• No results found

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Raad

vanState

200708931/1.

Datum uitspraak: 8 februari 2008

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

appellant,

tegen de uitspraak in zaak nr. 07/22806 van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, van 27 november 2007 in het geding tussen:

en

de staatssecretaris van Justitie.

(2)

2 0 0 7 0 8 9 3 1 / 1 2 8 februari 2 0 0 8

1 . Procesverloop

Bij besluit van 5 maart 2 0 0 7 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om wijziging van de beperking van een aan hem verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen.

Bij besluit van 4 mei 2 0 0 7 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 27 november 2 0 0 7 , verzonden op 3 december 2 0 0 7 , heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 2 0 december 2 0 0 7 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 7 januari 2 0 0 8 heeft de staatssecretaris t e kennen gegeven geen verweerschrift in te zullen dienen.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

2. Overwegingen

2 . 1 . Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 8 5 , eerste en t w e e d e lid, van de

Vreemdelingenwet 2 0 0 0 , kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen o p w e r p t die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de

rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , t w e e d e lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan.

2 . 2 . Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te w o r d e n bevestigd.

2 . 3 . Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

(3)

200708931/1 3 8 februari 2008

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, ambtenaar van Staat.

w.g. Roemers w.g. Ramrattansing lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2008 408.

Verzonden: 8 februari 2008

Voor eensluidend afschrift,

de secretaris van de Raad van State, voor deze.

mr. H.H.C. Visser,

directeur Bestuursrechtspraak

(4)

20. Dît. 2007 TO: r6 WORMKCUCT ADVOCATEN 020-61390^5

Nr. 9236 P. 5

praak AFSCHRIFT'

ANK 'S-GRAVENHAGE

ttingsplaats Groningen, vreemdelingenkamer Zaaknummer Awb 07/22306

Uitspraak in het geschil tussen:

geboren op r

van Thaise nationaliteit, V-nummer*.

eiser,

gemachtigde: mr. M Berg, advocaat te Amsterdam, en

(Immigratie-en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage,

verweerder, . ;>

gemachtigde- mr. R.R. de Groot, ambtenaar ten dcpartemente.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Bij beschikking van 20 december 2004 is cisor in het bezit gesteld van een v^bh'jfsvergunning regulier voor bepaalde tyd onder de bepaking "aanvullende examens met het oog op studie aan de Universiteit van Amsterdam te Amsterdam". Deze vergunning is verleend met ingang.van 23 september 2004, geldig tot 1 september 2005.

1.2. ' Bij beschikking van 27 april 2006 is eiser in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking "studie Trade Management gericht opAzic aan de Hogeschool Amsterdam te Amsterdam". Deze vergunning is verleend met ingang van 1 september 2005, geldig tot 1 september 2006.

1.3. Op 21 december 2006 heeft eiser een aanvraag ingediend tot wijziging van de verblijfsvergunning in een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking "aanvullende examens met het oog op studie aan het Friesland College te Leeuwarden"\Verweerder heeft bij beschikking van 5 maan 2007 afwijzend op de aanvraag beslist.

1.4. Eiser heeft daartegen op 19 maart 2007 bezwaar gemaakt. Bij beschikking van 4 mei 2007 heeft verweertler-net bezwaar ongegrond verklaard.

1.5. Bij beroepschrift van 25 mei 2007 heeft eiser tegen de hiervoor genoemde beschikking beroep ingesteld by de rechtbank.

(5)

020-6135035 Nr. 9236 I fi

blad 2

] .6. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiser toegezonden en hem in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

1.7. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 12 november 2007. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.

