• No results found

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Raad vanState

2 0 1 0 0 0 0 0 9 / 1 / V 1 .

Datum uitspraak: 8 maart 2 0 1 0

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep v a n :

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats A s s e n , van 8 december 2 0 0 9 in zaak nr. 0 9 / 2 9 9 7 in het geding t u s s e n :

en

de staatssecretaris van Justitie.

(2)

2 0 1 0 0 0 0 0 9 / 1 / V I 2 8 maart 2 0 1 0

1. Procesverloop

Bij besluit van 1 5 januari 2 0 0 9 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna:

de staatssecretaris) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen

afgewezen. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 8 december 2 0 0 9 , verzonden op 9 december 2 0 0 9 , heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 3 januari 2 0 1 0 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

2. Overwegingen

2 . 1 . Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 8 5 , eerste en t w e e d e lid, van de

Vreemdelingenwet 2 0 0 0 , kan niet t o t vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen o p w e r p t die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de

rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, w o r d t , gelet op artikel 9 1 , t w e e d e lid, van deze w e t , met dat oordeel volstaan.

2 . 2 . Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te w o r d e n bevestigd.

2 . 3 . Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

(3)

2 0 1 0 0 0 0 0 9 / 1 / V 1 3 8 maart 2 0 1 0

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.J.M. Schuyt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat.

w . g . Schuyt w . g . De Vink

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2 0 1 0 1 5 4 .

Verzonden: 8 maart 2 0 1 0

Voor eensluidend afschrift,

de secretaris van de Raad van State,

mr. H.H.C. Visser

(4)

0 3 / 0 1 2010 1 9 : 5 9 FAX 0302341153 ADVOCATENKANTOOR PALM ©005/008

; - - ^ AFSCHRIFT

fóa-Aspraak ____________

V f ^ Ï ^ A ^ T B A N K 's-GRAVENHAGE

Nevenzitlingsplaats Assen Sector Bestuursrecht Vreemdelingenkamer

Zaaksn-mmer: AWB 09/2997 BEFTDN S6

Uitspraak van de rechtbank van 8 december 2009 inzake:

geboren op

van Sierra Leoonse nationaliteit, [ND-dossiemummer: 0203.05.4149, V-nummer:

eiser,

gemachtigde: mr. S. Coenen, advocaat te Utrecht, tegen:

de staatssecretaris van Justitie,

(Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)), te 's-Gravenhage,

verweerder,

gemachtigde: mr. M.B.Y. Vet, procesvertegenwoordiger.

Procesverloop

Op 17 oktober 2007 heeft eiser een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend als bedoeld in artikel 28 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).

Bij besluit van 15 januari 2009 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht.

Bij beroepschrift van 29 januari 2009 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank tegen dit besluit. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiser gezonden en hem in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstekken. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 27 oktober 2009.

Eiser is daarbij verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.

(5)

0 3 / 0 1 2010 1 9 ; 5 9 FAX 0302341151 1 1 W r t

O U . 0 4 H 5 J ADVOCATENKANTOOR PALM

1^1006/008

Zaaknummer: AWB 09/2997

Motivering

Artikel 4:6 Awb bepaalt dat, indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag is gedaan, de aanvrager is gehouden nieuw gebleken feiten of veranderende omstandigheden te melden. Indien daarvan geen sprake is, kan het bestuursorgaan de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerder afwijzende beschikking.

De rechtbank stelt vast dat eiser op 6 maart 2002 voor de eerste maal een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingediend. Bij beschikking van 20 januari 2003 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen, Bij uitspraak van 6 januari 2005 van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam, is deze beschikking door ongegrondverklaring van het beroep onherroepelijk geworden. Met deze uitspraak is in rechte vast komen te staan dat eiser toerekenbaar geen identiteitspapieren, documenten of bescheiden heeft overgelegd en dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te vrezen heeft voor vervolging van de zijde van de Sierraleoonse autoriteiten. Voorts is met deze uitspraak in rechte vast komen te staan dat eiser geen aanspraak kan maken op een verblijfsvergunning wegens strijd met artikel 3 van het (Europees) Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de

fundamentele vrijheden (EVRM) dan wel op een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000.

