij gehoor, Jahwe, luister naar mijn klacht: Mag men goed met kwaad ver- gelden? Toch graven zij een kuil voor mij. Vergeet niet, dat ik voor u stond om voor hen ten beste te spreken en uw toorn van hen af te wen- den. Laat dan hun kinderen omkomen van honger, lever hen uit aan het zwaard. Laat de vrouwen achter zonder kinderen, zonder man. Hun mannen zullen sterven aan de pest, hun jongens sneuvelen

(3)

interficiántur morte : iúvenes eórum confodiántur gládio in prǽlio. Audiátur clamor de dómibus eórum : addúces enim super eos latrónem re- pénte : quia fodérunt foveam, ut cáperent me, et láqueos abscondérunt pédibus meis.

Tu autem, Dómine, scis omne consílium eórum advérsum me in mortem : ne propitiéris iniquitáti eórum, et peccátum eórum a fácie tua non de- leátur. Fiant corruéntes in conspéctu tuo, in témpore fu- róris tui ab útere eis, Dómine, Deus noster. Deo gratias!

3.

GRADUALE

Pacífice loquebántur mihi inimíci mei : et in ira molésti erant mihi. Vidísti, Dómine, ne síleas : ne discédas a me.

4.

OFFERTORIUM

Benedíctus es, Dómine, doce me iustificatiónes tuas : et non tradas calumniántibus me supérbis : et respondébo exprobrántibus mihi verbum.

door het zwaard. Geschrei zal men horen uit hun huizen, als Gij onverwachts rovers op hen afstuurt. Want zij hebben een kuil gegraven om mij te vangen en strikken gezet voor mijn voeten. Jahwe, Gij kent hun moorddadige plannen:

Vergeef hun misdaden niet, wis hun zonde niet uit. Laat hen voor uw ogen bezwijken, reken met hen af als uw toorn begint. Wij danken God!

3.

GRADUALE

Mijn vijanden spraken woor- den van vrede tot mij, maar in hun woede spanden zij mij strikken. Heer, Gij hebt het gezien, blijf niet zwijgen;

houd U niet verre van mij.

4.

OFFERTORIUM Geprezen zijt Gij, Heer, leer mij uw verordeningen ken- nen; lever mij niet over aan mijn verdrukkers; dan zal ik mijn lasteraars te woord kun- nen staan.

(4)

EVANGELIE

In illo témpore : Cogitavérunt príncipes sacerdótum, ut et Lázarum interfícerent : quia multi propter illum abíbant ex Iudǽis, et credébant in Iesum. In crastínum autem turba multa, quæ vénerat ad diem festum, cum audíssent, quia venit Iesus Ierosólymam, accepérunt ramos palmárum, et processérunt óbviam ei, et clamábant : Hosánna, benedíctus, qui venit in nó- mine Dómini, Rex Israël. Et invénit Iesus aséllum, et sedit super eum, sicut scriptum est : Noli timére, fília Sion : ecce, Rex tuus venit sedens super pullum ásinæ. Hæc non cognovérunt discípuli eius primum : sed quando glorificátus est Iesus, tunc recordáti sunt, quia hæc erant scripta de eo : et hæc fecérunt ei. Testimónium ergo perhibébat turba, quæ erat cum eo, quando Lázar- um vocávit de monuménto, et suscitávit eum a mórtuis.

Proptérea et óbviam venit ei

De hogepriesters besloten toen ook Lazarus uit de weg te ruimen, omdat om hem veel Joden wegliepen en in Jezus geloofden. De volgen- de dag hoorde het talrijke volk dat naar het feest was gekomen: “Jezus komt naar Jeruzalem.” Zij trokken tak- ken van de palmbomen, gingen Hem tegemoet en riepen: “Hosanna, Gezegend de Komende in de naam des Heren, de koning van Israël!

