• No results found

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Raad

vanState

2 0 0 9 0 3 9 7 3 / 1 / V 1 .

Datum uitspraak: 31 juli 2 0 0 9

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep v a n :

appenani,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 2 8 april 2 0 0 9 in zaak nr. 0 8 / 1 0 4 0 7 in het geding tussen:

en

de staatssecretaris van Justitie.

(2)

2 0 0 9 0 3 9 7 3 / 1 / V 1 2 31 juli 2 0 0 9

1. Procesverloop

Bij besluit van 21 maart 2 0 0 7 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna:

de staatssecretaris) (hierna: de vreemdeling) ongewenst verklaard.

Bij besluit van 19 maart 2 0 0 8 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 2 8 april 2 0 0 9 , verzonden op 7 mei 2 0 0 9 , heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, het

daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 2 juni 2 0 0 9 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

2 . Overwegingen

2 . 1 . Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 8 5 , eerste en t w e e d e lid, van de

Vreemdelingenwet 2 0 0 0 , kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen o p w e r p t die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de

rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , t w e e d e lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan.

2 . 2 . Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te w o r d e n bevestigd.

2 . 3 . Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

(3)

200903973/1/V1 3 31 juli 2009

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, ambtenaar van Staat.

w . g . Offers w . g . Beerse

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2009 382-620.

Verzonden: 31 juli 2009

Voor eensluidend afschrift,

de secretaris van de Raad van State, voor deze,

mr. H.H.C. Visser,

directeur Bestuursrechtspraak

(4)

* * T ' .)M». tV<U O- l ï

uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE

Nevenzittingsp laats 's-Hertogenbosch Sector bestuursrecht

Zaaknummer AWB 08/10407

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2009 inzake

geboren op

nationaliteit Algerijnse, eiser,

gemachtigde mr. BX.I.M. van Overloop, tegen

de staatssecretaris van Justitie, te Den Haag,

verweerder,

gemachtigde mr. P.M.W. Jans.

Procesverloop

In d&ze uitspraak wordt waar nodig onder verweerder tevens verstaan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie dan wel de minister van Justitie.

Bij besluit van 21 maart 2007 heeft verweerder eiser ongewenst verklaard op grond van het bepaalde in artikel 67, eerste Jid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).

Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar is door verweerder bij besluit van 19 maart 2008 ongegrond verklaard.

Eiser heeft op 21 maan 2008 tegen laatstgenoemd besluit beroep ingesteld.

De zaak is behandeld op de zitting van 20 maart 2009, waar eiser is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. P.R. Klaver, kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.

Overwegingen

1. Aan de orde is de vraag of het besluit van 19 maart 200S in rechte stand kan houden.

2. Ingevolge artikel 67, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 kan de vreemdeling ongewenst worden verklaard indien hij een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale

9 7 * 2 4 - 0 6 - 2 0 0 9 07=21

P.Q3

(5)

Lu,m j i / i l . LWi O- '"J

11 \ . i 'y i ' • "''

AWB 08/10407

veiligheid en geen rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e dan wel I, van de Vw 2000.

3. Blijkens paragraaf A5/2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna; Vc 2000) voert verweerder het beleid dat sprake is van gevaar voor de openbare orde, indien de vreemdeling bij herhaling ter zake van een misdrijf is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke (korte) gevangenisstraf (waaronder jeugddetentie) tot een taakstraf of een onvoorwaardelijke geldboete dan wel een vnjheidsontnemende maatregel opgelegd heeft gekregen, dan wel een transactieaanbod heeft aanvaard of een strafbeschikking opgelegd heeft gekregen.

4. Verder is in paragraaf A5/2 van de Vc 2000 neergelegd dat bij de toepassing van artikel 67 Vw 2000 de persoonlijke belangen van de vreemdeling zorgvuldig worden afgewogen tegen het algemeen belang, dat uit een oogpunt van openbare orde met de

ongewenstverklaring is gediend.

5. De rechtbank acht dit beleid niet kennelijk onredelijk.

6. Voor de beoordeling van het onderhavige geschil gaat de rechtbank uit van de volgende feiten. Eiser verblijft sinds 1995 in Nederland. Bij vonnis van 30 juni 1997 van de

