• No results found

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Raad vanState

200807463/1.

Datum uitspraak: 5 februari 2 0 0 9

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van:

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 19 september 2 0 0 8 in zaak nr. 0 7 / 2 8 6 8 4 in het geding tussen:

en

de staatssecretaris van Justitie.

(2)

2 0 0 8 0 7 4 6 3 / 1 2 5 februari 2 0 0 9

1 . Procesverloop

Bij besluit van 2 8 februari 2 0 0 6 heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.

Bij besluit van 2 7 juni 2 0 0 7 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 19 september 2 0 0 8 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 6 oktober 2 0 0 8 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

2. Overwegingen

2 . 1 . Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 8 5 , eerste en tweede lid, van de

Vreemdelingenwet 2 0 0 0 , kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen o p w e r p t die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de

rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , t w e e d e lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan.

2 . 2 . Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te w o r d e n bevestigd.

2 . 3 . Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

(3)

2 0 0 8 0 7 4 6 3 / 1 3 5 februari 2 0 0 9

3 . Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M, van Roosmalen, ambtenaar van Staat.

w . g . Borman w . g . Van Roosmalen lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2 0 0 9

53-549.

Verzonden: 5 februari 2 0 0 9

Voor eensluidend afschrift,

de secretaris van de Raad van State, voor deze.

mr. H.H.C. Visser,

directeur Bestuursrechtspraak

(4)

praak

AFSCHRIFT

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE nevenzittingsplaats Zwolle

Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken Registratienummer: Awb 07/28684

Uitspraak

in het geding tussen:

geboren op

van Chinese nationaliteit,

IND dossiernummer 0203.18.4101, eiseres, gemachtigde mr. J.M. Niemer, advocaat te Amsterdam;

en

De Staatssecretaris van Justitie, (Immigratie- en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage,

vertegenwoordigd door mr. H.R. Nobel, ambtenaar ten departemente, verweerder.

1. Procesverloop

Op 1 december 2005 heeft eiseres een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'uitoefenen van gezinsleven conform artikel £ van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) met ingediend. Bij besluit van 28 februari 2006 heeft verweerder de aanvraag afgewezen.

Bij brief van 8 maart 2006 is daartegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 27 juni 2007 ongegrond verklaard. Bij brief van 16 juli 2007 is daartegen beroep ingesteld. Het beroep is voorzien van gronden bij brief van 6 augustus 2007. Op 12

november 2007 en 16 november 2007 zijn door eiseres nadere stukken ingediend.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het beroep is ter zitting van 28 augustus 2008 behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.

(5)

AWB 07/28684 blad 2/3

2. Overwegingen

2.1 Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard, omdat eiseres niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mw).

2.2 Artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) bepaalt dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw 2000 kan worden afgewezen indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige m w die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd. Artikel 3.71, eerste lid, Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) bepaalt dat een dergelijke aanvraag in dat geval wordt afgewezen.

Ingevolge artikel 17, eerste lid, Vw 2000 en artikel 3.71, tweede lid, Vb 2000 is een aantal categorieën vreemdelingen vrijgesteld van het vereiste van het beschikken over een geldige m w . Voorts kan verweerder, ingevolge het vierde lid van artikel 3.71 Vb 2000, het m w - vereiste buiten toepassing laten voor zover toepassing daarvan naar zijn oordeel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

2.3 Tussen partijen staat vast dat eiseres ten tijde van de aanvraag niet in het bezit was van een geldige m w . Gesteld noch gebleken is dat eiseres behoort tot de categorieën van

vreemdelingen die ingevolge artikel 17, eerste lid, Vw 2000 dan wel artikel 3.71, tweede lid, Vb 2000 van het mw-vereiste zijn vrijgesteld. Het geschil is derhalve beperkt tot de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen weigeren de hardheidsclausule van artikel 3.71, vierde lid, Vb 2000 toe te passen. De wetgever heeft beoogd dat verweerder alleen in zeer bijzondere, individuele gevallen zal afzien van het tegenwerpen van het mw-vereiste. Gelet op de discretionaire bevoegdheid van verweerder om de hardheidsclausule toe te passen dient de rechtbank zich terughoudend op te stellen bij de toetsing aan artikel 3.71, vierde lid, Vb 2000.

2.4 Eiseres heeft met het oog op het bepaalde in artikel 3.71, vierde lid, Vb 2000

aangevoerd dat zij alles heeft gedaan om aan de vereiste documenten te komen om in China een m w te halen. Zo hebben eiseres en Stichting Nidos de Chinese ambassade aangetekend verzocht een paspoort af te geven waarop niet is gereageerd, terwijl de Internationale Organisatie voor Migratie telefonisch en schriftelijk aan heeft gegeven niets te kunnen doen voor eiseres. Daarnaast is een verklaring van mevrouw Bongers overgelegd waaruit blijkt dat zij met eiseres tevergeefs bij de Chinese ambassade is geweest. Ten slotte is het de partner van eiseres niet gelukt om in China een identiteitsdocument voor eiseres te verkrijgen.