2. Rechtsoverwegingen Feiten en standpunten van partijen

2.1. Verweerder heeft de aanvraag van eiser om wijziging van de beperking waaronder de verblijfsvergunning wórdt verleend afgewezen. Verweerder heeft daartoe overwogen dat eiser reeds een verbujfsvergunning voor het volgen van een voorbereidend jaar is verleend en dat een dergelijke verblijfevergunning op grond van artikel 3.69 van hd

Vreetndelingenbesluit 2000 (Vb 2000) slechts voor één jaar kan worden verleend eu niet kan worden verlengd. Aan eiser is tussen 23 september 2004 en 1 september 2005 een

verblijfsvergunning regulier verleend in verband met een voorbereidend jaar (cen cursus Nederlandse taal) op zijn studie Trade Management gericht op Azië aan de Hogeschool van Amsterdam. De opleiding International Hospitality Studies aan het Friesland College ie Leeuwarden in verband waarmee eiser thans cen wijziging van de beperking aanvraagt betreft cen Engelstalig voorbereidend programma op de opleiding op Hbo-niveau Hoger Hotelonderwijs aan de Christelijke Hogeschool te Leeuwarden.

2.2. Eiser heeft zich,op het standpunt gesteld datde opleiding waar zijn aanvraag van 21 december 2006 tot wijziging van de beperking betrekking op.heeft geen voorbereiding op cen studie betreft als bedoeld in B6/8 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000). Het betreft niet een toegangstest of een taalprograuuna. De opleiding dient te worden beschouwd als cen integraal onderdeel van de Hbo-opleiding, waarbij een .aantal Mbo modules zyn ingepast. Voorts leidt de opleiding tot zoveel vrijstellingen, dat de.resterende Hbo-opleiding vervolgens binnen 2,5 jaar kan worden afgerond. Eiser heeft er.ten slotte op gewezen dat verweerder aan een medestudent van eiser wel een verblijfsvergunning regulier heeft verleend, terwijl ook deze wijziging had gevraagd van de verb lij fs vergunning regulier onder de beperking "aanvullende .examens met het oog op.studie aan de Universiteit van

Amsterdam" in een vergunning onder de beperking "studie Hospitality and Touriem aan het Friesland College te Leeuwarden".

Beoordeling van het beroep

2.3. De vcrblijisvcrgunning regulier, zoals bedoeld in artikel 1d van de

Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), kan worden afgewezen op de gronden genoemd in artikel 16, eerste lid Vw 2000. Debijzondere voorwaarden, waaronder een

verblijfsvergunning onder de beperking verband houdende-met het verblijfsdoel "het volgen van studie" wordt verleend, zijn nader uitgewerkt in artikel 3.41 van het

Vreemdelingenbesluit 200Ö (Vb 2000) en hoofdstuk B6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000).

200/ 10:16 WOWCUCT ADVOCATEN

Zaaknummer Awb 07/22806

(6)

Nr. 9236 P. /

blad 3

2.4. Ingevolge artikel 3.41, eerste lid, aanhef en onder a, Vb 2000 kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een

beperking verband houdend met het volgen van studie warden verleend aan de vreemdeling die voltijds hoger, voortgezet of beroepsonderwijs volgt aan een bij ministeriële regeling aan te wijzen onderwijsinstelling.

2.5. Ingevolge artikel 3.5 7 Vb 2000 wordt de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, verleend voor ten hoogste één jaar en kan deze telkens met ten hoogste eenjaar worden verlengd,

2.6. Ingevolge artikel 3.69 Vb 2000 wordt, in afwijking van artikel 3.57, de

verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. bedoeld inanikcl 14 van de Wet onder een beperking verband houdend met de voorbereiding op een studie (...) ten hoogste voor den jaar verleend en wordt de geldigheidsduur ervan na eenjaar niet verlengd.

2.7. Blijkens hoofdstuk B6/Ä Vc 2000 komen studenten aan wie een verblijfsvergunning voor het volgen van een voorbereidend jaar ii verleend, bij wisseling van de studie niet opnieuw in aanmerking voor een verbu^svergunning onder een beperking verband houdend met de voorbereiding op een studie.

