bron
Over Multatuli. Jaargang 32. Delen 64-65. Bas Lubberhuizen, Amsterdam 2010
Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_ove006201001_01/colofon.php
Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn.
i.s.m.
[Nummer 64]
Ten geleide
De vorm is vreemd. Doch dit zal te meer belangstelling wekken.
(W.J.C. van Hasselt aan Multatuli, 16 mei 1860)
De meest uiteenlopende karakteriseringen zijn in de loop van de afgelopen 150 jaar voor Max Havelaar gebruikt: beroemdste boek uit de Nederlandse letterkunde, the book that killed colonialism, persoonlijk appèl, politiek statement dat de gezapigheid van de negentiende-eeuwse romanschrijverij voorgoed verstoorde, puntjesuitgave, the greatest mess possible, fureur der verachting, het boek... om er een paar te noemen.
De Max is dan ook vanaf 1860 van allerlei kanten bezien: vanuit de romantiek, de literatuurhistorie, de koloniale geschiedenis, de rechtspraktijk, de editiewetenschap, de vertaalwetenschap, de nationale en internationale neerlandistiek, het feminisme en vele, vele andere.
Ondanks vele synthesewerken over Max Havelaar bleven de afgelopen decennia ook de analyses van deelfacetten van het boek verschijnen. Deze speciale
jubileumeditie van Over Multatuli, die uitkomt naar aanleiding van het Multatuli-jaar 2010, presenteert de nieuwste visies op diverse aspecten van de Havelaar. Het werk is vanaf 2006 geijkt als canonicaal boek, dat mogelijk in een niet te verre toekomst opgenomen zal zijn in de
UNESCO-Werelderfgoedlijst. We hopen dat het gebodene de analytici en synthetisten in spe tot tegenspraak mag prikkelen en zal aanzetten tot vervolgdebatten over de woordelijke neerslag van de strijd die meer dan 150 jaar geleden werd gevoerd door Eduard Douwes Dekker, in zijn tijd en in zijn Nachleben waar wijzelf en vele anderen na ons deel van uitmaken. Ook in toekomstige jaargangen van Over Multatuli.
De redactie
Max Havelaar en het wereldwijde web Annemarie Kets
‘Lieve hart mijn boek is af, mijn boek is af!’ schreef Multatuli op 13 oktober 1859 aan zijn vrouw Tine, niet vermoedend dat de voltooiing van Max Havelaar 150 jaar later gevierd zou worden met een speciaal Google logo. Het logo toont, aldus het Google Weblog, ‘een typisch Indonesische sfeer met de koffieplantage, de letter “o”
als hutjes, de letter “l” als het boek Max Havelaar en de letter “e” als koffieboon’.
Dezelfde dag nog kwamen er enthousiaste reacties binnen (‘ik vind max havelaar een goeie gast’) en ontspon zich een discussie over het belang van Multatuli's roman.
Waarom Max Havelaar die ‘een beetje eerlijk’ wil zijn, wel eren en niet ‘de slaven’
die Nederland ‘heeft lopen verkopen verschepen en mishandeld’, was de retorische vraag van een zekere wft. Prompt kwam er een reactie van ‘kwebbel’: ‘Ik zal t boek maar eens gaan lezen als ik jou was. Misschien dat je dan begrijpt waarom Google juist voor deze man en dit boek een logo maakt.’ Geheel in de geest van Multatuli, zo'n discussie, en een bewijs dat zijn roman anderhalve eeuw na dato nog steeds alive and kicking is.
Dat Max Havelaar al die 150 jaar springlevend is gebleven, blijkt ook uit de vele en verschillende verschijningsvormen die het boek sinds 1859 heeft aangenomen.
Alleen al een snelle zoekactie in de catalogus van de Koninklijke Bibliotheek levert
voor het trefwoord ‘max havelaar’ een kleine tweehonderd resultaten op. Ik ken geen
andere Nederlandse roman, die zo vaak vertaald, hertaald, bewerkt, gebloemleesd
en geëditeerd is als de Havelaar. En dan zijn er ook nog talrijke adaptaties naar
andere kunstvormen, zoals toneel, film, muziek en musical. Multatuli heeft zich
hiermee gevoegd in het illustere gezelschap van groten als Homerus, Shakespeare,
Goethe en Proust. Maatschappelijke manifestaties zijn er ook: behalve het al genoemde
Google logo, ook de onlangs uitgegeven 5 euromunt ter ere van Max Havelaar en
natuurlijk het gelijknamige keurmerk voor Fair Trade producten.