Jezus vond een ezeltje en ging erop zitten, zoals geschreven staat: Vrees niet, dochter van Sion. Zie, uw koning komt, gezeten op een ezelsveulen.

Zijn leerlingen begrepen dit aanvankelijk niet; eerst na Jezus’ verheerlijking herin- nerden zij zich, dat dit over Hem geschreven stond en dat men dit ter ere van Hem had gedaan. De menigte die bij Hem geweest was toen Hij Lazarus uit het graf riep en uit de doden opwekte, betuig- de Hem haar bijval. Daarom ook kwam het volk Hem

(5)

turba : quia audiérunt eum fecísse hoc signum. Pharisǽi ergo dixérunt ad semetípsos : Vidétis, quia nihil profíci- mus ? Ecce, mundus totus post eum ábiit. Erant autem quidam gentíles ex his, qui ascénderant, ut adorárent in die festo. Hi ergo accessérunt ad Philíppum, qui erat a Bethsáida Galilǽæ : et rogá- bant eum, dicéntes : Dómine, vólumus Iesum vidére. Venit Philíppus, et dicit Andréæ : Andréas rursum et Philíppus dixérunt Iesu. Iesus autem respóndit eis, dicens : Venit hora, ut clarificétur Fílius hóminis. Amen, amen, dico vobis, nisi granum fruménti cadens in terram mórtuum fúerit, ipsum solum manet : si autem mórtuum fúerit, multum fructum affert. Qui amat ánimam suam, perdet eam : et qui odit ánimam suam in hoc mundo, in vi- tam ætérnam custódit eam.

Si quis mihi minístrat, me sequátur : et ubi sum ego, illic et miníster meus erit. Si quis

tegemoet; omdat zij gehoord hadden, dat Hij dit teken gedaan had. De Farizeeën zeiden echter tot elkaar: “Ge ziet dat ge niets verder komt.

Kijk maar, de hele wereld is Hem achterna gelopen.”

Onder degenen die bij gele- genheid van het feest optrok- ken ter aanbidding waren ook enige Grieken. Dezen nu klampten Filippus van Betsa- ida in Galilea aan en vroegen hem: “Heer, wij zouden Jezus graag spreken.” Filippus ging het aan Andreas vertellen en tenslotte brachten Andreas en Filippus de boodschap aan Jezus over. Jezus antwoordde hun: “Het uur is gekomen, dat de Mensenzoon verheerlijkt wordt. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen: maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort. Wie zijn leven bemint, verliest het, maar wie zijn leven in deze wereld haat, zal het ten eeuwigen leven bewa- ren. Wil iemand Mij dienen,

(6)

mihi ministráverit, honori- ficábit eum Pater meus. Nunc anima mea turbáta est. Et quid dicam ? Pater, salvífica me ex hac hora. Sed prop- térea veni in horam hanc.

Pater, clarífica nomen tuum.

Venit ergo vox de cælo : Et clarificávi, et íterum clarificá- bo. Turba ergo, quæ stabat et audíerat, dicebat tonítruum esse factum. Alii dicébant : Angelus ei locútus est. Res- póndit Iesus et dixit : Non propter me hæc vox venit, sed propter vos. Nunc iudícium est mundi, nunc princeps huius mundi eiiciétur fo- ras. Et ego si exaltátus fúero a terra, ómnia traham ad meípsum. (Hoc autem dice- bat, signíficans, qua morte esset moritúrus.) Respóndit ei turba : Nos audívimus ex lege, quia Christus manet in ætérnum, et quómodo tu dicis : Oportet exaltári Fíli- um hominis ? Quis est iste Fílius hominis ? Dixit ergo eis Iesus : Adhuc módicum lumen in vobis est. Ambuláte,

dan moet hij Mij volgen; waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn. Als iemand Mij dient, zal de Vader hem eren.

