• No results found

Over Multatuli. Jaargang 32. Delen 64-65 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Over Multatuli. Jaargang 32. Delen 64-65 · dbnl"

Copied!
227
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

bron

Over Multatuli. Jaargang 32. Delen 64-65. Bas Lubberhuizen, Amsterdam 2010

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_ove006201001_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn.

i.s.m.

(2)

[Nummer 64]

Ten geleide

De vorm is vreemd. Doch dit zal te meer belangstelling wekken.

(W.J.C. van Hasselt aan Multatuli, 16 mei 1860)

De meest uiteenlopende karakteriseringen zijn in de loop van de afgelopen 150 jaar voor Max Havelaar gebruikt: beroemdste boek uit de Nederlandse letterkunde, the book that killed colonialism, persoonlijk appèl, politiek statement dat de gezapigheid van de negentiende-eeuwse romanschrijverij voorgoed verstoorde, puntjesuitgave, the greatest mess possible, fureur der verachting, het boek... om er een paar te noemen.

De Max is dan ook vanaf 1860 van allerlei kanten bezien: vanuit de romantiek, de literatuurhistorie, de koloniale geschiedenis, de rechtspraktijk, de editiewetenschap, de vertaalwetenschap, de nationale en internationale neerlandistiek, het feminisme en vele, vele andere.

Ondanks vele synthesewerken over Max Havelaar bleven de afgelopen decennia ook de analyses van deelfacetten van het boek verschijnen. Deze speciale

jubileumeditie van Over Multatuli, die uitkomt naar aanleiding van het Multatuli-jaar 2010, presenteert de nieuwste visies op diverse aspecten van de Havelaar. Het werk is vanaf 2006 geijkt als canonicaal boek, dat mogelijk in een niet te verre toekomst opgenomen zal zijn in de

UNESCO

-Werelderfgoedlijst. We hopen dat het gebodene de analytici en synthetisten in spe tot tegenspraak mag prikkelen en zal aanzetten tot vervolgdebatten over de woordelijke neerslag van de strijd die meer dan 150 jaar geleden werd gevoerd door Eduard Douwes Dekker, in zijn tijd en in zijn Nachleben waar wijzelf en vele anderen na ons deel van uitmaken. Ook in toekomstige jaargangen van Over Multatuli.

De redactie

(3)

Max Havelaar en het wereldwijde web Annemarie Kets

‘Lieve hart mijn boek is af, mijn boek is af!’ schreef Multatuli op 13 oktober 1859 aan zijn vrouw Tine, niet vermoedend dat de voltooiing van Max Havelaar 150 jaar later gevierd zou worden met een speciaal Google logo. Het logo toont, aldus het Google Weblog, ‘een typisch Indonesische sfeer met de koffieplantage, de letter “o”

als hutjes, de letter “l” als het boek Max Havelaar en de letter “e” als koffieboon’.

Dezelfde dag nog kwamen er enthousiaste reacties binnen (‘ik vind max havelaar een goeie gast’) en ontspon zich een discussie over het belang van Multatuli's roman.

Waarom Max Havelaar die ‘een beetje eerlijk’ wil zijn, wel eren en niet ‘de slaven’

die Nederland ‘heeft lopen verkopen verschepen en mishandeld’, was de retorische vraag van een zekere wft. Prompt kwam er een reactie van ‘kwebbel’: ‘Ik zal t boek maar eens gaan lezen als ik jou was. Misschien dat je dan begrijpt waarom Google juist voor deze man en dit boek een logo maakt.’ Geheel in de geest van Multatuli, zo'n discussie, en een bewijs dat zijn roman anderhalve eeuw na dato nog steeds alive and kicking is.

Dat Max Havelaar al die 150 jaar springlevend is gebleven, blijkt ook uit de vele en verschillende verschijningsvormen die het boek sinds 1859 heeft aangenomen.

Alleen al een snelle zoekactie in de catalogus van de Koninklijke Bibliotheek levert

voor het trefwoord ‘max havelaar’ een kleine tweehonderd resultaten op. Ik ken geen

andere Nederlandse roman, die zo vaak vertaald, hertaald, bewerkt, gebloemleesd

en geëditeerd is als de Havelaar. En dan zijn er ook nog talrijke adaptaties naar

andere kunstvormen, zoals toneel, film, muziek en musical. Multatuli heeft zich

hiermee gevoegd in het illustere gezelschap van groten als Homerus, Shakespeare,

Goethe en Proust. Maatschappelijke manifestaties zijn er ook: behalve het al genoemde

Google logo, ook de onlangs uitgegeven 5 euromunt ter ere van Max Havelaar en

natuurlijk het gelijknamige keurmerk voor Fair Trade producten.

(4)

Max Havelaar als inspiratiebron voor velen - een beter bewijs voor de enorme impact van dit boek is er niet.

Google logo voor Nederland in het Max Havelaar-jaar 2010.

Grote afwezige bij al deze rijkdom is het wereldwijde web. Natuurlijk, Max Havelaar staat online, maar er is nog geen digitale representatie die recht doet aan het bijzondere karakter van Multatuli's meesterwerk. Terwijl het medium zich daar toch bij uitstek voor leent. Neem bijvoorbeeld de verwevenheid van fictie en feiten, door Multatuli ingezet als een strategisch instrument, waardoor zijn boek begint als een roman en eindigt als een aanklacht tegen het koloniale systeem. ‘[I]k begin als een gekke roman, los en luchtig’, schreef hij aan zijn vrouw, ‘en zeer langzaam haal ik het lijntje in, zoodat het slot eigenlijk donder en bl[iksem] is.’ Dat effect bereikte hij vooral door in toenemende mate te verwijzen naar, of te citeren uit officiële stukken, zoals regelingen uit het Staatsblad, ambtelijke correspondenties en Koloniale verslagen. Veel van die brieven en documenten zijn bewaard gebleven, getraceerd en vaak ook uitgegeven (in de delen

VIII

-

XXV

van Multatuli's Volledige Werken).

Hetzelfde geldt voor de talrijke (kritische) recensies en polemieken naar aanleiding van de Havelaar, waarop Multatuli in een uitvoerig notenapparaat bij zijn eigen werk - de ‘Aanteekeningen en Ophelderingen’ uit 1875 en 1881 - reageerde. De roman Max Havelaar is met andere woorden, door toedoen van zijn schepper én van diens tijdgenoten, op talrijke plaatsen gekoppeld - oftewel gelinkt - aan toenmalige gebeurtenissen en debatten. Debatten, waar wij in deze tijd niet meer het fijne van weten en waar we dus verklarende noten bij nodig hebben. En dat alles schreeuwt om een online-presentatie met de roman als kern, met van daaruit, op alle

voorkomende plaatsen, een link naar de contemporaine documenten - full text en in facsimile - en naar de bijbehorende toelichtingen uit later tijd.

Niet alleen met de buitenwereld ging Multatuli voortdurend in discussie, ook met

zichzelf voerde hij een permanente dialoog. Steeds weer kwam hij terug op eerdere

thema's en steeds weer plaatste hij kanttekeningen bij vroegere opvattingen. Het

(5)

sterkst komt dat natuurlijk naar voren in de zeven bundels Ideën, maar ook de Havelaar is niet los te zien van vroeger en later werk. Om dit, voor Multatuli's werkwijze zo kenmerkende, aspect zichtbaar te maken zou zijn hele oeuvre online beschikbaar moeten komen, opdat nu nog verborgen onderlinge verbanden via hyperlinks expliciet aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Dat zou een prachtig beeld opleveren van de coherentie, de interconnectivity en de ontwikkeling binnen zijn oeuvre. Dan zou bij voorbeeld zichtbaar worden dat de kwestie-Lebak weliswaar de aanleiding was tot het schrijven van de Havelaar, maar dat kenmerkende bouwstenen van dat boek - zoals de opsomming in het Pak van Sjaalman, de splitsing van één persoonlijkheid over meer personages en zelfs de uitroep ‘Ik heb veel geleden’ - al voorkomen in de Brief aan Kruseman uit 1851.

De mogelijkheden van het wereldwijde web voor het boek dat is uitgeroepen tot het belangrijkste werk uit de Nederlandse literatuur zijn hiermee bij lange na nog niet uitgeput. Nog één dringende wens ter afsluiting. Er zijn lezers die Max Havelaar een ‘wonderlijk allegaartje’ vinden. Maarten 't Hart bijvoorbeeld. Die stelde zich voor hoe het boek was ontstaan: ‘Je begon gewoon aan een verhaal over een Droogstoppel, en als je niet meer verder wist, begon je aan een heel ander verhaal over Max Havelaar. Om aan lengte te komen [...] voegde je een lijst van wel zes bladzijden in met een volstrekt willekeurige opsomming van onderwerpen die je al bladerend zo uit een encyclopedie zou kunnen overschrijven.’ En zo verder en zo voort, over de ingelaste gedichten, het sprookje over de steenhouwer, het ‘roerend[e], maar met de rest van de inhoud weinig samenhangend[e] verhaal over Saïdjah en Adinda’ en de ambtelijke brieven. Nu maakt Max Havelaar bij eerste lezing inderdaad vaak een chaotische indruk, zo heb ik in contacten met studenten wel ervaren. En mijn ervaring is ook dat het niet eenvoudig is om hen ervan te overtuigen dat de verschillende onderdelen bij nader inzien een hecht geconstrueerd geheel vormen.

Om te beginnen zijn er de drie verhaallijnen, die zich afspelen op verschillende plaatsen en in verschillende tijden. De samenhang daartussen is in een webpresentatie prachtig te visualiseren met behulp van topografische kaarten, met daarop de belangrijkste feiten uit het leven van het centrale personage in hun onderlinge samenhang. Waar ik het in mijn wetenschappelijke Havelaar-editie uit 1992 nog moest doen met een acht pagina's lange opsomming van biografische feiten en twee uitvouwkaarten (van de Indische Archipel en van Java), kunnen we nu in één oogopslag de omzwervingen van de hoofdfiguur in ruimte en tijd zichtbaar maken.