2.8. Eiser heeft op 21 december 2006 wijziging van de beperking waaronder de verblijfsvergunning wordt verleend aangevraagd in verband met zijn overstap naar de opleiding "International Hospitality Studies" aan het te Blijkens de brief van 3 april 2007 van deze onderwij sinstellinE betreft deze opleiding eco Engelstalig voorbereidend programma aan het __ te >p een Hbo opleiding aan de te, . Het is een tweejarige opleiding die zowel Mbo als Hbo-modules bevat. Het afronden van de opleiding verkort do opvolgende Hbo-opleiding. Eiser heeft voorts in zijn aanvraagformulier van 21 december 2006 reeds melding gemaakt van het feit dat hij voorafgaande aan de Hbo-opleiding die hij wenste te gaan volgen een voorbereidend jaar dient te doorlopen. Eisers stelling dat de opleiding in verband waarmee hij wijziging van de beperking aanvroeg geen voorbereiding op cen studie betreft ziet de rechtbank dan ook niet onderbouwd in de overgelegde stukken. Dai met voorbereiding op een studie slechts wordt bedoeld een toegangstest of taaiprogramma, zoals eiser nog heeft aangevoerd, blijkt voorts niet uit verweerders in hoofdstuk B6/S Vc 2000 neergelegde beleid. Hetgeen ter zitting onmens eiser nog is aangevoerd doet niet af aan het vorenstaande.

2.9. De rechtbank zier ten slotte geen aanleiding om te oordelen dat riser op grond van het gelijkheidsbeginsel in aanmerking gebracht dient te worden voor de gevraagde

verblijfsvergunning. De rechtbank is niet gebleken dat eiser de door hem overgelegde beschikking van een medestudente niet reeds in de bezwaarfase heeft kunnen overleggen. Nu hij deze beschikking eerst in beroep heeft overgelegd heeft hij verweerder de gelegenheid ontnomen om daar in zijn titans besneden beschikking reeds op in te gaan.

2.10. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor verlening van de gevraagde vcrbh'jfsvergunning.

20.D;e. 2 0 0 / i 0 : 1 6 W0RMHCUCT ADVOCATEN 02fl"él89i)35

Zaaknummer: Awb 07/22806

(7)

t800*d 1VJ.01

20. Occ. 2007 10:16 WORMHCUCT AöVOCATEN 020-6139035 Nr. 9236 9. 8

Zaaknummer: Awb 07/22806 blad 4

2.U • Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder in het onderhavige geval ten gunste yan eiser van het ter zake gevoerde beleid had dicnon af te wijken. Verweerder heeft zich derhalve in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen da:

eiser niet voor verlening van de gevraagde verblijfsvergunning in aanmerking komt.

2.12. Het beroep is derhalve ongegrond.

2.13. Voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs beeft moeten maken, bestaat geen aanleiding.

3. Bcïlisïinc

De rechtbank verklaart .hot beroep ongegrond.

Aldus gegeven door mr. D.M. Schuiling en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van H. Siebers als griffier op 27 november 2007.

"' rcr> •aie"' GUKÛ!™* .A- '""'r

Tegen de uitspraak kunnen partijen .hmnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van''hoger beroep vTeemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC 's- Gravenhage. Ingevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift, in aanvulling op de vereisten gesteld in artikel 6:5 Algemene wet bestuursrecht, één of meer grieven legen de uitspraak te bevatten.- Artikel 6:6 is niet van toepassing.

Afschrift verzonden: £ 3 D t L ZUÜ7

(8)

: W 10:15 flOKMHCUCT ADVOCATEN 020~€1S9035 r. 9236 ?. 3

w o r m h o u d t b e r g a d v o c a t e n

Aan de Afdeling Bestuursrechtspraak van De Raad van State

Postbus 16113

2500 BC DEN HAAG

Mr. M. Barg

Mr. S. Brouwer Mr. r\ Ooorr*<h Mr. A . M . ven d«n H u r k Mr. ft.H, Wormhoudl

tevens per telefax 070-3651380

Betreft: 07/22806 BEPTDN 0409.10.0211

/ Staat

Aros"o|vûarufiwog A 1075 XH Amsferdam T 020 - Ó1B 53 30 F 020 - ó18 90 85

E îucretarioûî®

. wormhoudtborgodvocatofl.ftl

Amsterdam, 20 december 2007

Hoger beroepschrift Geeft eerbiedig te kennen:

geboren op _ van Thaise nationaliteit, verblijvende te L, woonplaats kiezende ten kantore van mr M. Berg, Amstelveenseweg 4 te Amsterdam, die door hem bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van dit hoger beroep en als zodanig zal optreden.

