• No results found

Module 3: Cijfers, lees- en hoofdlettertekens plus brailleschrijven

3.1. Cijfers en getallen

 De eerste bladzijde bevat cijfers en getallen.

 De tweede en derde bladzijde bevatten hoofdletters, en woorden en zinnen met hoofdletters.

 De vierde en vijfde bladzijde bevatten de leestekens.

 De zesde bladzijde bevat voorbeeldzinnen met leestekens.

Achter het tweede tabblad staat een oefentekst.

In de tekst in het instructieboek vindt u nog een stukje over braille schrijven. Omdat het hier gaat over zelf schrijven, is dit alleen ingesproken. Meer informatie vindt u in het betreffende hoofdstuk.

3.1. Cijfers en getallen

De vorm van het cijferteken is: breed van onder en rechts gesloten, ofwel de braillepunten 3, 4, 5, en 6.

Op de eerste regel vindt u achtereenvolgens de letters a t/m j, vooraf gegaan door het cijferteken. De letter a wordt hierdoor het cijfer 1. De b wordt 2. De i wordt 9 en de j wordt 0.

Op de tweede regel vindt u de getallen 11 t/m 18. 19 en 20 ontbreken hier vanwege de beperkte ruimte.

Begin weer links bovenaan de pagina. Ga horizontaal met uw linkerhand of -wijsvinger over de bovenste regel. Ga bij het overnameteken verder met rechts.

Regel 1.

U leest: 1, 2, 3, 4, 5, overnameteken, 6, 7, 8, 9, 0.

Regel 2.

U leest: 11, 12, 13, 14, overnameteken, 15, 16, 17.

Regel 3 is een horizontale lijn.

Vanaf regel 4 leest u getallen: eerst van 1 cijfer, later van meer cijfers.

U zult misschien merken dat het lezen van getallen moeilijker is dan het lezen van woorden. Vaak kunt u bij woorden enkele letters raden, omdat u een woord herkent.

Bij getallen heeft raden geen zin: elk cijfer kan overal opduiken. Dat vraagt om extra nauwkeurigheid bij het lezen.

Regel 4.

U leest: 1, 2, 3, 5, 8, overnameteken, 6, 7, 9, 0, 4.

Regel 5.

U leest: 6, 3, 8, 1, 0, overnameteken, 5, 4, 7, 9, 2.

Regel 6.

U leest: 10, 27, 37, 73, overnameteken, 11, 12, 51.

Regel 7.

U leest: 15, 19, 25, 39, overnameteken, 53, 35, 91.

Regel 8.

U leest: 46, 64, 84, 48, overnameteken, 59, 95, 352.

Regel 9.

U leest: 135, 246, 397, overnameteken, 468, 579, 680.

Regel 10.

U leest: 802, 913, 648, overnameteken, 864, 4089, 907.

Ga nu naar de volgende bladzijde.

3.2. Hoofdletters

Naast het cijferteken bestaan in het brailleschrift twee soorten hoofdlettertekens.

Het eerste hoofdletterteken geeft aan dat de letter die er direct na komt een hoofdletter is. Het tweede, of permanente hoofdletterteken, geeft aan dat het hele woord uit hoofdletters bestaat.

Tot slot moet het zogeheten herstelteken genoemd worden. Dit gebruikt u als een deel van een woord uit hoofdletters of cijfers bestaat en een deel niet.

 Het hoofdletter teken is rechts open, de punten 4 en 6.

 Het permanent hoofdletterteken is rechts verticaal, de punten 4 en 5.

 Het herstelteken is een puntje rechts onder: punt 6.

Op de eerste drie regels vindt u achtereenvolgens alle hoofdletters.

Op deze en de volgende bladzijden ontbreekt het overnameteken. Denk zelf aan het overnemen.

Regel 1.

U leest: A, B, C, D, E, F, G, H, I, J.

Regel 2.

U leest: K, L, M, N, O, P, Q, R, S, T.

Regel 3.

U leest: U, V, W, X, Y, Z.

Zoals in hoofdstuk 3, paragraaf 1 genoemd, bedacht Louis Braille dat de eerste tien brailletekens ook als cijfers gebruikt konden worden. Om ze van de andere tekens te onderscheiden, heeft hij ze ook qua vorm apart gemaakt: ze zijn alle tien maar hoogstens 2 punten hoog en ze hebben geen punten op de onderste rij.

Het brailleschrift bevat nog een systematiek. Louis Braille verdeelde namelijk zijn schrift in groepjes van 10 letters.

Als u nu de eerste drie regels van deze bladzijde verticaal bestudeert, merkt u misschien dat de k eigenlijk een a is met een punt links onder erbij. De u is een a met twee punten onder erbij.

Zo is de l een b met een punt links onder erbij en de v een b met twee punten onder erbij.