politierechter te 's-Hertogenbosch is eiser veroordeeld tot een geldboete van 50 gulden subsidiair een dag hechtenis inzake winkeldiefstal. Bij vonnis van 25 maart 2005 van de politierechter te Zwolle is eiser veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien dagen, waarvan vijf dagen voorwaardelijk inzake fietsendiefstal en poging tot diefstal. Het voorwaardelijk deel van dit vonnis is bij uitspraak van de Groningse politierechter van 8 maart 2006 alsnog ten uitvoer gelegd. Bij vonnis van de politierechter te Zwolle van 30 raei 2005 is eiser veroordeeld tot een geldboete van 160 euro of drie dagen hechtenis, voor winkeldiefstal. Bij vonnis van de politierechter te Groningen van 27 oktober 2005 is eiser veroordeeld tot een geldboete van 130 euro of twee dagen hechtenis, waarvan 70 euro of een dag voorwaardelijk voor het wederrechtelijk binnendringen van een besloten lokaal. Het voorwaardelijk deel van dit vonnis is bij uitspraak van de Groningse politierechter van 8 maart 2006 alsnog ten uitvoer gelegd.

7. Gelet op deze feiten is de rechtbank van oordeel dat verweerder ingevolge artikel 67, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 in beginsel de bevoegdheid toekwam om eiser ongewenst te verklaren. Dat het kleine vergrijpen betreft, zoals door eiser is aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat verweerder niet in beginsel bevoegd zou zijn. De wettekst en het toepasselijke beleid bieden voor een dergelijke interpretatie geen ruimte.

8. Eiser stelt voorts dat de belangenafweging onevenredig is geweest. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.

Eiser verblijft bijna 13 jaar hier te lande. Eiser is door zijn psychische problemen strafrechtelijk in de problemen gekomen. Verweerder heeft dat onvoldoende laten

onderzoeken. Eiser vormt geen actuele bedreiging voor de openbare orde. Hij heeft spijt van zijn daden en heeft nu voldoende rust gevonden om niet in zijn oude gedrag terug te vallen.

In het land van herkomst is geen adequate opvang en medische zorg aanwezig. Behandeling kan in het land van herkomst niet plaatsvinden. Niet behandeling leidt tot een medische noodsituatie. In het kader daarvan doet eiser een beroep op artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Een actueel persoonlijk onderzoek van het Bureau Medische Advisering (BMA) is nodig.

Eiser beroept zich tot slot op artikel 64 van de Vw 2000.

24-06-2009 07=21

99* p.04

(6)

o: O

IK ft. IQ'J r. 'J

AWB 08/10407

9. Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen aanleiding bestaat om in afwijking van de regels de ongewenstverklaring van eiser achterwege te laten. Hetgeen door eiser daartoe is aangevoerd acht verweerder van onvoldoende gewicht. Verweerder heeft daarbij in aanmerking genomen dat eiser door het herhaald plegen van strafbare feiten overlast veroorzaakt, zodat aan het belang van de samenleving meer gewicht dient te worden toegekend dan aan de persoonlijke belangen van eiser.

Verweerder heeft voorts gesteld dat de lange verblijfsduur van eiser voortvloeit uit zijn eigen keuze om Nederland niet te verlaten ondanks de negatieve uitkomsten van meerdere

verblyfsprocedures. Dat de strafbare feiten van eiser wellicht veroorzaakt zijn door zijn psychische problemen is evenmin reden om de ongewenstverklaring achterwege te laten.

Volgens verweerder spreken de veroordelingen van eiser voor zich en mag daarnaast worden aangenomen dat in de strafrechtelijke procedure reeds alle ter zake doende aspecten zijn meegewogen. Verweerder ziet eiser onverminderd als een gevaar voor de openbare orde.

Een actueel BMA-onderzoek is volgens verweerder niet aangewezen, nu euer, blijkens het gehoor van 22 januari 2008, niet onder medische behandeling staat. Bovendien heeft er eerder een BMA-onderzoek plaatsgevonden, gesteld noch gebleken is dat de situatie sindsdien is veranderd. Het beroep op arrikel 3 van het EVRM slaagt volgens verweerder niet aangezien onderbouwing ontbreekt

Een beroep op artikel 64 van de Vw 2000 kan in de boordeling van het onderhavige beroep niet worden meegenomen.

10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op de hiervoor gegeven motivering, in redelijkheid het standpunt kunnen innemen dat het algemeen belang, te weten de bescherming van de openbare orde, in dit geval zwaarder dient te wegen dan het

persoonlijke belang van eiser.

11. Voor het overige is niet gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden dat

verweerder op grond daarvan in redelijkheid een zwaarder gewicht had moeten toekennen aan het persoonlijk belang van eiser dan aan het belang van de openbare orde.

