• No results found

Braille Zelfstudie; instructie bij module 2 en 3. Module 2: De letters van het alfabet

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Braille Zelfstudie; instructie bij module 2 en 3. Module 2: De letters van het alfabet"

Copied!
74
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Braille Zelfstudie; instructie bij module 2 en 3

Module 2: De letters van het alfabet

U start nu met module 2. Deze herkent u aan de tastbare twee ogen van de dobbelsteen op de kaft.

U begint op de eerste bladzijde.

Hieronder leest u de instructie die hoort bij module 2: De letters van het alfabet.

2.1. Wat kunt u in deze module verwachten?

U leert de brailleletters herkennen op de tast. We bieden per paragraaf enkele nieuwe letters aan. Daarbij ligt eerst de nadruk op de vorm. Dus op herkenning met de tastzin. Pas daarna leert u welke letters bij deze vormen horen. Nadat u een nieuw groepje van letters geleerd hebt, krijgt u combinaties van alle tot dan toe bekende letters. Gevolgd door woorden, samengesteld uit de letters. En tot slot zinnen met alle bekende letters.

We vatten de belangrijkste aanwijzingen voor uw houding en het leren braillelezen voor u samen:

• Ontspan!

• Lees met de kussentjes van uw bovenste vingerkootjes. Uw vingers zijn ontspannen en licht gebogen.

• Houd de wijsvingers parallel aan elkaar. Zes (tot acht) vingers bevinden zich op de regel. Middel- en ringvingers (en pinken) gebruikt u om meer grip te krijgen op de regel en zich te oriënteren op de lengte van de regel. De duimen lezen niet mee en blijven onder de vingers.

• Zorg dat het boek recht ligt.

• Vermijd invloeden van buitenaf.

• Voel met twee handen: de linkerhand voor de eerste helft van de regel.

Rechts sluit aan en leest de tweede helft van de regel. Ongeveer in het midden van elke regel staat het overnameteken. Dit voelt aan als een ovale vorm.

De braillemodule is ingedeeld in tabbladen. Achter elk tabblad bevinden zich nieuwe letters met bijbehorend oefenmateriaal. De volgorde achter de tabbladen is:

• Bladzijde 1. Verkennen van nieuwe vormen. Vergelijken met reeds bekende vormen.

• Bladzijde 2. Benoemen van nieuwe letters. Vergelijken met reeds geleerde letters.

• Bladzijde 3. Eerste kennismaking met woorden: per woord eerst met en dan zonder spaties.

(2)

• Bladzijde 4. Rijmrijtjes: woorden met ofwel aan het begin ofwel aan het einde steeds een bepaalde combinatie van letters.

• Bladzijde 5. Woorden met de geleerde letters.

• Bladzijde 6: Zinnen met de geleerde letters. Deze ontbreken in paragraaf 2.2.

In de overige paragrafen vindt u hier altijd een alternatieve manier om de brailleletters aan te leren/te onthouden.

Op bladzijde 2, 3 en 5 van elk tabblad staat ongeveer in het midden van elke regel het zogeheten overnameteken. Dit voelt aan als een ovale vorm. Links van dit teken leest u met de linkerhand, rechts met de rechterhand.

Net als in de vorige module is het de kunst uw eigen weg te vinden in de

samenwerking tussen instructielesboek en braillelesboek. U kunt ook eerst naar het instructielesboek luisteren. Zo weet u al wat er komt.

Op de bovenste regel van elke pagina vindt u de letters die u op dit moment aan het leren bent. Deze regel telt niet mee bij de verwijzingen naar regels.

2.2. De eerste groep letters 2.2.1. Herkennen van de vormen

Open het boek en ga naar bladzijde 1 van het eerste tabblad.

Op elk tabblad leert u twee tot vier nieuwe letters. Eerst leert u de vormen herkennen. Daarna krijgt u de namen van de letters.

Het leren van de vormen gaat in twee stappen. Eerst krijgt u steeds een pagina met per regel twee vormen, gescheiden door een horizontale lijn. Op pagina 2 van elk tabblad leert u de namen van de nieuwe letters.

De vormen die u op deze bladzijde tegenkomt zijn: een puntje, twee puntjes verticaal dicht bij elkaar, twee puntjes met een opening ertussen en drie puntjes verticaal.

Een enkel puntje noemen we: puntje.

De twee puntjes verticaal, dicht bij elkaar noemen we: verticaal.

Twee puntjes met een opening ertussen noemen we: open vorm.

Drie puntjes verticaal noemen we: gesloten vorm.

Probeer de vormen op deze pagina eerst met de ene en dan met de andere hand te herkennen.

Begin links bovenaan de pagina. Ga horizontaal met een wijsvinger over de bovenste regel.

(3)

U vindt op de eerste regel de vormen: lijn, puntje, lijn, verticaal, lijn.

Ga door met de volgende regels.

Regel 2.

U vindt de vormen: lijn, gesloten, lijn, open, lijn.

Regel 3.

U vindt: lijn, verticaal, lijn, open, lijn.

Regel 4.

U vindt de vormen: lijn, gesloten, lijn, puntje, lijn.

Regel 5.

U vindt: lijn, verticaal, lijn, gesloten, lijn.

Regel 6.

U vindt de vormen: lijn, open, lijn, puntje, lijn.

Regel 7.

U vindt de vormen: lijn, gesloten, lijn, puntje, lijn.

Regel 8.

U vindt: lijn, gesloten, lijn, open, lijn.

Regel 9.

U vindt: lijn, verticaal, lijn, puntje, lijn.

Regel 10.

U vindt de vormen: lijn, puntje, lijn, verticaal, lijn.

Regel 11.

U vindt de vormen: lijn, gesloten, lijn, open, lijn.

Regel 12.

U vindt de vormen: lijn, open, lijn, verticaal, lijn.

Oefen deze vormen nu ook met uw andere hand.

Ga nu naar bladzijde 2 van tabblad 1.

2.2.2. De eerste vier letters

Eerst oefent u nog kort de vormen.

(4)

Begin links bovenaan de pagina op de eerste hele regel. Dus op de regel onder de vier vormen bovenaan.

Ga met uw linkerhand naar rechts tot de helft van deze regel. Benoem de vormen die u tegenkomt. U voelt achtereenvolgens: een puntje, verticaal, open, gesloten, puntje, gesloten, open, overnameteken.

Ga nu met uw rechterhand naar uw linkerhand. De linkerhand gaat nu terug naar het begin van de regel. Met rechts gaat u verder naar het einde van de regel. U vindt de vormen: open, gesloten, verticaal, verticaal, open, puntje, open.

Met uw linkerhand gaat u nu een regel naar beneden. De rechterhand blijft waar hij gebleven is. Dus aan het einde van de eerste regel.

Met uw linkerhand gaat u nu weer naar rechts tot het overnameteken in het midden.

U vindt de vormen: gesloten, open, verticaal, puntje, puntje, verticaal, open, overnameteken.

Ga met uw rechterhand naar uw linkerhand. De linkerhand gaat terug naar het begin van de regel. Met rechts gaat u verder naar het einde van de regel. U vindt de

vormen: verticaal, gesloten, open, gesloten, gesloten, puntje, verticaal.

U hebt nu de eerste vier letters op vorm herkend. We gaan ze nu benoemen.

• Het puntje is de letter a.

• Verticaal, kleine vorm is de letter b.

• Open vorm is de letter k.

• Gesloten vorm is de letter l.

Ga nu met uw linkerhand terug naar de eerste hele regel. Dus naar de regel onder de vier vormen bovenaan.

Benoem nu steeds de letters die u tegenkomt. U begint weer links op de bladzijde met de linkerhand.

Op de bovenste hele regel vindt u van links naar rechts de letters: a, b, k, l, a, l, k, overnameteken.

Ga nu met uw rechterhand naar uw linkerhand. De linkerhand gaat terug naar het begin van de regel. Met rechts gaat u verder naar het einde van de regel.

U leest de letters: k, l, b, b, k, a, k.

Met uw linkerhand gaat u nu een regel naar beneden, naar regel 2. De rechterhand blijft aan het einde van de regel.

U leest de letters: l, k, b, a, a, b, k, overnameteken.

Ga nu met uw rechterhand naar uw linkerhand. De linkerhand gaat terug naar het begin van de regel. Met rechts gaat u verder naar het einde van de regel. U leest de letters: b, l, k, l, l, a, b.

Regel 3 is een horizontale lijn.

(5)

Op de volgende vijf regels vergelijken we twee letters met elkaar.

Regel 4.

U leest de letters: a, b, a, b, b, a, b, overnameteken, a, a, b, a, a, b, b.

Regel 5.

U leest de letters: a, k, k, a, a, a, k, overnameteken, a, k, k, a, a, k, a.

Regel 6.

U leest de letters: b, k, b, b, b, k, b, overnameteken, k, b, k, k, b, k, k.

Regel 7.

U leest: b, b, l, l, l, b, l, overnameteken, b, l, b, l, b, b, l.

Regel 8.

U leest de letters: k, l, k, l, k, l, l, overnameteken, k, l, k, k, k, l, k.

Ga nu naar bladzijde 3 van tabblad 1.

2.2.3. Woorden met en zonder spaties

Op bladzijde 3 staan woorden met geleerde letters. Eerst staan er nog spaties tussen de letters van het woord. Na het overnameteken komt een nieuw woord op dezelfde manier.

Regel 1.

U leest: a, l, al, overnameteken, b, a, l, bal.

Regel 2.

U leest: b, a, k, bak, overnameteken, l, a, k, lak.

Regel 3.

U leest: a, a, l, aal, overnameteken, b, a, a, l, baal.

Regel 4.

U leest: a, a, k, aak, overnameteken, k, a, a, k, kaak.

Regel 5.

U leest: k, a, a, l, kaal, overnameteken, b, a, a, l, baal.

