• No results found

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Raad

vanState

2 0 0 9 0 1 8 7 2 / 1 / V 1 .

Datum uitspraak: 31 juli 2 0 0 9

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep v a n :

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats A s s e n , van 17 februari 2 0 0 9 in zaak nr. 0 7 / 4 4 4 1 4 in het geding t u s s e n :

en

de staatssecretaris van Justitie.

(2)

2 0 0 9 0 1 8 7 2 / 1 / V 1 2 31 juli 2 0 0 9

1 . Procesverloop

Bij besluit van 5 april 2 0 0 5 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om wijziging van de beperking van een aan hem verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en verlenging van de geldigheidsduur daarvan, afgewezen.

Bij besluit van 3 0 oktober 2 0 0 7 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 17 februari 2 0 0 9 , verzonden op dezelfde d a g , heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats A s s e n , het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 17 maart 2 0 0 9 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

2 . Overwegingen

2 . 1 . Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 8 5 , eerste en t w e e d e lid, van de

Vreemdelingenwet 2 0 0 0 , kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen o p w e r p t die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de

rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , t w e e d e lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan.

2 . 2 . Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te w o r d e n bevestigd.

2 . 3 . Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

(3)

2 0 0 9 0 1 8 7 2 / 1 / V 1 3 31 juli 2 0 0 9

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. A . B . M . Hent, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, ambtenaar van Staat.

w . g . Hent w . g . Beerse

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2 0 0 9 3 8 2 - 6 1 0 .

Verzonden: 31 juli 2 0 0 9

Voor eensluidend afschrift,

de secretaris van de Raad van State, voor deze.

mr. H.H.C. Visser,

directeur Bestuursrechtspraak

(4)

17 MRT 2009 23:12 0302543525

pagina 6

AFSCHRIFT

itspraak

jfANK 's-GRAVENHAGE fingsplaats Assen

lestuursrecht iémdelingenkamer

Ziücsnummcr; AWB 07/44414 BEPTDN S6

Vi spraak van de rechtbank van 17 februari 2009

in; >ke:

gebWn op

var Angolese nationaliteit,

INI )-dossicrniimm^i- ni io.02.8004, V-i urnmer: ,

eist r, t ger, achtigde: mr. L.M. Stravcr, advocaat te Utrecht,

tegtn:

de s 'flfltssecretaris van Justitie.

(lm nigratie- en Naturalisatiedienst (IND)), te 's Gravenhage,

ven 'eerder,

gerr ichtigde: rnr. D.P.A. van Laarhoven, ambtenaar bij de 1ND.

Pro

Op 1 4 oktober 2004 heeft eiser ten aanvraag ingediend om wijziging van de verb

mint

Bij b Bijb

Bij b(

csverloop

ijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking "alleenstaande

«jarige vreemdeling" in de beperking "voortgezet verblijf'.

Bij t :sluit van 5 april 2005 heeft verweerder de aanvraag afgewezen.

iefvan 2 mei 2005 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen voormeld besluit, sluit van 13 april 2007 heeft verweerder het bezwaar Ongegrond verklaard.

Bij b roepschrift van 20 april 2007 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank tegen dit beslu t. Bij brief van 13 juli 2007 is eiser bericht dat het bestreden besluit is ingetrokken, naar i anleiding waarvan bij brief van 26 juli 2007 namens eiser is aangegeven dat het beroc ) en de voorlopige voorziening worden ingetrokken.

sluit van 30 oktober 2007 heeft verweerder bet bezwaar ongegrond verklaard.

(5)

17 MRT 2009 23:12 0302543525

pagina 7

aknummcr: AWB 07/44414 BEPTDN S6

Bi beroepschrift van 26 november 2007 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank tegen dj' besluit en een verzoek tol het treffen van een voorlopige voorziening ingediend.

Lk griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiser gezonden en hem in de ge egenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft een verweerschrift ins «tiend.

Of inbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 6 januari 2009. Eiser is ( aarbij verschenen, bijgestaan door mr. J. de Jong, kantoorgenoot van zijn gemachtigde.

Ve weerder heeft zich doen vertegenwoordigen.