Max Havelaar als inspiratiebron voor velen - een beter bewijs voor de enorme impact van dit boek is er niet.
Google logo voor Nederland in het Max Havelaar-jaar 2010.
Grote afwezige bij al deze rijkdom is het wereldwijde web. Natuurlijk, Max Havelaar staat online, maar er is nog geen digitale representatie die recht doet aan het bijzondere karakter van Multatuli's meesterwerk. Terwijl het medium zich daar toch bij uitstek voor leent. Neem bijvoorbeeld de verwevenheid van fictie en feiten, door Multatuli ingezet als een strategisch instrument, waardoor zijn boek begint als een roman en eindigt als een aanklacht tegen het koloniale systeem. ‘[I]k begin als een gekke roman, los en luchtig’, schreef hij aan zijn vrouw, ‘en zeer langzaam haal ik het lijntje in, zoodat het slot eigenlijk donder en bl[iksem] is.’ Dat effect bereikte hij vooral door in toenemende mate te verwijzen naar, of te citeren uit officiële stukken, zoals regelingen uit het Staatsblad, ambtelijke correspondenties en Koloniale verslagen. Veel van die brieven en documenten zijn bewaard gebleven, getraceerd en vaak ook uitgegeven (in de delen
VIII-
XXVvan Multatuli's Volledige Werken).
Hetzelfde geldt voor de talrijke (kritische) recensies en polemieken naar aanleiding van de Havelaar, waarop Multatuli in een uitvoerig notenapparaat bij zijn eigen werk - de ‘Aanteekeningen en Ophelderingen’ uit 1875 en 1881 - reageerde. De roman Max Havelaar is met andere woorden, door toedoen van zijn schepper én van diens tijdgenoten, op talrijke plaatsen gekoppeld - oftewel gelinkt - aan toenmalige gebeurtenissen en debatten. Debatten, waar wij in deze tijd niet meer het fijne van weten en waar we dus verklarende noten bij nodig hebben. En dat alles schreeuwt om een online-presentatie met de roman als kern, met van daaruit, op alle
voorkomende plaatsen, een link naar de contemporaine documenten - full text en in facsimile - en naar de bijbehorende toelichtingen uit later tijd.
Niet alleen met de buitenwereld ging Multatuli voortdurend in discussie, ook met
zichzelf voerde hij een permanente dialoog. Steeds weer kwam hij terug op eerdere
thema's en steeds weer plaatste hij kanttekeningen bij vroegere opvattingen. Het
sterkst komt dat natuurlijk naar voren in de zeven bundels Ideën, maar ook de Havelaar is niet los te zien van vroeger en later werk. Om dit, voor Multatuli's werkwijze zo kenmerkende, aspect zichtbaar te maken zou zijn hele oeuvre online beschikbaar moeten komen, opdat nu nog verborgen onderlinge verbanden via hyperlinks expliciet aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Dat zou een prachtig beeld opleveren van de coherentie, de interconnectivity en de ontwikkeling binnen zijn oeuvre. Dan zou bij voorbeeld zichtbaar worden dat de kwestie-Lebak weliswaar de aanleiding was tot het schrijven van de Havelaar, maar dat kenmerkende bouwstenen van dat boek - zoals de opsomming in het Pak van Sjaalman, de splitsing van één persoonlijkheid over meer personages en zelfs de uitroep ‘Ik heb veel geleden’ - al voorkomen in de Brief aan Kruseman uit 1851.