Regel 6.

U leest: b, a, l, k, balk, overnameteken, k, a, l, k, kalk.

(6)

Regel 7.

U leest: k, l, a, k, klak, overnameteken, b, l, a, a, k, blaak.

Regel 8.

U leest: k, a, b, a, a, l, kabaal, overnameteken, l, a, la.

Ga nu naar bladzijde 4 van tabblad 1.

2.2.4. Rijmrijtjes

U leest hier woorden met per regel een combinatie van letters die vaker voorkomt.

Meestal rijmen deze woorden ofwel aan het begin ofwel aan het einde.

Op deze bladzijde vindt u geen overnameteken. Lees de woorden eerst met uw ene en dan met uw andere hand.

Let nog even op uw houding.

Regel 1.

U leest de woorden: al, bal, al, bal.

Regel 2.

U leest de woorden: aal, baal kaal.

Regel 3.

U leest: aak, kaak blaak.

Regel 4.

U leest de woorden: ak, bak, lak, klak.

Ga nu naar bladzijde 5 van tabblad 1.

2.2.5. Woorden met de eerste vier letters

U bent nu op de eerste regel van bladzijde 5, dus op de regel onder de letters a, b, k en l.

Hier treft u woorden aan. Met vier letters is het lastig diverse gebruikelijke woorden te maken. Daarom zijn er de nodige herhalingen.

Let op uw houding: zit rustig rechtop. De handen houdt u ontspannen op het papier.

U beweegt uw vingers van links naar rechts. Nooit van boven naar beneden.

Regel 1.

U leest de woorden: al, la, bak, aal, overnameteken, ka, lak, laak, alk.

(7)

Regel 2.

U leest: kaak, bal, baak, overnameteken, baal, balk, kalk.

Regel 3.

U leest de woorden: kabaal, klak, al, overnameteken, blaak, lak, kaal.

Regel 4.

U leest de woorden: kalk, balk, lab, overnameteken, bak, baal, blaak.

Regel 5.

U leest: alk, kabaal, lak, overnameteken, kalk, kaak, baal.

Dit is het einde van tabblad 1 van deze module.

Ga nu naar pagina 1 van tabblad 2.

2.3. De tweede groep letters 2.3.1. Herkennen van de vormen

U bent nu op tabblad 2 van de tweede module van de Braille Zelfstudie van Visio.

De vormen die u in deze paragraaf leert herkennen, zijn:

 Twee puntjes naast elkaar: horizontaal.

 Zowel links als rechts twee puntjes dichtbij elkaar. Deze vorm noemen we:

blokje. Voelt mogelijk ook aan als een vierkantje.

 Twee puntjes met een opening ertussen en een puntje rechts in het midden.

Deze noemen we: open punt in het midden.

 Drie puntjes verticaal plus een puntje rechtsboven. Deze noemen we:

gesloten breed van boven.

Op de eerste pagina vindt u op elke regel drie horizontale lijnen. Daartussen staan de nieuwe vormen én bekende letters. Doel is dat u de vormen met beide handen kunt herkennen.

Regel 1.

Van links naar rechts vindt u de vormen: lijn, horizontaal, lijn, blokje, lijn.

Regel 2.

U vindt de vormen: lijn, open punt in het midden, lijn, gesloten breed van boven, lijn.

Regel 3.

U vindt: lijn, blokje, lijn, horizontaal, lijn.

(8)

Regel 4.

U vindt de vormen: lijn, gesloten breed van boven, lijn, open punt in het midden, lijn.

Zit u nog ontspannen?

Regel 5.

U vindt de vormen: lijn, verticaal, lijn, horizontaal, lijn.

Regel 6.

U vindt: lijn, blokje, lijn, gesloten breed van boven, lijn.

Regel 7.

U vindt de vormen: lijn, gesloten, lijn, open punt in het midden, lijn.

Regel 8.

U vindt de vormen: lijn, gesloten breed van boven, lijn, open, lijn.

Regel 9.

U vindt: lijn, verticaal, lijn, puntje, lijn.

Regel 10.

U vindt: lijn, open punt in het midden, lijn, horizontaal, lijn.

Regel 11.

U vindt de vormen: lijn, gesloten breed vanboven, lijn, gesloten, lijn.

Regel 12.

U vindt: lijn, blokje, lijn, verticaal, lijn.

Oefen deze vormen nu ook met uw andere hand.

Ga nu naar bladzijde 2 van tabblad 2.

2.3.2. De tweede groep van vier letters

Begin links bovenaan de pagina op de eerste hele regel, dus op de regel onder de vier vormen bovenaan. Ga horizontaal met uw linkerhand of -wijsvinger over de bovenste regel.

Eerst noemen we de vormen van de vier nieuwe letters op de eerste twee regels.

Daarna volgen de namen van deze letters.

(9)

Op de bovenste regel vindt u van links naar rechts de volgende vormen: horizontaal, blokje, open punt in het midden, gesloten breed van boven, horizontaal, blokje, open punt in het midden, overnameteken.

Ga nu met uw rechterhand naar uw linkerhand. De linkerhand gaat nu terug naar het begin van de regel. Met rechts gaat u verder naar het einde van de regel. U vindt de vormen: gesloten breed van boven, open punt in het midden, blokje, horizontaal, gesloten breed van boven, horizontaal, gesloten breed van boven.

Met uw linkerhand gaat u nu een regel naar beneden. De rechterhand blijft waar hij gebleven is, dus aan het einde van de regel.

U vindt de vormen: open punt in het midden, open punt in het midden,

horizontaal, gesloten breed van boven, open punt in het midden, blokje, horizontaal, overnameteken.

Ga nu met uw rechterhand naar uw linkerhand. De linkerhand gaat nu terug naar het begin van de regel. Met rechts gaat u verder naar het einde van de regel. U vindt de vormen: blokje, open punt in het midden, horizontaal, horizontaal, blokje, open punt in het midden, horizontaal.

Dan nu de bijbehorende letters:

 De vorm horizontaal is de letter c.

 De vorm blokje is de letter g. We noemen dit een blokje, omdat de vorm op een blokje lijkt.

 De vorm open, punt in het midden is de letter o.

 De vorm gesloten, breed van boven is de letter p.

Begin nu weer links bovenaan de pagina. Ga horizontaal met uw linkerhand of - wijsvinger over de bovenste regel.

Op de bovenste regel van deze bladzijde vindt u van links naar rechts de volgende letters: c, g, o, p, c, g, o, overnameteken.

Ga nu met uw rechterhand naar uw linkerhand. De linkerhand gaat terug naar het begin van de regel. Met rechts gaat u verder naar het einde van de regel. U leest de letters: p, o, g, c, p, c, p.

Met uw linkerhand gaat u een regel naar beneden, naar regel 2. De rechterhand blijft waar hij gebleven is: einde van regel.

Met links leest u: o, o, c, p, o, g, c, overnameteken.

Ga met uw rechterhand naar uw linkerhand. De linkerhand glijdt naar het begin van de regel. Met rechts leest u de letters: g, o, c, c, g, o, c.

(10)

Regel 3 is een horizontale lijn.

Hierna volgen negen regels met combinaties van de oude en de nieuwe letters.

Regel 4.

U leest de letters: a, c, a, c, a, c, c, overnameteken, a, c, a, a, c, c, a.

Regel 5.

U leest: b, g, b, g, b, b, g, overnameteken, b, g, g, b, g, g, b.

Regel 6.

U leest de letters: c, g, g, c, g, g, g, overnameteken, c, g, , c, c, c, g, c.

Regel 7.

U leest de letters: k, o, k, o, k, k, o, overnameteken, k, o, o, k, o, o, k.

Let u op de positie van uw handen?

Regel 8.

U leest: l, p, l, p, l, p, l, overnameteken, l, l, p, p, p, p, l.

Regel 9.

U leest de letters: a, b, c, b, c, a, a, overnameteken, c, b, c, c, b, b, a.

Regel 10.

U leest: a, b, k, l, c, g, o, overnameteken, p, a, c, b, g, k, o

Regel 11.

U leest de letters: k, g, b, o, k, k, p, overnameteken, l, l, k, p, l, p, o

Regel 12.

U leest de letters: o, l, o, o, k, l, l, overnameteken, p, g, c, b, a, c, a Ga nu naar bladzijde 3 van tabblad 2.

2.3.3. Woorden met en zonder spaties

Op deze bladzijde staan woorden met de geleerde letters. Eerst staan er nog spaties tussen de letters van het woord. Na het overnameteken komt een nieuw woord op dezelfde manier.

Regel 1.

U leest: a, a, p, aap, overnameteken, g, a, a, p, gaap.

(11)

Regel 2.

U leest: k, a, p, kap, overnameteken, l, a, p, lap.

Regel 3.

U leest: l, a, a, g, laag, overnameteken, p, l, a, a, g, plaag.

Regel 4.

U leest: b, o, k, bok, overnameteken, l, o, k, lok.

Regel 5.

U leest: k, o, k, kok, overnameteken, g, o, k, gok.

Regel 6.

U leest: k, o, o, k, kook, overnameteken, p, o, o, k, pook.

Regel 7.

U leest: c, o, o, l, cool, overnameteken, c, o, l, a, cola.

Regel 8.

U leest: l, o, o, p, loop, overnameteken, k, o, o, p, koop.

Regel 9.

U leest: k, o, o, l, kool, overnameteken, p, o, o, l, pool.

Regel 10.

U leest: o, o, g, oog, overnameteken, b, o, o, g, boog.

Regel 11.

U leest: k, l, o, k, klok, overnameteken, k, l, o, p, klop.

Regel 12.

U leest: a, l, g, alg, overnameteken, g, a, l, g, galg.

Ga nu naar bladzijde 4 van tabblad 2.