Die hoofdpersoon treedt op onder drie verschillende namen: Sjaalman, Havelaar en

Multatuli. Gaandeweg en heel geraffineerd maakt de auteur duidelijk dat zij veel

gemeenschappelijk hebben, bijvoorbeeld qua uiterlijk, familieomstandigheden,

Indische carrière en literaire aspiraties. Zo blijkt langzaam maar zeker dat zij gedrieën

drie stadia van één levensgeschiedenis uitbeelden.

(6)

Havelaar zet zich, zolang het kan, in voor de onderdrukte Javaan, daarna wordt hij onder de naam Sjaalman martelaar voor de goede zaak. En ten slotte zet hij als Multatuli zijn strijd voor gerechtigheid voort met het boek dat de lezer op dat moment in handen heeft. Ook voor dit ingewikkelde aspect van de Havelaar biedt een webpublicatie prachtige oplossingen, bijvoorbeeld door overeenkomstige motieven aan elkaar te koppelen en oproepbaar te maken. Dat levert reeksen van motieven en submotieven op, die, naar wens in de volgorde van de roman of in chronologische volgorde, zichtbaar gemaakt kunnen worden.

Max Havelaar is anderhalve eeuw lang voor opeenvolgende generaties een bron van inspiratie geweest. Met hun talloze bewerkingen, adaptaties en afgeleide producten hebben zij Multatuli's roman levend gehouden voor volgende generaties. Dat deden ze met de middelen van hun tijd. Aan onze generatie de taak om deze lijn voort te zetten, met de mogelijkheden van nu. Dat kan, naar mijn overtuiging, het beste met een webpublicatie die recht doet aan het geheel eigen karakter van Max Havelaar (of liever nog: van Multatuli's oeuvre), een webpublicatie waarvan ik hier, bij wijze van aanzet, niet meer dan enkele, tentatieve, contouren heb geschetst. Een dergelijke geavanceerde webpublicatie kost (veel) geld, maar voor het boek dat niet alleen is uitgeroepen tot het belangrijkste werk uit de Nederlandse literatuur, maar dat bovendien als enige literair werk is opgenomen in de canon van de Nederlandse geschiedenis, moeten toch voldoende sponsors (overheid, wetenschappelijke en culturele fondsen, maatschappelijke partijen) te vinden zijn!

Literatuur

Multatuli,

VW X

. Vrij Nederland, 20 oktober 1984. www.dbnl.org.

www.jeroen.com/weblog.

Concept van Dekkers ontslagbrief, Lebak 1856.

(7)

Een vergankelijke collectie van een onvergankelijk schrijver Chantal Keijsper

De lezers van Over Multatuli kennen allemaal de fraaie 25-delige Volledige Werken uit 1995. Die zijn onmisbaar bij de bestudering van leven en werk van Multatuli. Het is en blijft een fascinatie dat achter elke gedrukte tekst in de Volledige Werken een handgeschreven of gedrukt document schuilgaat. Soms ook een combinatie van die twee, zoals Multatuli's uiterst belangrijke aantekeningen in de marge van

Minnebrieven (1861). Het betreft het exemplaar van Van Vloten, met wie Multatuli ooit bevriend was. Via diens schoonzoon, Frederik van Eeden, is het in de collectie van het Multatuli Huis gekomen.

Soms konden de samenstellers van de Volledige Werken pas na intensief onderzoek vaststellen om wat voor document het ging en welke waarde het had. Sinds de verschijning van de Volledige Werken duiken er nog met enige regelmaat onbekende multatuliana op. Via antiquaren, particulieren en veilingen worden brieven van of aan Multatuli verworven door het Multatuli Huis of de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam (UvA). De ene keer kost dat geld, de andere keer betreft het een

schenking. Er is de laatste jaren bijna geen jaargang van Over Multatuli geweest waar geen nieuwe ontdekking in werd beschreven.

Het verzamelen van de collectie

De Multatuli-collectie bestaat uit vele duizenden manuscripten, brieven,

aantekeningenbriefjes, drukproeven, portretten, treinkaartjes, krantenknipsels etc.

van en over Multatuli. Het is geen traditioneel literair archief dat na het overlijden van een auteur werd geschonken of verkocht aan een openbare instelling, zoals dat van Nicolaas Beets, Albert Verwey of Frederik van Eeden. Het betreft hier een collectie die actief is verzameld.

De collectie is te danken aan een groep multatulianen die in 1910 een schriftelij-

(8)

ke oproep plaatste voor mogelijk interessant materiaal. Doel van de actie was om een tentoonstelling in te richten ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de Max Havelaar. Ze kregen hierbij medewerking van Multatuli's weduwe, Mimi Hamminck Schepel, die het bewaard gebleven archiefmateriaal van Multatuli ter beschikking stelde. Met de enorme hoeveelheid binnengekomen documenten kon na de tentoonstelling de ‘Vereeniging het Multatuli Museum’ worden opgericht. De statuten vermelden 8 december 1910 als oprichtingsdatum. In 1936 schrijft F.M.

Wibaut hierover in Levensbouw:

Twee pagina's uit een exemplaar van Minnebrieven (1861) uit de nalatenschap van Johannes van Vloten, met aantekeningen van Multatuli.

Het comite voor het monument voor Multatuli is er niet in geslaagd een bedrag bijeen te brengen, dat voor een waardige vervulling van het doel kon worden gebruikt. De paar duizend gulden, waarover het comite bij zijn opheffing beschikte, heeft zij [sic! red.] geschonken aan het Multatulimuseum.

Dat is de Vereniging, die de nagedachtenis van Multatuli eert door het

bewaren en verder bijeen brengen van allerlei, dat met zijn leven in verband

heeft gestaan.

(9)

De weduwe van Multatuli, Mevrouw Hamminck-Schepel, die nog jarenlang na zijn dood in den Haag heeft gewoond en door vele Multatuli-vrienden nu en dan werd bezocht, heeft krachtig medegewerkt om de betekenis van het Multatuli-museum te vergroten.

Multatuli zelf geen verzamelaar

Multatuli zelf was geen echte verzamelaar, niet van boeken, geschriften of andere verzamelobjecten. Hij sleepte wel altijd een klein koffertje met belangrijke papieren met zich mee. Dat staat nu tentoongesteld in het museum. Door zijn vele verhuizingen en zijn vaak armoedige leefomstandigheden raakte er nogal eens wat zoek of werden bezittingen als onderpand achtergelaten. Dit laatste gebeurde bijvoorbeeld bij het allereerste handschrift van Max Havelaar, het zogenaamde kladschrift. Het zat in een koffer, die was blijven staan in het Brusselse pension ‘Au Prince Belge’, waar eind 1859 zijn boek ter wereld kwam. Nooit is er meer een spoor van teruggevonden.

Ook Tine heeft daar jaren gebivakkeerd en liet een grote schuld achter (zo'n fl. 3000,-:

het gemiddelde dagloon van een arbeider was toen hooguit één gulden) én de nu zo beroemde, aan haar gerichte verlovingsbrieven van haar Eduard uit de jaren

1845-1846, toen ze elkaar in Indië hadden leren kennen. Multatuli was er toch zeer op gebrand om die terug te krijgen. Ze bevatten zijn zielenroerselen, dromen en plannen. Eigenlijk een preview van zijn latere leven. Van de nodige Ideen vindt men daar de genese. Jarenlang kocht hij die brieven stukje bij beetje terug. Toen

bewonderaar Jan Zürcher hem eind 1879 uit een erfenis een flinke som geld gaf om een huis te kopen - bij Ingelheim - ging Mimi spoorslags naar Brussel om de rest te

‘lossen’.

Ook later in zijn leven, toen zijn financiële situatie was verbeterd en hij het zwervend bestaan achter zich had gelaten, hechtte Multatuli zich niet te zeer aan materiële zaken. Zijn huisinrichting was sober en hij spendeerde geen geld aan kunst of andere kostbare zaken. Hij bezat weliswaar een kleine boekenverzameling. Die was echter niet ontstaan vanuit een verzameldrift, maar bedoeld om te lezen en snel iets op te kunnen zoeken tijdens het schrijven aan zijn boeken of vele briefwisselingen.

Voor zijn literaire nalatenschap moet hetzelfde hebben gegolden. Nergens in zijn brieven of aantekeningen komen we aanwijzingen tegen dat hij zich bekommerde om het lot ervan. Multatuli leefde heel duidelijk in het heden. Zijn boeken moesten nu gelezen worden, nu invloed hebben. Al op 19 oktober 1859, tijdens het schrijven van Max Havelaar, schreef hij aan Tine: ‘ik wil alleen den naam Multatuli stichten, en ik moet in drie maanden de held van den dag wezen. Als ik in drie maanden niet beroemd ben, schrijf ik niet meer. Het moet in eens of niet.’

In dit licht is ook typerend dat Multatuli niet het soort auteur was dat een dag-

(10)

boek bijhield, in de hoop dat dit na overlijden kon bijdragen aan eeuwige roem. Zijn bij leven gepubliceerde geschriften voorzagen hier al in, meende hij. ‘Van myn onsterfelykheid ben ik zeker. Ik heb te veel gezegd dat tot zaag kan omgeknoeid worden, om niet heel stevig in leven te blyven na m'n dood.’

Pagina uit de facsimile-editie van Max Havelaar (2007).

Twee jaar voor zijn dood schrijft Multatuli de uitgever Tj. van Holkema: ‘Het beschryven van myn leven - dat zeer zéér gevuld is! - zou 'n zware taak wezen voor mezelf, voor my die - om van andere nog onontbeerlyker vereischten niet te spreken - in 't bezit ben van kasten vol brieven & bescheiden van allerlei aard.’