Nu is mijn ziel ontroerd. Wat moet ik zeggen? Vader, red Mij uit dit uur? Maar daarom juist ben Ik tot aan dit uur ge- komen. Vader, verheerlijk uw Naam!” Toen kwam er een stem vanuit de hemel: “Ik heb Hem verheerlijkt en zal Hem wederom verheerlijken.” Het volk dat erbij stond te luis- teren zei dat het gedonderd had. Anderen zeiden: “Een engel heeft tot Hem gespro- ken.” Maar Jezus sprak: “Niet om Mij was die stem, maar om u. Nu heeft er een oor- deel over deze wereld plaats, nu zal de vorst dezer wereld worden buitengeworpen; en wanneer Ik van de aarde zal zijn omhooggeheven, zal Ik allen tot Mij trekken.” Hier- mee duidde Hij aan, welke dood Hij zou sterven. Het volk antwoordde Hem: “Wij hebben in de Wet gehoord, dat de Messias in eeuwigheid

(7)

dum lucem habétis, ut non vos ténebræ comprehéndant : et qui ámbulat in ténebris, nescit, quo vadat. Dum lucem habétis, crédite in lucem : ut fílii lucis sitis. Hæc locútus est Iesus : et ábiit, et abscóndit se ab eis. Laus Tibi, Christe!

blijft; hoe kunt Gij dan zeggen dat de Mensenzoon omhoog- geheven moet worden? Wie is die Mensenzoon?” Daarop zei Jezus hun: “Nog een korte tijd is het licht onder u. Gaat uw weg zolang gij dat licht hebt, opdat het duister u niet moge overvallen, want wie in de duisternis loopt, weet niet waar hij heen gaat. Zolang gij het licht hebt, gelooft in het licht, opdat gij kinderen van het licht moogt zijn.” Toen Jezus dit gezegd had, ging Hij heen en verborg zich voor hen. Lof zij U, Chris-

tus!

5.

SECRETA

Wij bidden U, Heer: verlos ons in uw verzoening van alle schulden en gevaren, nu Gij ons verleent deelgenoot te worden aan zo’n verheven Geheim. Door onze Heer Jezus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de Heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen, Amen.

6.

PREFATIO

Door alle eeuwen der eeu- wen, Amen.

De Heer zij met U.

En met uw geest.

5.

SECRETA

A cunctis nos, quǽsumus, Dómine, reátibus et perícu- lis propitiátus absólve : quos tanti mystérii tríbuis esse consórtes. Per Dóminum nostrum Iesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat, in unitate Spiritus Sancti, Deus, per omnia sæ- cula sæculorum. Amen

6.

PREFATIO

Per ómnia sǽcula sæculó- rum. Amen.

Dóminus vobíscum.

Et cum spíritu tuo.

(8)

Sursum corda.

Habémus ad Dóminum.

Grátias agámus Dómino, Deo nostro.

Dignum et justum est.

Vere dignum et justum est, æquum et salutáre, nos tibi semper et ubíque grátias ágere: Dómine sancte, Pater omnípotens, ætérne Deus:

Qui salútem humáni géneris in ligno Crucis constituísti:

ut, unde mors oriebátur, inde vita resúrgeret: et, qui in ligno vincébat, in ligno quoque vin- cerétur: per Christum, Dó- minum nostrum. Per quem majestátem tuam laudant Angeli, adórant Dominatió- nes, tremunt Potestátes. Cœli cœlorúmque Virtútes ac beáta Séraphim sócia exsultatióne concélebrant. Cum quibus et nostras voces ut admítti júbeas, deprecámur, súpplici confessióne dicéntes:

Verhef uw hart. Wij zijn met ons hart bij de Heer.

Brengen wij dank aan de Heer onze God.