2.3.4. Rijmrijtjes

Op de volgende regels leest u nog woorden met begin- of eindrijm. Dat zijn veelvoorkomende lettercombinaties. We gebruiken nu geen overnameteken.

Regel 1.

U leest de woorden: bok, kok, gok, lok.

Regel 2.

(12)

U leest de woorden: oog, boog, loog, koog.

Regel 3.

U leest: ook, pook, kook, look.

Regel 4.

U leest: col, lol, pol, bol,

Regel 5.

U leest de woorden: al, bal, pal, gal.

Regel 6.

U leest de woorden: op, kop, pop, klop.

Regel 7.

U leest: aal, paal, kaal, baal.

Regel 8.

U leest de woorden: pa, la, ga, opa.

Ga nu naar bladzijde 5 van tabblad 2.

2.3.5. Woorden met de geleerde letters

Op deze bladzijde vindt u twaalf regels. Deze bevatten woorden met de geleerde acht letters.

O ja. Zit rustig rechtop. Met de handen ontspannen op het papier. En beweeg uw vingers van links naar rechts. Nooit van boven naar beneden!

Regel 1.

U leest de woorden: aap, laag, kaap, overnameteken, kap, laag, lap.

Regel 2.

U leest de woorden: lag, klaag, gal, overnameteken, klap, gala, pap.

Regel 3.

U leest de woorden: paal, pak, plak, overnameteken, bok, lok, kok, klok.

Regel 4.

U leest: blok, lol, kolk, overnameteken, bol, lokaal, bob.

Regel 5.

U leest: plag, plaag, pa, overnameteken, bokaal, klop, op.

(13)

Regel 6.

U leest de woorden: gaap, galg, opa, overnameteken, opaal, globaal, po.

Regel 7.

U leest de woorden: kop, pop, klap, overnameteken, log, plak, klop.

Let op de houding van uw armen, handen en vingers.

Regel 8.

U leest de woorden: gok, olga, goal, overnameteken, polka, kook, look.

Regel 9.

U leest de woorden: kool, galop, pop, overnameteken, polo, loog, boog.

Regel 10.

U leest: cool, loop, pool, overnameteken, koop, cacao, col.

Regel 11.

U leest de woorden: coca, cola, oog, overnameteken, pook, globaal.

Regel 12.

U leest: kok, loc, polka, overnameteken, galop, goal, pol.

Ga nu naar bladzijde 6 van tabblad 2.

Regel 1.

U leest de zin: bak aal opa.

Regel 2.

U leest de zin: bob lag op kop.

Regel 3.

U leest de zin: koop ook coca cola olga.

Regel 4.

U leest de zin: coco loog ook al.

Ga nu naar pagina 1 van tabblad 3.

(14)

2.4. De derde groep letters 2.4.1. Herkennen van de vormen

U bent nu op tabblad 3 van de module “De letters van het alfabet” van de Braille Zelfstudie.

In de volgende paragrafen leert u telkens twee letters. De vormen die u op deze bladzijden tegenkomt zijn:

 Twee puntjes schuin naar beneden.

 Drie puntjes verticaal plus een puntje rechtsonder.

De twee puntjes schuin naar beneden noemen we: schuin naar beneden. Drie

puntjes verticaal plus een puntje rechtsonder noemen we: gesloten breed van onder.

Op de eerste pagina vindt u op elke regel drie horizontale lijnen. Daartussen staan de nieuwe vormen én bekende letters. Probeer de verschillende vormen zowel met de linker- als met de rechterhand te herkennen. Waarschijnlijk hebt u intussen wel uw weg gevonden in de afstemming tussen instructieboek en oefenboek.

Regel 1.

U vindt de vormen: lijn, schuin naar beneden, lijn, gesloten breed van onder, lijn.

Regel 2.

U vindt de vormen: lijn, gesloten breed van onder, lijn, schuin naar beneden, lijn.

Regel 3.

U vindt: lijn, horizontaal, lijn, schuin naar beneden, lijn.

Regel 4.

U vindt de vormen: lijn, open punt in het midden, lijn, schuin naar beneden, lijn.

Regel 5.

U vindt: lijn, gesloten breed van onder, lijn, gesloten, lijn.

Regel 6.

U vindt de vormen: lijn, blokje, lijn, verticaal, lijn.

Regel 7.

U vindt de vormen: lijn, schuin naar beneden, lijn, horizontaal, lijn.

Regel 8.

U vindt: lijn, open punt in het midden, lijn, gesloten breed van boven, lijn.

Regel 9.

U vindt de vormen: lijn, gesloten breed van onder, lijn, horizontaal, lijn.

(15)

Regel 10.

U vindt de vormen: lijn, gesloten breed van boven, lijn, open punt in het midden, lijn.

Regel 11.

U vindt: lijn, schuin naar beneden, lijn, open punt in het midden, lijn.

Regel 12.

U vindt de vormen: lijn, blokje, lijn, gesloten breed van onder, lijn.

Ga nu naar bladzijde 2 van tabblad 3.

2.4.2. De derde groep letters

Begin links bovenaan de pagina op de eerste hele regel, dus op de regel onder de twee vormen bovenaan. Eerst oefent u nog de nieuwe vormen op de eerste twee regels. Daarna volgen de namen van deze letters.

Ga horizontaal met uw linkerhand of -wijsvinger over de bovenste regel. U vindt dan – van links naar rechts - de volgende vormen: schuin naar beneden, gesloten breed van onder, gesloten breed van onder, schuin naar beneden, gesloten breed van onder, gesloten breed van onder, schuin naar beneden, overnameteken.

Ga met uw rechterhand naar uw linkerhand. De linkerhand gaat terug naar het begin van de regel. Met rechts gaat u verder naar het einde van de regel. U vindt de

vormen: schuin naar beneden, schuin naar beneden, gesloten breed van onder, schuin naar beneden, gesloten breed van onder, schuin naar beneden, gesloten breed van onder.

Met uw linkerhand gaat u een regel naar beneden. De rechterhand blijft aan het einde van de regel. U vindt de vormen: gesloten breed van onder, gesloten breed van onder, schuin naar beneden, schuin naar beneden, schuin naar beneden, gesloten breed van onder, schuin naar beneden, overnameteken.

Ga met uw rechterhand naar uw linkerhand. De linkerhand gaat terug naar het begin van de Regel. Met rechts vindt u de vormen: schuin naar beneden, gesloten breed van onder, schuin naar beneden, gesloten breed van onder, gesloten breed van onder, schuin naar beneden, gesloten breed van onder.

Dan nu de bijbehorende letters:

 De vorm schuin naar beneden is de letter e.

 De vorm gesloten breed van onder is de letter v.

(16)

Begin nu weer links bovenaan de pagina. Ga horizontaal met uw linkerhand of - wijsvinger over deze regel. U vindt van links naar rechts de volgende letters: e, v, v, e, v, v, e, overnameteken.

Ga met uw rechterhand naar uw linkerhand. De linkerhand gaat terug naar het begin van de regel. Met rechts gaat u verder naar het einde van de regel. U leest de

letters: e, e, v, e, v, e, v.

Met uw linkerhand gaat u een regel naar beneden, naar regel 2. De rechterhand blijft aan het einde van de regel.

U leest met links de letters: v, v, e, e, e, v, e, overnameteken, e, v, e, v, v, e, v.

Regel 3 is een horizontale lijn.

Op de volgende regels leest u de e, de v én de eerder geleerde letters.

Regel 4.

U leest de letters: e, b, e, b, e, e, b, overnameteken, b, e, e, b, b, e, b.

Regel 5.

U leest de letters: v, l, l, v, v, v, l, overnameteken, l, v, l, l, v, l, v.

Regel 6.

U leest: e, c, c, e, e, e, c, overnameteken, c, e, e, c, c, e, e.

Denk aan het overnemen.

Regel 7.

U leest de letters: v, p, l, v, l, v, p, overnameteken, l, v, v, p, l, v, p.

Regel 8.

U leest: E, b, e, l, v, k, e, overnameteken, b, l, v, k, a, l, e.

Regel 9.

U leest: v, l, e, k, b, e, l, overnameteken, e, b, e, l, v, v, k.

Regel 10.

U leest: a, b, k, l, c, g, o, overnameteken, p, e, v, l, o, g, e.

Regel 11.

U leest de letters: c, e, k, o, l, p, v, overnameteken, g, c, v, k, l, p, o.

Ga nu naar bladzijde 3 van tabblad 3.

(17)

2.4.3. Woorden met en zonder spaties

Op deze bladzijde staan woorden met de geleerde letters. Eerst staan er nog spaties tussen de letters van het woord. Na het overnameteken komt een nieuw woord op dezelfde manier.

Regel 1.

U leest: v, a, a, k, vaak, overnameteken, v, a, a, l, vaal.

Regel 2.

U leest: v, a, l, val, overnameteken, v, e, l, vel.

Regel 3.

U leest: v, l, a, vla, overnameteken, v, l, a, k, vlak.

Regel 4.

U leest: b, e, l, bel, overnameteken, c, e, l, cel.

Regel 5.

U leest: k, o, e, koe, overnameteken, b, o, e, k, boek.

Regel 6.

U leest: v, o, e, g, voeg, overnameteken, v, o, e, l, voel.

Regel 7.

U leest: e, l, k, elk, overnameteken, b, e, k, bek.

Regel 8.

U leest: v, e, e, g, veeg, overnameteken, l, e, e, g, leeg.

Regel 9.

U leest: p, l, e, k, plek, overnameteken, v, l, e, k, vlek.

Regel 10.

U leest: v, o, l, vol, overnameteken, v, o, l, k, volk.

Regel 11.

U leest: c, e, l, cel, overnameteken, c, e, l, l, o, cello.

Ga nu naar bladzijde 4 van tabblad 3.