Vergankelijkheid van de collectie

De vele bewaard gebleven brieven, gecorrigeerde drukproeven, aantekeningenbriefjes,

etc. zijn van onschatbare waarde gebleken voor een beter begrip van Multatuli en

zijn pennenvruchten. Dankzij deze bronnen kunnen we de Max Havelaar met zijn

vreemde structuur duiden, begrijpen we hoe de emotionele Minnebrieven tot stand

is gekomen en weten we hoe het zit met dat op het eerste gezicht onbegrijpelijke slot

van de Millioenen Studiën. In meer algemene zin dragen de bronnen bij aan onze

kennis over de negentiende eeuw, zie bijvoorbeeld het

(11)

zojuist verschenen artikel van Tom Böhm over Multatuli's visie op modernisering:

spoorwegen, stoom, telegraaf.

De collectie is helaas vergankelijker dan Multatuli sterfelijk is gebleken. Dit komt doordat het papier van slechte kwaliteit is en aan verval onderhevig. In Nederland werd tot 1840 papier uit lompen gemaakt. Toen hier een tekort aan kwam, koos men voor hout als grondstof. Dit papier is echter veel minder duurzaam; het papier verbruint, wordt bros en verpulvert uiteindelijk.

Om het nationale culturele erfgoed te redden, is in 1997 een door het Ministerie van OCenW gefinancierd conserveringsprogramma van start gegaan onder de naam Metamorfoze, naar de roman van Louis Couperus uit 1897. Boeken, kranten en tijdschriften worden grootschalig geconserveerd. Zo ook de belangrijkste literaire en cultuurhistorische collecties, en die van grote internationale waarde. Het gaat dan om de periode 1840-1950. Dit houdt in dat al deze collecties zuurvrij worden verpakt en in geklimatiseerde magazijnen bewaard. Bovendien wordt van elk document een microfiche - recentelijk vervangen door een digitale scan - gemaakt, die kan fungeren als een surrogaat wanneer het origineel verloren is gegaan. Door deze aanpak wordt het verdere verval van het papier vertraagd en wordt in ieder geval de informatie veiliggesteld.

De gehele collectie van het Multatuli Genootschap is inmiddels opgenomen in het Metamorfoze-programma. Het grootste deel, dat berust in bruikleen bij de afdeling Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, is geconserveerd. Dat geldt ook voor de door het Multatuli Museum - inmiddels Multatuli Huis - zelf beheerde brochures, krantenknipsels, libri annotati, opdrachtexemplaren en een deel van het Genootschapsarchief.

Het kwetsbaarste en tegelijkertijd belangrijkste stuk is natuurlijk het handschrift van Max Havelaar. Dit wordt met grote zorg bewaard in het geklimatiseerde depot van de Universiteitsbibliotheek Amsterdam. De in 2007 door Bas Lubberhuizen uitgebrachte facsimile van het handschrift, en sinds kort ook de digitale versie die Bijzondere Collecties daarvan heeft vervaardigd, maken het voor iedereen mogelijk het handschrift te kunnen bestuderen zonder dat het papier van het originele

handschrift verder wordt aangetast.

Digitalisering

De volgende stap is om de gehele collectie te digitaliseren en via het internet

beschikbaar te stellen. Dan kan de Multatuli-collectie door iedereen, waar ook ter

wereld, gelezen en bestudeerd worden. Een digitale weergave van de originalia is in

feite de meest diplomatische editie. Zodoende kan het origineel steeds vergeleken

worden met de gedrukte versie. Regelmatig blijken er toch nog varianten in het spel,

hoe zorgvuldig men destijds ook te werk is gegaan. En men kan zo ook meer

(12)

zicht krijgen op het schrijfproces. Dat is nog steeds een van Multatuli's grootste geheimen. We weten dat hij weleens in trance kon schrijven en dat de pen vaak meer macht had over hem dan omgekeerd. Het biedt ook de mogelijkheid om de

corrigerende Multatuli aan het werk te zien. Want zelden ging er een brief de deur uit die niet was nagekeken. Het Huygens-Instituut in Den Haag heeft recentelijk het initiatief genomen om de mogelijkheden hiervoor met het Multatuli Genootschap te bekijken. Postuum heeft Multatuli, die zelf niet veel van verzamelen moest hebben, ons hiertoe gedwongen - gelukkig doen we dat graag!

Literatuur

Tom Böhm, ‘Multatuli en de versnelde gemeenschap’, in: Over Multatuli 63 (2009), p. 4-58. Najaar 2010 verschijnt een geïllustreerde bewerking in boekvorm. Gaia Koops-van Bruggen, ‘Miesje’, in: Over Multatuli 63 (2009), p. 59-86.

VW V

,

X

en

XXIII

. Levensbouw. Memoires door Dr. F.M. Wibaut, Amsterdam: Querido 1936.

Met dank aan Tom Böhm.

De reis- en documentenkoffer van Douwes Dekker.

(13)

Max Havelaar: overpeinzingen van een totok Chiem van Houweninge

Toen mij werd gevraagd om een stukje over de Max Havelaar te schrijven, heb ik lang geaarzeld, maar blijkbaar niet lang genoeg, want toen ik eenmaal ‘ja’ had gezegd en las hoeveel er over Multatuli en de Max Havelaar was geschreven, sloeg de schrik mij om het hart: wat moest ik in hemelsnaam toevoegen aan die enorme bibliotheek van biografieën, bloemlezingen en commentaren?

‘Laat ik het maar dicht bij mezelf houden’, dacht ik, terwijl ik uit het raam keek.

‘De lucht is guur en het is vier uur.’ Mooi, dan kan ik nu aan mijn stukje over Max Havelaar beginnen. Gelukkig is het geen ‘kwart voor drie’, anders had ik nog een vol uur en een kwartier moeten wachten met schrijven, want ik mag u natuurlijk geen onwaarheden op de mouw spelden, al ben ik dan geen makelaar in koffie en woon ik ook niet op de Lauriergracht nr. 37, maar in de Jericholaan te Rotterdam.

Hoewel ik niet in Indië ben opgegroeid, ben ik er wel mee opgegroeid en heeft Indië (in onze familie werd pas veel later over Indonesië gesproken en dan nog met tegenzin!) een grote rol in mijn leven gespeeld.

Mijn allereerste kennismaking met Indië waren de vederlichte, blauwe luchtpostenveloppen, die mijn oma naar mijn tantes in het Jappenkamp stuurde.

Ik mocht mijn naam eronder zetten en ze daarna, samen met oma, in de brievenbus

doen, waarna het Rode Kruis dan de verdere verzending op zich zou nemen. Oma

maakte zich natuurlijk grote zorgen, we wisten niet eens of mijn tantes de brieven

wel hadden ontvangen, want we hadden al tijden niets van hen gehoord. Het

Jappenkamp moest iets verschrikkelijks zijn, had ik wel begrepen. Overigens was

het hier ook geen pretje tijdens de hongerwinter. Als we de brieven op de bus hadden

gedaan liepen we altijd nog even langs de gaarkeuken en liet oma haar pannetje

vullen met een wat onduidelijke soep.

(14)

Gelukkig kwamen mijn drie tantes, met de daarbij behorende ooms, heelhuids met De Oranje terug uit Indië.

Ik zal een jaar of acht, negen geweest zijn toen mijn tantes voor een tijdje bij ons in huis trokken. We woonden in Den Haag in de Adelheidstraat en ons rijtje huizen was het enige dat overeind was blijven staan tijdens het bombardement van de Engelsen op het Bezuidenhout. ‘Een foutje!’ Maar ik kon wel lekker spelen in het puin.

Op een dag hadden de tantes een banaan voor me op de kop getikt. Tot hun verbijstering had ik nog nooit een banaan gezien, laat staan gegeten! Ze lieten me zien hoe ik de schil eraf moest trekken en... maar ik dwaal af.

Jaren later zat ik voor mijn eindexamen hbs b - kunt u nagaan hoe lang dat al geleden is - op het Johan de Witt-Lyceum in Scheveningen. Een van mijn tantes had mijn vader geadviseerd om mij daar op school te doen, omdat ze daar zo aardig voor Indische kinderen waren. Integreren ging in die tijd, bij ons op school althans, gewoon vanzelf.

Op de middelbare school werd toen nog les gegeven in Nederlandse literatuur en werd er van je verwacht, dat je voor je examen een boekenlijst van minstens twintig titels inleverde en daar moest absoluut de Max Havelaar van Multatuli op staan. Een stevige pil, waar ik destijds als een berg tegenop zag.

Nu zat er in mijn klas een leuk meisje, dat met haar ouders in 1949 uit Indië was gekomen. Ze zat schuin voor me en we hadden al een keer gezoend op het strand van Scheveningen. Zij raadde mij aan om hoofdstuk 17 te lezen: Saïdjah en Adinda.

‘Een verhaal dat op zichzelf staat en waar “ze” meestal over vragen’, vertelde ze.

Ik mocht de Max Havelaar wel van haar lenen. Ik las het en vond het een prachtig verhaal! Mijn nieuwsgierigheid was gewekt en ik heb de Max Havelaar met enige tussenposes, moet ik eerlijkheidshalve zeggen, helemaal gelezen.

Helaas kreeg ik er geen vragen over op mijn eindexamen, maar omdat ik ook de voetnoten had doorgenomen, had ik genoeg ammunitie om me later, tijdens verhitte discussies over kolonialisme, uitbuiting en onderdrukking in de Gordel van Smaragd, staande te houden. Vooral het slot van Max Havelaar mocht ik graag in de strijd werpen:

Want U draag ik mijn boek op, Willem den derden, Koning, Groothertog, Prins... meer dan Prins, Groothertog en Koning...

KEIZER

van 't prachtig rijk van

INSULINDE

dat zich daar slingert om den evenaar, als een gordel van smaragd...

Aan U durf ik met vertrouwen vragen of 't uw keizerlijke wil is: Dat Havelaar wordt bespat met den modder van Slijmeringen en

Droogstoppels?

