• No results found

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Raad vanState

200705513/1.

Datum uitspraak: 31 augustus 2007

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

appellant,

tegen de uitspraak in zaak no. AWB 07/8755 van de rechtbank

's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, van 4 juli 2007 in het geding tussen:

appellant en

de Staatssecretaris van Justitie.

(2)

200705513/1 2 31 augustus 2007

1. Procesverloop

Bij besluit van 26 februari 2007 heeft de Minister van Justitie, voorzover hier van belang, een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 4 juli 2007, verzonden op 6 juli 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State

binnengekomen op 3 augustus 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

2. Overwegingen

2 . 1 . Ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) bevat het hoger-beroepschrift in aanvulling op de in artikel 6:5, onderdeel d, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) gestelde eisen, één of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank of de voorzieningenrechter van de rechtbank.

Ingevolge het tweede lid van dat artikel omschrijft een grief het onderdeel van de uitspraak waarmee de indiener zich niet kan verenigen, alsmede de gronden waarop de indiener zich daarmee niet kan verenigen.

Ingevolge het derde lid wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, indien niet is voldaan aan het eerste of tweede lid, aan artikel 6:5 van de Awb of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in

behandeling nemen van het hoger beroep. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing.

2.2. Appellant heeft zijn hoger-beroepschrift ingediend op nader aan te voeren gronden. Gelet op artikel 8 5 , eerste lid, van de V w 2000 dient het hoger-beroepschrift evenwel grieven als bedoeld in het tweede lid van dat artikel te bevatten. Appellant is derhalve in verzuim. Artikel 85, derde lid, van de Vw 2000 sluit uit dat appellant een nadere termijn wordt gegund binnen welke alsnog grieven kunnen worden ingediend.

2.3. Het hoger beroep is, gelet op voormeld artikel 85, derde lid, van de Vw 2000, kennelijk niet-ontvankelijk.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

(3)

200705513/1 3 31 augustus 2007

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.I.M. Peute, ambtenaar van Staat.

w . g . Roemers w.g. Peute

Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2007 3 9 1 .

Verzonden: 31 augustus 2007

Voor eensluidend afschrift,

de Secretaris van de Raad van State, voor deze.

mr. H.H.C. Visser,

directeur Bestuursrechtspraak

(4)

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Vreemdelingenkamer Nevenzittingsp laats Arnhem

Registratienummer; AWB07/8755 Datum uitspraak: 4 juli 2007

Uitspraak

Ingevolge artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)

inzake

geboren op v-nummer .

van Pakistaanse nationaliteit, eiser,

gemachtigde mr. S. Spans, tegen

de Staatssecretaris van Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst, verweerder.

Het procesverloop

Bij besluit van 26 februari 2007 heeft verweerder de aanvraag van eiser van 23 januari 2007 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.

Daarnaast heeft verweerder bij genoemd besluit de ongewenstverklaring van 3 november 2005 opgeheven.

Op 26 februari 2007 heeft eiser beroep ingesteld tegen dit besluit.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 21 juni 2007. Eiser noch gemachtigde is verschenen. Verweerder heeft zich doen

vertegenwoordigen door mr. L.M.A. Hansen.

o7 y P . 0 0 2 2007 13:52 « 1 1 0 4 3 6 0 0 1 7

(5)

; ' Registratienummer: AWB 07/8755 2

0e beoordeling

1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8:69 van de Awb, dient de rechtbank het bestreden besluit — de motivering waarop dit besluit berust daaronder begrepen — te toetsen aan de hand van de tegen dat besluit aangevoerde beroepsgfonden.

2. Ter staving van zijn asielaanvraag heeft eiser, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren gebracht, Eiser werd sinds zijn veertiende lastiggevallen door vier mannen. Na een ontvoering waarbij eiser werd mishandeld is eiser naar Griekenland gevlucht. Na een verblijf van elf maanden in Griekenland is eiser naar Nederland gereisd.