Sr; ndpunten van partijen

Ve weerdcr heeft de aanvraag afgewezen om de volgende redenen. Eiser voldoet niet aan de vo< rwaarden van artikel 3.51, eerste lid, onder c, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 20( 0), nu in Angola adequate opvang beschikbaar is voor alleenstaande minderjarige vre mdelingcn. Voorts is ex geen sprake van bijzondere individuele omstandigheden op gro id waarvan niet van eiser kan worden gevergd Nederland te verlaten als bedoeld in arlj

beti

,cl 3.52 Vb 2000. De weigering om eiser de gevraagde verblijfsvergunning te verlenen kent geen schending van artikel 8 van het (Europees) Verdrag tot bescherming van de Ree iten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

Eis* r stelt zich op het standpunt dat verweerder hem ten onrechte de gevraagde vert lijfsvergunning niet verleent. Eiser stelt dat hij ervan uit mocht gaan dat hij aan de voo waarden voor verlenging van de geldigheidsduur van zijn verblijfsvergunning zoals bed' eld in artikel 3.51, eerste lid, onder c Vb 2000 voldeed, nu zijn verblijfsvergunning stee Is is verlengd en niet is ingetrokJcen. Daarnaast is volgens eiser sprake van bijzondere indi iduele omstandigheden als bedoeld in artikel 3.52 Vb 2000 en levert de weigering van een kcrbl ij fs vergunning tevens een schending van artikel 8 EVRM op.

Mot vering

In di ze »aak dient te worden beoordeeld of het bestreden besluit toetsing aan geschreven en onge ichreven rechtsregels kan doorstaan. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.

Inge olge artikel 18, eerste lid. onder f, Vreemdelingen wel 2000 (Vw 2000) kan een aanv aag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepa 1de tijd als bedoeld in artikel 14 Vw 2000 worden afgewezen indien niet wordt voldt an aan de beperking waaronder de vergunning is verleend of een voorschrift dat aan de vergi nning is verbonden.

Inge\ olge artikel 3.51, eerste lid, aanhef en onder c, Vb 2000 kon de verblijfsvergunning voor jepaalde tijd, bedoeld m artikel 14 Vw 2000, onder een beperking verband houdend met \ lortgezet verblijf worden verleend aan de vreemdeling die driejaar in Nederland verb!

verbl kand

jft als houder van een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met l'f als alleenstaande minderjarige vreemdeling. Krachtens het tweede lid van dit artikel : verblijfsvergunning worden verleend, indien in de in het eerste lid bedoelde periode is vol laan aan de voorwaarden voor het verlengen van de geldigheidsduur van de

(6)

17 MRT 2009 23:13 0302543525

pagina 6

Z aknummer: AWB 07/44414 DCPTDN Sß

ot rspronkelijke verblijfsvergunning.

14 vc

A tikel 3.52 van het Vb 2000 bepaalt dat in andere gevallen dan genoemd in de artikelen 3. Oen 3.51 van het Vb 2000de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel

van de Wet, onder een beperking verband houdend mcl voortgezet verblijf kan worden leend aan de vreemdeling die rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a tot en mi t e, dan wel 1, van de Wet heeft gehad en van wie naar het oordeel van de Minister vv( gens bijzondere omstandigheden niet gevergd kan worden dat hij Nederland verlaat.

inj evolge artikel 8, eerste lid, van het EVRM heeft, voor zover thans van belang, een ieder re< ht op respect voor zijn familie- en gezinsleven. Ingevolge het tweede lid is geen mi lenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor 20 er bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het bel mg van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economische welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van du gei ondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van am eren.

De 'echtbank zal zich eerst buigen over de vraag of verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen recht heeft op voortgezet verblijf ingevolge artikel 3.5 van het Vb 2000. Niet in geschil is dat eiser driejaar in het bezit is geweest van een am' -vergunning en dat dus is voldaan aan het gestelde in artikel 3.51, eerste lid, aanhef en one rr c, van hei Vb 2000. Partijen zijn verdeeld over de vraag of is voldaan aan de vereisten van het tweede lid van genoemd artikel.

De echtbank stelt vast dat TBV 2003/64 met ingang van 1 januari 2004 in werking is geti :dcn. ui dit TBV is neergelegd dat door de aanwezigheid van opvangcentrum Mulemba in A ngola adequate opvang voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen voorhanden is.

Mir lerjarige asielzoekers van Angolese nationaliteit komen blijkens de tekst van de TBV niet in aanmerking voor verlening van cen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd bed( eld voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Uit de TBV volgt tevens dat een aan\ raag om verlenging van een amv-vergunning wordt afgewezen en dat de aanvraag om wijz ging van de beperking in voortgezet verblijf wordt afgewezen.