(15)

En dat daarginds Uw meer dan dertig miljoenen onderdanen worden

MISHANDELD EN UITGEZOGEN IN UWEN NAAM

?

Dat was dan pijnlijk tegen het zere been van Eugenie de Vos-Moet Helmig (Pop), de moeder van mijn vrouw Marina. ‘Mishandeld en uitgezogen!’ Nonsense! Wij waren altijd bijzonder goed voor de bedienden! Ze kregen zelfs de restjes, die waren overgebleven van de maaltijd!

Nou, daar was het laatste woord nog niet over gesproken, in huize ‘de Vos’, kan ik u verzekeren. Maar ja, Pop was geboren en getogen in het koloniale tijdperk en zelfs een tijdlang de secretaresse van luitenant-gouverneur generaal dr. Huib van Mook geweest. Mijn schoonvader, de bekende Rotterdamse kunstschilder Henk de Vos, was het wel hartgrondig met Multatuli eens en hij schold dan ook tijdens die discussies met verve op die ‘roofstaat aan de zee, tussen Oostfriesland en de Schelde!’

Henk was na vele omzwervingen vlak voor de oorlog in Indië terechtgekomen en trouwde met Pop, net voor ze het Jappenkamp in moesten. ‘Anders had ik hem na de oorlog nooit meer terug kunnen vinden’, vertelde ze. Gelukkig deed ze dat wel, anders had ik mijn Marina nooit gevonden.

Henk was een goede vriend van Hella Haasse en zo kwam ik in aanraking met de Heren van de Thee. En daarna met de Brieven van de Thee, verzameld door Nelleke Noordervliet. Daarin las ik dat de eerste generatie ‘Heren van de Thee’, Jan Pieter en Willem van der Hucht, zo rond 1845 met hun gezinnen en de nichtjes Van Wijnbergen naar Indië vertrokken, om de helft van het theeland te exploiteren dat ten zuiden van Buitenzorg op de hellingen van Salak lag. De onderneming kwam niet echt van de grond, maar dit terzijde.

Een van de nichtjes Van Wijnbergen trouwde met een goede vriend van Willem van der Hucht: ene Eduard Douwes Dekker. Een rare snuiter, die door de gegoede families veelal met een scheef oog werd aangekeken. Na deze kleine omzwerving zijn we nu dus weer bij Max Havelaar terug.

In mijn leven kwam Max Havelaar regelmatig voorbij. Bijvoorbeeld: toen ik met Alexander Pola ‘Zeg 'ns

AAA

’ schreef, kwam er plotseling een nieuw merk koffie op de markt, ‘Max Havelaar’. Wij besloten om dit grandioze initiatief te ondersteunen door Mien Dobbelsteen Max Havelaar-koffie te laten kopen. Helaas hadden wij er geen rekening mee gehouden, dat Douwe Egberts ons sponsorde met een

koffiezetapparaatje en bijpassende koffiekopjes. Mien had daarvoor de punten uit

de verpakking geknipt en ingeleverd. Douwe Egberts trok zich na de uitzending

onmiddellijk terug als sponsor. Jammer, want wij vonden dat deze goede zaak brede

steun verdiende.

(16)

Dat vonden onze vrienden in Frankrijk, waar we een deel van het jaar wonen, ook.

Zij maakten Marina op de ‘Commercie Equitable’ attent. ‘Faire Trade’, legde Marise uit, want ze was lerares Engels op het lyceum in Sisteron in de Provence. Ze pakte een pak koffie uit haar keukenkastje en wees op het portret van Multatuli. ‘Max 'avelaar’, zei ze, ‘Café excellente!’

Wij hebben haar toen uitgelegd dat het niet het portret van Max ‘avelaar was, maar van de beroemde Nederlandse schrijver Eduard Douwes Dekker, die in de negentiende eeuw, onder het pseudoniem Multatuli, met zijn roman Max Havelaar de grote omslag in het koloniale denken had veroorzaakt. De naam van de hoofdfiguur uit het gelijknamige boek, Max Havelaar, leeft in de huidige tijd nog steeds voort en is uitgegroeid tot het symbool van Fair Trade.

Literatuur

Multatuli, Max Havelaar of de koffiveilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappy, Amsterdam: Nederlandsche Bibliotheek [1907].

Tekening van L.J. Eland voor een aparte uitgave van Saïdjah en Adinda bij de Wereldbibliotheek,

Amsterdam 1937.

(17)

Toen viel er een juffrouw flauw Elsbeth Etty

Hoewel ik niet (bij)gelovig ben, heb ik het gevoel dat Multatuli's Max Havelaar dankzij metafysische krachten op mijn pad is gekomen, een pad dat ik al sinds mijn vijftiende volg.

Het begon allemaal met een proefwerk Nederlands in de vierde klas van de middelbare school, waarvoor wij uit Lodewicks Literatuurgeschiedenis dl.

I

het hoofdstuk ‘Eduard Douwes Dekker (1820-1887)’ moesten doornemen. Dat hoofdstuk, tien dichtbedrukte pagina's lang, opende met een biografische schets van Multatuli en de achtergronden van het Lebak-conflict en eindigde met deze, indertijd door mij onderstreepte zin: ‘In een klein logement in Brussel, Le Prince Belge, schrijft de in grote armoede levende Douwes Dekker in slechts één maand het werk dat hem beroemd zal maken, de Max Havelaar (1859).’

Mijn belangstelling was gewekt en met rode oortjes - nog nooit had ik met zoveel toewijding huiswerk gemaakt - las ik verder. Wat volgde was de beroemde brief aan Tine: ‘Lieve hart mijn boek is af, mijn boek is af!’ Daarna kwam een saaier stuk over Van Lennep en Max Havelaar - dat sloeg ik maar even over, evenals Idee 80, en Idee 340 t/m Idee 341 die integraal waren opgenomen. Liever bladerde ik door naar de fragmenten uit dat in één maand tijds geschreven boek: de introductie van

Droogstoppel en de magistrale slotmonoloog die aanvangt met ‘Ja, ik Multatuli, die veel gedragen heb, neem de pen op.’

Pas toen ik daarmee klaar was, wild enthousiast over Multatuli's vlijmscherpe

aanval op de uitbuiting van de Javaan en de benepen Hollandse moraal en hypocrisie,

kwam ik toe aan het stukje over Van Lennep. De brave borst was bang dat Multatuli's

boek, waarin een grof schandaal werd onthuld, tot opstand in de kolonie zou leiden

en onrust in Nederland en daarom had hij het manuscript zwaar gecensureerd, zodat

niet meer te traceren was in welke tijd en plaats het speelde. Mr.

(18)

Jacob van Lennep, die ik uit zijn zouteloze roman Ferdinand Huyck had leren kennen als een soort Droogstoppel en die blijkens mijn Literatuurgeschiedenis dl.

I

een conservatief Kamerlid was geweest, had in mijn ogen een halsmisdaad begaan.

Volgens Lodewick zorgde Van Lennep er, tegen Multatuli's wens in, niet alleen voor dat het boek wegens de hoge prijs slechts een beperkt aantal lezers bereikte. ‘Maar bovendien, en dat was nog veel erger, ging hij in het handschrift knoeien, verving bijv. alle jaartallen en plaatsnamen door puntjes. Dat zo alle bewijskracht tot nul gereduceerd werd, is duidelijk.’

Briesend van verontwaardiging riep ik tijdens het avondeten mijn vader, als oudste zoon en beoogd opvolger van een steenrijke planter geboren en getogen op Java, ter verantwoording. Het was 1967, in het verre Amsterdam legden de provo's de hypocrisie van de bourgeoisie en de regenten bloot. Mijn vader was zo'n regent, vond ik, die bovendien teerde op het geld van de door zijn vader uitgebuite en mishandelde Javanen. Hoe dacht hij eigenlijk over Max Havelaar en over die smeerlap van een Van Lennep?

Zoals gebruikelijk gaf mijn vader geen relevante reactie, maar hij deed wel een verrassende mededeling. Volgens hem had hij de eerste druk van Max Havelaar met die door initialen en puntjes vervangen plaatsnamen geërfd van zijn vader, die suikerondernemer op Oost-Java was geweest, en als ik ophield met hem uit te schelden wilde hij het wel voor me zoeken. Dus zat ik even later met de eerste druk van Max Havelaar uit 1860, uitgegeven door J. de Ruyter, op schoot en beleefde - om met Huizinga te spreken - mijn eerste ‘historische sensatie’. Ik las de toespraak tot de Hoofden van Leb..., die ging over de Resident te S...ng, de Regent van Z.... B....

alsmede de schitterende zin: ‘Hoofden van Leb...! Wie zal er dan nog regt doen in B... K...el?’

Mijn Multatuli-studie is die avond begonnen. Ik wilde weten wat S...ng was, Z....B en vooral B... K...el. Die behoefte kon snel worden bevredigd, want mijn vader bleek niet alleen de eerste druk van Max Havelaar te bezitten, maar ook de Verzamelde Werken van Multatuli, een register op zijn Ideën en nog veel meer. Om één of andere reden bewaarde hij deze schatten boven op zolder achter slot en grendel, ik mocht ze even inzien maar niet mee naar mijn kamer nemen. Zelf las hij alleen maar De Telegraaf en waarschijnlijk vond hij Multatuli te opruiend voor zijn dochter. In de bibliotheek was Max Havelaar voortdurend uitgeleend, geld om het boek te kopen kreeg ik niet, want mijn vader was zuiniger dan Droogstoppel en vertelde ons dagelijks dat hij moest ‘interen’ op zijn koloniale kapitaal.

Uiteindelijk kreeg ik Max Havelaar cadeau van een tante, de zestiende druk uit

1939, schitterend uitgegeven door De Wereldbibliotheek. Ook zij had dit boek geërfd,

niet van een planter maar van een te vroeg gestorven nichtje. Op het titel-

(19)

blad had ze geschreven: ‘Ter herinnering aan mijn innig geliefde nicht Rika de Winter Leeuwin, die in mei 1943 door de Duitschers werd vermoord.’