De mogelijkheden van het wereldwijde web voor het boek dat is uitgeroepen tot het belangrijkste werk uit de Nederlandse literatuur zijn hiermee bij lange na nog niet uitgeput. Nog één dringende wens ter afsluiting. Er zijn lezers die Max Havelaar een ‘wonderlijk allegaartje’ vinden. Maarten 't Hart bijvoorbeeld. Die stelde zich voor hoe het boek was ontstaan: ‘Je begon gewoon aan een verhaal over een Droogstoppel, en als je niet meer verder wist, begon je aan een heel ander verhaal over Max Havelaar. Om aan lengte te komen [...] voegde je een lijst van wel zes bladzijden in met een volstrekt willekeurige opsomming van onderwerpen die je al bladerend zo uit een encyclopedie zou kunnen overschrijven.’ En zo verder en zo voort, over de ingelaste gedichten, het sprookje over de steenhouwer, het ‘roerend[e], maar met de rest van de inhoud weinig samenhangend[e] verhaal over Saïdjah en Adinda’ en de ambtelijke brieven. Nu maakt Max Havelaar bij eerste lezing inderdaad vaak een chaotische indruk, zo heb ik in contacten met studenten wel ervaren. En mijn ervaring is ook dat het niet eenvoudig is om hen ervan te overtuigen dat de verschillende onderdelen bij nader inzien een hecht geconstrueerd geheel vormen.
Om te beginnen zijn er de drie verhaallijnen, die zich afspelen op verschillende plaatsen en in verschillende tijden. De samenhang daartussen is in een webpresentatie prachtig te visualiseren met behulp van topografische kaarten, met daarop de belangrijkste feiten uit het leven van het centrale personage in hun onderlinge samenhang. Waar ik het in mijn wetenschappelijke Havelaar-editie uit 1992 nog moest doen met een acht pagina's lange opsomming van biografische feiten en twee uitvouwkaarten (van de Indische Archipel en van Java), kunnen we nu in één oogopslag de omzwervingen van de hoofdfiguur in ruimte en tijd zichtbaar maken.
Die hoofdpersoon treedt op onder drie verschillende namen: Sjaalman, Havelaar en
Multatuli. Gaandeweg en heel geraffineerd maakt de auteur duidelijk dat zij veel
gemeenschappelijk hebben, bijvoorbeeld qua uiterlijk, familieomstandigheden,
Indische carrière en literaire aspiraties. Zo blijkt langzaam maar zeker dat zij gedrieën
drie stadia van één levensgeschiedenis uitbeelden.
Havelaar zet zich, zolang het kan, in voor de onderdrukte Javaan, daarna wordt hij onder de naam Sjaalman martelaar voor de goede zaak. En ten slotte zet hij als Multatuli zijn strijd voor gerechtigheid voort met het boek dat de lezer op dat moment in handen heeft. Ook voor dit ingewikkelde aspect van de Havelaar biedt een webpublicatie prachtige oplossingen, bijvoorbeeld door overeenkomstige motieven aan elkaar te koppelen en oproepbaar te maken. Dat levert reeksen van motieven en submotieven op, die, naar wens in de volgorde van de roman of in chronologische volgorde, zichtbaar gemaakt kunnen worden.
Max Havelaar is anderhalve eeuw lang voor opeenvolgende generaties een bron van inspiratie geweest. Met hun talloze bewerkingen, adaptaties en afgeleide producten hebben zij Multatuli's roman levend gehouden voor volgende generaties. Dat deden ze met de middelen van hun tijd. Aan onze generatie de taak om deze lijn voort te zetten, met de mogelijkheden van nu. Dat kan, naar mijn overtuiging, het beste met een webpublicatie die recht doet aan het geheel eigen karakter van Max Havelaar (of liever nog: van Multatuli's oeuvre), een webpublicatie waarvan ik hier, bij wijze van aanzet, niet meer dan enkele, tentatieve, contouren heb geschetst. Een dergelijke geavanceerde webpublicatie kost (veel) geld, maar voor het boek dat niet alleen is uitgeroepen tot het belangrijkste werk uit de Nederlandse literatuur, maar dat bovendien als enige literair werk is opgenomen in de canon van de Nederlandse geschiedenis, moeten toch voldoende sponsors (overheid, wetenschappelijke en culturele fondsen, maatschappelijke partijen) te vinden zijn!
Literatuur
Multatuli,
VW X. Vrij Nederland, 20 oktober 1984. www.dbnl.org.
www.jeroen.com/weblog.
Concept van Dekkers ontslagbrief, Lebak 1856.