De r xhtbank overweegt dat, nu op grond van TBV 2003/64 sinds 1 januari 2004 adequate opvï rig geacht wordt aanwezig te rijn voor Angolese amv-ers, eiser vanaf dat moment niet mec voldeed aan de voorwaarden voor het verlengen van de geldigheidsduur van de oors Tonkelijke verblijfsvergunning. Verweerder heeft derhalve met juistheid vastgesteld dat e str niet, zoals is vereist op grond van artikel 3.51, tweede lid, van het Vb 2000, gedu «nde driejaar heeft voldaan aan dr voorwaarden voor het verlengen van de

geldi jheidsduur van de oorspronkelijke verblijfsvergunning. Verweerder heeft daarom op goed gronden geoordeeld dat eiser op grond van artikel 3.51 Vb 2000 geen aanspraak heeft op et i verblijfsvergunning in verband met voortgezet verblijf.

De re ;htbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag oï verweerder zich in redelijkheid op hc standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet in aanmerking komt voor een

verbl jfsvergunning op grond van artikel 3.52 van het Vb 2000.

Dij di toepassing van artikel 3.52 van het Vb 2000 komt verweerder een zeer grote beleit svrijheid toe, omdat alleen tot verlening kan worden overgegaan indien het wegens

(7)

17 MRT 2009 23:13 0302543525

pagina 9

Za knummer: AWB 07/44414 BEPTDN S6

bij ondere individuele omstandigheden van de vreemdeling niet gevergd kan worden dat hij Ne Ierland verlaat, hetgeen ter beoordeling van verweerder staat. Dit oordeel kan derhalve in ree ite slechts terughoudend worden getoetst.

Vcfweerder zal in beginsel bij iedere aanvraag cen individuele toets moeten uitvoeren.

)ij is het verweerder toegestaan criteria te formuleren op basis waarvan een

vre^rmieling in elk geval voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.52 van het Vb in aanmerking komt; de uitleg die volgens de toelichting aan artikel 3.52 van het Vb toekomt, biedt hiervoor ruimte.

Da irbij 20(0 20(0

He beleid voor toepassing van artikel 3.52 van het Vb 2000 is neergelegd in paragraaf BI i/7 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000).

Vo gens dit beleid kunnen bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 3.52 Vb 2000, ind en het om een unv-cr gaat, worden aangenomen indien:

a. de vreemdeling tot zijn meerderjarigheid in het bezit is van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking "verblijf als amv";

b. hij driejaar in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning; en

c. hij gedurende zijn verblijf in Nederland steeds voldeed aan de voorwaarden voor verlening van de verblijfsvergunning op grond van het bijzonder beleid voor amv.

His T heeft in bezwaar en beroep ter onderbouwing van zijn beroep op artikel 3.52 van het Vb

Nederland. Hij is volledig vernederlandst en geïntegreerd, hij oefent hier zijn privé- en gez ns'cvcn uit en hij volgt hier een opleiding. Eiser heeft ter onderbouwing hiervan diverse stul ken overgelegd, waaronder kopieën van diploma's, rapporten en brieven van onder and rre zijn pleegmoeder, overbuurman en voetbaltrainer. Eiser stelt dat hij geen binding met het and van herkomst heeft, geen kennis van de Angolese cultuur en dat hij de Portugese taal onvoldoende beheerst. Daarnaast wordt eiser in Nederland behandeld voor zijn epil :p5ie. Volgens eiser is in het bestreden besluit onvoldoende sprake van een op de ind riduele zaak toegespitste belangenafweging. Bovendien heeft verweerder in het geheel niet haar eigen beleid, zoals neergelegd in Vc B1677 bij haar oordeel omtrent artikel 3.52 Vb 200 ) betrokken.

Vci veerder heeft zich op het standpunt gesteld dal er geen sprake is van bijzondere indi /iduele omstandigheden als bedoeld in artikel 3.52 van het Vb 2000. Verweerder heeft daa toe aangevoerd dat uit de aangevoerde omstandigheden niet aannemelijk is geworden dat liser zodanig is geïntegreerd in de Nederlandse samenleving en de Angolese

san mleving zozeer is ontwend dat van hem terugkeer naar het land van herkomst in redt hjkheid niet kan worden verlangd. Nu eiser ten minste twaalf jaar in Angola heeft geu ïond, tegenover zes jaar in Nederland, kan niet worden uitgegaan van de stelling dat alle banden met Angola zijn verbroken. Daarbij is van belang dat de situatie van eiser hierin niet verschilt van een groot aantal van rijn landgenoten aan wie evenmin om deze reden(en) ver! lijf wordt toegestaan. De overig aangevoerde omstandigheden, bezien in samenhang met de aangevoerde medische problematiek, leiden in dit geval niet tot de conclusie dat spra cc is van een bijzonder samenstel van omstandigheden.

