H. CALIXTUS I 14 OKTOBER
1.
INTROITUSSi díligis me, Simon Petre, pasce agnos meos, pasce oves meas. Exaltábo te, Dómine, quóniam suscepísti me, nec delectásti inimícos meos super me. Glória Patri. Glória Patri, et Fílio, et Spirítui Sanc- to. Sicut erat in princípio, et nunc, et semper, et in sǽcula sæculórum. Amen.
1.
INTROITUSAls je Mij bemint, Simon Petrus, weid mijn lamme- ren, weid mijn schapen. Ik wil U prijzen, Heer, want Gij hebt mij aangenomen en mijn vijanden zich niet over mij laten verheugen. Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Zoals het was in het begin, en nu, en altijd, en in de eeuwen der eeuwen, Amen.
2.
COLLECTADeus, qui nos cónspicis ex nostra infirmitáte defíce- re:
ad amórem tuum nos mi- sericórditer per Sanctórum tuórum exémpla restáura. Per Dominum nostrum Iesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in uni- tate Spiritus Sancti, Deus, per omnia sæcula sæculorum.
Amen.
EPISTEL
Caríssimi : Senióres, qui in vobis sunt, obsécro consénior
2.
COLLECTAO God, die ziet hoe wij door eigen zwakheid bezwijken:
wil ons genadig opwekken tot uw liefde door het voor- beeld van uw heiligen. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de Heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen, Amen.
De oudsten onder u ver- maan ik, oudste evenals zij en getuige van het lijden van
et testis Christi passiónum, qui et eius, quæ in futúro revelánda est, glóriæ commu- nicátor : páscite qui in vobis est gregem Dei, providéntes non coácte, sed spontánee secúndum Deum, neque turpis lucri grátia, sed vo- luntárie ; neque ut dominán- tes in cleris, sed forma facti gregis ex ánimo. Et, cum ap- páruerit princeps pastórum, percipiétis immarcescíbilem glóriæ corónam. Deus autem omnis grátiæ, qui vocávit nos in ætérnam suam glóriam in Christo Iesu, módicum pas- sos ipse perfíciet, confirmábit solidabítque. Ipsi glória et impérium in sæcula sæ- culórum. Amen. Deo gratias.
Christus, tevens deelgenoot van de heerlijkheid die ge- openbaard zal worden: weidt de kudden van God waarvan gij de herders zijt; hoedt haar zoals God het wil: van harte en niet uit dwang, met toe- wijding en niet uit winstbe- jag. Speelt niet de baas over hen die aan uw zorgen zijn toevertrouwd, maar toont u een voorbeeld voor de kudde.
Dan zult ge, als de opper- herder verschijnt, de nooit verwelkende krans van de heerlijkheid ontvangen. De God van alle genade, die u in Christus tot zijn eeuwige heerlijkheid heeft geroepen, Hijzelf zal u na een korte tijd van lijden herstellen en be- vestigen en stevig zetten op hechte grondslagen. Hem is de kracht in eeuwigheid. Amen. Deo gratias.
3.
GRADUALEDat ze hem roemen in de gemeente van Gods volk: dat ze hem loven op de zetel der oudsten. Laat ze de Heer dan- ken om zijn barmhartigheid, en om zijn wonderen voor de kinderen der mensen.
3.
GRADUALEExáltent eum in Ecclésia ple- bis: et in cáthedra seniórum laudent eum. Confiteántur Dómino misericórdiæ ejus; et mirabília ejus fíliis hóminum.
ALLELUIA
Alleluia. Tu es Petrus, et super hanc petram ædificábo Ecclésiam meam.
EVANGELIE
In illo témpore : Venit Iesus in partes Cæsaréæ Philíppi, et interrogábat discípulos suos, dicens : Quem dicunt hómines esse Fílium hóminis
? At illi dixérunt : Alii Ioán- nem Baptístam, alii autem Elíam, alii vero Ieremíam aut unum ex prophétis. Dicit illis Iesus : Vos autem quem me esse dícitis ? Respóndens Simon Petrus, dixit : Tu es Christus, Fílius Dei vivi.