Eiser heeft op 17 oktober 2007 een herhaalde aanvraag ingediend, omdat hij bij terugkeer naar zijn land van herkomst zijn grootvader moet opvolgen als chief. Eiser wil dit ndet maar vreest hiertoe gedwongen te worden en tijdens de ceremonie te overlijden. Ter

ondersteuning van zijn relaas heeft hij een krantenartikel uit 2006 en een brief van zijn moeder overgelegd.

Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat hetgeen door eiser naar voren is gebracht niet kan worden beschouwd als nieuwe feiten en omstandigheden.

In de gronden van het beroep heeft eiser verwezen naar de door hem naar aanleiding van het voornemen naar voren gebrachte zienswijze, Voorts heeft hij aangevoerd dat voldoende is gebleken van nieuw gebleken feiten en/of omstandigheden. Eiser heeft aangevoerd dat hij aan zijn herhaalde asielaanvraag onder meer een krantenartikel ten grondslag heeft gelegd, waaruit blijkt dat hij gezocht wordt, omdat hij zijn grootvader als chief dient op te volgen.

Ten onrechte wordt door verweerder gesteld dat het bij de zienswijze overgelegde nieuwsbericht hetzelfde krantenbericht zou zijn, dat eiser bij de aanvang van zijn asielprocedure heeft overgelegd. Wellicht dat enige verwarring is ontstaan door de wijze waarop een en ander in de zienswijze is gefonnuleerd. Eiser heeft met het nieuwsbericht van 13 oktober 2008 willen aantonen dat het eerder door hem overgelegde krantenartikel niet vals is. Eenzelfde bericht is later nogmaals geplaatst op de website van de

Newspaper. Verweerder heeft dit miskend.

Volgens vaste jurisprudentie moet de rechter, ter bepaling van de omvang van de door hem te verrichten beoordeling in dit geval, direct treden in de vraag of aan de aanvraag nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag zijn gelegd.

De rechtbank is van oordeel dat eiser hetgeen hij in zijn nieuwe asielrelaas naar voren heeft gebracht over de problemen die hij verwachtte in verband! met zijn weigering om zijn grootvader op te volgen als chief, reeds tijdens zijn eerste;asielaanvraag naar voren had

(6)

0 3 / 0 1 2010 2 0 : 0Û FAX 0 3 0 2 ' i J i i ^ i

, _ 0J02341153 ADVOCATENKANTOOR PALM

© 0 0 7 / 0 0 8

Zaaknummer: AWB 09/2997

kunnen en derhalve had moeten brengen. Hierbij acht de rechtbank van belang dat eiser tijdens het gehoor inzake nieuwe feiten en omstandigheden zelf heeft verklaard dat hij sinds 1996 wist dat hij zijn grootvader zou moeten opvolgen als chief en dat hij voorts tijdens dat gehoor heeft verklaard datje vanaf je 20"c chief kunt worden, Nu eiset ten tijde van zijn eerste aanvraag bijna 20 jaar was, had van hem mogen worden verwacht dat hij deze omstandigheden reeds tijdens zijn eerste asielaanvraag naar voren had gebracht

De rechtbank is van oordeel dat de documenten die eiser ter ondersteuning van zijn relaas heeft overgelegd, te weten twee krantenartikelen en een brief van zijn moeder geen nova zijn in de zm van artikel 4:6, eerste lid van de Awb, nu deze stukken dienen ter

ondersteuning van het nieuwe relaas dat, zoals hiervoor is overwogen, in de vorige procedure reeds aangevoerd had kunnen en derhalve moeten worden.

Ten aanzien van het bij de zienswijze overgelegde artikel kan bovendien de authenticiteit niet worden vastgesteld, nu het een uitdraai van een website betreft. Voorts heeft eiser het standpunt van verweerder dat het artikel een aantal bevreemdingwekkende kenmerken bevat, niet of nauwelijks weerlegd.