12. Voor zover eiser een beroep heeft willen doen op het bepaalde in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de rechtbank van oordeel dat dit beroep evenmin slaagt. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet is gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden dat de gevolgen voor eiser onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

13. Het beroep is derhalve ongegrond.

14. Voor een veroordeling van één der partijen in de door de andere partij gemaakte kosten bestaat geen aanleiding.

15. Beslist wordt als volgt.

Q?:22

9 8 *

(7)

24. JU«. /UUV f i : 15 P K /ay f- o

AWB 08/10407

Beslissing De rechtbank,

verklaart het beroep ongegrond

Aldus gedaan door mr. E.M. de Stigter als rechter in tegenwoordigheid van mr. W.E. Dijkstra als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2009-

Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij:

Raad van State

Afdeling bestuursrechtspraak Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbus 200/9

2500 EA Den Haag

De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na verzending van de uiispraak door de griffier. Artikel 85 van de Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Âwb) bepaalt onder meer dat bij het beroepschrift een afschrift moet worden overgelegd van de uitspraak. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing.

Afschriften verzonden:

zimJM—

24-QS-2009 0 7 : 2 2 3 3 * P.Q6

(8)

RflVELYN ADVOCATEN Fax 0031164255010 2 Jun 2009 16:37 P001/OÛ7

Mr P.R. Haver*

Mr LR. Moes MfWJ.itirgm«

Mw. Mi B l l M . van Overloop Ml U Bronsveld

Mw.MfCCW.G.M.Jarusem Mr M i ftp

* gecerôflœmJ NMJ-metfiatsr

" lid van rfe V&tnigir.g Arbeidsrecht M»atenNririand(YM}0

RAAD VAN STATE

INGEKOMEN . . ^ V

•i JUN 2009'

Raad van State Afd. bestuursrechtspraak Hoger beroep Vreemdelingenzaken Postbus 16113

2500 BC 's-Gravenhage

per telefax en per gewone post: 070-3651380

Uwref Onze ref.

Betreft

20091093/PK/TR ƒ140848

Bergen op Zoom, 2 juni 200g Grieven hoger beroep inzake

procedurenummer AWB 08/10407

Geachte mevrouw, mijnheer.

Appellant in deze is _,_ , geboren op Algerijnse nationaliteit, woonachtig te Zwolle.

, iND-nr. 9502.06.2041/200.605.5166, van

Appellant kiest domicilie te (4611 PP) Bergen op Zoom aan de Van der Rijtstraat no. 57, ten kantore van de bepaaldelijk gevolmachtigde mr P.R. Klaver.

Bij deze verklaart mr P.R. Klaver bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn om voor appellant het onderhavige appelschrift in te stellen.

Het appelschrift heeft betrekking op de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage, zittinghoudende te 's-Hertogenbosch, Vreemdelingenkamer d.d. 7 mei 2009, Awbnr 08/10407, waarbij de rechtbank het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard.

Deze uitspraak wordt hierbij als productie 1 overgelegd. Appellant kan zich niet verenigen met deze uitspraak van de rechtbank zoals hiervoor omschreven en wel om de hiernavolgende redenen.

Bezoekadres: Van der Rijistraat 5? * 4611 ?? Bergen op ZOOTI

CorrespofidenTie3dres;?osibus3ö6-4600.M Bergen op Zoem-I +31(0/164 252 621 - F 431(0)154 255010-f infogravglijiidvouieanl. www.ravelijnidvocaten.nl Op onze dienstverlening zijnorize algemene voorwaarden van toepassing, welke cnder meer eer1 beperking van de aansprakelijkheid bevatten.

Deze voorwaarden staan op d? achterzijde van deze brief en jijn ook >:e vinden op owe website.

(9)

RAVaYN ADVOCATEN Fax 0031164255010 2 jun 2009 16:37 P002/007 2

Grief i

Appellant meent dat ten onrechte bij rechtsoverweging 7 van het bestreden besluit de rechtbank van mening is dat in beginsel aan de IND de bevoegdheid toekwam om eiser ongewenst te verklaren.

Toelichting

Appellant meent dat de iND ten onrechte ongemotiveerd stelt dat zij de bevoegdheid heeft in deze, gelet op de kleine vergrijp, te komen tot een ongewenst vreemde lin genverklaring. Appellant meent dat verweerder in deze concrete zâak gelet op achtergronden, kleine vergrijp, medische situatie, traumata, de IND niet de bevoegdheid zou kunnen hebben om in deze tot ongewenst vreemdeüngenverklaring over te gaan. Appellant meent dat de wetstekst en toepasselijk beleid voor een dergelijke interpretatie ruimte bieden.

Grief a

Appellant meent dat de rechtbank bij bestreden besluit rechtsoverweging 10 ten onrechte en ook ongemotiveerd er van uitgaat dat de IND in redelijkheid een standpunt mocht innemen dat het algemene belang in dit geval zwaarder dient te wegen dan het persoonlijke belang van appellant.