2.4.4. Rijmrijtjes

Op de volgende regels leest u nog woorden met begin- of eindrijm. Dat zijn

veelvoorkomende lettercombinaties. We gebruiken nu geen overnameteken. Probeer

(18)

deze regels eerst met de ene en dan met de andere hand te lezen. Let nog even op uw houding.

Regel 1.

U leest de woorden: el, pel, cel, bel, lel, vel.

Regel 2.

U leest de woorden: bol, col, vol, lol.

Regel 3.

U leest: leek, keek, beek.

Regel 4.

U leest de woorden: vaak, vaal, vaag.

Regel 5.

U leest: vee, veel, veeg.

Regel 6.

U leest: vla, vlek, vlag, vlak, vlok, vlo.

Regel 7.

U leest de woorden: boek, koek, vloek.

Regel 8.

U leest: voel, koel, boel.

Regel 9.

U leest de woorden: gevel, geval, gevoel.

Regel 10.

U leest de woorden: bello, cello.

Ga nu naar bladzijde 5 van tabblad 3.

2.4.5. Woorden met de geleerde letters

Op deze bladzijde vindt u elf regels met woorden met de tot nu toe geleerde letters.

Let op uw houding: zit rustig rechtop. Met uw handen ontspannen op het papier.

Beweeg uw vingers van links naar rechts. Nooit van boven naar beneden!

Regel 1.

U leest de woorden: vaak, vak, vaal, overnameteken, valk, lava, val.

(19)

Regel 2.

U leest: bel, bek, elk, bea, overnameteken, plek, lek, loep.

Regel 3.

U leest: vla, vlak, vlok, overnameteken, kabel, babbel.

Regel 4.

U leest de woorden: vaag, vlag, cel, overnameteken, klep, koe, boek.

Regel 5.

U leest: vel, veel, el, vol, overnameteken, beek, leek, koek.

Regel 6.

U leest de woorden: bleek, bevel, eb, overnameteken, leeg, veeg, geel.

Regel 7.

U leest: kegel, kogel, koel, overnameteken, voel, voeg, pek.

Regel 8.

U leest de woorden: gevel, geval, leg, overnameteken, velg, vol, volk.

Regel 9.

U leest: cello, gebak, gek, overnameteken, bagage, lego.

Regel 10.

U leest de woorden: vogel, gevoel, overnameteken, eva, egaal, ploeg.

Regel 11.

U leest de woorden: valk, egel, vlo, overnameteken, beklaag, cake, pel.

Ga nu naar bladzijde 6 van tabblad 3.

2.4.6. Zinnen met de geleerde letters

Begin elke regel met de linkerhand. Ga na het derde woord van elke zin met rechts verder.

Regel 1.

U leest de zin: elke vogel vloog al laag.

Regel 2.

U leest de zin: pak ook alle gele vla eva.

(20)

Regel 3.

U leest de zin: veeg elke gevel vaak bea.

Regel 4.

U leest de zin: pak elke gele vlag.

Regel 5.

U leest de zin: volg elke egel op gevoel.

Ga nu naar pagina 1 van tabblad 4.

2.5. De vierde groep letters 2.5.1. Herkennen van de vormen

U bent nu op tabblad 4 van de tweede module. Op de eerste pagina vindt u op elke regel drie horizontale lijnen. Daartussen staan de nieuwe vormen én bekende letters.

Probeer de verschillende vormen zowel met de linker- als met de rechterhand te herkennen.

De volgende twee vormen zijn:

 Een letter met links twee puntjes met een opening ertussen en rechtsboven een puntje.

 Een letter met links verticaal twee puntjes bij elkaar en rechts van het bovenste puntje nog een puntje.

Kort gezegd:

 Open, breed van boven

 Blokje, rechtsonder open.

U vindt deze letters bovenaan de pagina.

Regel 1.

U vindt de vormen: lijn, open breed van boven, lijn, blokje rechts onder open, lijn.

Regel 2.

U vindt de vormen: lijn, blokje rechts onder open, lijn, open breed van boven, lijn.

Regel 3.

U vindt: lijn, gesloten breed van boven, lijn, open breed van boven, lijn.

Regel 4.

U vindt de vormen: lijn, horizontaal, lijn, blokje rechts onder open, lijn.

Regel 5.

U vindt: lijn, gesloten breed van boven, lijn, blokje rechts onder open, lijn.

(21)

Probeer de vormen met beide handen te herkennen.

Regel 6.

U vindt de vormen: lijn, schuin naar beneden, lijn, horizontaal, lijn.

Regel 7.

U vindt: lijn, blokje rechts onder open, lijn, blokje, lijn.

Regel 8.

U vindt: lijn, open breed van boven, lijn, open, lijn.

Regel 9.

U vindt de vormen: lijn, blokje, lijn, blokje rechts onder open, lijn.

Regel 10.

U vindt de vormen: lijn, horizontaal, lijn, open breed van boven, lijn.

Regel 11.

U vindt: lijn, open punt in het midden, lijn, open breed van boven, lijn.

Regel 12.

U vindt de vormen: lijn, blokje rechts onder open, lijn, horizontaal, lijn.

Ga nu naar bladzijde 2 van tabblad 4.

2.5.2. De vierde groep letters

Eerst oefent u nog kort de vormen. Begin links bovenaan de pagina op de eerste hele regel, dus op de regel onder de twee vormen bovenaan.

We noemen de vormen van de twee nieuwe letters op de eerste twee regels. Daarna volgen de namen van deze letters. Ga horizontaal met uw linkerhand of -wijsvinger over deze regel. Daar vindt u van links naar rechts de volgende vormen: open breed van boven, blokje rechts onder open, blokje rechts onder open, open breed van boven, blokje rechts onder open, blokje rechts onder open, open breed van boven, overnameteken.

Ga met uw rechterhand naar uw linkerhand. De linkerhand gaat terug naar het begin van de regel. Met rechts gaat u verder naar het einde van de regel. U vindt de

vormen: open breed van boven, open breed van boven, blokje rechts onder open, open breed van boven, blokje rechts onder open, open breed van boven, blokje rechts onder open.

(22)

Met uw linkerhand gaat u nu een regel naar beneden. De rechterhand blijft aan het einde van de regel. U vindt de vormen: blokje rechts onder open, blokje rechts onder open, open breed van boven, open breed van boven, open breed van boven, blokje rechts onder open, open breed van boven, overnameteken.

Ga met uw rechterhand naar uw linkerhand. De linkerhand gaat terug naar het begin.

U vindt met rechts de vormen: open breed van boven, blokje rechts onder open, open breed van boven, blokje rechts onder open, blokje rechts onder open, open breed van boven, blokje rechts onder open.

Dan nu de letters:

 De vorm open breed van boven is de letter m.

 De vorm blokje rechtsonder open is de letter f.

Begin nu weer links bovenaan de pagina. Ga horizontaal met uw linkerhand/- wijsvinger over de bovenste regel. Daar vindt u van links naar rechts de volgende letters: m, f, f, m, f, f, m, overnameteken.

Ga met uw rechterhand naar uw linkerhand. De linkerhand gaat terug naar het begin van de regel. Met rechts gaat u verder naar het einde van de regel. U leest de

letters: m, m, f, m, f, m, f.

Met uw linkerhand gaat u een regel naar beneden, naar regel 2. De rechterhand blijft aan het einde van de regel.

U leest met links de letters: f, f, m, m, m, f, m, overnameteken.

Ga met uw rechterhand naar uw linkerhand. De linkerhand gaat terug naar het begin van de regel. Met rechts gaat u verder naar het einde van de regel. U leest de

letters: m, f, m, f, f, m, f.

Regel 3 is een horizontale lijn.

Op de volgende negen regels leest u de letters m, f én de eerder geleerde letters.

Regel 4:

U leest de letters: m, k, m, k, m, m, k, overnameteken, k, m, m, k, k, m, k.

Regel 5:

U leest de letters: f, b, b, f, f, f, b, overnameteken, b, f, b, b, f, b, f.

Regel 6:

U leest: f, g, g, g, f, f, g, overnameteken, f, g, g, f, f, g, g.

(23)

Regel 7:

U leest: m, k, o, m, o, m, k, overnameteken, o, m, m, k, o, m, k.

Probeer ontspannen rechtop te zitten.

Regel 8:

U leest de letters: f, g, b, b, f, f, g, overnameteken, b, g, f, g, f, b, g.

Regel 9:

U leest de letters: m, l, m, k, m, m, l, overnameteken, m, l, m, l, l, m, k.

Regel 10:

U leest: m, p, p, m, p, m, p, overnameteken, p, m, m, p, p, m, m.

Regel 11:

U leest: a, b, k, l, c, g, o, overnameteken, p, e, v, m, f, e, b.

Regel 12:

U leest de letters: f, f, g, f, b, f, c, overnameteken, b, f, f, g, c, b, f.

Ga nu naar bladzijde 3 van tabblad 4.

2.5.3. Woorden met en zonder spaties

Op deze bladzijde staan woorden met de geleerde letters. Eerst staan er nog spaties tussen de letters van het woord. Na het overnameteken komt een nieuw woord op dezelfde manier.

Regel 1.

U leest: l, a, m, lam, overnameteken, k, a, m, kam.

Regel 2.

U leest: f, e, l, fel, overnameteken, b, e, l, bel.

Regel 3.

U leest: g, e, e, f, geef, overnameteken, l, e, e, f, leef.

Regel 4.

U leest: m, e, e, mee, overnameteken, f, e, e, fee.

Regel 5.

U leest: m, e, e, l, meel, overnameteken, b, l, a, f, blaf.

(24)

Regel 6.

U leest: l, o, f, lof, overnameteken, o, f, of.

Regel 7.

U leest: p, o, e, f, poef, overnameteken, b, o, e, f, boef.

Regel 8.