Eiseres stelt zich op het standpunt dat gelet hierop het tegenwerpen van het mw-vereiste van onevenredige hardheid getuigt.

2.5 De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder in redelijkheid het standpunt heeft kunnen innemen dat in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen bijzondere individuele omstandigheid besloten ligt om over te gaan tot de toepassing van de hardheidsclausule.

Daarnaast heeft eiseres niet door middel van officiële en objectieve bescheiden aangetoond dat zij niet in het bezit kan komen van een geldig document voor grensoverschrijding. Indien eiseres meent dat de Chinese autoriteiten haar niet in het bezit zullen stellen van een geldig document voor grensoverschrijding, staat het haar vrij om een verblijfsvergunning onder de beperking 'verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken*

aan te vragen.

(6)

AWB 07/28684 blad 3/3

2.6 Het beroep van eiseres op artikel 8 EVRM zal voorts niet slagen. Het tegenwerpen van het mw-vereiste zal slechts in uitzonderlijke gevallen een schending van artikel 8 EVRM opleveren, nu de uit het mw-vereiste voortvloeiende verplichting Nederland te verlaten slechts van tijdelijke aard is. Van een zodanig uitzonderlijk geval is niet gebleken.

2.7 Uit het voorgaande volgt dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen weigeren de hardheidsclausule toe te passen. Het beroep is daarmee ongegrond.

2.8 Er bestaat geen aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.

3. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Comelissen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van A. van den Ham als griffier, op -| n c p p ?nrjO

Afschrift verzonden op: 1 9 SEP 2008

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep

vreemdelingenzaken",postbus f6113, 2500BC 's-Cravenhage.

Artikel 85 Vw 2000 bepaalt 'm dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (Jierstel verzuim) is niet van toepassing.

v „••Jr. /A-o'JJ.-irCir i (JOlNirüKlVI DE GR!FRER VAN DE

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE

(7)

ADVOCATEN : PROCUREURS

Raad van State

afdeling Bestuursrechtspraak

Hoger Beroep Vreemdelingenzaken Postbus 16113

2500 BC Den Haag Per fax: 070-3651380 en Per Falk koerier

Amsterdam, 6 oktober 2008 Inzake / Staat

% f

.. tfïGEKO!

i l - 7 . OKT 7Ö08

ZAAKNR KHANpEtO

^ * x £j\o

(xx) per fax ( ) per post

(xx) per post (ter bevestiging van reeds gezonden fax)

Hoger beroep ex art. 84 Vreemdelingenwet van:

naam bepaaldelijk gevolmachtigde: mr J.M. Niemer plaats van vestiging: Amsterdam

telefoonnummer: 020-788 01 20 faxnummer: 020-675 79 71

ten behoeve van de vreemdelinge (v) Achternaam:

Voornaam:

Geboortedatum:

Geboorteplaats : Nationaliteit: Chinese Verblijvende te

Uitspraak, waarvan beroep:

Appellante komt in beroep van de uitspraak van de Rechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer voor

Vreemdelingenzaken d.d. 19 september 2008, AWB 07/ 28684. Een kopie van de uitspraak wordt hierbij overgelegd, (prod.1)

Gemachtigde, mr J.M. Niemer, advocaat te Amsterdam, verklaart door appellante bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd om dit hoger beroep in te stellen.

Cornells Krusemanstraat 52 | I075 NR ; Amsterdam \ t 020 • 788 0I 20 i f 020 • 675 79 71 J info@nhdc-advocaten.nl

-. - : ; '. ;••' i c . M i i : : - v -ri.r •••.':: i . z\: t •? -. - - ' 't'. = .* ••:.

(8)

A I ) V i i i : , \ T E K : P I O C U I E U R S

Grieven;

Grief 1

In overweging 2.5 oordeelt de rechtbank, dat verweerder in redelijkheid het standpunt heeft kunnen innemen, dat in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen bijzondere individuele omstandigheid besloten ligt om over te gaan tot de toepassing van de hardheidsclausule.

De Rechtbank gaat ongemotiveerd voorbij aan het feit, dat appellante de zorg heeft over twee minderjarige kinderen van respectievelijk 3 en 2 jaar oud, van Nederlandse nationaliteit.

De Rechtbank heeft zich geen enkele rekenschap gegeven van de belangen van de partner en de beide kinderen.