Een vergankelijke collectie van een onvergankelijk schrijver Chantal Keijsper
De lezers van Over Multatuli kennen allemaal de fraaie 25-delige Volledige Werken uit 1995. Die zijn onmisbaar bij de bestudering van leven en werk van Multatuli. Het is en blijft een fascinatie dat achter elke gedrukte tekst in de Volledige Werken een handgeschreven of gedrukt document schuilgaat. Soms ook een combinatie van die twee, zoals Multatuli's uiterst belangrijke aantekeningen in de marge van
Minnebrieven (1861). Het betreft het exemplaar van Van Vloten, met wie Multatuli ooit bevriend was. Via diens schoonzoon, Frederik van Eeden, is het in de collectie van het Multatuli Huis gekomen.
Soms konden de samenstellers van de Volledige Werken pas na intensief onderzoek vaststellen om wat voor document het ging en welke waarde het had. Sinds de verschijning van de Volledige Werken duiken er nog met enige regelmaat onbekende multatuliana op. Via antiquaren, particulieren en veilingen worden brieven van of aan Multatuli verworven door het Multatuli Huis of de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam (UvA). De ene keer kost dat geld, de andere keer betreft het een
schenking. Er is de laatste jaren bijna geen jaargang van Over Multatuli geweest waar geen nieuwe ontdekking in werd beschreven.
Het verzamelen van de collectie
De Multatuli-collectie bestaat uit vele duizenden manuscripten, brieven,
aantekeningenbriefjes, drukproeven, portretten, treinkaartjes, krantenknipsels etc.
van en over Multatuli. Het is geen traditioneel literair archief dat na het overlijden van een auteur werd geschonken of verkocht aan een openbare instelling, zoals dat van Nicolaas Beets, Albert Verwey of Frederik van Eeden. Het betreft hier een collectie die actief is verzameld.
De collectie is te danken aan een groep multatulianen die in 1910 een schriftelij-
ke oproep plaatste voor mogelijk interessant materiaal. Doel van de actie was om een tentoonstelling in te richten ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de Max Havelaar. Ze kregen hierbij medewerking van Multatuli's weduwe, Mimi Hamminck Schepel, die het bewaard gebleven archiefmateriaal van Multatuli ter beschikking stelde. Met de enorme hoeveelheid binnengekomen documenten kon na de tentoonstelling de ‘Vereeniging het Multatuli Museum’ worden opgericht. De statuten vermelden 8 december 1910 als oprichtingsdatum. In 1936 schrijft F.M.
Wibaut hierover in Levensbouw:
Twee pagina's uit een exemplaar van Minnebrieven (1861) uit de nalatenschap van Johannes van Vloten, met aantekeningen van Multatuli.
Het comite voor het monument voor Multatuli is er niet in geslaagd een bedrag bijeen te brengen, dat voor een waardige vervulling van het doel kon worden gebruikt. De paar duizend gulden, waarover het comite bij zijn opheffing beschikte, heeft zij [sic! red.] geschonken aan het Multatulimuseum.
Dat is de Vereniging, die de nagedachtenis van Multatuli eert door het
bewaren en verder bijeen brengen van allerlei, dat met zijn leven in verband
heeft gestaan.
De weduwe van Multatuli, Mevrouw Hamminck-Schepel, die nog jarenlang na zijn dood in den Haag heeft gewoond en door vele Multatuli-vrienden nu en dan werd bezocht, heeft krachtig medegewerkt om de betekenis van het Multatuli-museum te vergroten.
Multatuli zelf geen verzamelaar
Multatuli zelf was geen echte verzamelaar, niet van boeken, geschriften of andere verzamelobjecten. Hij sleepte wel altijd een klein koffertje met belangrijke papieren met zich mee. Dat staat nu tentoongesteld in het museum. Door zijn vele verhuizingen en zijn vaak armoedige leefomstandigheden raakte er nogal eens wat zoek of werden bezittingen als onderpand achtergelaten. Dit laatste gebeurde bijvoorbeeld bij het allereerste handschrift van Max Havelaar, het zogenaamde kladschrift. Het zat in een koffer, die was blijven staan in het Brusselse pension ‘Au Prince Belge’, waar eind 1859 zijn boek ter wereld kwam. Nooit is er meer een spoor van teruggevonden.