Appellant stelt hiermede hoger beroep in van de uitspraak van de Rechtbank 's- Gravenhage, nevenzittingplaats Groningen d.d. 27 november 2007, verzonden p 3 december 2007.(bijlage)

Grief 1:

De grief is gericht tegen overweging 2.8 van de rechtbank.

De rechtbank oordeelt daarin dat eisers stelling dat de opleiding in verband waarmee hij wijaging van de beperking aanvroeg geen voorbereiding op een-studie betreft niet onderbouwd wordt door de overgelegde stukken

Toelichting:

Naar het oordeel van appellant miskent de rechtbank met het hierboven omschreven

oordeel dat appellant in de bewuste, brief, gedateerd 3 april 2007 nadrukkelijk melding

(9)

20. D-c. 2007 10:15 WOMCUCT ADVOCATEN O2O-M89085 « f . 9 2 3 6 P

wordt gemaakt van het feit dat het afronden van de bewuste studie de verdere HBO opleiding van verkort met ongeveer 2 jaren, waardoor de opleiding aan het

en die aan de tussen welke opleiding een samenwerkingsverband bestaat, tezamen de gebruikelijke HBO studieduur van 4 a 4,5 jaar, niet overschrijden.

• Onder die omstandigheden kan niet van een voorbereiding in de zin van VC 2000 B6/8 worden gesproken. De rechtbank heeft dat miskent.

Griefl

Evenmin kan appellant zich verenigen met hei gestelde in overweging 2.9 waarin zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel vanwege de ex tune toetsing wordt afgewezen.

Appellant heeft in beroep gedaan op de situatie van eenmedesiudente, met wie hij gelijktijdig uit Thailand is ingcreisd, gelijktijdig in Amsterdam heeft gestudeerd en die gelijktijdig dezelfde wijziging beperking als appellant heeft aangevraagd, welke aanvraag wel is ingewilligd. Nu dat eerst na de bob in onderhavige zaak is gebeurd kon appellant, die bovendien de bezwaarfase zelfheeft gevoerd, niet eerder dan in beroep een beroep doen op het gelijkheidsbeginsel;.

Hij meent bovendien dat het gelijkheidsbeginsel zodanig raakt aan de openbare orde, dat ook anderszins hei beroep op het gelijkheidsbeginsel had moeten worden

gehonoreerd. De rechtbank heeft dat miskent.

Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van appellant de thans bestreden uitspraak wegens schending van het bepaalde in artt. 3:2 jo 3:46 AWB jp VC B6/8 niet in stand blijven.

Redenen waarom:

Appellant Uw College verzoekt de uitspraak d.d,27 november 2007 van de Rechtbank 's-Gravenhage, zittinghoudende te Groningen, te vernietigen.,' /

. . . ' /

,.

:

Gemachtigde

7

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de t w e e d e grief klaagt de minister dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat hij in het besluit van 2 september 201 1 niet deugdelijk heeft gemotiveerd

Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het aan eiser is toe te rekenen dat hij niet beschikt over documenten ter staving van zijn reisroute.

Hierbij acht de rechtbank van belang dat eiser tijdens het gehoor inzake nieuwe feiten en omstandigheden zelf heeft verklaard dat hij sinds 1996 wist dat hij zijn grootvader

van de Libische nationaliteit door eiseres vloeit reeds voort dat verweerder zich naar het oordeel van dé rechtbank terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk

Gemachtigde, mr J.M. Niemer, advocaat te Amsterdam, verklaart door appellante bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd om dit hoger beroep in te stellen.. De Rechtbank gaat

200702121/1 (www.raadvanstate.nl) betreffende een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'medische behandeling' heeft de Afdeling overwogen dat de

Voor zover de rechtbank met deze overweging heeft willen aangeven dat ook in de situatie waarin in het licht van artikel 3.75 lid 3 Vb 2000 moet worden aangenomen dat de

Verweerder zou lopen bij zijn terugkeer naar Afghanistan ten rijde van het besluit van 25 februari 2004 niet uitsluiten dat hij onder die omstandig- heden het slachtoffer zou