Rika's erfstuk werd míjn Havelaar, waarin ik nooit ben opgehouden te lezen. Marie, de dertienjarige dochter van Droogstoppel was aanvankelijk mijn heldin, of laten we zeggen, het personage waaraan ik mij spiegelde. Zij had tenslotte, samen met haar broer Frits, stiekem het pak van Sjaalman opengemaakt, en daarmee van de Boom van Kennis gegeten. Frits en Marie hadden uit het pak van Sjaalman, in de woorden van Droogstoppel, ‘een neuswijsheid en een sentimentaliteit geput, die me later veel last in huis gehaald zou hebben.’ Ja, dank je de koekoek, z'n kinderen komen tegen hem in opstand, dankzij die ‘neuswijsheid’, Marie verschijnt ineens zonder korset aan 't ontbijt en weigert op haar vaders bevel uit de bijbel voor te lezen. Droogstoppels hele gezin desintegreert door dat fascinerende pak van Sjaalman, de stapel papieren waaruit Max Havelaar is voortgekomen. In mijn ouderlijk huis stond datzelfde pak, in keurige boekdeeltjes gebonden, in een kast met sloten, maar ik had nooit, zoals Frits en Marie, de moed gehad om daar een breekijzer op los te laten.

Mijn vader, een soort makelaar in suiker, was erger dan Droogstoppel! Weliswaar was hij niet ‘stipt op godsdienst’, maar wel op zedelijkheid en fatsoen, zeker waar het zijn jongste dochter betrof. Meisjes dienden zich voor te bereiden op het huwelijk met ‘een goede partij’, daartoe moesten zij hun vleselijke lusten onderdrukken, fatsoenlijk zijn en ‘nuttig handwerken’, want ‘sloeries’, ‘lellebellen’ en ‘afgelikte boterhammen’ kwamen niet aan de man en brachten schande over de familie.

Zo werd ik, net als Marie honderd jaar eerder, opgevoed. Droogstoppel laat Marie de romanhoofdstukken die aan het pak van Sjaalman worden ontleend ‘in 't net schrijven’, als ze tenminste niet de was moet doen. Maries bijdrage aan Max Havelaar mocht van haar vader niet inhoudelijk zijn, maar diende slechts als ‘een waarborg tegen alle onzedelykheid. Want dit begrypt ge toch, dat een fatsoelyk makelaar aan zyn dochter niets in handen geven zal, wat niet strookt met zeden en fatsoen.’ Als de inwonende stagiair Ernest Stern (een briljante Duitse schwärmerische jongen op wie ieder meisje verliefd zou worden) de braaf breiende Marie een liefdesgedicht van Heine voorleest waarin het woord ‘Herzliebchen’ voorkomt, valt Droogstoppel woedend tegen hem uit: ‘Is het braaf dit te zeggen aan een kind, dat door zoo-iets al zeer licht ongehoorzaam zou worden aan hare moeder, door zich in het hoofd te halen dat ze mondig is, omdat men haar “Herzliebchen” noemt?’

Mondig worden was kennelijk het ergste dat een jonge dochter kon overkomen,

van mondigheid kwam zelfstandigheid, van zelfstandigheid zedeloosheid en van

zedeloosheid kwam schande, schande over de familie en vooral over het hoofd

daarvan, de vader. De aanbiddelijke Ernest Stern wordt te verstaan gegeven dat hij

(20)

zich ‘zedelyk, braaf en fatsoenlyk’ jegens Marie dient te gedragen omdat hij anders de eer van zijn werkgever, Droogstoppel schendt. ‘Wil je dat ik beschaamd moet staan, evenals Busselinck & Waterman, met wie geen fatsoenlyk handelshuis iets te doen wil hebben, omdat hun dochter weggeloopen is?’

Toen viel er een juffrouw flauw.

En deze juffrouw was geen kwezel die de hel en verdoemenispreek van dominee Wawelaar niet aankon, nee die juffrouw was ik. Eigenlijk viel ik niet flauw, er viel een kwartje zoals dat tegenwoordig heet. Weer bij zinnen besloot ik te doen als de dochter van Busselinck & Waterman en weg te lopen, wat mijn vader nog veel last bezorgd heeft en mij ook, maar waarvan ik nooit enige spijt heb gehad. Intuïtief had ik al jong aangevoeld dat het beter was niet naar mijn vader te luisteren. Ik had mij heilig voorgenomen nooit te trouwen, nooit afhankelijk te worden van een man, nooit mijn ‘meisjesnaam’ - het woord alleen al - op te geven en zo snel mogelijk een afgelikte boterham te worden zodat geen ‘goede partij’ ooit naar mijn hand zou dingen.

Na vele omzwervingen en affaires met Ernest Sternachtige jongens die ‘een tint van letterkunde’ over zich hadden, keerde ik zeven jaar later terug in mijn ouderlijk huis om te vieren dat ik mijn kandidaatsexamen Nederlands had gehaald. Er was maar weinig veranderd daar. Mijn vader zat als vanouds op zijn denkbeeldige voorgalerij naar goed koloniaal gebruik aan zijn lauwe jenever te nippen, de ‘leestrommel’ met De Telegraaf en goena-goenablaadjes binnen handbereik. Bij gebrek aan

gespreksonderwerpen vroeg ik hem of ik die eerste druk van Max Havelaar met de toespraak tot de hoofden van Leb... nog eens mocht inzien. En passant liet ik weten dat ik er inmiddels achter was dat Van Lennep hele passages, waaronder de kritische vragen van Frits Droogstoppel aan dominee Wawelaar - één van de meest hilarische stukken in de Max Havelaar - uit die eerste druk had weggehouden. Van Lennep, oreerde ik, was een laffe regent geweest die bang was dat het gezag ondermijnd werd door kritische vragenstellers en Multatuli was de eerste provo.

Zoals ik gewend was had mijn vader hier geen weerwoord op, maar wederom kwam hij met een verrassende mededeling. Hij had besloten mij zijn complete Multatuli-verzameling te geven als cadeau voor mijn kandidaats. Dat moet een enorme zelfoverwinning geweest zijn, want in zijn opvattingen en familietraditie hoorden de belangrijke ‘familiestukken’, zoals de schilderijen van mijn voorvader William Etty en de boekerij van mijn plantersopa, over te gaan op de oudste zoon, die als

‘stamhouder’ werd betiteld. Waarschijnlijk had mijn vader de hoop dat ik ooit zou

trouwen, laat staan met een ‘goede partij’, toen al opgegeven, zoals hij er

(21)

ook niet meer van droomde de toean besar in ‘ons Indië’ te spelen en meende hij dat dit alles de schuld van Multatuli was. Zoals het pak van Sjaalman onheil had gebracht over Droogstoppels gezin, zo had Max Havelaar mijn vaders wereld in elkaar doen storten. Daarom, zo vermoedde ik, wilde hij van die verdomde Multatuli af. Maar wat zijn overwegingen ook waren, het pak van Sjaalman was nu voorgoed van mij.

Nog diezelfde avond vertrok ik dolgelukkig naar Amsterdam met een koffer vol Multatuliana, waaronder de kostbare eerste druk van Max Havelaar met de hoofdletters en de puntjes, het Verzameld Werk en de registers op de Ideën. Mijn exemplaar van die registers is inmiddels letterlijk stukgelezen, de titelpagina ben ik kwijt, maar omdat er een inleiding van C.A. Wienecke in staat, vermoed ik dat het om zijn uitgave gaat.

Tot mijn niet geringe verbazing ontdekte ik al spoedig dat mijn vader het Verzameld Werk van Multatuli nooit had ingezien. Dat hij Max Havelaar niet kende, daar was ik na al onze ruzies over de koloniale uitbuiting van de Javaan wel achter, maar dat hij zelfs geen blik in de erfenis van zijn vader had geworpen, ontstelde me. De boeken waarin kennelijk nooit door hem ontdekte papiertjes met commentaren verstopt zaten, stonden vol strepen en aantekeningen van mijn grootvader, zijn jong gestorven vader, een Javanen mishandelende suikerondernemer die vrijmetselaar en multatuliaan was geweest. Hoeveel desinteresse in je eigen geschiedenis kun je opbrengen? En bovendien, waarom moesten die boeken achter slot en grendel worden beschermd tegen mijn nieuwsgierige blikken als mijn vader niet eens wist wat erin stond?

Grootvader Thomas Etty (1884-1932) had dat dondersgoed geweten. In deel 10 van het Verzameld werk trof ik een tweezijdig getypt velletje papier aan onder de titel ‘Proeve van een Gids voor een eerste kennismaking met

MULTATULI

’. Daarin stond onder andere deze zin: ‘De “Geschiedenissen van Gezag” zijn vooral aardig als men ze met de Ideen in verband brengt, maar de achtste blijft interessant als bewijs dat

MUL

ook op het gebied der Vrouwenbeweging (evenals op zooveel ander gebied) baanbreker is geweest.’

Reken maar dat ik direct in de Minnebrieven die Achtste Geschiedenis van Gezag opzocht, over een vader die zijn dochter, het melkmeisje Thugater aan zich onderwerpt en voor altijd in slavernij houdt door haar niets te leren. Zijn zoons mochten alles leren, ‘maar hij verbood het weten, het begrijpen en het begeeren aan Thugater, die in onnoozelheid bleef voortmelken ten einde toe. En dat alzoo tot op dezen dag.’