Respóndens autem Iesus, dixit ei : Beátus es, Simon Bar Iona : quia caro et san- guis non revelávit tibi, sed Pater meus, qui in cælis est.
Et ego dico tibi, quia tu es Petrus, et super hanc petram ædificábo Ecclésiam meam, et portæ ínferi non prævalé- bunt advérsus eam. Et tibi dabo claves regni cælórum.
Et quodcúmque ligáveris su-
ALLELUIA
Alleluia, Jij bent Petrus, en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen.
Toen Jezus in de streek van Caesarea van Filippus ge- komen was, stelde Hij zijn leerlingen deze vraag: “Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensen- zoon?” Zij antwoordden:
“Sommigen zeggen Johan- nes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de profeten.” “Maar gij”, sprak Hij tot hen, “wie zegt gij dat Ik ben?” Simon Petrus antwoordde: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” Jezus hernam:
“Zalig zijt gij Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed hebben u dit geopen- baard maar mijn Vader die in de hemel is. Op mijn beurt zeg ik u: Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet over- weldigen. Ik zal u de sleutels
per terram, erit ligátum et in cælis : et quodcúmque sólve- ris super terram, erit solútum et in cælis. Laus tibi, Chris- te!
4.
OFFERTORIUM Ecce, dedi verba mea in ore tuo: ecce, constítui te super gentes et super regna, ut evé- llas et destruas, et ædífices et plantes.5.
SECRETAMýstica nobis, Dómine, pro- sit oblátio: quæ nos et a reáti- bus nostris expédiat, et per- pétua salvatióne confírmet.
Per Dóminum nostrum Ie- sum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat, in unitate Spiritus Sancti, Deus, per omnia sæcula sæculo- rum.
Amen.
6.
PREFATIOVere dignum et justum est, æquum et salutáre, nos tibi
geven van het Rijk der heme- len en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn.”
Lof zij U, Christus!
4.
OFFERTORIUMZie: Ik legde mijn woorden in jouw mond: zie, ik gaf je vol- macht over volken en konink- rijken, om uit te roeien en af te breken, om op te bouwen en te planten.
5.
SECRETAO, Heer: moge dit Offer ons goed doen, ons zuiveren van onze schulden en ons be- stendigen op de weg van de eeuwige zaligheid. Door onze Heer Jezus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de Heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen, Amen.
6.
PREFATIOWaarlijk passend en terecht is het, redelijk en heilzaam, dat
semper et ubíque grátias agere: Dómine sancte, Pater omnípotens, ætérne Deus:
per Christum, Dóminum no- strum. Per quem majestátem tuam laudant Angeli, adórant Dominatiónes, tremunt Po- testátes. Cœli cœlorúmque Virtútes ac beáta Séraphim sócia exsultatióne concéle- brant. Cum quibus et nostras voces ut admitti jubeas, de- precámur, súpplici confessio- ne dicéntes:
wij U altijd en overal dank- zeggen, Heilige Heer, almach- tige Vader, eeuwige God:
door Christus onze Heer.
Door wie de engelen uw majesteit loven, de heerschap- pijen haar aanbidden, de machten haar met eerbiedige vrees vereren, de hemelen en de krachten van de hemelen en de gelukzalige serafijnen haar met eenstemmig geju- bel vieren. Dat Gij ook onze stemmen daarmee wil aanne- men, smeken wij, terwijl wij nederig belijden:
7.
COMMUNIOTu es Petrus, et super hanc petram ædificábo Ecclésiam meam.
8.
POSTCOMMUNIO Quǽsumus, omnípotens Deus: ut reátus nostros mú- nera sacráta puríficent, et recte vivéndi nobis operén- tur efféctum. Per Dóminum nostrum Iesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat, in unitate Spiritus Sancti, Deus, per omnia sæ- cula sæculorum. Amen7.
COMMUNIOJij bent Petrus, en op deze steenrots zal ik mijn Kerk bouwen.