De Rechtbank had in de aangevoerde omstandigheden en met name het feit, dat appellante niet in staat is naar China te reizen om de machtiging tot voorlopige verblijf aan te vragen, aanleiding moeten zien voor het oordeel, dat eiseres op grond van artikel 8 EVRM van het MW-verreiste had moeten worden vrijgesteld.

Eiseres was als alleenstaande minderjarige vreemdeling naar Nederland gekomen en had asiel verzocht. Dit werd geweigerd, omdat er adequate opvang in een weeshuis zou zijn voor haar in China. Zij kon echter niet terugkeren, omdat zij geen paspoort / laissez passer kreeg van de Chinese autoriteiten.

Inmiddels werd zij meerderjarig en kreeg een relatie, waaruit twee kinderen werden geboren.

Haar partner is voor haar naar China gereisd om te proberen voor haar documenten te verkrijgen. Zij bleek echter nergens geregistreerd te staan. Zij heeft derhalve geen enkele mogelijkheid een paspoort of laissez passer te verkrijgen, daarmee naar China te reizen en een machtiging tot voorlopig verblijf aan te vragen.

Er is geen sprake van een tijdelijke verplichting om Nederland te verlaten, maar een onmogelijke eis, waaraan appellante op geen enkele wijze kan voldoen. Hierdoor is er wel degelijk sprake van een schending van artikel 8 EVRM en dient de hardheidsclausule te worden toegepast en te worden afgezien van het tegenwerpen van het MW-vereiste.

Grief 2

De Rechtbank heeft voorts, in overweging 2.5 op blad 2/3 van de bestreden beslissing gesteld, dat eiseres niet door middel van officiële en objectieve bescheiden heeft aangetoond, dat zij niet in het bezit kan komen van een geldig document voor grensoverschrijding.

Appellante heeft brieven overgelegd van , haarzelf en een buurvrouw en bewijzen van aangetekende verzending, waaruit blijkt dat zij schriftelijk en persoonlijk geprobeerd heeft een document voor grensoverschrijding te verkrijgen bij de Chinese autoriteiten.

Zij heeft brieven van het I.O.M. overgelegd en een kopie van het paspoort van haar partner, waaruit zijn reis naar China blijkt.

Zij meent met deze bescheiden voldoende aangetoond te hebben, dat zij de Chinese autoriteiten om een document voor grensoverschrijding heeft verzocht. Gelet op de

weigering van de Chinese autoriteiten om officiële bescheiden af te geven, kan van haar niet verwacht worden, dat zij officiële bescheiden overlegt.

Haar wordt een onmogelijke eis gesteld, waaraan zij onmogelijk kan voldoen.

(9)

AIH'OCAÏ'tX i PROCUREURS

Er is geen sprake van een verplichting Nederland tijdelijk te verlaten, maar het opwerpen van een enorme belemmering om haar recht op gezinsleven conform artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden te kunnen uitoefenen.

Petitum

Uw College wordt verzocht:

1) de bestreden uitspraak en het onderliggende besluit te vernietigen;

2) een termijn te bepalen, waarbinnen geïntimeerde opnieuw in deze zaak zal dienen te voorzien;

3) geïntimeerde te veroordelen in de kosten, van beide gedingen, inclusief het salaris van de gemachtigde.

Toevoeging werd aangevraagd.

Adres gemachtigde: Cornelis Krusemanstraat 52, 1075 NR, Amsterdam.

J.M. Niemer gemachtigde

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Verweerder zou lopen bij zijn terugkeer naar Afghanistan ten rijde van het besluit van 25 februari 2004 niet uitsluiten dat hij onder die omstandig- heden het slachtoffer zou

200702121/1 (www.raadvanstate.nl) betreffende een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'medische behandeling' heeft de Afdeling overwogen dat de

Voor zover de rechtbank met deze overweging heeft willen aangeven dat ook in de situatie waarin in het licht van artikel 3.75 lid 3 Vb 2000 moet worden aangenomen dat de

In de t w e e d e grief klaagt de minister dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat hij in het besluit van 2 september 201 1 niet deugdelijk heeft gemotiveerd

Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het aan eiser is toe te rekenen dat hij niet beschikt over documenten ter staving van zijn reisroute.

Hierbij acht de rechtbank van belang dat eiser tijdens het gehoor inzake nieuwe feiten en omstandigheden zelf heeft verklaard dat hij sinds 1996 wist dat hij zijn grootvader

van de Libische nationaliteit door eiseres vloeit reeds voort dat verweerder zich naar het oordeel van dé rechtbank terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk

Eiser heeft op 21 december 2006 wijziging van de beperking waaronder de verblijfsvergunning wordt verleend aangevraagd in verband met zijn overstap naar de