In de Minnebrieven en de Ideën las ik vervolgens hoe Multatuli dochters opriep

tegen hun vaders in opstand te komen, van de boom van kennis te eten, weg te lopen,

zich desnoods te laten schaken, afgelikte boterhammen te worden en zich niet

deugdzaam maar juist zedeloos te gedragen:

(22)

Wat maakt gij van onze dochters, o zeden! Gy dwingt ze tot liegen en huichelen. Ze mogen niet weten wat zy weten, niet voelen wat ze voelen, niet begeren wat zy begeren, niet wezen wat ze zyn. En als dan zo'n arm ingebakerd kind gelooft, berust, gehoorzaamt... als ze, heel onderworpen, haar lieven bloeityd heeft doorgebracht met snoeien en knotten, met smoren en verkrachten van lust, geest en gemoed... als ze behoorlyk verdraaid, verkreukt, verknoeid, heel braaf is gebleven - dat noemen de zeden braaf!

- dan heeft ze de kans dat deze of gene lummel haar 't loon komt aanbieden voor zoveel braafheid, door 'n aanstelling tot opzichtster over z'n linnenkast, tot uitsluitend-brevetmachine om zyn eerwaard geslacht aan den gang te houden. 't Is wel de moeite waard.

Het was inmiddels 1974, de tweede feministische golf was zeer aan mij besteed, maar ik was ook lid geworden van de Communistische Partij, waar de dienst werd uitgemaakt door patriarchale figuren, die in de mondigheid van vrouwen een minstens even grote bedreiging zagen als Droogstoppel en mijn vader er in hadden gezien.

Hoe heb ik deze heren, meestal met een huisvrouw thuis om hun geslacht aan de gang te houden en hun was te doen, niet om de oren geslagen met de Ideën van hun geliefde en vereerde Multatuli? Stelde die het burgerlijk huwelijk niet gelijk aan prostitutie, maar dan erger? En had hij het niet op zich genomen de hele bijbel door te ploegen op seksisme? In Idee 183 schreef Multatuli dat de vrouw in de bijbel

‘niets, niets, volstrekt niets is’. Ik ploegde in die tijd de werken van Karl Marx door om tot de ontdekking te komen dat ook daarin de vrouw ‘niets, niets, volstrekt niets is’.

Er zat dus al gauw niets anders op dan te herhalen wat ik al eens eerder had gedaan:

weglopen van de patriarchen, weg van die partij. Ook daarvan heb ik nooit spijt gehad. Wel van het feit dat ik dat register op de Ideën niet eerder had bemachtigd.

Multatuli zou me gewaarschuwd hebben mij vooral niet te committeren aan een

‘isme’, zelfs niet aan het marxisme. Over Marx merkte hij op: ‘De man schrijft slecht, doch juist slecht op 'n manier die sommigen doet denken dat-i flink op de hoogte is.

Hij doet - even als de mannen en place - in frazen. En terdeeg! Het kapitaal, myne heeren... Ei! Ik begrijp zelfs dat “

HET

” niet.’

En hoewel dit één van de weinige opmerkingen van Multatuli is, waarmee ik het oneens ben (Marx schreef bijna even goed als Douwes Dekker, en zijn kompaan Friedrich Engels was een betere adviseur dan die laffe Van Lennep) viel er bij mij opnieuw een kwartje.

Alweer viel er een juffrouw flauw.

(23)

Literatuur

Elsbeth Etty. ‘Proeve van een Gids voor een eerste kennismaking met

MULTATULI

’, in: Over Multatuli 50 (2003), p. 4-15. H.J.M.F. Lodewick, Literatuurgeschiedenis en bloemlezing, dl.

I

. Aanvang tot omstreeks 1880, Den Bosch: Malmberg z.j. (derde druk), p. 303-313. [Lodewick noemt het logement hier abusievelijk Le Prince Belge;

het moet zijn Au Prince Belge.] Multatuli,

VW II

, Idee 195. Wienecke (C.A.), Registers

op de Ideën v. Multatuli. Amsterdam: Elsevier 1902. [Overigens blijkt Wienecke

ook commentaar te leveren op sommige Ideën, die ik bij eerder gebruik over het

hoofd had gezien. Multatuli's pleidooien voor de vrije liefde en tegen het huwelijk

en vaders die dat voor hun dochters wensen, Ideën 448-450, keurt hij af.]

(24)
(25)

Rechtvaardigheid bestaat niet en de waarheid is altijd een onvoltooid karwei

Max Havelaar in internationaal perspectief Francisca van Vloten

Het honderdjarig bestaan van de Max Havelaar werd onder meer gevierd met de publicatie van een essaybundel. Allerlei aspecten van het boek en de schrijver ervan kwamen daarin aan de orde, van het handschrift, de actualiteit en de stijl tot en met de verhouding tot de islam. Lezing van de bundel stemt weemoedig: zo veel wijze meningen, zo'n mengeling van gedateerdheid - altijd leerzaam en verhelderend voor de eigen tijd - maar gelukkig ook enkele parels van tijdloosheid.

J.J. Oversteegen beschouwde ‘Multatuli in het buitenland’ en kwam tot de conclusie dat Dekkers werk ‘te véél inhoud’ had om buiten Nederland een blijvende bekendheid op te bouwen. De eigen stijl komt in vertaling moeilijk over. Als de Max Havelaar in een bepaald land werd gepubliceerd, dan was het omdat de vraagstukken in het boek op dat moment aansloten bij bijzondere omstandigheden in dat land. Zodra die omstandigheden en hun voormannen waren verdwenen, zakte ook de Havelaar in een jungle van vergetelheid.

De schrijver zelf had er geen misverstand over laten bestaan dat hij niet alleen gelezen maar vooral gerechtvaardigd wilde worden. Als dat in Nederland niet lukte, zou hij zijn boek vertalen ‘in de weinige talen die ik ken, en in de vele talen die ik leeren kan, om te vragen aan Europa, wat ik vruchteloos zou hebben gezocht in Nederland. [...] En als ook dit niet baatte?... Dan zou ik mijn boek vertalen in 't maleisch, javaansch, soendasch, alfoersch, boegineesch, battaksch,....’

Amerika kwam niet in het rijtje voor, terwijl de invloed van Harriet Beecher Stowes

Uncle Tom's Cabin; or, Life among the Lowly (1852) - waarvan in het eerste jaar na

publicatie in de Verenigde Staten alleen al 300.000 exemplaren werden verkocht -

op Dekker niet ontkend kan worden. Op 28 september 1859 had hij zijn echtgenote

Tine vanuit Brussel over de voortgang van zijn werk geschreven: ‘Lieve engel, 't is

zoo'n raar boek. [...] Het is een protest tegen onze positie even als de hut

(26)

van Oom Tom tegen de Slavernij. Het moet overal gelezen worden als lectuur van vermaak, en dat besef moet de regering dwingen er op te letten omdat men geen boek dat in aller handen is, ter zijde leggen kan als een brief.’

Wellicht was één proteststuk per continent genoeg. Beecher Stowes boek strekte Dekker in ieder geval tot voorbeeld, zoals onder meer een beschouwing in de Havelaar over de rol van de waarheid in de roman - volgend op het verhaal van Saïdjah en Adinda - bewijst:

[...] mag men de waarheid ontkennen die de hoofdzaak uitmaakt van de Negerhut omdat er nooit eene Evangeline bestaan heeft? Zal men tot de schrijfster van dat onsterfelijk pleidooi, - onsterfelijk, niet om kunst of talent, maar door strekking èn indruk, - zal men tot háár zeggen: ‘gij hebt gelogen, de slaven worden niet mishandeld, want er is onwaarheid in uw boek, het is een roman!’ [...] Zoude haar boek gelezen zijn als zij daaraan den vorm had gegeven van een processtuk? Is 't hare, of mijne, schuld dat de waarheid om toegang te vinden, zoo vaak het kleed moet borgen van de leugen?

Het grote verschil tussen beide boeken ligt in de persoonlijke betrokkenheid enerzijds en de stilistische benadering van het thema anderzijds; waar Beecher Stowe opkomt voor een zaak, heeft Dekker verbetering voor zichzelf en voor een zaak op het oog.

Waar Uncle Tom's Cabin drie verhaallijnen en dialogen met een karakteristiek taalgebruik verenigt met een doorlopende, met veel meegevoel gebrachte educatieve strekking op grond van christelijke naastenliefde, is Max Havelaar een vlammend en persoonlijk betoog dat diverse vertellers en stijlen kent en ons ogenschijnlijk fragmentarisch maar in werkelijkheid in geraffineerde samenhang wordt voorgezet.

Uncle Tom mag nog steeds ontroeren door het goed vertelde verhaal en de aanslag die het pleegt op het geweten, de Havelaar raakt niet alleen door het laatste maar ook door de rijke structuur en de sublieme taalvaardigheid en geestigheid van de schrijver - kortom, meer als een literair meesterwerk.

De receptie in vogelvlucht

Over de receptie in Nederland zijn wij voldoende voorgelicht, maar hoe was de

ontvangst daarbuiten? Aanvankelijk lauw, kan men wel stellen, zeker ten tijde van

Dekkers leven. De slechte Duitse en Franse vertalingen van respectievelijk 1875 en

1876 waren daar voor een groot deel debet aan. Dan verdiende de al in 1868

verschenen Engelse vertaling van Alphonse Nahuys beter; de matige receptie daarvan

had wellicht met Engels chauvinisme te maken. Na Dekkers overlijden kwam er

geleidelijk verandering in de waardering voor zijn werk, ook al schreef The Atheneum

in 1887 dat ‘Max Havelaar, the author of “Multa Tuli” has died in Germany’,

(27)

een bericht dat na enkele dagen werd gecorrigeerd. In België kwam de waardering voor Multatuli al halverwege de jaren tachtig op gang en bereikte een hoogtepunt in de jaren 1890-1914. Frankrijk sloot daar mondjesmaat op aan, allereerst met vertalingen van het verhaal van Saïdjah en Adinda. Voor Duitsland gold dat er na Dekkers dood weliswaar steeds sprake van enige aandacht was, maar de vertaler en bemiddelaar Paul Raché vroeg begin jaren negentig nog tevergeefs om grotere bekendheid voor ‘den genialen Holländer’. Het was zijn collega en landgenoot Wilhelm Spohr die kort voor het begin van de nieuwe eeuw met zijn onvermoeibare inzet voor een doorbraak zorgde, op afstand en niet probleemloos gevolgd door Karl Mischke. Beide heren publiceerden in 1900 een Duitse Max Havelaar-vertaling. Niet lang daarna verschenen op basis van Spohrs vertaling uitgaven van de Max Havelaar in onder meer het Deens (1901), Zweeds (1902), Pools (1903) en Russisch (1908).

