• No results found

Over Multatuli. Jaargang 20. Delen 40-41 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Over Multatuli. Jaargang 20. Delen 40-41 · dbnl"

Copied!
180
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Over Multatuli. Jaargang 20. Delen 40-41

bron

Over Multatuli. Jaargang 20. Delen 40-41. Huis aan de Drie Grachten, Amsterdam 1998

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_ove006199801_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn.

i.s.m.

(2)

[Nummer 40]

Woord vooraf

Het nieuwe omslag van het voor u liggende veertigste nummer van Over Multatuli kondigt een nieuwe fase aan in de uitgave van het tijdschrift. Uitgever G. Postma (geb. 1920) van ‘Huis aan de drie Grachten’ liet vorig jaar weten met de publicatie ervan te willen gaan stoppen. Sedert de oprichting in 1978 heeft hij tweemaal per jaar het blad Over Multatuli verzorgd; Multatuli zou bijzonder gelukkig geweest zijn met zo'n trouwe uitgever!

Postma nam in 1950 de door A.A. Balkema in 1936 opgerichte boekhandel aan de O.Z. Voorburgwal te Amsterdam over. Zijn eerste activiteit als uitgever werd Over Multatuli - in de beginjaren deed hij dit samen met Piet Schippers van uitgeverij Rodopi. Hij legde zich toe op de uitgave van boeken op het terrein van de

neerlandistiek. Zijn fonds telt een vijftigtal titels, waaronder de in 1987 verschenen publicatie Multatuli-literatuur 1948-1977; lijst der geschriften van en over Eduard Douwes Dekker door P.C. van der Plank, de inaugurele rede van C. Fasseur uit hetzelfde jaar, getiteld Onhoorbaar groeit de padi; Max Havelaar en de publieke zaak, en uit 1990 Multatuli's Minnebrieven na 130 jaar van L.G. Abell-van Soest en L.F. Abell.

De in 1991 opgerichte Amsterdamse uitgeverij Bas Lubberhuizen zet de publicatie van het tijdschrift voort. Deze uitgever publiceert voornamelijk literair-historische uitgaven en boeken over Amsterdam. Voor de Multatuli-lezer is hij geen onbekende:

in de reeks ‘De Nieuwe Engelbewaarder’ verscheen in 1995 Multatuli's legioen van Insulinde; Marie Anderson, Dek en de anderen van Tristan Haan, in hetzelfde jaar gaf deze uitgeverij ook de biografie Multatuli; van blanke radja tot bedelman van Hans van Straten uit en ‘Helaas, ik ben 'n Amsterdammer’; een literaire wandeling door het Amsterdam van Multatuli van Jos van Waterschoot. Daarnaast verschijnt bij Bas Lubberhuizen het tijdschrift met de voor de Multatuli-kenner niet onbekende titel De Parelduiker.

De redactie wil hier, ook namens de vorige redacties, de heer Postma zeer hartelijk dankzeggen voor twintig jaar uitgave van Over Multatuli en een bijzonder goede samenwerking en hoopt met Bas Lubberhuizen een even prettige tijd tegemoet te gaan.

Chantal Keijsper Reinder Storm

Hidde R.J. van der Veen

(3)

4

Opening van Galerie Podulke, 9 oktober 1969. G.J. Drabbe (links) en M.F. Podulke (Foto Eddy de Jongh)

Opening expositie ‘Brood en spelen’. Galerie Podulke, 22 maart 1970

(4)

Paul van Capelleveen

Gerrit Komrij als Multatulist: een bibliografische voetnoot Verwantschap

Er is een lijn, die eerst goed begint bij Multatuli en die - met Lodewijk van Deyssel en W.F. Hermans als enige tussenstops - rechtstreeks doorloopt naar Hugo Brandt Corstius en Gerrit Komrij: het is de lijn van de oprechte, heldere, woedende kritiek, die in Nederland een literaire traditie vormt, waarvan Komrij met graagte deel uitmaakt. Afgezien van die lijn bestaat er een direct verband tussen Multatuli en Komrij dankzij de primeur van 30 Ideën van Multatuli, in 1970 geselecteerd door de dan 26-jarige dichter en vertaler. Daarmee was diens eerste bloemlezing een feit, één die een lange en vermaarde rij opende en die bibliografen voor onoplosbare vragen plaatst. Van een andere orde is de vraag naar de betekenis van Multatuli's ideeën en stijl voor het werk van Komrij. Hoewel nu begonnen wordt met deze laatste vraag, ligt de nadruk hier op het eerste thema.