Ook Tine heeft daar jaren gebivakkeerd en liet een grote schuld achter (zo'n fl. 3000,-:
het gemiddelde dagloon van een arbeider was toen hooguit één gulden) én de nu zo beroemde, aan haar gerichte verlovingsbrieven van haar Eduard uit de jaren
1845-1846, toen ze elkaar in Indië hadden leren kennen. Multatuli was er toch zeer op gebrand om die terug te krijgen. Ze bevatten zijn zielenroerselen, dromen en plannen. Eigenlijk een preview van zijn latere leven. Van de nodige Ideen vindt men daar de genese. Jarenlang kocht hij die brieven stukje bij beetje terug. Toen
bewonderaar Jan Zürcher hem eind 1879 uit een erfenis een flinke som geld gaf om een huis te kopen - bij Ingelheim - ging Mimi spoorslags naar Brussel om de rest te
‘lossen’.
Ook later in zijn leven, toen zijn financiële situatie was verbeterd en hij het zwervend bestaan achter zich had gelaten, hechtte Multatuli zich niet te zeer aan materiële zaken. Zijn huisinrichting was sober en hij spendeerde geen geld aan kunst of andere kostbare zaken. Hij bezat weliswaar een kleine boekenverzameling. Die was echter niet ontstaan vanuit een verzameldrift, maar bedoeld om te lezen en snel iets op te kunnen zoeken tijdens het schrijven aan zijn boeken of vele briefwisselingen.
Voor zijn literaire nalatenschap moet hetzelfde hebben gegolden. Nergens in zijn brieven of aantekeningen komen we aanwijzingen tegen dat hij zich bekommerde om het lot ervan. Multatuli leefde heel duidelijk in het heden. Zijn boeken moesten nu gelezen worden, nu invloed hebben. Al op 19 oktober 1859, tijdens het schrijven van Max Havelaar, schreef hij aan Tine: ‘ik wil alleen den naam Multatuli stichten, en ik moet in drie maanden de held van den dag wezen. Als ik in drie maanden niet beroemd ben, schrijf ik niet meer. Het moet in eens of niet.’
In dit licht is ook typerend dat Multatuli niet het soort auteur was dat een dag-
boek bijhield, in de hoop dat dit na overlijden kon bijdragen aan eeuwige roem. Zijn bij leven gepubliceerde geschriften voorzagen hier al in, meende hij. ‘Van myn onsterfelykheid ben ik zeker. Ik heb te veel gezegd dat tot zaag kan omgeknoeid worden, om niet heel stevig in leven te blyven na m'n dood.’
Pagina uit de facsimile-editie van Max Havelaar (2007).
Twee jaar voor zijn dood schrijft Multatuli de uitgever Tj. van Holkema: ‘Het beschryven van myn leven - dat zeer zéér gevuld is! - zou 'n zware taak wezen voor mezelf, voor my die - om van andere nog onontbeerlyker vereischten niet te spreken - in 't bezit ben van kasten vol brieven & bescheiden van allerlei aard.’
Vergankelijkheid van de collectie
De vele bewaard gebleven brieven, gecorrigeerde drukproeven, aantekeningenbriefjes,
etc. zijn van onschatbare waarde gebleken voor een beter begrip van Multatuli en
zijn pennenvruchten. Dankzij deze bronnen kunnen we de Max Havelaar met zijn
vreemde structuur duiden, begrijpen we hoe de emotionele Minnebrieven tot stand
is gekomen en weten we hoe het zit met dat op het eerste gezicht onbegrijpelijke slot
van de Millioenen Studiën. In meer algemene zin dragen de bronnen bij aan onze
kennis over de negentiende eeuw, zie bijvoorbeeld het
zojuist verschenen artikel van Tom Böhm over Multatuli's visie op modernisering:
spoorwegen, stoom, telegraaf.
De collectie is helaas vergankelijker dan Multatuli sterfelijk is gebleken. Dit komt doordat het papier van slechte kwaliteit is en aan verval onderhevig. In Nederland werd tot 1840 papier uit lompen gemaakt. Toen hier een tekort aan kwam, koos men voor hout als grondstof. Dit papier is echter veel minder duurzaam; het papier verbruint, wordt bros en verpulvert uiteindelijk.
Om het nationale culturele erfgoed te redden, is in 1997 een door het Ministerie van OCenW gefinancierd conserveringsprogramma van start gegaan onder de naam Metamorfoze, naar de roman van Louis Couperus uit 1897. Boeken, kranten en tijdschriften worden grootschalig geconserveerd. Zo ook de belangrijkste literaire en cultuurhistorische collecties, en die van grote internationale waarde. Het gaat dan om de periode 1840-1950. Dit houdt in dat al deze collecties zuurvrij worden verpakt en in geklimatiseerde magazijnen bewaard. Bovendien wordt van elk document een microfiche - recentelijk vervangen door een digitale scan - gemaakt, die kan fungeren als een surrogaat wanneer het origineel verloren is gegaan. Door deze aanpak wordt het verdere verval van het papier vertraagd en wordt in ieder geval de informatie veiliggesteld.