3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen en heeft daaraan het volgende, kort samengevat, ten grondslag gelegd. Eiser is niet in het bezit van reisdocumenten of ander indicatief bewijsmateriaal om zijn reisrelaas te ondersteunen. Evenmin heeft eiser zijn reisroute nader onderbouwd door het afleggen van gedetailleerde, coherente en verifieerbare verklaringen. Dit doei afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn

asielrelaas. Voorts heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het relaas van eiser positieve overtuigingskracht ontbeert en dientengevolge sprake is van een niet

geloofwaardige asielrelaas.

4. Hiermee kan eiser zich niet verenigen en daartoe wordt het volgende, kort samengevat, aangevoerd. Verweerder dient rekening te houden met de uitspraak van het Europese Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) van 11 januari 2007 inzake

(JV 2007, 30) waaruit blijkt dat een gebrek aan informatie niet zonder meer dient te leiden tot ongeloofwaardigheid van het asielrelaas. Dat in het eerste en nader gehoor niet volledig consistent is verklaard mag aan eiser niet worden toegerekend. Eiser heeft in Pakistan veel meegemaakt en het ligt voor de hand dat eiser dit niet direct in een

samenhangend verband naar voren kan brengen. Voorts stelt eiser zich op het standpunt dat ten onrechte niet is gekeken naar artikel 3 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM).

5. De rechtbank overweegt als volgt.

6. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het relaas van eiser

ongeloofwaardig is.

7. Op grond van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 wordt bij de beoordeling van de aanvraag (onder andere) betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- en of identiteitsdocumenten dan wel andere documenten heeft, tenzij het ontbreken daarvan niet aan hem is toe te rekenen.

Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het aan eiser is toe te rekenen dat hij niet beschikt over documenten ter staving van zijn reisroute.

Immers, eiser heeft zijn reisrelaas niet voldoende onderbouwd met reisdocumenten of met ander indicatief bewijsmateriaal om de reisroute te ondersteunen. De rechtbank

overweegt dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser weliswaar een ticket van Athene naar Amsterdam heeft overgelegd, maar dat dit onvoldoende is nu geen documenten of ander indicatief materiaal is overgelegd van zijn vlucht uit het land van herkomst.

Ter compensatie is eiser de gelegenheid geboden om middels gedetailleerde, coherente en verifieerbare verklaringen het reisverhaal aannemelijk te maken. Hierin is eiser niet

Q7v P.003 03-08-2007 13:52 +31104360017

(6)

;<ió VAN- wesKi n e i n r i c i ~s±iwów}vin

Registratienummer: AWB 07/8755

3

geslaagd nu hij niet kon verklaren wanneer hij is vertrokken uit Pakisian, de plaatsen waarlangs hij is gereisd en de plaats van inreis in Griekenland.

Mitsdien bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder artikel 31, lid 2, sub f, van de Vw 2000 niet in redelijkheid aan eisers heeft kunnen tegenwerpen.

S. Blijkens de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 27 januari 2003 (TV 2003/103) brengt het toerekenbaar

ontbreken van documenten mee dat op voorhand afbreuk is gedaan aan de

geloofwaardigheid van het asielrelaas. Waar verweerder in beginsel het relaas en de daarin gestelde feiten voor waar pleegt aan te nemen, indien de asielzoeker alle hem gestelde vragen zo volledig mogelijk heeft beantwoord, het relaas op hoofdlynen innerlijk consistent en niet onaannemelijk is en strookt met wat over de algemene situatie in het land van herkomst bekend is, geldt indien zich een van de omstandigheden als opgesomd in artikel 31, tweede lid, onder a tot en met f, van de Vw 2000 voordoet, een extra voorwaarde. Blijkens de evenvermelde uitspraak van de Afdeling mogen in dat geval in het relaas geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden voorkomen; van het asielrelaas moet dan een positieve overtuigingskracht uitgaan.