De i :chtbank stelt ten eerste vast dat verweerder in het bestreden besluit is ingegaan op de oms andigheden die door eiser zijn gesteld ten aanzien van het door hem opgebouwde leven in N ïderland. Daarom is de rechtbank van oordeel dat verweerder, in tegenstelling tot hetg :en eiser heeft aangevoerd, bij de onderhavige aanvraag wel een individuele toets heeft

(8)

17 MRT 2009 23:13 0302543525 p a g i n a 10

Za knummer: AWB 07/44414 BEPTDN S6

uit evoerd.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid kunnen overwegen dat in i asu niet is gebleken van bijzondere individuele omstandigheden als bedoeld in artikel 3.5 ! van het Vb 2000. Dat eiser alle banden met Angola zou hebben verbroken en volledig in c Nederlandse samenleving zou zijn geïntegreerd, maakt nog niet dat gesproken kan wo 'den van zodanige klemmende redenen van humanitaire aard, dat verweerder in het vex rtgezette verblijf van eiser behoort te berusten. Weliswaar heeft eiser drie jaar lang ree «matig verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling genoten, maar daarmee is nie gezegd dat hij - gelet op de duur van zijn verblijf in Angola - alle banden met dit land hei ft verbroken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid tot het ooi deel kunnen komen dat niet de situatie aan de orde is dat van eiser wegens bijzondere inc viduele omstandigheden niet gevergd kan worden Nederland te verlaten.

Da verweerder in de bestreden beschikking niet uitgebreid is ingegaan op de voorwaarden die door Vc B16/7 worden gesteld, doet niet af aan de juistheid van de beschikking.

Bo 'endien kan ook niet worden gesteld dat eiser hierdoor in zijn belangen is geschaad nu, zo; Is verweerder ter zitting heeft voorgehouden, een toetsing aan het beleid genoemd in de Vc B16/7 eveneens niet tot een vergunning op grond van voortgezet verblijf leidt, aangezien eis r niet aan de voorwaarden genoemd onder a en c voldoet

Ge et hierop heeft verweerder in redelijkheid kunnen overwegen dat van eiser kan worden gei ergd Nederland te verlaten. Er bestaat geen aanleiding om eiser overeenkomstig artikel 3.5 ! Vb 2000 in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ver >and houdend met voortgezet verblijf.

Vo ïrts heeft eiser een beroep gedaan op artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming vai de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en daarbij verweren na; r het recht op eerbiediging van zijn privé- en gezinsleven. Eiser stelt dat verweerder de bet orüeling ten aanzien van privé- en gezinsleven ten onrechte van elkaar heeft gescheiden.

Ve weerder heeft niet op de juiste wijze aan artikel 8 EVRM getoetst.

De rechtbank overweegt allereerst dat niet in geding is dat de weigering eiser de gevraagde ver )lijfsvergunning te verlenen, als een inmenging op deze rechten moet worden

aar gemerkt. In geding is immers de weigering om eisers verblijfsvergunning, die hem in sta t stelde privéleven en gezinsleven met het pleeggezin Blok uit te oefenen, te verlengen en e wijzigen.

Vo ir wat betreft de vraag of deze inmenging in deze rechten gerechtvaardigd is, dienen op gro id van vaste jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) de èiten en omstandigheden in het individuele geval in ogenschouw te worden genomen.