U leest: l, a, f, laf, overnameteken, b, e, e, f, beef.

Regel 9.

U leest: k, a, m, p, kamp, overnameteken, l, a, m, p, lamp.

Regel 10.

U leest: k, o, m, kom, overnameteken, b, o, m, bom.

Regel 11.

U leest: m, o, k, mok, overnameteken, m, o, e, moe.

Ga nu naar bladzijde 4 van tabblad 4.

2.5.4. Rijmrijtjes

Op de volgende regels leest u nog woorden met begin- of eindrijm. Dat zijn veelvoorkomende lettercombinaties. We gebruiken nu geen overnameteken.

Let nog even op uw houding. Probeer deze regels eerst met de ene en dan met de andere hand te lezen.

Regel 1.

U leest de woorden: om, kom, gom, glom, klom.

Regel 2.

U leest: eef, geef, leef, beef, kleef.

Regel 3.

U leest de woorden: af, maf, gaf, laf, kaf.

Regel 4.

U leest de woorden: me, mee, meel, melk, mep.

Regel 5.

U leest: of, bof, pof, lof, mof, plof.

(25)

Regel 6.

U leest: oef, boef, foef, poef.

Regel 7.

U leest de woorden: moe, mok, mol, mof, mop.

Ga nu naar bladzijde 5 van tabblad 4.

2.5.5. Woorden met de geleerde letters

Op deze bladzijde vindt u elf regels met woorden met de tot nu toe geleerde letters.

Let op uw houding: zit rustig rechtop. Houd uw handen ontspannen op het papier.

Beweeg uw vingers van links naar rechts, niet van boven naar beneden!

Regel 1:

U leest de woorden: lam, lama, maal, overnameteken, mal, kam, klam.

Regel 2:

U leest: laf, blaf, gaaf, overnameteken, gaf, leef, lef.

Regel 3:

U leest de woorden: maag, vlam, melk, overnameteken, geef, ma, meel.

Regel 4:

U leest de woorden: fel, leem, klem, overnameteken, klom, kalm, map.

Regel 5:

U leest: kom, bom, om, of, overnameteken, gammel, fakkel.

Regel 6:

U leest: mol, lamp, lomp, overnameteken, moe, boef, kamp.

Regel 7:

U leest de woorden: mekka, me, lof, overnameteken, mok, lamel, fok.

Regel 8:

U leest: femke, beleef, overnameteken, mama, fee, kameel.

Regel 9.

U leest de woorden: gemak, beef, melk, overnameteken, malaga, klef.

Regel 10.

U leest: galm, glom, klomp, overnameteken, plomp, mop, loof.

(26)

Regel 11.

U leest: mokka, mep, pomp, overnameteken, plof, flap, boem.

Ga nu naar bladzijde 6 van tabblad 4.

2.5.6. Zinnen met de geleerde letters

Begin elke regel met de linkerhand. Ga na het derde woord van elke zin met rechts verder.

Regel 1:

U leest de zin: maak elk gebak.

Regel 2.

U leest de zin: mag femke mee.

Denk aan het overnemen.

Regel 3:

U leest de zin: malaga leek me gaaf.

Regel 4.

U leest de zin: kom mee of bel me op.

Regel 5:

U leest de zin: geef emma alle volle melk.

Regel 6:

U leest de zin: bob klom op elke kameel.

Regel 7.

U leest de zin: pak elke felle fakkel.

Ga nu naar pagina 1 van tabblad 5.

2.6. De vijfde groep letters 2.6.1. Herkennen van de vormen

U bent nu op tabblad 5.

De volgende twee vormen zijn:

 Een letter schuin van links in het midden naar rechts boven.

(27)

 Een letter met links boven een puntje en rechts verticaal twee puntjes bij elkaar.

Kort gezegd:

 Schuin naar boven.

 Blokje links onder open.

U vindt deze letters bovenaan de pagina. Op de eerste pagina vindt u op elke regel drie horizontale lijnen. Daartussen staan de nieuwe vormen én bekende letters.

Probeer de verschillende vormen zowel met de linker- als met de rechterhand te herkennen.

Regel 1.

U vindt de vormen: lijn, schuin naar boven, lijn, blokje links onder open, lijn.

Regel 2.

U vindt de vormen: lijn, blokje links onder open, lijn, schuin naar boven, lijn.

Regel 3.

U vindt: lijn, blokje links onder open, lijn, blokje, lijn.

Regel 4.

U vindt de vormen: lijn, horizontaal, lijn, schuin naar boven, lijn.

Regel 5.

U vindt: lijn, blokje links onder open, lijn, blokje rechts onder open, lijn.

Regel 6.

U vindt de vormen: lijn, schuin naar boven, lijn, schuin naar beneden, lijn,

Regel 7.

U vindt: lijn, verticaal, lijn, schuin naar boven, lijn.

Regel 8.

U vindt de vormen: lijn, blokje, lijn, blokje rechts onder open lijn,

Regel 9.

U vindt de vormen: lijn, schuin naar beneden, lijn, blokje links onder open, lijn,

Regel 10.

U vindt de vormen: lijn, schuin naar boven, lijn, horizontaal, lijn.

Regel 11.

U vindt de vormen: lijn, open punt in het midden, lijn, open breed van boven, lijn.

(28)

Regel 12.

U vindt de vormen: lijn, gesloten breed van boven, lijn, gesloten breed van onder, lijn.

Ga nu naar bladzijde 2 van tabblad 5.

2.6.2. De vijfde groep letters

Begin links bovenaan de pagina op de eerste hele regel, dus op de regel onder de twee vormen bovenaan. Op de eerste twee regels oefent u nogmaals de vormen van de twee nieuwe letters. Daarna volgen de namen van deze letters.

Ga horizontaal met uw linkerhand of -wijsvinger over de bovenste regel.

Op de bovenste regel van deze bladzijde vindt u van links naar rechts de volgende vormen: blokje links onder open, blokje links onder open, schuin naar boven, blokje links onder open, schuin naar boven, blokje links onder open, schuin naar boven, overnameteken.

Ga met uw rechterhand naar uw linkerhand. De linkerhand gaat terug naar het begin van de regel. Met rechts gaat u verder naar het einde van de regel. U vindt de

vormen: schuin naar boven, blokje links onder open, schuin naar boven, blokje links onder open, schuin naar boven, schuin naar boven, blokje links onder open.

Regel 2.

U vindt de vormen: blokje links onder open, blokje links onder open, schuin naar boven, schuin naar boven, blokje links onder open, schuin naar boven, schuin naar boven, overnameteken, schuin naar boven, blokje links onder open, blokje links onder open, schuin naar boven, blokje links onder open, schuin naar boven, blokje links onder open.

Dan benoemen we nu de letters:

 De vorm schuin naar boven is de letter i.

 De vorm blokje links onder open is de letter d.

Begin nu weer links bovenaan de pagina. Ga horizontaal met uw linkerhand of - wijsvinger over de bovenste regel. Daar leest u van links naar rechts de volgende letters: d, d, i, d, i, d, i, overnameteken.

Ga met uw rechterhand naar uw linkerhand. De linkerhand gaat terug naar het begin van de regel. Met rechts gaat u verder naar het einde van de regel. U leest de

letters: i, d, i, d, i, i, d.

Regel 2.

U leest de letters: d, d, i, i, d, i, i, overnameteken, i, d, d, i, d, i, d.

(29)

Regel 3 is een horizontale lijn.

Op de volgende regels leest u de i, de d én de eerder geleerde letters.

Regel 4.

U leest de letters: i, b, i, b, i, b, i, overnameteken, b, b, b, i, b, i, i.

Regel 5.

U leest: c, c, i, i, c, c, i, overnameteken, i, i, c, c, i, c, c.

Regel 6.

U leest: i, e, e, i, e, i, e, overnameteken, e, e, i, i, i, e, e.

Regel 7.

U leest de letters: d, g, g, g, d, d, d, overnameteken, d, d, g, g, d, g, g.

Let op een ontspannen houding van uw armen en handen.

Regel 8.

U leest de letters: d, f, d, f, f, d, f, overnameteken, f, d, f, d, d, f, d.

Regel 9.

U leest: d, g, f, g, d, g, d, overnameteken, f, d, f, d, g, g, d.

Regel 10.

U leest de letters: l, p, v, l, p, l, v, overnameteken, k, m, o, o, m, o, k.

Regel 11.

U leest: a, b, k, l, c, g, o, overnameteken, p, e, v, m, f, i, d.

Regel 12.

U leest de letters: f, g, d, e, c, i, b, overnameteken, l, k, o, m, p, v, l.

Ga nu naar bladzijde 3 van tabblad 5.

2.6.3. Woorden met en zonder spaties

Op deze bladzijde staan woorden met de geleerde letters. Eerst staan er nog spaties tussen de letters van het woord. Na het overnameteken komt een nieuw woord op dezelfde manier.

Regel 1.

U leest: i, k, ik, overnameteken, d, a, l, dal.

(30)

Regel 2.

U leest: d, e, k, dek, overnameteken, d, a, k, dak.

Regel 3.

U leest: l, i, e, g, lieg, overnameteken, e, i, k, eik.

Regel 4.

U leest: l, i, e, f, lief, overnameteken, d, i, e, f, dief.

Regel 5.

U leest: d, o, e, l, doel, overnameteken, d, o, p, dop.

Regel 6.

U leest: v, i, e, l, viel, overnameteken, k, l, e, i, klei.

Regel 7.

U leest: m, e, i, mei, overnameteken, d, i, e, p, diep.

Regel 8.

U leest: d, i, e, die, overnameteken, m, e, i, d, meid.

Ga nu naar bladzijde 4 van tabblad 5.