Heeft Multatuli Komrij werkelijk in het hart geraakt, ofwel: is er een echo van Multatuli hoorbaar in het centrum van Komrij's literaire wereld: Alle Gedichten tot Gisteren? Komrij heeft aan veel dichters en lievelingsschrijvers onderdak verleend in zijn poëzie en daarbij schuwde hij niet de grote namen. Dante's hellekringen konden nagebootst in meanderende regels die de labyrintische bouw van Venetië verbeelden (in Fabeldieren

1

). In een ander gedicht werd Johan Andreas Dèr Mouw van repliek gediend

2

. Zinspelingen, citaten, parodiën, commentaren: van deze en andere literaire

1 Zie hierover: Paul van Capelleveen: ‘De lieflijke macht. Over het gedicht Capriccio van Gerrit Komrij’, in: Maatstaf, jrg. 43, nr. 11-12 (november-december 1995), p. 16-18.

2 Dèr Mouw's sonnet (geciteerd naar: Johan Andreas Dèr Mouw (Adwaita): 'K ben Brahman.

Maar we zitten zonder meid. Een bloemlezing uit zijn gedichten door Gerrit Komrij.

Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker, 1980, p. 181) vangt aan met de regels:

Om één jaar jong te zijn, gaf 'k ziel en God, Ik, die geluksdorst met ekstazen les:

Ja, ja stompzinnig ergens in de Nes Met dronken prolen slaan de boel kapot, Dan met een meid naar bed, en van genot

Schreeuwen en schreeuwen doen, een keer of zes:

Het gedicht eindigt met de eeuwige harmonie van extreme tegendelen, van hoerenloper en heilige:

Een helft van de aarde is donker, de and're licht;

Lag er geen drek om heil'ge Simeon's zuil?

Het antwoord van Komrij staat in ‘Samen uit’ (de titel alleen al getuigt van een gewild verband):

Hoe komen we naar huis? Ja, wat je zegt:

Hoe zou toch Simon schijten op zijn zuil?

(Geciteerd naar: Gerrit Komrij: Alle Gedichten tot Gisteren. Amsterdam, Antwerpen, Uitgeverij De Arbeiderspers, 1994, p. 43.)

(5)

middelen bedient Komrij zich uitbundig in Alle Gedichten tot Gisteren, maar in die

verzamelbundel worden geen

(6)

sporen van Multatuli aangetroffen. Voor de poëzie van Komrij speelt de relatie Komrij-Multatuli geen enkele rol.

Grafschriften en Kontakt

Dat Multatuli in Komrij's bibliotheek niet heeft ontbroken, kan blijken als de bemoeienissen van Gerrit Komrij met het werk van zijn voorganger in kaart worden gebracht. We beginnen slechts schijnbaar halverwege, in 1980, met Verwoest Arcadië.

De held van dit boek, de jonge Jacob Witsen, is door de aanblik van een

zelfmoordenaar, die hij in het bos bungelend aan een touw aantreft met een door insecten aangevreten gezicht, tot de opvatting gekomen dat de dood geen emotie hoeft op te roepen. ‘Er bestonden geen gevoelens meer die je moest beschrijven; wat je beschreef werd vanzelf gevoel.’

3

Het is een belangrijk moment in de ontwikkeling van de jeugdige dichter: zelf beweert hij dat de buitenwereld en zijn innerlijk elkaar eindelijk gevonden hebben. Aanvankelijk zag hij zichzelf als poëtisch doorgeefluik (de fase van de aangewaaide inspiratie), vervolgens fungeerde hij als spiegel (dit was de fase van de stemmingslyriek), maar door het vers veroverde inzicht, brak een nieuwe fase aan, waarbij hij zich heer en meester van zijn gedachten beschouwde:

‘Voortaan zou hij alleen maar lijken zien, waar hij ook keek. Alle mensen waren lijken, maar ze wisten het nog niet.’