Ten aanzien van de stelling van eiser dat het artikel dat ten tijde van de zienswijze is overgelegd niet hetzelfde is als het krantenartikel dat ten tijde van de aanvraag is

overgelegd, maar dat hij daarmee slechts heeft willen aantonen dat het eerder overgelegde krantenartikel niet vals is, overweegt de rechtbank dat, zoals hiervoor reeds is overwogen, van het laatst overgelegde krantenartikel de authenticiteit niet kan worden vastgesteld.

Ten aanzien van de brief van de moeder, welke is overgelegd bij de aanvraag, overweegt de rechtbank dat deze brief evenmin als een rechtens relevant novum kan worden aangemerkt, omdat deze brief niet afkomstig is uit een objectief verifieerbare bron. De stelling van eiser dat de verklaringen van de moeder wellicht bij zijn zus gecontroleerd kunnen worden en dus verifieerbaar zijn, maakt dit niet anders nu de verklaringen hiermee nog niet objectief zijn.

De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiser heeft kunnen afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.

Het beroep is derhalve ongegrond.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

(7)

0 3 / 0 1 2010 2 0 : 0 0 FAX 0302341153 ADVOCATENKANTOOR PALM

1^1008/008

Zaaknummer: AWB 09/2997

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr, W.P. Claus, rechter, bijgestaan door mr. M.B.A.

Mensink, griffier.

mr. M.B.A. Mensink

In het openbaar uitgesproken op 8 december 2009-

mr.W.P. Claus

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier wehen na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "hoger beroep vreemdelingenzaken ", postbvs 16113, 2500 BC te 's- Gravenhage. in gevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift één of méér grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing.

afschrift verzonden op:

9ÜLÜ ÎVïq

oißi

BtfOHtBAN

if f CONFÜRN*

J k p E

<TE's-GRAVENHA€iE

(8)

Ù 3 / 0 1 2010 1 9 : 5 7 FAX 0302341153 ADVOCATENKANTOOR PALM 1^1001/008

A D V O C A T E N K A N T O O R P A L M Brigittenstraat 17 mr BA. Palm

3512 KJ Utrecht mr S. Coenen T: 030 234 11 50 nu G, Ocak

F; 030 234 11 53 mw. A. Uwa (chef de bureau)

Raad van State

Afdeling Bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken PER FAX: 070 365 13 80

cc IND Procesvertegenwoordiging Zwolle: 038 888 65 59

INGEKOMEN

- 3 JAN 2009 ZAAKNR. dO(n^^^r

BEHANDELD: DD: PAR:

Inzake Uw xef.

Onze ref.

HOGER BEROEPSCHRIFT

AWB 09 / 2997, resp. IND nr 0203.05.4149

0912.20

Utrecht, 3 januari 2010

Geachte heer, mevrouw,

Namens appellant. _ , geboren te dezer zake woonplaats kiezende ten kantore van de advocaat mr B.A. Palm te Utrecht aan de

Brigittenstraat 17 te (3512 KJ) Utrecht, te dezer als advocaat optredende, wordt hierbij een hoger beroepschrift ingediend. Appellant heeft mr B.A. Palm hiertoe bepaaldelijk

gevolmachtigd.

Dit hoger beroepschrift richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, nevenzittingsplaats Assen (rolnummer AWB 09 / 2997), gedateerd 08/12/09 en verzonden 09/12/09, waarin het beroep van appellant ongegrond is verklaard.

Afschrift van de uitspraak wordt hierbij overlegd.

*

Appellant kan zich niet verenigen met de uitspraak waarvan hoger beroep en voert daartoe het volgende aan.

Volgens het beleid (hoofdstuk C14/5 Vc) is sprake van nieuwe feiten en omstandigheden (nova), indien die:

a. op het moment waarop de eerste aanvraag werd afgewezen niet bekend waren of redelijkerwijs niet bekend konden zijn

en

b. aanleiding geven tot heroverweging van de afwijzing van de eerste aanvraag.

Anders gezegd, het moet gaan om feiten en omstandigheden die zijn voorgevallen na het nenien van het eerdere besluit of die niet voor het nemen van dat besluit konden en derhalve behoorde te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder aangevoerde feiten of omstandigheden die niet voor het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve

AdvQGittnkajuoor PaJm B.V. w ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te (Jtredtt (ur 3020511]).