2.6.4. Rijmrijtjes

Op de volgende regels leest u nog woorden met begin- of eindrijm. Dat zijn

veelvoorkomende lettercombinaties. We gebruiken nu geen overnameteken. Probeer deze regels eerst met de ene en dan met de andere hand te lezen.Let nog even op uw houding.

Regel 1.

U leest de woorden: ik, dik, fik, mik, lik, blik.

Regel 2.

U leest de woorden: dag, dak, dam, dal, daf.

Regel 3.

U leest: de, dek, dep, deel, deeg, deed.

Regel 4.

U leest: dom, dok, dol, dop, dof, doof.

Regel 5.

U leest: ei, mei, kei, lei, klei.

(31)

Regel 6.

U leest de woorden: die, diep, dief, liep, lief.

Regel 7.

U leest: ooi, kooi, mooi, fooi, dooi, plooi.

Regel 8.

U leest de woorden: doe, moe, koe, moed, goed, gloed.

Regel 9.

U leest: oei, boei, foei, loei, doei, bloei.

Regel 10.

U leest de woorden: ed, bed, kleed, gleed, moed, goed.

Regel 11.

U leest: Die, dia, dik, dille, dip, dief.

Regel 12.

U leest de woorden: Idee, ideaal, idool, idem.

Ga nu naar bladzijde 5 van tabblad 5

2.6.5. Woorden met de geleerde letters

Op deze bladzijde vindt u elf regels met woorden met de tot nu toe geleerde letters.

Let op uw houding: zit rustig rechtop. Houd uw handen ontspannen op het papier.

Beweeg de vingers van links naar rechts, nooit van boven naar beneden!

Regel 1.

U leest de woorden: bad, klad, glad, overnameteken, dak, dal, de, adem.

Regel 2.

U leest de woorden: baai, maai, aai, ik, overnameteken, big, blik, klik.

Regel 3.

U leest: daal, deel, bodem, overnameteken, doek, doel, moed.

Regel 4.

U leest: iep, liep, diep, overnameteken, ei, eik, lief, doe.

Regel 5.

U leest de woorden: dief, mooi, kil, overnameteken, klim, bid, bed, kip.

(32)

Regel 6.

U leest: lied, leed, leid, overnameteken, dop, dol, dom, dok.

Regel 7.

U leest de woorden: kooi, boei, dooi, overnameteken, pedaal, dia, pil.

Regel 8.

U leest de woorden: idool, ideaal, overnameteken, middag, middel.

Regel 9.

U leest de woorden: medaille, gedoe, overnameteken, file, film, goed.

Regel 10.

U leest: daad, deed, edel, overnameteken, idee, beide, bod.

Regel 11.

U leest de woorden: eikel, diadeem, overnameteken, vlieg, lieg, de.

Ga nu naar bladzijde 6 van tabblad 5.

2.6.6. Zinnen met de geleerde letters

Begin elke regel met de linkerhand. Ga na het derde woord van elke zin met rechts verder.

Regel 1.

U leest de zin: die lieve dame deed veel goed.

Regel 2.

U leest: geef de adel alle geld.

Regel 3.

U leest de zin: die dikke big viel vaak om.

Regel 4.

U leest: koop die mooie diadeem ida.

Regel 5.

U leest de zin: die baai leek me ideaal Regel 6.

U leest: die meid gaf de familie gebak.

(33)

Regel 7.

U leest de zin: de boom bloeide mooi Ga nu naar pagina 1 van tabblad 6.

2.7. De zesde groep letters 2.7.1. Herkennen van de vormen

U bent nu op tabblad 6 van de tweede module.

De volgende twee vormen zijn:

 Een letter met links twee puntjes met daartussen een opening plus rechtsonder een puntje.

 Een letter met links drie puntjes onder elkaar plus een puntje rechts in het midden.

Kort gezegd:

 Open breed van onder.

 Gesloten breed in het midden.

U vindt deze letters bovenaan de pagina. Op de eerste pagina vindt u op elke regel drie horizontale lijnen. Daartussen staan de nieuwe vormen én bekende letters.

Probeer de verschillende vormen zowel met de linker- als met de rechterhand te herkennen.

Regel 1.

U vindt de vormen: lijn, open breed van onder, lijn, gesloten breed in het midden, lijn.

Regel 2.

U vindt de vormen: lijn, gesloten breed in het midden, lijn, open breed van onder, lijn.

Regel 3.

U vindt: lijn, open breed van onder, lijn, open, lijn.

Regel 4.

U vindt de vormen: lijn, open breed van boven, lijn, open breed van onder, lijn.

Regel 5.

U vindt: lijn, gesloten, lijn, gesloten breed in het midden, lijn.

Regel 6.

U vindt de vormen: lijn, gesloten breed van onder, lijn, gesloten breed in het midden, lijn.

(34)

Regel 7.

U vindt: lijn, gesloten breed in het midden, lijn, gesloten breed van boven, lijn.

Regel 8.

U vindt: lijn, open breed van onder, lijn, gesloten breed van onder, lijn.

Regel 9.

U vindt: lijn, gesloten breed van onder, lijn, open breed van onder, lijn.

Regel 10.

U vindt de vormen: lijn, gesloten breed in het midden, lijn, gesloten breed van onder, lijn.

Regel 11.

U vindt: lijn, open, lijn, open breed van onder, lijn.

Regel 12.

U vindt: lijn, gesloten breed in het midden, lijn, open breed in het midden, lijn.

Ga nu naar bladzijde 2 van tabblad 6.

2.7.2. De zesde groep letters

Begin links bovenaan de pagina op de eerste hele regel. Dus op de regel onder de twee vormen bovenaan. U oefent op de eerste twee regels nogmaals de vormen van de twee nieuwe letters. Daarna volgen de namen van deze letters.

Ga horizontaal met uw linkerhand of wijsvinger over de bovenste regel.

Regel 1.

U vindt de vormen: open breed van onder, gesloten breed in het midden, open breed van onder, gesloten breed in het midden, gesloten breed in het midden, gesloten breed in het midden, open breed van onder, overnameteken.

Ga met uw rechterhand naar uw linkerhand. De linkerhand gaat terug naar het begin van de regel. Met rechts gaat u verder naar het einde van de regel. U vindt de

vormen: gesloten breed in het midden, open breed van onder, open breed van onder, gesloten breed in het midden, open breed van onder, open breed van onder, gesloten breed in het midden.

Regel 2.

U vindt de vormen: gesloten breed in het midden, open breed van onder, open breed van onder, open breed van onder, gesloten breed in het midden, gesloten breed in het midden, open breed van onder, overnameteken, open breed van onder,

(35)

open breed van onder, gesloten breed in het midden, gesloten breed in het midden, open breed van onder, gesloten breed in het midden, gesloten breed in het midden.

Dan benoemen we de letters:

 De vorm open breed van onder is de letter u.

 Gesloten breed in het midden is de letter r.

Begin nu weer links bovenaan de pagina. Ga horizontaal met uw linkerhand of - wijsvinger over de bovenste regel. Daar leest u van links naar rechts de volgende letters: u, r, u, r, r, r, u, overnameteken.

Ga met uw rechterhand naar uw linkerhand. De linkerhand gaat terug naar het begin. Met rechts gaat u verder naar het einde van de regel. U leest de letters: r, u, u, r, u, u, r.

Regel 2.

U leest de letters: r, u, u, u, r, r, u, overnameteken, u, u, r, r, u, r, r.

Regel 3 is een horizontale lijn.

Op de volgende negen regels leest u zowel de nieuwe als de eerder geleerde letters.

Regel 4.

U leest de letters: u, k, k, u, u, k, u, overnameteken, k, u, k, k, u, u, k.

Regel 5.

U leest: u, v, u, v, v, u, u, overnameteken, v, u, u, v, u, u, v.

Regel 6.

U leest: r, l, r, l, l, r, r, overnameteken, r, r, r, l, r, l, l.

Regel 7.

U leest: r, o, r, r, r, o, r, overnameteken, o, o, r, r, o, r, o.

Denk aan het overnemen.

Regel 8.

U leest de letters: k, m, o, u, u, m, o, overnameteken, u, o, u, m, o, u, u.

Regel 9.

U leest de letters: l, p, v, r, r, v, r, overnameteken, p, r, v, r, r, l, p.

Regel 10.

U leest: k, o, r, v, u, l, m, overnameteken, p, f, g, r, o, u, c.

(36)

Regel 11.

U leest de letters: a, b, k, l, c, g, o, overnameteken, p, e, v, m, f, i, d.

Regel 12.

U leest: u, r, o, e, g, i, f, overnameteken, p, m, k, l, b, g, d.

Ga nu naar bladzijde 3 van tabblad 6.

2.7.3. Woorden met en zonder spaties

Op deze bladzijde staan woorden met de geleerde letters. Eerst staan er nog spaties tussen de letters van het woord. Na het overnameteken komt een nieuw woord op dezelfde manier.

Regel 1.

U leest: d, o, r, dor, overnameteken, r, o, k, rok.

Regel 2.

U leest: r, o, o, d, rood, overnameteken, d, o, o, r, door.

Regel 3.

U leest: r, o, l, rol, overnameteken, k, o, o, r, koor.

Regel 4.

U leest: d, r, o, p, drop overnameteken. d, o, r, p, dorp.

Regel 5.

U leest: v, u, u, r, vuur, overnameteken, m, u, u, r, muur.

Regel 6.

U leest: g, r, o, f, grof, overnameteken, v, o, r, k, vork.

Regel 7.

U leest: l, u, i, k, luik, overnameteken, b, u, i, bui.

Regel 8.

U leest: l, e, u, k, leuk, overnameteken, b, e, u, k, beuk.

Regel 9.

U leest: g, e, u, r, geur, overnameteken, d, e, u, r, deur.

Regel 10.

U leest: d, r, i, e, drie, overnameteken, d, r, a, f, draf.

(37)

Regel 11.