De gehele collectie van het Multatuli Genootschap is inmiddels opgenomen in het Metamorfoze-programma. Het grootste deel, dat berust in bruikleen bij de afdeling Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, is geconserveerd. Dat geldt ook voor de door het Multatuli Museum - inmiddels Multatuli Huis - zelf beheerde brochures, krantenknipsels, libri annotati, opdrachtexemplaren en een deel van het Genootschapsarchief.
Het kwetsbaarste en tegelijkertijd belangrijkste stuk is natuurlijk het handschrift van Max Havelaar. Dit wordt met grote zorg bewaard in het geklimatiseerde depot van de Universiteitsbibliotheek Amsterdam. De in 2007 door Bas Lubberhuizen uitgebrachte facsimile van het handschrift, en sinds kort ook de digitale versie die Bijzondere Collecties daarvan heeft vervaardigd, maken het voor iedereen mogelijk het handschrift te kunnen bestuderen zonder dat het papier van het originele
handschrift verder wordt aangetast.
Digitalisering
De volgende stap is om de gehele collectie te digitaliseren en via het internet
beschikbaar te stellen. Dan kan de Multatuli-collectie door iedereen, waar ook ter
wereld, gelezen en bestudeerd worden. Een digitale weergave van de originalia is in
feite de meest diplomatische editie. Zodoende kan het origineel steeds vergeleken
worden met de gedrukte versie. Regelmatig blijken er toch nog varianten in het spel,
hoe zorgvuldig men destijds ook te werk is gegaan. En men kan zo ook meer
zicht krijgen op het schrijfproces. Dat is nog steeds een van Multatuli's grootste geheimen. We weten dat hij weleens in trance kon schrijven en dat de pen vaak meer macht had over hem dan omgekeerd. Het biedt ook de mogelijkheid om de
corrigerende Multatuli aan het werk te zien. Want zelden ging er een brief de deur uit die niet was nagekeken. Het Huygens-Instituut in Den Haag heeft recentelijk het initiatief genomen om de mogelijkheden hiervoor met het Multatuli Genootschap te bekijken. Postuum heeft Multatuli, die zelf niet veel van verzamelen moest hebben, ons hiertoe gedwongen - gelukkig doen we dat graag!
Literatuur
Tom Böhm, ‘Multatuli en de versnelde gemeenschap’, in: Over Multatuli 63 (2009), p. 4-58. Najaar 2010 verschijnt een geïllustreerde bewerking in boekvorm. Gaia Koops-van Bruggen, ‘Miesje’, in: Over Multatuli 63 (2009), p. 59-86.
VW V,
Xen
XXIII
. Levensbouw. Memoires door Dr. F.M. Wibaut, Amsterdam: Querido 1936.
Met dank aan Tom Böhm.
De reis- en documentenkoffer van Douwes Dekker.
Max Havelaar: overpeinzingen van een totok Chiem van Houweninge
Toen mij werd gevraagd om een stukje over de Max Havelaar te schrijven, heb ik lang geaarzeld, maar blijkbaar niet lang genoeg, want toen ik eenmaal ‘ja’ had gezegd en las hoeveel er over Multatuli en de Max Havelaar was geschreven, sloeg de schrik mij om het hart: wat moest ik in hemelsnaam toevoegen aan die enorme bibliotheek van biografieën, bloemlezingen en commentaren?
‘Laat ik het maar dicht bij mezelf houden’, dacht ik, terwijl ik uit het raam keek.
‘De lucht is guur en het is vier uur.’ Mooi, dan kan ik nu aan mijn stukje over Max Havelaar beginnen. Gelukkig is het geen ‘kwart voor drie’, anders had ik nog een vol uur en een kwartier moeten wachten met schrijven, want ik mag u natuurlijk geen onwaarheden op de mouw spelden, al ben ik dan geen makelaar in koffie en woon ik ook niet op de Lauriergracht nr. 37, maar in de Jericholaan te Rotterdam.