He bereiken van een "fair balance" tussen die belangen staat daarbij voorop, waarbij aan ver veerder een bepaalde mate van beoordelingsvrijheid toekomt. De Staat heeft daarbij een 'm: rgin of appreciation'. Deze inmenging op het privéleven en gezinsleven wordt door va- veerder gerechtvaardigd geacht omdat het belang dat de Nederlandse staat heeft bij het vo« -en van een restrictief toelatingsbeleid zwaarder dient te wegen dan het belang van eiser om gezinsleven te hebben met zijn pleegouders in Nederland en de overige contacten met vrit nden en bekenden. Naar het oordeel van de rechtbank beeft verweerder het algemeen bel ng boven het belang van eiser kunnen stellen. Weliswaar is in dit geval sprake van inn enging in het recht op eerbiediging van het gezin* en privéleven als hiervoor bedoeld, ma; rdeze inmenging is gerechtvaardigd in het belang van het economisch welzijn van

(9)

Zaaknummer AWB 07/44414 BEPTDN S6

Nederland, welk belang wordt bedoeld in het tweede lid van artikel 8 EVRM

Voorts overweegt de rechtbank dat verweerder de in dit verband door eiser m ;t betrekking tot het recht op privéleven aangevoerde omstandigheden, heeft betrokken bij Ie beoordeling of eiser aan artikel 3:52 Vb 2000 rechten op een verblijfsvergunning zou leuni en ontlenen.

Voorts overweegt de rechtbank dat het recht op eerbiediging van het privélcv n, niet dwingt tot het oordeel dat verweerder eiser, die een aantal jaren met een vcrblijfsverg jrming in Nederland heeft verhieven en alhier relaties is aangegaan, om die reden moet oestaan hier te blijven. De eerbiediging van dit recht verplicht verdragsstaten niet om persi nen die alhier een privéleven hebben opgebouwd, te garanderen dat zij het alhier opgebouw< e netwerk van persoonlijke, sociale en economische relaties ook alhier kunnen blijven onderhouden. Niet valt in te zien dat eiser zijn recht op privéleven niet elders kan uitoefenen.

Het beroep is, gelet op het voorgaande, ongegrond.

Voor een proceakustenveroordeling bestaat geen aanleiding.

ÇZSÎteZQÎO

n-zz 600? law n

(10)

17 MRT 2009 23:14 0302543525

pagina 12

Z aknummcr: AWB 07/44414 BEPTDN S6

B SÜSsing

D rechtbank verklaart hel beroep ongegrond.

D( -£C uitspraak is gedaan door mr, H.R. Eising, rechter, in tegenwoordigheid van mr. H.

De

Isma als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2009 . griffier is niet in suiat deze uitspraak mede te ondertekenen.

Tege i deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitsp. aak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onde vermelding van "hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16/13. 2500 BC te 's- Grav Tthage. In gevolge artikel 85 Vw 2000 dient liet beroepschrifi één of meer grieven tegen de ui ïpraak te bevatten. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing.

Afscï rift verzonden: ] 7 fFQ 2 0 0 9

M DE

JK f £ VGR/W£NHAGE

(11)

23:10

U

0302543525

Afdeling

pagina 1

PIETERS

A D V O C A T E N

RAAD VAN STATE

INGEKOMEN

1 7 MRT 2009

i i r. d.i. Dijkman Mw, rtn. J.A. Pieten mr. A.R van Straten Mw. mr. L.M. St/avar

bestuursrechtspraak van de Raad va i State

Postbus 2500 EAl

120019

'e-Gravenhage Tevens ( er fax: 070 365 1380

Betreft Uw kennierk Ons kenmerk Utrecht,

Nieuwe zaak hoger beroep regulier

Griffierechten s.v.p. in rekening courant gemachtigde boeken 07026ST

7 maart 2009

Hoger be oep Vreemdelingenzaken De heer

_ ^ ^ _ _ ^ I, hierna te noemen appellant, geboren op van Angoles« nationaliteit, wonende te domicilie kiezende te Utrecht aan de

Kruisstrs at 307 (Postbus 13017, 3507 LA) ten kantore van de advocaat mevrouw mr. L.M.

Straver, lie hierbij verklaart te dezer zake bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door de heer Ranike f Iota tot het instellen van dit hoger beroep en als zodanig in deze procedure zal optreder