U leest: r, u, i, l, ruil, overnameteken, r, u, i, g, ruig.

Ga nu naar bladzijde 4 van tabblad 6.

2.7.4. Rijmrijtjes

Op de volgende regels leest u nog woorden met begin- of eindrijm. Dat zijn

veelvoorkomende lettercombinaties. We gebruiken nu geen overnameteken. Let nog even op uw houding. Probeer de regels eerst met de ene en dan met de andere hand te lezen.

Regel 1.

U leest de woorden: oor, voor, boor, door, goor, koor.

Regel 2.

U leest de woorden: uil, buil, vuil, ruil, kuil, muil.

Regel 3.

U leest: uur, vuur, puur, buur, guur, gluur.

Regel 4.

U leest: rood, rook, roof, room.

Regel 5.

U leest de woorden: reuk, deuk, leuk, peuk, beuk.

Regel 6.

U leest: kleur, deur, geur, fleur.

Regel 7.

U leest de woorden: ui, lui, pui, rui, bui.

Regel 8.

U leest de woorden: rok, rol, rog, roe, roep, roer.

Regel 9.

U leest: buk, ruk, pluk, vul, bul.

Regel 10.

U leest: draf, drie, drop, draai, druif.

Ga nu naar bladzijde 5 van tabblad 6.

(38)

2.7.5. Woorden met de geleerde letters

Op deze bladzijde vindt u regels met woorden met de tot nu toe geleerde letters.

Zorg dat u ontspannen zit. Denk aan het overnemen.

Regel 1.

U leest de woorden: kar, bar, klaar, overnameteken, daar, vaar, arm.

Regel 2.

U leest: raak, raam, buk, overnameteken, geluk, lui, blaar.

Regel 3.

U leest de woorden: braam, kraai, au, overnameteken, buik, duif, leuk.

Regel 4.

U leest de woorden: drie, vier, riem, overnameteken, prei, deur, geur.

Regel 5.

U leest: duur, koor, roek, overnameteken, merel, braille.

Regel 6.

U leest: kamer, reclame, overnameteken, uur, muf, mug, duf.

Regel 7.

U leest de woorden: draak, ader, uil, overnameteken, druif, druk, rol.

Regel 8.

U leest: druppel, luifel, overnameteken, decor, oor, club.

Regel 9.

U leest de woorden: vader, verkoper, overnameteken, droog, drummer.

Regel 10.

U leest: darm, diagram, overnameteken, muur, keurig, vuil.

Regel 11.

U leest de woorden: adder, oordeel, overnameteken, kleur, purper, rug.

Regel 12.

U leest: duurder, mooier, overnameteken, duiker, burger.

Ga nu naar bladzijde 6 van tabblad 6.

(39)

2.7.6. Zinnen met de geleerde letters

Begin elke regel met de linkerhand. Ga na het derde woord van elke zin met rechts verder.

Let op een ontspannen houding.

Regel 1.

U leest de zin: ik koop die rode broek maar.

Regel 2.

U leest: de verkoper leek me erg lui.

Regel 3.

U leest de zin: de oude vader liep vlug door.

Regel 4.

U leest: die mooie rok leek me erg duur.

Regel 5.

U leest: de lamp viel op de vuile vloer.

Regel 6.

U leest de zin: de dader kroop over de brug.

Regel 7.

U leest: ik ruik die rook al drie uur.

Regel 8.

U leest de zin: de boer vroeg om goed beleid.

Regel 9.

U leest: de geur leek op die van prei.

Regel 10.

U leest: de ruige dief beroofde oma.

Regel 11.

U leest de zin: vaar maar over de rivier ruud.

Regel 12.

U leest: die oude berk lag daar keurig.

Ga nu naar pagina 1 van tabblad 7.

(40)

2.8. De zevende groep letters 2.8.1. Herkennen van de vormen

U bent nu op tabblad 7.

De volgende twee vormen zijn:

 Een letter met links twee puntjes verticaal en rechts een puntje in het midden.

 Een letter met linksonder verticaal twee puntjes en rechts boven een puntje.

Kort gezegd::

 Blokje rechtsboven open.

 Onregelmatige vorm; krom en smal.

U vindt deze letters bovenaan de pagina. Op de eerste pagina vindt u op elke regel drie horizontale lijnen. Daartussen staan de nieuwe vormen én bekende letters.

Probeer de verschillende vormen zowel met de linker- als met de rechterhand te herkennen.

Regel 1.

U vindt de vormen: lijn, blokje rechts boven open, lijn, krom en smal, lijn.

Regel 2.

U vindt de vormen: lijn, krom en smal, lijn, blokje rechts boven open, lijn.

Regel 3.

U vindt: lijn, blokje rechts boven open, lijn, blokje, lijn.

Regel 4.

U vindt: lijn, krom en smal, lijn, gesloten, lijn.

Regel 5.

U vindt de vormen: lijn, schuin naar boven, lijn, krom en smal, lijn.

Regel 6.

U vindt: lijn, gesloten breed in het midden, lijn, blokje rechts boven open, lijn.

Regel 7.

U vindt de vormen: lijn, krom en smal, lijn, gesloten breed van boven, lijn.

Regel 8.

U vindt de vormen: lijn, blokje rechts onder open, lijn, blokje rechts boven open, lijn.

(41)

Regel 9.

U vindt: lijn, blokje rechts boven open, lijn, schuin naar beneden, lijn.

Regel 10.

U vindt: lijn, gesloten, lijn, krom en smal, lijn.

Regel 11.

U vindt de vormen: lijn, gesloten breed in het midden, lijn, blokje rechts boven open, lijn.

Regel 12.

U vindt: lijn, gesloten breed van boven, lijn, krom en smal, lijn.

Ga nu naar bladzijde 2 van tabblad 7.

2.8.2. De zevende groep letters

Begin links bovenaan de pagina op de eerste hele regel. Dus op de regel onder de twee vormen bovenaan. Oefen op de eerste 2 regels de nieuwe vormen. Daarna volgen de namen van deze letters. Ga horizontaal met uw linkerhand of -wijsvinger over de bovenste regel. Neem bij het overnameteken met rechts over.

Regel 1.

U vindt de vormen: blokje rechts boven open, krom en smal, krom en smal, blokje rechts boven open, blokje rechts boven open, blokje rechts boven open, krom en smal, overnameteken, blokje rechts boven open, krom en smal, krom en smal, blokje rechts boven open, krom en smal, blokje rechts boven open, krom en smal.

Regel 2.

U vindt de vormen: krom en smal, krom en smal, blokje rechts boven open, krom en smal, krom en smal, blokje rechts boven open, blokje rechts boven open,

overnameteken, krom en smal, blokje rechts boven open, krom en smal, blokje rechts boven open, blokje rechts boven open, blokje rechts boven open, krom en smal.

We benoemen de letters:

 Blokje rechts boven open is de letter h.

 Onregelmatige vorm krom en smal is de letter s.

Begin nu weer links bovenaan de pagina. Ga horizontaal met uw linkerhand of - wijsvinger over de bovenste regel. Neem bij het overnameteken met rechts over. U leest van links naar rechts de volgende letters: h, s, s, h, h, h, s, overnameteken, h, s, s, h, s, h, s.

(42)

Regel 2.

U leest de letters: s, s, h, s, s, h, h, overnameteken, s, h, s, h, h, h, s.

Regel 3 is een horizontale lijn.

Op de volgende regels leest u de h, de s én de eerder geleerde letters.

Regel 4.

U leest de letters: h, e, h, e, e, h, e, overnameteken, h, e, h, h, h, e, h,

Regel 5.

U leest: s, l, s, l, s, s, l, overnameteken, s, l, s, l, s, l, s.

Regel 6.

U leest: h, g, h, g, g, g, h, overnameteken, g, h, h, h, g, g, g

Regel 7.

U leest de letters: s, i, s, s, i, s, s, overnameteken, i, i, s, s, i, s, s.

Regel 8.

U leest de letters: h, r, r, h, h, r, h, overnameteken, r, r, r, h, r, h, h

Regel 9.

U leest: p, l, i, s, l, p, s, overnameteken, p, s, s, p, l, s, i

Regel 10.

U leest de letters: h, r, g, e, h, g, r, overnameteken, r, h, h, e, h, g, r

Regel 11.

U leest: a, b, k, l, c, g, o, overnameteken, p, e, f, m, v, i, d

Regel 12.

U leest: u, r, h, s, l, k, o, overnameteken, d, e, i, s, f, g, h

Ga nu naar bladzijde 3 van tabblad 7.

2.8.3. Woorden met en zonder spaties

Op deze bladzijde staan woorden met de geleerde letters. Eerst staan er nog spaties tussen de letters van het woord. Na het overnameteken komt een nieuw woord op dezelfde manier.

Regel 1.

U leest de woorden: m, i, s, mis, overnameteken, v, i, s, vis.

(43)

Regel 2.

U leest de woorden: h, e, k, hek, overnameteken, h, e, l, m, helm.

Regel 3.

U leest de woorden: h, o, l, hol, overnameteken, h, o, k, hok.

Regel 4.

U leest de woorden: s, p, e, k, spek, overnameteken, s, p, e, l, spel.

Regel 5.

U leest de woorden: s, i, p, sip, overnameteken, s, i, k, sik.

Regel 6.

U leest de woorden: s, c, h, e, p, schep, overnameteken, v, o, s, vos.

Regel 7.

U leest de woorden: s, c, h, u, u, r, schuur, overnameteken, h, u, p, hup.

Regel 8.

U leest de woorden: f, l, e, s, fles, overnameteken, m, e, s, mes.

Regel 9.

U leest de woorden: s, l, e, e, slee, overnameteken, s, l, i, m, slim.

Regel 10.

U leest de woorden: p, e, c, h, pech, overnameteken, h, o, e, hoe.