Hoewel ik niet in Indië ben opgegroeid, ben ik er wel mee opgegroeid en heeft Indië (in onze familie werd pas veel later over Indonesië gesproken en dan nog met tegenzin!) een grote rol in mijn leven gespeeld.
Mijn allereerste kennismaking met Indië waren de vederlichte, blauwe luchtpostenveloppen, die mijn oma naar mijn tantes in het Jappenkamp stuurde.
Ik mocht mijn naam eronder zetten en ze daarna, samen met oma, in de brievenbus
doen, waarna het Rode Kruis dan de verdere verzending op zich zou nemen. Oma
maakte zich natuurlijk grote zorgen, we wisten niet eens of mijn tantes de brieven
wel hadden ontvangen, want we hadden al tijden niets van hen gehoord. Het
Jappenkamp moest iets verschrikkelijks zijn, had ik wel begrepen. Overigens was
het hier ook geen pretje tijdens de hongerwinter. Als we de brieven op de bus hadden
gedaan liepen we altijd nog even langs de gaarkeuken en liet oma haar pannetje
vullen met een wat onduidelijke soep.
Gelukkig kwamen mijn drie tantes, met de daarbij behorende ooms, heelhuids met De Oranje terug uit Indië.
Ik zal een jaar of acht, negen geweest zijn toen mijn tantes voor een tijdje bij ons in huis trokken. We woonden in Den Haag in de Adelheidstraat en ons rijtje huizen was het enige dat overeind was blijven staan tijdens het bombardement van de Engelsen op het Bezuidenhout. ‘Een foutje!’ Maar ik kon wel lekker spelen in het puin.
Op een dag hadden de tantes een banaan voor me op de kop getikt. Tot hun verbijstering had ik nog nooit een banaan gezien, laat staan gegeten! Ze lieten me zien hoe ik de schil eraf moest trekken en... maar ik dwaal af.
Jaren later zat ik voor mijn eindexamen hbs b - kunt u nagaan hoe lang dat al geleden is - op het Johan de Witt-Lyceum in Scheveningen. Een van mijn tantes had mijn vader geadviseerd om mij daar op school te doen, omdat ze daar zo aardig voor Indische kinderen waren. Integreren ging in die tijd, bij ons op school althans, gewoon vanzelf.
Op de middelbare school werd toen nog les gegeven in Nederlandse literatuur en werd er van je verwacht, dat je voor je examen een boekenlijst van minstens twintig titels inleverde en daar moest absoluut de Max Havelaar van Multatuli op staan. Een stevige pil, waar ik destijds als een berg tegenop zag.
Nu zat er in mijn klas een leuk meisje, dat met haar ouders in 1949 uit Indië was gekomen. Ze zat schuin voor me en we hadden al een keer gezoend op het strand van Scheveningen. Zij raadde mij aan om hoofdstuk 17 te lezen: Saïdjah en Adinda.
‘Een verhaal dat op zichzelf staat en waar “ze” meestal over vragen’, vertelde ze.
Ik mocht de Max Havelaar wel van haar lenen. Ik las het en vond het een prachtig verhaal! Mijn nieuwsgierigheid was gewekt en ik heb de Max Havelaar met enige tussenposes, moet ik eerlijkheidshalve zeggen, helemaal gelezen.
Helaas kreeg ik er geen vragen over op mijn eindexamen, maar omdat ik ook de voetnoten had doorgenomen, had ik genoeg ammunitie om me later, tijdens verhitte discussies over kolonialisme, uitbuiting en onderdrukking in de Gordel van Smaragd, staande te houden. Vooral het slot van Max Havelaar mocht ik graag in de strijd werpen:
Want U draag ik mijn boek op, Willem den derden, Koning, Groothertog, Prins... meer dan Prins, Groothertog en Koning...
KEIZERvan 't prachtig rijk van
INSULINDEdat zich daar slingert om den evenaar, als een gordel van smaragd...
Aan U durf ik met vertrouwen vragen of 't uw keizerlijke wil is: Dat Havelaar wordt bespat met den modder van Slijmeringen en
Droogstoppels?
En dat daarginds Uw meer dan dertig miljoenen onderdanen worden
MISHANDELD EN UITGEZOGEN IN UWEN NAAM