Alfc opd™iiüai wordai ïanvaaid en wigevcod onder alpmene vewwaarim, g e d ^ ^

Actvocictnkamoor Palm B,V, I* ;wngcsIown bij de GwchilluntMmjHiisie Advocatuur.

ledere aanspntWijWiad li bepeda tot het bedng dat under de bcrocps»^nik^jkheidp/radBningv'oidt uitbetaald Snchrine H e r d e r e d e n ABN AMRO n?kcninBni- 43.82.30.213

(9)

03/01 2010 19:57 FAS 030234115;

ADVOCATENKANTOOR pAUl

1^1002/008

A D V O C A T E N K A N T O O R P A L M

behoorden te worden overgelegd. Hiervan is, in tegenstelling tot hetgeen de rechtbank overweegt, derhalve wel degelijk sprake.

Naar de mening van appellant gaat de rechtbank bij haar beoordeling ten onrechte voorbij aan hetgeen is opgenomen in hoofdstuk C14/5 van de Vc: 'Onder feiten en omstandigheden worden tevens bewijsstukken gerekend die eerder aangevoerde feiten en omstandigheden ondersteunen. Wanneer de ingebrachte feiten en omstandigheden dateren van na de eerdere afwijzende beschikking kan in elk geval worden geconcludeerd dat deze niet eerder bekend waren of konden zijn,' Hiervan is in de zaak van appellant sprake, immers de overgelegde documenten dienen ter adstructie van het eerder door appellant ingenomen standpunt dat hem bij terugkeer naar zijn land van herkomst een met art 3 EV&M strijdige behandeling te wachten staat.

Appellant verwijst in dit verband naar de uitspraak van uw Afdeling over dit toetsingskader van de rechtbank, de uitspraak van 19 mei 2004 (ABRvS, 2003Q05O6/1, JV 2003/280). In deze uitspraak gaat de Afdeling uitgebreider in op het toetsingskader van de rechtbank en overweegt onder andere het volgende: het bestuur beschikt immers ingevolge artikel 4:6 van de Awb over discretie in geval van herhaalde aanvragen, die de rechter hij de toepassing van de regel dat de weg naar hem in dezelfde zaak slechts eenmaal openstaat, ontbeert. De ruimte van. de rechter om op die regel uitzondering te maken en derhalve, waar van nova geen sprake is, te treden in de aanwending van de discretie van het bestuur, is derhalve aanmerkelijk geringer in omvang dan die discretie zelve. De Afdeling zegt met deze uitspraak dat de rechter wel ruimte heeft om een oordeel te geven over de manier waarop het bestuur van zijn discretionaire bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.

De rechtbank ten onrechte dat in de onderhavige procedure geen sprake zou zijn van nova in de zin van 4:6 Awb.

Erop, vertrouwende u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd, vriendelijke groej

31

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Verweerder zou lopen bij zijn terugkeer naar Afghanistan ten rijde van het besluit van 25 februari 2004 niet uitsluiten dat hij onder die omstandig- heden het slachtoffer zou

200702121/1 (www.raadvanstate.nl) betreffende een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'medische behandeling' heeft de Afdeling overwogen dat de

Voor zover de rechtbank met deze overweging heeft willen aangeven dat ook in de situatie waarin in het licht van artikel 3.75 lid 3 Vb 2000 moet worden aangenomen dat de

In de t w e e d e grief klaagt de minister dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat hij in het besluit van 2 september 201 1 niet deugdelijk heeft gemotiveerd

Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het aan eiser is toe te rekenen dat hij niet beschikt over documenten ter staving van zijn reisroute.

van de Libische nationaliteit door eiseres vloeit reeds voort dat verweerder zich naar het oordeel van dé rechtbank terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk

Gemachtigde, mr J.M. Niemer, advocaat te Amsterdam, verklaart door appellante bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd om dit hoger beroep in te stellen.. De Rechtbank gaat

Eiser heeft op 21 december 2006 wijziging van de beperking waaronder de verblijfsvergunning wordt verleend aangevraagd in verband met zijn overstap naar de