Maar dan gaat het mis. De m is nog wel een c met een punt onder erbij, maar de w past niet in dit verhaal. Dat komt, omdat Louis Braille de w niet heeft bedacht. Deze kwam in het Frankrijk van zijn tijd niet of nauwelijks voor. De w is dus later

toegevoegd. Voor Louis Braille volgde de x op de v!

Regel 4 is een horizontale lijn.

Op de volgende regels leest u zinnen met hoofdletters, permanente hoofdletters, getallen en hersteltekens.

Eerst 7 zinnen met alleen enkele hoofdletters en eventueel getallen, dus zonder permanente hoofdletters of hersteltekens.

Regel 4.

U leest: Alex wordt morgen 34 jaar.

Regel 5.

U leest: Anne en Leo gaan naar Texel.

Regel 6.

U leest: Ik reis van Baarn naar Venlo.

Regel 7.

U leest: Sara fietst 50 kilometer.

Regel 8.

U leest: Wil je 2 of 3 weken vrij?

Regel 9.

U leest: Die man weegt ruim 75 kilo.

Regel 10.

U leest: Louis Braille werd 43 jaar.

Ga nu naar de volgende bladzijde.

Op deze bladzijde vindt u nog enkele zinnen met permanente hoofdlettertekens en hersteltekens.

Regel 1.

U leest: Ik ga op mijn 67e met pensioen.

Regel 2.

U leest: Erik zwemt graag in de IJssel.

Regel 3.

U leest: Inge en Peter zijn lid van de ANWB.

Regel 4.

U leest: Jeroen woont op de 18e etage.

Regel 5.

U leest: IJmuiden heeft een grote haven.

Regel 6.

U leest: Ken je de FNV en het CNV?

3.3. Leestekens

In het onderdeel over de cijfers las u al dat deze maximaal 2 puntjes hoog zijn. En dat de onderste puntenrij bij cijfers leeg is. Louis Braille bedacht dat de leestekens ook maar 2 puntjes hoog zijn, maar dat hier juist de bovenste rij leeg is. Bij

moderne tekens, zoals het apenstaartje, is van deze regel afgeweken.

Op de eerste twee bladzijden van tabblad 3 van module 3 vindt u een overzicht van de brailleleestekens. Om duidelijk te maken op welke hoogte in de braillecel de leestekens staan, vindt u vóór het leesteken een volle braille cel. Soms kan een leesteken zowel voor als achter een letter staan, zoals een aanhalingsteken. Dan staat dit teken zowel voor als achter de volle braille cel. In het instructieboek

noemen we de naam van het leesteken en de benodigde braillepunten. In het oefenboek vindt u ook de naam van het leesteken en de puntencombinatie uitgeschreven.

Regel 1.

U vindt: komma, punt 2

Regel 2.

U vindt: apostrof, punt 3

Regel 3.

U vindt: enkel aanhalingsteken, punt 3

Regel 4.

U vindt: puntkomma, punt 2 3

Regel 5.

U vindt: dubbele punt, punt 2 5

Regel 6.

U vindt: afbreekstreepje, punt 3 6

Regel 7.

U vindt: punt, punt 2 5 6

Regel 8.

U vindt: vraagteken, punt 2 6

Regel 9.

U vindt: uitroepteken, punt 2 3 5

Regel 10.

U vindt: dubbel aanhalingsteken, punt 2 3 5 6

Regel 11.

U vindt: haakje openen en sluiten, punt 2 3 6 en punt 3 5 6

Volgende pagina.

Leestekens Regel 1.

U vindt: Sterretje, punt 3 5

Regel 2.

U vindt: Apenstaartje, punt 3 4 5

Regel 3.

U vindt: hekje, punt 5 en in de volgende cel punt 3 4 5 6

Op de laatste pagina van dit tabblad vindt u nog enkele zinnen met hoofdletters en leestekens.

Regel 1.

U leest: Ik ga gauw naar huis.

Regel 2.

U leest: Vandaag is het mooi weer.

Regel 3.

U leest: Het gebak was erg lekker.

Regel 4.

U leest: Wie heeft dat gedaan?

Regel 5.

U leest: Waar woont die aardige man?

Regel 6.

U leest: Wat eten wij vanavond?

Regel 7.

U leest: Van wie is die jas?

Regel 8.

U leest: Zij zegt, dat zij niet komt.

Regel 9.

U leest: Ze zegt: ‘De fiets is kapot.’

Regel 10.

U leest: Hij roept: ‘Ja, ik ben er al!’

Regel 11.

U leest: Ik vraag: ‘Gaat het goed?’

Regel 12.

U leest: Lukt het braille lezen?

Het laatste tabblad in deze derde module is het verhaal van Louise Braille.

Dit is twee keer dezelfde oefentekst over Louis Braille. Eenmaal met blanco regels tussen de brailleregels: zogeheten interlinie. En eenmaal met de gebruikelijke regelafstand.