Ga nu naar bladzijde 4 van tabblad 7.

2.8.4. Rijmrijtjes

Op de volgende regels leest u nog woorden met begin- of eindrijm. Dat zijn

veelvoorkomende lettercombinaties. We gebruiken nu geen overnameteken. Let nog even op uw houding. Probeer deze regels eerst met de ene en dan met de andere hand te lezen.

Regel 1.

U leest de woorden: hek, heb, hes, heg, hef, hem.

Regel 2.

U leest de woorden: is, vis, mis, sis, slis, fris, eis.

Regel 3.

U leest: haas, vaas, gaas, raas, klaas.

(44)

Regel 4.

U leest: hok, hof, hol, hop, hoe, hoed.

Regel 5.

U leest de woorden: schap, schip, schep, schop, schub.

Regel 6.

U leest de woorden: huis, huil, huid, huil, huig.

Regel 7.

U leest: spek, spook, spiek, spaak, , spuug.

Regel 8.

U leest de woorden: hoor, hoog, hoop, hoos, hoofd.

Regel 9.

U leest: keus, reus, heus, leus, geus.

Regel 10.

U leest de woorden: sla, slip, slof, slee, sluis.

Regel 11.

U leest: sik, sis, sip, simpel, sikkel.

2.8.5. Woorden met de geleerde letters

Op deze bladzijde vindt u woorden met de tot nu toe geleerde 18 letters.

Let op uw houding: zit rustig rechtop. Houd uw handen ontspannen op het papier.

Beweeg uw vingers uitsluitend van links naar rechts.

Regel 1.

U leest de woorden: as, bas, las, kas, overnameteken, kaas, klas, baas.

Regel 2.

U leest de woorden: haak, hal, maas, overnameteken, sla, slager, slap.

Regel 3.

U leest: haar, halm, hard, overnameteken, hek, heg, hap, hok.

Regel 4.

U leest: hol, glas, smal, overnameteken, hof, fles, mes, vis.

(45)

Regel 5.

U leest de woorden: hals, school, heb, overnameteken, schuur, scherp.

Zorg dat u ontspannen zit en denk aan het overnemen.

Regel 6.

U leest de woorden: mis, kies, koos, overnameteken, dus, mos, vos, vies.

Regel 7.

U leest: spek, muis, hier, overnameteken, hoog, doos, spaar.

Regel 8.

U leest de woorden: help, huis, smaak, overnameteken, som, bos, simpel.

Regel 9.

U leest: spel, sloom, smak, overnameteken, pech, echo, gras.

Regel 10.

U leest de woorden: ham, hik, hoe, hes, overnameteken, hoek, kras, spul.

Regel 11.

U leest: hommel, scheur, overnameteken, hark, boos, bloes.

Regel 12.

U leest: huur, smoes, hoor, overnameteken, soep, hem, smeer.

Ga nu naar bladzijde 6 van tabblad 7.

2.8.6. Zinnen met de geleerde letters

Begin elke regel met de linkerhand. Ga na het derde woord van elke zin met rechts verder.

Regel 1.

U leest de zin: De bus had heel vaak pech.

Regel 2.

U leest: De pil die ik slik is vies.

Regel 3.

U leest de zin: De slimme boer volgde de vos.

Regel 4.

U leest de zin: Ik verhuur de oude schuur.

(46)

Regel 5.

U leest: de hommel vloog door de school.

Regel 6.

U leest: de hik hield al heel vlug op.

Regel 7.

U leest de zin: de slager hielp de oude heer.

Regel 8.

U leest: soms droeg vader die hoge hoed Ga nu naar pagina 1 van tabblad 8.

2.9. De achtste groep letters 2.9.1. Herkennen van de vormen

U bent nu op tabblad 8.

De volgende twee vormen zijn:

 Links twee puntjes met een opening en rechts verticaal twee puntjes dicht bij elkaar.

 Links een puntje in het midden en rechts drie puntjes verticaal.

Kort gezegd:

 Open zwaar van boven.

 Onregelmatige vorm; breed in het midden rechts gesloten.

U vindt deze vormen bovenaan de pagina. Op de eerste pagina vindt u op elke regel drie horizontale lijnen. Daartussen staan de nieuwe vormen én bekende letters.

Probeer de verschillende vormen zowel met de linker- als met de rechterhand te herkennen.

Regel 1.

U vindt de vormen: lijn, open zwaar van boven, lijn, breed in het midden rechts gesloten, lijn.

Regel 2.

U vindt de vormen: lijn, breed in het midden rechts gesloten, lijn, open zwaar van boven, lijn.

Regel 3.

U vindt: lijn, open zwaar van boven, lijn, open punt in het midden, lijn.

(47)

Regel 4.

U vindt: lijn, breed in het midden rechts gesloten, lijn, krom en smal, lijn.

Regel 5.

U vindt de vormen: lijn, open breed van boven, lijn, open zwaar van boven, lijn.

Regel 6.

U vindt: lijn, schuin naar boven, lijn, breed in het midden rechts gesloten, lijn.

Regel 7.

U vindt: lijn, krom en smal, lijn, breed in het midden rechts gesloten, lijn.

Regel 8.

U vindt de vormen: lijn, open punt in het midden, lijn, open zwaar van boven, lijn.

Regel 9.

U vindt: lijn, open zwaar van boven, lijn, open breed van boven, lijn.

Regel 10.

U vindt: lijn, krom en smal, lijn, breed in het midden rechts gesloten, lijn.

Regel 11.

U vindt: lijn, breed in het midden rechts gesloten, lijn, gesloten breed in het midden, lijn.

Regel 12.

U vindt de vormen: lijn, gesloten, lijn, krom en smal, lijn.

Ga nu naar bladzijde 2 van tabblad 8.

2.9.2. De achtste groep letters

Begin links bovenaan de pagina op de eerste hele regel, dus op de regel onder de twee vormen bovenaan. Op de eerste twee regels oefent u nogmaals de nieuwe letters. Daarna volgen de namen van deze letters.

Begin links bovenaan de pagina. Ga horizontaal met uw linkerhand of -wijsvinger over de bovenste regel. Denk aan het overnemen en aan een goede houding van handen en armen.

Regel 1.

U vindt de vormen: open zwaar van boven, breed in het midden rechts gesloten, breed in het midden rechts gesloten, open zwaar van boven, open zwaar van boven, breed in het midden rechts gesloten, open zwaar van boven, overnameteken, breed

(48)

in het midden rechts gesloten, open zwaar van boven, open zwaar van boven, open zwaar van boven, breed in het midden rechts gesloten, breed in het midden rechts gesloten, open zwaar van boven.

Regel 2.

U vindt de vormen:

breed in het midden rechts gesloten, breed in het midden rechts gesloten, open zwaar van boven, breed in het midden rechts gesloten, breed in het midden rechts gesloten, open zwaar van boven, open zwaar van boven, overnameteken, open zwaar van boven, open zwaar van boven, breed in het midden rechts gesloten, open zwaar van boven, breed in het midden rechts gesloten, breed in het midden rechts gesloten, breed in het midden rechts gesloten.

De vorm en de letters:

 Open zwaar van boven is de letter n.

 Onregelmatige vorm; breed in het midden rechts gesloten is de letter w.

Begin weer links bovenaan de pagina. Ga horizontaal met uw linkerhand of - wijsvinger over de bovenste regel. Neem bij het overnameteken met rechts over.

Regel 1.

U leest de letters: n, w, w, n, n, w, n, overnameteken, w, n, n, n, w, w, n.

Regel 2.

U leest de letters: w, w, n, w, w, n, n, overnameteken, n, n, w, n, w, w, w.

Regel 3 is een horizontale lijn.

Op de volgende regels leest u de n, de w én de eerder geleerde letters.

Regel 4.

U leest de letters: n, o, o, n, n, o, n, overnameteken, o, n, n, o, o, o, n.

Regel 5.

U leest: w, w, s, w, s, s, w, overnameteken, s, w, s, s, w, s, w.

Regel 6.

U leest: w, i, e, s, e, w, i, overnameteken, s, w, i, w, e, w, s.

Regel 7.

U leest: h, g, f, g, d, g, f, overnameteken, g, h, g, h, g, d, g.

Regel 8.

U leest de letters: w, s, i, w, n, o, m, overnameteken, s, w, r, o, n, m, o.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naast dat coffeeshops, de prostitutiesector en de woonwagencentra per definitie niet onder een convenant kunnen worden gebracht, kunnen ook twijfels bestaan over de deelname van een

Dink aan drie voordele en drie nadele indien jy die reël sou verbreek en beskryf nadele indien jy die reël sou verbreek en beskryf hierdie proses in jou kreatiewe denke

Het Netwerkpunt maakt deel uit van het PAKT, een netwerk van zorgver- leners en zorgverlenende voorzienin- gen werkzaam in de regio Gent - Eeklo - Vlaamse Ardennen met

Geef nu voor elk van de onderstaande bronnen aan welke keuze iemand maakt, welke gevolgen dat heeft voor iemand anders en hoe de overheid in zou kunnen grijpen om diegene die

- de laserstraal loopt horizontaal en treft het blokje in zijn laagste stand precies in het midden. Bovendien treft de laserstraal een lichtsensor als het blokje zich niet in

Van een vierkant OABC met zijde 4 ligt A op de positieve x-as en C op de positieve y-as.. De grafiek van f snijdt de zijde AB van het vierkant in het punt P en de zijde BC in het

De tabel van figuur 2.1 is, uitgebreid met een derde kolom, weergegeven op de bijlage als figuur B.. In deze derde kolom horen de waarden die geteld zouden worden in 10 s als er

A Voor het stijgende deel van de drie grafieken geldt dat verhoging van het zuurstofgehalte van de lucht ín de bodem tot gevolg heeft dat ook de zuurstofopname