In deze ; aak kunnen van de volgende procedurele feiten worden uitgegaan. Op 1 oktober 2001 hef ft appellant in Nederland een asielaanvraag Ingediend. Bij beschikking van 27 mei 2002 is c eze aanvraag afgewezen en is aan appellant een verblijfsvergunning regulier voor bepaatdf tijd met als doel 'amv* verleend met ingang van 1 oktober 2001 geldig tot 1 oktober Î002. Nadien is de verblijfsvergunning tweemaal verlengd tot respectievelijk 1 oktober '003 en 1 oktober 2004. Op 14 oktober 2004 heeft appellant aan aanvraag tof wijziging van de beperking van zijn verblijfsvergunning in de beperking 'voortgezet verblijf en verlei ging daarvan ingediend. Bij beschikking van 5 april 2005 is geoordeeld dat deze aanvraat binnen een redelijke termijn na afloop van de geldigheidsduur van de verblijfsv ïrgunning is ingediend, doch deze is afgewezen. Sinds 1 januari 2004 zou er naar de menir g van verweerder adequate opvang In Angola bestaan, waardoor naar het oordeel van verv\ serder niet voldaan zou worden aan art. 3.51 lid 1 onder c Vb. Een beoordeling van art. : .52 Vb heeft niet plaatsgevonden. Tegen de beslissing van 5 april 2005 heeft de vorige g ;machtigde van appellant op 2 mei 2005 een bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaar chrift is op 7 juni 2005 van gronden voorzien. Op 2 november 2006 is appellant samen ir Bt zijn (pleeg)moeder mevrouw p zijn bezwaren gehoord. Op 20 november 2006 en 30 november 2006 is medische inrormatie ten aanzien van de behandeling die appellant voor zijn epilepsie ontvangt, overgelegd. Op 21 maart 2007 is het bezwaarschrift nader aa gevuld ten aanzien van het beroep op art. 3.52 Vb. Bij beschikking van 13 april 2007 is I et bezwaarschrift van 2 mei 2005 ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft appellant op 20 april 2007 een beroep- en verzoekschrift bij het CIV ingediend. Op 21 juni 2007 zijr de gronden ingediend. Bij brief van 13 juli 2007 heeft verweerder het bestreden

(12)

17 MRT 2009 23:10 0302543525

ik PlETf RS

pagina 2

AcJvOCAIfcfNJ

besluit i »getrokken en bepaald dat er opnieuw op het bezwaarschrift zal worden beslist. Op 26 juli 2 D07 heeft appellant daarom het beroep ingetrokken. Op 27 juli 2007 is er door de voorzierlingenrechter van de rechtbank te Almelo beslist op het verzoek. Op 26 juli 2007 en 26 oktol er 2007 heeft appellant het bezwaar van 2 mei 2005 van nadere gronden voorzien.

Bij bes ftikking van 30 oktober 2007 heeft verweerder opnieuw het bezwaarschrift ongegrc nd verklaard. Tegen dit besluit heeft appellant op 26 november 2007 bij het CIV een be oep- en een verzoekschrift ingediend. De gronden zijn op 25 januari 2008 ing edier d.

Bij uitsf raak van 17 februari 2009 (Awb 07 / 44414) heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzi tingsplaats Assen het beroep van 26 november 2007 tegen de ongegrond verklarir g van het bezwaar van 30 oktober 2007 tegen de afwijzing van de aanvraag wijzigin* beperking verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking Verblijf ils alleenstaande minderjarige vreemdeling ' in Voortgezet verblijf en verlenging van de geldigheidsduur daarvan, ongegrond verklaard. Deze uitspraak is op 17 februari 2009 a.' n de gemachtigde van appellant per aangetekende post verstuurd. Een afschrift van de i itspraak is bijgevoegd.

Hierbij Appellaat

Grief 1

: telt appellant tijdig hoger beroep in tegen de uitspraak van 17 februari 2009.

dient tegen de aangevallen uitspraak de volgende grieven in:

Ten om ichte is de rechtbank op pagina 5 van de aangevallen uitspraak van oordeel dat naar ha ir oordeel verweerder in redelijkheid heeft kunnen overwegen dat in casu niet is gebleke i van bijzondere individuele omstandigheden als bedoeld in artikel 3.52 van het Vb 2000. i e rechtbank treedt buiten de grenzen van het geschil door na haar correcte vaststelling inhoudende dat appellant alle banden met Angola heeft verbroken en volledig in de Nededandse samenleving is geïntegreerd niet daaraan het dictum gegrondverkJarïng van hei beroep te verbinden. De rechtbank kent ten onrechte geen waarde althans onderge schikte waarde toe aan de jaren waarin appellant (rechtmatig) verbüß in Nederland heeft gt noten door te overwegen dat appellant weliswaar dne jaar lang rechtmatig verblijf als aiiet istaande minderjarige vreemdeling heeft genoten, maar daarmee nog niet gezegd is dat t ij gelet op de duur van zijn verblijf in Angola alle banden met dit land heeft verbrokin. Ten onrechte heeft verweerder naar het oordeet van de rechtbank in redelükt 5/tf tot het oordeel kunnen komen dat niet de situatie aan de orde is dat van appetlar r wegens bijzondere individuele omstandigheden niet gevergd kan worden Nederia itf te vedaten.