Toelichting

Appellant stelt dat de rechtbank de rechtsoverweging 8 de individuele belangen van appellant opsomt en bij rechtsoverweging 9 de belangen van verweerder/IND. Bij het bestreden besluit onder rechtsoverweging 10 wordt verder niet gemotiveerd ingegaan waarom in deze de motivering van verweerder om het algemene belang zwaarder te mogen laten wegen dan het persoonlijke belang van appellant in deze. Appellant meent in bescheidenheid dat er geen afdoende en gedragen motivering in het bestreden besluit voorhanden is bij rechtsoverweging 10.

G rief 3

Appellant meent dat de rechtbank bij het bestreden besluit rechtsoverweging 11 ten onrechte stelt en ook ongemotiveerd dat niet gebleken zou zijn van zodanig bijzondere omstandigheden dat verweerder op grond daarvan in redelijkheid een zwaarder gewicht had dienen toe te kennen aan het persoonlijk belang van appellant en het belang van de openbare orde.

(10)

RflVaYN ADVOCATEN Fax 0031164255010 2 Jun 2009 16:38 P003/007 3

Toelichting

Appellant meent dat er ook bij rechtsoverweging n geen motivering voorhanden is. Appellant heeft bij gronden gemotiveerd aangegeven waarom hij meent dat de belangenafweging onevenredig voor hem uitpakt. Er is sprake van onevenredige belangenbenadeling. Appellant heeft gesteld dat in bescheidenheid zijn individuele belang zwaarder mag wegen dan het mogelijk aanwezige algemene belang. Appellant heeft persoonlijke belangen aangegeven, langdurig verblijf, relatief kleine vergrijp, appellant is door zijn psychiatrische problemen in de strafrechterlijke problemeri gekomen.

Hij vormt geen actuele bedreiging voor de openbare orde. Er is sprake van medische omstandigheden, traumata. Appellant meent in casu dat niet gemotiveerd wordt aangegeven waarom het openbare orde zwaarder dient te wegen in casu dan het persoonlijke belang.

Grief4

Appellant meent dat de rechtbank ten onrechte bij rechtsoverweging 12 en ook ongemotiveerd van oordeel \s dat in redelijkheid verweerder, IND zich op het standpunt heeft mogen stellen dat niet gebleken is zodanig van bijzondere omstandigheden aan de zijde van appellant, dat de gevolgen van appellant onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Toelichting

Appellant meent dat in casu wel sprake is van onevenredige belangenbenadeling. Appellant meent dat verweerder in casu gemotiveerd tot een ander standpunt had kunnen komen, gelet op de bijzondere omstandigheden van deze zaak. Appellant meent dat geen, althans onvoldoende gemotiveerd afweging van belangen in casu heeft mogen plaatsvinden.

CJm al welke redenen appellant zich mag wenden tot uw afdeling bestuursrechtspraak van de Raad vpn State met het eerbiedige verzoek het bestreden besluit, de beslissing van de rechtbank

'4-Hertogenbosch d.d. 7 mei 2009, 08/10407, te willen vernietigen, in dier voege dat alsnog wordt bepaald dat appellant ten onrechte ongewenst vreemdeling is verklaard en voorts dat betrokkene na afweging van belangen een verblijfsstatus kan worden toegekend.

l i s t e n rechtens, Hoogachtend,

II

Javer, lacntlgde

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

200702121/1 (www.raadvanstate.nl) betreffende een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'medische behandeling' heeft de Afdeling overwogen dat de

Voor zover de rechtbank met deze overweging heeft willen aangeven dat ook in de situatie waarin in het licht van artikel 3.75 lid 3 Vb 2000 moet worden aangenomen dat de

In de t w e e d e grief klaagt de minister dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat hij in het besluit van 2 september 201 1 niet deugdelijk heeft gemotiveerd

Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het aan eiser is toe te rekenen dat hij niet beschikt over documenten ter staving van zijn reisroute.

Hierbij acht de rechtbank van belang dat eiser tijdens het gehoor inzake nieuwe feiten en omstandigheden zelf heeft verklaard dat hij sinds 1996 wist dat hij zijn grootvader

van de Libische nationaliteit door eiseres vloeit reeds voort dat verweerder zich naar het oordeel van dé rechtbank terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk

Gemachtigde, mr J.M. Niemer, advocaat te Amsterdam, verklaart door appellante bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd om dit hoger beroep in te stellen.. De Rechtbank gaat

Eiser heeft op 21 december 2006 wijziging van de beperking waaronder de verblijfsvergunning wordt verleend aangevraagd in verband met zijn overstap naar de