Hij is onze dankbaarheid waardig. Heilige Vader, machtige, eeuwige God, om recht te doen aan uw heerlijk- heid, om heil en genezing te vinden, zullen wij U danken altijd en overal. Die het heil van het menselijk geslacht op het kruishout gelegd hebt, opdat daaruit het leven zou opschieten waaruit eerst de dood was voortgekomen, en hij (de dood) die door het hout zegevierde, op zijn beurt ook door het hout overwon- nen zou worden, door Chris- tus onze Heer, door wie de engelen uw Majesteit loven, de heerschappijen haar aan- bidden, de machten haar met eerbiedige vrees vereren, de hemelen en de krachten der hemelen en de gelukzalige serafijnen ze met eenparig ge- jubel vieren. Dat Gij daarmee ook onze stemmen gelieft aan te nemen, daarom smeken wij

(9)

in nederige belijdenis zeg- gend:

(10)

7.

COMMUNIO

Ne tradíderis me, Dómine, in ánimas persequéntium me : quóniam insurrexérunt in me testes iníqui, et mentíta est iníquitas sibi.

8.

POSTCOMMUNIO Divíni múneris largitáte satiáti, quǽsumus, Dómine, Deus noster : ut huius semper participatióne vivámus. Per Dóminum nostrum Iesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat, in uni- tate Spiritus Sancti, Deus, per omnia sæcula sæculorum.

Amen

Orémus. Humiliáte cápita vestra Deo.

Tueátur, quǽsumus, Dó- mine, déxtera tua pópulum deprecántem : et purificátum dignánter erúdiat ; ut, con- solatióne præsénti, ad futúra bona profíciat. Per Dóminum nostrum Iesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit

7.

COMMUNIO

Geef mij niet prijs, Heer, aan de haat van mijn vijand, want valse getuigen staan tegen mij op, en brengen leugens tegen mij in.

8.

POSTCOMMUNIO Wij bidden U, Heer, onze God: dat wij die door de goddelijke overvloed van het Offer verzadigd zijn altijd van het delen daarin mogen leven. Door onze Heer Jezus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de Heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen, Amen.

Laat ons bidden. Buigt uw hoofden voor de Heer.

Wij bidden U, Heer: moge uw Rechterhand het volk dat U smeekt beschermen, en, na het gezuiverd te hebben, genadig onderrichten, opdat het door de huidige vertroos- ting tot het toekomende heil moge geraken. Door onze

(11)

et regnat, in unitate Spiritus Sancti, Deus, per omnia sæ- cula sæculorum. Amen

Heer Jezus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de Heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen, Amen.

(12)
(13)

Luister Heer, en wees ons genadig, want wij hebben tegen U gezondigd.

Tot U, hoogverheven Koning, Verlosser van ons allen, heffen wij wenend onze ogen op: verhoor Christus, de gebeden van de smekenden.

Rechterhand van de Vader, hoeksteen, weg van het heil, poort van de hemel, was de smetten van onze zonden af. God, wij

(14)

smeken uw majesteit: verleen ons zuchten genadig gehoor:

vergeef ons goedertieren onze misdaden.

Tegen U hebben wij misdaden begaan, met berouwvol hart onthullen wij onze geheimen: Verlosser, moge uw liefde ze negeren.

Onschuldig gevangen, zonder verzet weggevoerd, veroordeeld door valse getuigen tegenover goddelozen: bewaar hen, Chris- tus, die Gij verlost hebt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door onze Heer Jezus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de Heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen, Amen?. Broeders: Voor de ongehuw- den heb

Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de Heilige Geest, God, door de eeuwen der

Door onze Heer Jezus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de Heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen, Amen.. Wij bidden U, almachtige God, geef

Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U in de eenheid van de heilige Geest leeft en regeert in de eeuwen der eeuwen... Gij en de ark

Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de Heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen, Amen.. Geheimen van de koning be- hoort men

Door onze Heer Jezus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de Heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen,

Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U en de heilige Geest leeft en heerst tot in de eeuwen der eeuwen.. Eerste lezing Genesis

Vanuit die kérn, de liefde voor elkaar, komen ook de andere vier dingen: met elkaar meeleven, barmhartig zijn, eensgezind en de minste.. Zo werken we als het ware van binnen