9. Gelet op het in de vorige rechtsoverweging aangeduide toetsingskader heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het asielrelaas geen positieve overtuigingskracht heeft. Zo heeft verweerder in redelijkheid aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over 2ijn werkzaamheden ïn het land van herkomst. Daarnaast heeft eiser tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de plaatsen waar hij heeft gewoond, kon eiser niet verklaren wanneer hij is ontvoerd en mishandeld en kan eiser slechts de voornamen van zijn ontvoerders noemen, terwijl deze hem bekend zijn. In het licht van het voorgaande heeft verweerder de verklaringen van eiser in redelijkheid niet geloofwaardig heeft kunnen achten.

10. Hetgeen door eiser meer of anders naar voren is gebracht kan niet tot een ander oordeel leiden.

11. Derhalve is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

03-06-2007 13:53 +31104360017

(7)

-we- vt ic:w VAN- wesKi tiemrica •siimóömii 1-W 3 D r ü ü ' J / « * O J L U U L

Registratienummer: AWB 07/8755

De beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. O.A.P. van der Roest en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2007 in tegenwoordigheid van mr. M. van Esveld ais griffier.

de griffier de rechter

WétïS

VERZONDEN OP

06 JUL 2007 Voor fotokopie confoijo

De griffier van de cjj Rechtbank te 's-Gravenhage Nevenzittingsplaats Arnhem

Rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage. Het

beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing. Een afschrift van de uitspraak dient overgelegd te worden.

Meer informatie treft u aan op de website van de Raad van State (www.raadvanstate.nl).

03-08-2007 13:53 +31104360017 3T4 P . 0 0 5

(8)

JliKHliDöMl/

OO-OÖ- Ö/ 1^:40 van- wesKi n e i n n c i

WESKI HEINRICI

1-030 rWl/mï f " 0 ^

r

A ü v O C A T E

RAAD VAN STATE

INGEKOMEN

0 3 AUG 2007

^M , pstt&

AAN:

21

gfMtfettffrg^ph. ^ . ^ . ^

Aan de Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak Postbus 16113

2500 BC 's-GRAVENHAGE TEVENS PER FAX 070-3651380

Rotterdam, 3 augustus 2007.

Toevoeging aangevraagd.

Crv nummer:

Geeft te kennen:

geboren op: , van Pakistaanse nationaliteit, verblijvende in het Detentiecentrum Zeist, ten deze vertegenwoordigd door Mr V.M. Weski, advocaat te (3014 GT) Rotterdam kantoorhoudende aan de Westersingel 43, die verklaart bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank *s- Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, van 4 juli 2007, onder registratienummer

AWB07/8755, en waarvan een afschrift bij het onderhavige beroepschrift wordt gevoegd.

Bij aanvullend beroepschrift zullen de gronden worden aangegeven waarop het beroep berust.

03-06-2007 13:52 +31104360017 97K P.001

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Verweerder zou lopen bij zijn terugkeer naar Afghanistan ten rijde van het besluit van 25 februari 2004 niet uitsluiten dat hij onder die omstandig- heden het slachtoffer zou

200702121/1 (www.raadvanstate.nl) betreffende een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'medische behandeling' heeft de Afdeling overwogen dat de

Voor zover de rechtbank met deze overweging heeft willen aangeven dat ook in de situatie waarin in het licht van artikel 3.75 lid 3 Vb 2000 moet worden aangenomen dat de

In de t w e e d e grief klaagt de minister dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat hij in het besluit van 2 september 201 1 niet deugdelijk heeft gemotiveerd

Hierbij acht de rechtbank van belang dat eiser tijdens het gehoor inzake nieuwe feiten en omstandigheden zelf heeft verklaard dat hij sinds 1996 wist dat hij zijn grootvader

van de Libische nationaliteit door eiseres vloeit reeds voort dat verweerder zich naar het oordeel van dé rechtbank terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk

Gemachtigde, mr J.M. Niemer, advocaat te Amsterdam, verklaart door appellante bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd om dit hoger beroep in te stellen.. De Rechtbank gaat

Eiser heeft op 21 december 2006 wijziging van de beperking waaronder de verblijfsvergunning wordt verleend aangevraagd in verband met zijn overstap naar de