De Duitse taal en cultuur speelde in die jaren een belangrijke bemiddelende rol in Europa. De Duitse literatuur evenwel bevond zich in een overgangsfase, hetgeen haar ontvankelijker maakte voor buitenlandse literatuur. Duitsland begon zich bovendien juist toen te verdiepen in zijn eigen koloniale geschiedenis, Max Havelaar sloot daar wonderwel bij aan. De opkomst van het socialisme en de interne Europese kritiek op het nog heersende imperialisme, plaveiden de weg. Maar ook deze opleving was gedoemd in te storten. In de aanloop tot de Eerste Wereldoorlog speelden andere factoren een politieke en sociale rol, en in het interbellum - met de Grote Depressie en de opkomst van het fascisme - was dat nog veel sterker het geval.

De tweede Engelstalige uitgave van de Havelaar verscheen in 1927 in New York, met een inleiding van D.H. Lawrence. In 1936 zag een nieuwe Russische vertaling het licht, in 1940 een Sloveense, in 1942 een Japanse en na de Tweede Wereldoorlog, tussen 1946 en 1959, kwamen in Oost-Europa vele uitgaven tot stand, vermoedelijk op grond van de Russische en mede beïnvloed door de publicaties van Konstantin Paustovsky. Volgens Oversteegen waren die ‘een gevolg van de koude oorlog, dat wat onbegrijpelijk en irreëel aandoet’. Hij maakte zich zorgen over deze toespitsing op Oost-Europa en haastte zich de belangstelling aan te stippen die er her en der in West-Europa - en zelfs in Indonesië - voor vertaalde uitgaven bestond.

Niet lang na de publicatie van de essaybundel in 1962 was er een nieuwe uitbraak

van Havelaritis: er verschenen mondiaal onder meer een Italiaanse uitgave (1965),

een Engelse (1967), een Franse (1968), een eerste Indonesische (1972), een Estse

(1973), een Spaanse (1975), een Deense (1981), in Urdu een Pakistaanse (1983), een

Chinese (1987) en een Japanse (1989). En zo laten ook de jaren negentig de publicatie

van oude en nieuwe vertalingen zien in bijvoorbeeld het Duits (1993, 1997), Frans

(1991), Koreaans (1994), Pools (1994), Engels (1995) en Servisch (1996)

(28)

en verrijkt de nieuwe eeuw ons met uitgaven in het Indonesisch (2000-2003), Vietnamees (2004) en Duits (2008). De eerste Engelse vertaling door Nahuys werd eveneens opnieuw op de markt gebracht, er verscheen een Amerikaanse herdruk van in 2009.

Wat Nederland betreft kunnen als bijzonderheid genoemd worden de

facsimileuitgave van het handschrift van de Havelaar (2007) en zelfs een Nederlandse hertaling van het boek (2010).

Receptie of cultural transfer

Was de ontvangst van de Max Havelaar voor een groot deel afhankelijk van de politieke en sociale omstandigheden in een land enerzijds en de rol van de vertaler - zijn of haar positie als bemiddelaar - anderzijds, andere factoren waren en zijn evenzeer van belang. Zoals het feit dat vertalingen niet zelden ontstonden op grond van vertalingen. En goed vertalen is heel wat meer dan vertalen alleen.

Zo is de vertaling van Multatuli's werk dikwijls geen geïsoleerd fenomeen maar maakt zij deel uit van een veel bredere stroom die bijvoorbeeld het zuiver literaire perspectief overschrijdt. De redacties van Over Multatuli hebben in het verleden regelmatig aandacht besteed aan de vertalingen van Dekkers werk. De huidige redactie is sinds enkele jaren van mening dat de tijd gekomen is voor een systematischer en uitgebreider onderzoek. Zij heeft contact gezocht met in het buitenland werkzame neerlandici en hun gevraagd de vertalingen van Multatuli - die hoofdzakelijk Max Havelaar betroffen - aan de hand van een afgewogen aantal vaste vragen te

onderzoeken. Dit heeft geleid tot twee themanummers van Over Multatuli - 59 (2007) en 60 (2008) - die op initiatief en onder verantwoording van Jaap Grave tot stand kwamen en talrijke nieuwe gegevens bevatten. Het begrip ‘cultural transfer’ nam de plaats in van het begrip ‘receptie’. Deze reeks artikelen willen wij in de komende jaren in Over Multatuli voortzetten. Ongetwijfeld zal een diepgaande studie naar de parallellen en divergenties in de waardering voor de bestsellers van Beecher Stowe en Dekker er onderdeel van uitmaken.

Hermans, Lawrence, Edwards en Meijer

Hoe zat het met de ontvangst van beide boeken in Engeland en de Verenigde Staten?

Kreeg Max Havelaar een plaats naast of voorbij Uncle Tom's Cabin? Hoe dacht W.E Hermans daarover en wat vonden bijvoorbeeld D.H. Lawrence, Roy Edwards en R.P. Meijer van het boek?

Willem Frederik Hermans merkte in 1995 op dat Multatuli internationaal niet hoog werd aangeslagen. Dat is met het bovenstaande wel ruimschoots genuanceerd.

Ongetwijfeld heeft de filmversie van de Havelaar uit 1976 - die volgens Hermans

(29)

Hermans koesterde grote bewondering voor Multatuli maar beschouwde De Negerhut van oom Tom als ‘veel meer to the point dan de Havelaar’. De schrijfster zelf bleef buiten het boek, daarom werd het over de hele wereld nog gelezen. Het zat bovendien heel systematisch in elkaar, in tegenstelling tot de Havelaar. Dat scheen veel mensen in Nederland niet uit te maken, aldus Hermans, maar in het buitenland ergerde men zich daaraan:

Omslag van the Penguin Classics editie van Max Havelaar, London, etc. 1987.

(30)

geschreven. [...] Maar in de Havelaar is daar geen sprake van. [...] Terwijl Max met Tine, Verbrugge en Duclari zit te eten en grappen te maken over de vrouwen van Arles en Nîmes, liggen de bewoners van Lebak langs de weg te sterven. Multatuli besefte niet [...] dat zoiets niet kan, dat die zaken in een verhaal met elkaar samen moeten gaan. [...] Daarom wordt het boek vaak verkeerd begrepen en dat is de reden, dat het niet helemaal raak is.

En om dan toch de ellende in Lebak in beeld te brengen, krijg je Saidjah

en Adinda. Dat is inderdaad to the point.

(31)

Had Hermans meer respect voor Uncle Tom's Cabin dan voor Max Havelaar, voor Lawrence geldt het omgekeerde.

Een jaar voordat hij zijn roemruchte roman Lady Chatterley's Lover publiceerde, boog de Engelse schrijver zich met tegenzin over het voorwoord voor de Engelstalige Havelaar-editie van 1927. Weliswaar was hij het geweest die de anarchistische regeringsambtenaar, theosoof, schrijver, dichter en Multatuli-fan William (Willem) Siebenhaar tijdens een verblijf in Australië had aangespoord de Havelaar opnieuw in het Engels te vertalen, maar sindsdien waren er vijf jaren verstreken en hoewel Lawrences eigen uitgever werd overgehaald de vertaling te publiceren, was diens voorwaarde dat Lawrence het boek zou inleiden bij de laatste niet in goede aarde gevallen. Siebenhaar werd door hem intussen beschouwd als ‘a bore’ met een sfeer van mislukking om zich heen. Dat laatste gold waarschijnlijk van jongs af voor de in 1891 naar Australië geëmigreerde Nederlander: uit de briefwisseling van Albert Verwey blijkt dat Siebenhaar in 1888 vanuit Engeland nederig inging op Verwey's aanbod hem zijn aan Willem Kloos gezonden prozastuk terug te sturen.

De in haast door Lawrence geschreven inleiding tot zijn Havelaar-vertaling is een curiosum. Lawrence noemde de compositie ‘the greatest mess possible’ en het was

‘a stroke of cunning journalism’ van Multatuli dat hij zijn boek had gebracht als een traktaat, terwijl het voor alles een satire was. Als het niet meer dan een ‘tract-novel’

was, zou het zodra de misstanden verholpen waren overbodig zijn. Hij vervolgde: ‘I have not tried to read Uncle Tom's Cabin since I was a boy, and wept. I will try again, when I come across a copy. But I am afraid it will pall. I know I shan't weep. Then why doesn't Max Havelaar pall?’ Omdat, zo antwoordde hij zelf, Multatuli's sympathie voor de Javaan ‘rather [is] an excuse for hating the Dutch authorities still further’.

De grote dynamische kracht in Multatuli school in zijn ‘passionate, honourable hate’.

Dát is het kenmerkende verschil met Uncle Tom's Cabin.

In 1967 kwam Roy Edwards met een nieuwe Engelse vertaling van de Havelaar.

Hij nam naast zijn eigen inleiding Lawrences introductie op - zo niet om met een bekende naam te pronken dan misschien wel om de Nederlanders nog eens fijntjes te wijzen op hun door de grote schrijver geconstateerde ‘lack of perspective’ wat de genieën onder hen - zoals Van Gogh en Multatuli - betrof. In zijn eigen inleiding heet het:

Although Multatuli fared much better than Van Gogh, neither was properly

appreciated in his own day. And even now, in spite of the great Van Gogh

Collections in the Netherlands, and the Multatuli Society and Multatuli

Museum there, one sometimes suspects that the Dutch, at any rate, do not

quite see the difference in kind between these two and all the other painters

and writers of their time in Holland - that difference which we can only

call genius.