Toelicht i g

Art. 3.5Î Vb behelst de wettelijke mogelijkheid om op grond van klemmende redenen van hu m a ni t lire aard voortgezet verblijf toe te staan. Er dient een integrale afweging van alle in aanmeri ing komende belangen plaats te vinden. De interpretatie die verweerder in de uitvoerir ^praktijk blijkens talrijke beslissingen aan art. 3.52 Vb geeft, is dat uit de aangevc erde omstandigheden aannemelijk moet worden dat de vreemdeling zodanig is geïntegr ïerd in de Nederlandse samenleving en de Angolese samenleving zozeer is ontwend dat van hem terugkeer naar het land van herkomst in redelijkheid niet verlangd

(13)

17 MRT 2009 23:11 0302543525 pagina

i l l PlETÏ RS

A d v O C A T f N

kan wo den. Vervolgens past verweerder dit criterium toe door het aantal jaren verblijf in het lan< van herkomst af te zetten tegen het aantal jaren verblijf in Nederland. Appellant wijst vo ir de juistheid van deze beslispraktijk op de voorlaatste alinea van de derde pagina van de «schikking op bezwaar van 30 oktober 2007. Gelet op de inhoud van de bestreden beschik cing van 30 oktober 2007 en de daartegen gerichte gronden bij het beroep, behoort de reef tbank na vaststelling dat appellant alle banden met Angola heeft verbroken en volledig in de Nederlandse samenleving is geïntegreerd tot gegrond veridaring van het beroep e komen. Zij treedt evenzeer buiten de omvang van het geding door zelf alleen althans overwegende waarde te hechten aan de jaren waarin appellant rechtmatig verblijf op gror d van een verblijfsvergunning heeft genoten. Verweerder heeft als uitgangspunt immers iet aantal jaren dat appellant in Nederland heeft verbleven, genomen.

Volledic teidshalve wenst appellant hier te benadrukken dat hij bij uitstek zodanig in de Nederia idse samenleving is geïntegreerd en de Angolese samenleving is ontwend. Hij heeft de facto geen reëie banden met Angola. Slechts in juridische zin heeft appellant een binding tiet Angola, nu hij nog onderdaan is van dat land. Op alle vlakken heeft appellant alleen l anden met Nederland; familie en gezin, relatie, sociaal netwerk, sport, opleiding, werkerv *ring, beheersing taal- Appellant denkt zelfe in het Nederlands. Vanaf zijn twaalfde woont i ppellant in Nederland. Hier heeft hij voor het eerst echt onderwijs gevolgd. Zijn intégrât 3 is versneld omdat appellant - vanaf zes maanden na binnenkomst in Nederland - al de; e jaren in een Nederlands pleeggezin heeft gewoond alwaar hij volledig als een zoon is ? ogenomen. Ook indien terughoudend wordt getoetst moet vastgesteld worden dat appeflai t zodanig is geïntegreerd, geworteld en gehecht In de Nederlandse samenleving dat teru [keer naar Angola in redelijkheid niet van hem kan worden gevergd.

Verwee der kan bij de beoordeling van art. 3.52 Vb niet volstaan met een eenvoudige rekensc n, doch behoort het verblijf in Angola en het verblijf in Nederland inhoudelijk te wegen >p grond van de banden die de vreemdeling met beide landen heeft. Indien g emotiv »erd is betoogd dat medische omstandigheden eveneens een onderdeel vormen van het samenstel van individuele bijzondere feiten en omstandigheden in de zin van art.

3.52 Vb dan behoort verweerder advies aan het BMA te vragen omtrent de vraag welke gevolge i er aan het uitblijven van de behandeling kleven alsmede of de medische behandi ling in het land van herkomst beschikbaar is. Ten onrechte heeft de rechtbank het betoog ' an appellant (ook) op dit punt gepasseerd.

Grief 2

Ten onrhehte heeft de rechtbank op pagina 5 van de aangevallen uitspraak overwogen dat de 'mme iging op het recht op eerbiediging van het gezins- en privéleven in de zin van art. 8 BVRM i arechtvaardigd is in het belang van het economisch welzijn van Nederland en dat verweer 1er het algemeen belang bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid boven het beta ig van appellant heeft kunnen stellen.