(32)

Hij ging niet in op Harriet Beecher Stowes boek, maar wordt hier aangehaald omdat hij Multatuli een plaats onder de groten gaf: a genius.

Edwards vertaling beleefde een Engelse en een Amerikaanse herdruk in 1982 (de laatste met een nawoord van E.M. Beekman) en voorts onder meer herdrukken in 1987, 1995 en 2009. Lawrences inleiding maakte na Edwards dood, vanaf 1987 plaats voor een beschouwing door R.P. Meijer. Diens introductie was een licht aangepaste versie van de herdenkingsrede die hij in 1960 aan de Universiteit van Melbourne had gehouden. Volgens Meijer was de Havelaar ‘an attempt by the author to explain and justify his actions when he was this Assistant Resident of Lebak’, een autobiografische roman die zonder enige kennis over de schrijver ervan niet goed kon worden begrepen. De inleiding was dan ook grotendeels aan Dekkers leven gewijd, maar Meijer nam wel de tijd om Lawrences opvatting te weerleggen:

In the novel these three characters [Droogstoppel, Havelaar en Wawelaar]

are linked, as are the situations in which they appear, which are presented in such a way as to put one another in perspective. [...] And the effect is to give the book coherence, so that instead of being a rambling novel, it appears as a very well-constructed unity. Because of this firm construction (beneath its chaotic appearance) I have no hesitation in calling this novel a masterpiece.

Voor hem was het niet zozeer de vorm als wel de inhoudelijke verwevenheid van de karakters die eenheid bracht. Ook bij hem geen vergelijking met Uncle Tom's Cabin, maar wel een mooie karakterisering: een meesterwerk.

Hier kan men aan toevoegen dat Uncle Tom's Cabin na de bijbel naar overlevering inderdaad het meest gedrukte boek ter wereld is, maar de Havelaar doet het zoals we hebben gezien ook helemaal niet slecht.

Van alle tijden

De essaybundel uit 1962 mag weemoedig stemmen en gedateerd overkomen, ter studie bijgezet worden in de stoffige archieven der letteren - het gevreesde lot van ons allen, secundaire schrijvers - de Max Havelaar en Uncle Tom's Cabin leven beide.

Want waar gaat het uiteindelijk om? Naast schrijversgaven toch zeker om de passie en de diepe bewogenheid, om de verhouding tussen mensen en groepen mensen onderling. Om beloftes en het al dan niet nakomen daarvan, om het vonkje

goddelijkheid dat in ieder levend wezen zou moeten schuilen en hem of haar groter

dan zichzelf zou moeten maken. Dat is waar de Max Havelaar en Uncle Tom's Cabin

voor staan en waardoor zij van alle tijden zijn, ook al laten zij zien - of

(33)

juist daarom - dat rechtvaardigheid niet bestaat en de waarheid altijd een onvoltooid karwei is.

Literatuur

Benedict Anderson, ‘Max Havelaar (Multatuli 1860)’, in: The Novel, Volume 2:

Forms and Themes, ed. Franco Moretti, Princeton

NJ

: Princeton

UP

2006, p. 449-462.

Kim Andringa, ‘Van anarchist tot altermondialist’, in: Over Multatuli 59 (2007), p.

39-50. Harriet Beecher Stowe, Uncle Tom's Cabin or, Life Among the Lowly, New York: Penguin Classics 1986. Roy Edwards, ‘Translator's Introduction’, in: Multatuli, Max Havelaar or The Coffee Auctions of the Dutch Trading Company, Leiden, etc.:

A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij 1967, p. 7-9. Roy Edwards, ‘Translator's Introduction’, in: Multatuli, Max Havelaar Or the Coffee Auctions of a Dutch Trading Company, London, etc.: Penguin Classics 1987, p.

VII

-

IX

. Paul Eggert, ‘The

Dutch-Australian Connection: Willem Siebenhaar, D.H. Lawrence, Max Havelaar and Kangaroo’, in: Australian Literary Studies, Ipswich Qld: University of

Queensland Press 2003, p. 3-19. Paul Eggert en H.T.M. van Vliet, ‘Anarchist tussen de kangaroes: Willem Siebenhaar meets D.H. Lawrence’, in: De Parelduiker, 8 (2003) 5, p. 39-51. Jaap Grave, Zulk vertalen is een werk van liefde. Bemiddelaars van Nederlandstalige literatuur in Duitsland 1890-1914, Nijmegen: Vantilt 2001.

Jaap Grave, ‘Multatuli in het licht van cultural transfer’, in: Over Multatuli 59 (2007), p. 4-7. Jerzy Koch, ‘De invloed van de Duitse Multatuli-receptie op de Poolse’, in:

Over Multatuli 28 (1992), p. 13-28. D.H. Lawrence, ‘Introduction by D.H. Lawrence’, in: Edwards, Multatuli 1967, p. 11-15. R.P. Meijer, ‘Introduction by R.P. Meijer’, in: Edwards, Multatuli 1987, p. 1-13. Multatuli,

VW X

. Multatuli, Max Havelaar:

Het handschrift, Amsterdam: Bas Lubberhuizen 2007. J.J. Oversteegen, ‘Multatuli in het buitenland’, in: 100 Jaar Max Havelaar: Essays over Multatuli, Rotterdam:

Ad. Donker 1962, p. 134-148. Olf Praamstra, ‘Bij de voltooiing van Multatuli's Volledige Werken: Een gesprek met Willem Frederik Hermans’, in: Over Multatuli 35 (1995), p. 18-30. Hans Vandevoorde, ‘Multatuli in het land van Leopold

II

: Een geval van “histoire croisée”’, in: Over Multatuli 60 (2008), p. 4-19. Albert Verwey, Briefwisseling 1 juli 1885 tot 15 december 1888, red. Margaretha H. Schenkeveld en Rein van der Wiel, Amsterdam: Querido 1995, p. 551 [Siebenhaar was de redacteuren overigens onbekend]. Oskar Wellens, ‘“A queer work”: De

totstandkoming van de Tweede Engelse Max Havelaar (1927)’, in: Over Multatuli

48 (2002), p. 36-40. www.buku.nl.

(34)

Max Havelaar: held of bestrijder van windmolens Frank H. de Jong

Misschien is niets geheel waar, en zelfs dát niet.

(Multatuli: Ideën 1, 1, 1862)

Al als klein jongetje las ik alles waar mijn oog op viel. Ik was weinig kieskeurig:

naast Kapitein Rob en de serie Bob Evers-boeken nam ik bijvoorbeeld alle bewaarde jeugdboeken van mijn moeder door. Eén van de boeken waar ik in die tijd steeds naar teruggreep was Het Boek voor de Jeugd, waarin ik voor het eerst Multatuli's verhaal over Saïdjah en Adinda en het sprookje van de Japanse Steenhouwer las en herlas. De samenstellers van het boek hadden kennelijk besloten dat beide verhalen een belangrijke bijdrage konden leveren aan de ontwikkeling van de Nederlandse jeugd. Ik herinner me nu nog mijn woede en verdriet over het lot van de Indische gelieven en mijn plezier om de fantastische cirkel waarmee de steenhouwer uiteindelijk weer steenhouwer wordt.

Ik herlas de verhalen in de negende druk van Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy, in 1914 uitgegeven door de Maatschappij voor Goede en Goedkope Lectuur te Amsterdam, waarin ook opgenomen de

‘Aanteekeningen en Ophelderingen by de Uitgaaf van 1875’. Het is een klein grijs boekje, dat ik kennelijk ooit bij een antiquaar gevonden had. Nadat ik gewend was aan Dekkers spellingseigenaardigheden werd ik getroffen door zijn stijl, die weliswaar voor de huidige lezer wat archaïsch aandoet maar in elk geval authentiek is en de lezer 150 jaar de geschiedenis intrekt. Ook de structuur van het verhaal maakte het boek voor mij zeer leesbaar: de serieuze delen van de tekst geschreven door de Duitse volontair Stern, die er als arbeidsimmigrant kennelijk in geslaagd is zich de

Nederlandse taal zeer snel eigen te maken en niet anders beschouwd kan worden dan

als een onpartijdige samenvatter van de stukken uit het pakket dat Droog-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Misschien dat Podulke via het Multatuli Genootschap te weten kwam dat Gerrit Komrij (zelf geen lid van het Genootschap 14 bezig was een keuze te maken uit de Ideën en dat een

Vorstenschool zijn de zetfouten en andere ingrepen in het voorwoord teruggedraaid, de noot is terecht. Maar de ‘echte’ overdruk heeft Multatuli nooit meer in handen gekregen: de zin

Dat ik als uitgever daarin nog al belangstel, óok om 't materieele voordeel dat het gevolg van zulk eene beoordeeling kan zijn, behoeft wel geen betoog, doch vooral doet mij Uw

denkwereld, waarin zaken als zelfstandig denken, het vormen van een eigen mening en niet te vergeten de individuele soevereiniteit, sleutelbegrippen zijn. In Woutertje Pieterse

Behalve de eerste druk van Max Havelaar stonden in onze boekenkast de uit zijn bibliotheek afkomstige Verzamelde Werken van Multatuli, twee delen Woutertje Pieterse en nog veel

geen kus gegeven, maar het zal niet lang meer duren.’ Cateau is nog niet vertrokken of er dient zich een nieuwe dame aan, maar, schrijft Douwes Dekker aan Tine: ‘Ik heb te weinig

De onvrede liep zo hoog op dat Dekker - die dacht aan een goedkope volksuitgave in een grote oplage ( VW X , 299), iets waar Van Lennep en De Ruyter echter niets voor voelden -

Met zyn opstel heeft hy ons al drie kransavenden bezig gehouden, en, wat het ergste is, de Rosemeyers vinden het mooi. Zoo zeggen ze, ten-minste. Als ik een aanmerking maak, beroept