Toelicht ia Appelfar|t recht op van de

heeft zich in deze procedure op het Btandpunt gesteld dat de inmenging op het respect op zijn gezins- en familieleven en privéleven niet bij wet is voorzien op één 'm lid 2 genoemde limitatieve gronden en evenmin noodzakelijk is in een

3

(14)

:11 0302543525 pagina 4

PlETÏ RS Ad

VOCATTN

demoer itische samenleving. Het bestreden besluit maakt namelijk geen afdoende gemotfc eerde belangenafweging ten aanzien van de vraag of de inmenging noodzakelijk is in een JemocratJBche samenleving. Een verwijzing naar hetgeen omtrent art. 3.52 Vb is opgenonen, mag bij een toets ex art. 8 EVRM niet volstaan. Dit klemt temeer nu verwee der in de uitvoeringspraktijk met een eenvoudige rekensom ter vergelijking van het aantal aren verblijf in het land van herkomst tegenover het aantal jaren verblijf in Nederlï nd volstaat. De rechtbank heeft zulks miskend. Evenmin mag het feit dat de aan appella it verleende verblijfsvergunning een verblijfsvergunning van tijdelijke aard was, van doorsla jgevende waarde zijn. Het doel van de verleende verblijfsvergunning vormt immers een eti ment van de integrale belangenafweging. Dat het Europese Hof tot nu toe schend i g van art. 8 EVRM wegens het recht op respect voor het privéleven heeft aangemmen in de zaken Slivenko I ( 48321/99) , Sisojeva (60654/00) en Shevanova (58822 )0) bij een zeer langdurig verblijf In Letland, maakt niet dat er geen sprake is van schend ig van art. 8 EVRM wegens het recht op respect voor het gezins- en privéleven indien < e betreffende vreemdeling er minder lang, zoals in de onderhavige procedure 8 Jaren, verblijft. Het gaat immers, zoals reeds is betoogd, om een integrale belang« nafweging waarbij de banden over en weer beoordeeld dienen te worden. Voor de juistheit van zijn betoog heeft appellant gewezen op het beleid zoals neergelegd in Vc B2/10.2 4. Verweerder heeft daarom ten onrecht niet conform het beleid een belangt nafweging gemaakt. Art. 8 EVRM is in de onderhavige procedure wel degelijk g e se h o iden. Ten onrechte heeft de rechtbank zulks niet geconcludeerd.

Reden« n waarom:

De hee Ranike Mota zich thans wendt tot Uw Afdeling met het eerbiedig verïoek om het («roep gegrond te verklaren, de uitspraak van ds rechtbank 's-Gravenhage.

Cemact ttad L.M. Str ïvfy

hoger

zittinghiudende te Assen, van 17 februari 2009 Awb 07 / 44414) te vernietigen, het bij de rechtba ik ingestelde beroep gegrond te verklaren, het besluit van verweerder van 30 oktober 2007 te vernietigen en verweerder te veroordelen in de proceskosten.

't Welk ( loende enz.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

200702121/1 (www.raadvanstate.nl) betreffende een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'medische behandeling' heeft de Afdeling overwogen dat de

Voor zover de rechtbank met deze overweging heeft willen aangeven dat ook in de situatie waarin in het licht van artikel 3.75 lid 3 Vb 2000 moet worden aangenomen dat de

In de t w e e d e grief klaagt de minister dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat hij in het besluit van 2 september 201 1 niet deugdelijk heeft gemotiveerd

Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het aan eiser is toe te rekenen dat hij niet beschikt over documenten ter staving van zijn reisroute.

Hierbij acht de rechtbank van belang dat eiser tijdens het gehoor inzake nieuwe feiten en omstandigheden zelf heeft verklaard dat hij sinds 1996 wist dat hij zijn grootvader

van de Libische nationaliteit door eiseres vloeit reeds voort dat verweerder zich naar het oordeel van dé rechtbank terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk

Gemachtigde, mr J.M. Niemer, advocaat te Amsterdam, verklaart door appellante bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd om dit hoger beroep in te stellen.. De Rechtbank gaat

Eiser heeft op 21 december 2006 wijziging van de beperking waaronder de verblijfsvergunning wordt verleend aangevraagd in verband met zijn overstap naar de