4

In het dorp waren voldoende begrafenissen waarmee zijn fantasie op de loop kon gaan en in zijn kamertje creëerde hij een privé-kerkhof: ‘Thuis verzamelde Jacob grafschriften, zoals anderen sigarebandjes of denneappels. Hij zocht ze op in allerlei boeken, en schreef ze over in dikke schriften. Hij had er al duizenden en als hij eens een grote vangst deed was hij dagenlang in de wolken. Zo had een man die Multatuli heette grafschriften op een zekere Thorbecke gemaakt, dat waren er honderdzeven tegelijk! Zo schoot je nog eens op.’

5

3 Gerrit Komrij: Verwoest Arcadië. Amsterdam, Uitgeverij De Arbeiderspers, 1980, p. 75.

4 Idem, p. 75.

5 Idem, p. 79-80.

(7)

7

De jonge Jacob Witsen en de jonge Gerrit Komrij hebben wellicht niet alles gemeen, maar wel dat ze beiden het werk van Multatuli lazen. Komrij's allereerste publicatie ging zelfs uitsluitend over Multatuli. Het is een didactisch opstel uit 1960 dat de uitgave, exact honderd jaar eerder, van de Max Havelaar herdacht. Komrij bezocht het Winterswijks Lyceum in de periode 1956-1963. Aanvankelijk volgde hij de HBS, in het vierde leerjaar schreef hij deze eerste bijdrage aan het schoolblad. Aan het eind van het schooljaar stapte hij over van 4HBS naar 4 gymnasium

6

. Trad hij in zijn eerste jaar al op in ‘De zwarte kanarie’ (25 oktober 1956), vanaf 1960 volgden andere rollen en schreef hij enkele toneelstukken. In juni 1960 (13e jrg., no. 8) debuteerde hij als literair criticus met een ‘Kritiek op het onderwijs in de letterkunde’ (p. 1-2) en een stuk over ‘De experimentele poëzie’ (p. 11-13). Vanaf oktober 1960 maakte hij deel uit van de redaktie. De prozaïst Komrij debuteerde in november van hetzelfde jaar en in december verscheen voor het eerst zijn naam onder een gedicht. Alle genres die hij later zou beoefenen kwamen in dat eerste jaar al naar voren. Het tijdschrift heette: Kontakt. Officieel orgaan van de winterswijkse lyceum vereniging. Zijn allereerste artikel, over Multatuli, verscheen in de dertiende jaargang (1959-1960), aflevering No. 7, mei (1960), pagina's 1-3. Dit artikel, dat voorafgaat aan zijn eerste proeven in de andere genres, was getiteld: ‘Honderd Jaar “Max Havelaar”’. De tekst hiervan volgt in Bijlage 1.

De eerste bloemlezing

Het zou vervolgens tien jaar duren voor Komrij zijn naam opnieuw aan die van Multatuli verbond

7

. In 1970 werd herdacht dat Multatuli 150 jaar eerder op 2 maart werd geboren en het tijdschrift Maatstaf, waarvan Komrij samen met Martin Ros toen de redactie (dit keer met een ‘c’) uitmaakte, besteedde een gehele aflevering aan Multatuli (nummer 11, maart 1970

8

). De redacteur liet het schrijven van artikelen

6 Zie hierover W. Scholtz: ‘Gerrit Komrij als middelbaar scholier’, in: Jaarboek Achterhoek en Liemers. Deel 16, 1993 (Doetinchem, Oudheidkundige Vereniging ‘De Graafschap’, [1993]), p. 122-131.

7 Eerder, in 1969, publiceert ‘De uitgever’ [dit is: Gerrit Komrij] een ‘Nawoord’ in Friedrich Nietzsche: Ecce Homo. Hoe iemand wordt, wat hij is. (Amsterdam, Uitgeverij De

Arbeiderspers, 1969, p. 141-146.) Dit nawoord opent met een uit een brochure geciteerde vergelijking van Nietzsche met Multatuli.

8 Het exemplaar in de Koninklijke Bibliotheek is voorzien van het datumstempel: ‘24 maart 1970’ [signatuur: T 3348]. Eerder die maand probeerde de redactie dit nummer te slijten aan het Multatuli Genootschap. Op 13 maart 1970 stuurde Maatstaf aan Ch. Bij daartoe de Voorjaarsaanbieding waarin het nummer werd omschreven, ook ontving hij ‘een dummy van het aan Multatuli gewijde nummer’ (verblijfplaats dummy onbekend). In een telefoongesprek van ‘12 maart jl’ was blijkbaar geopperd ‘dat u zou bespreken of deze uitgave, omvang 96 pagina's, door u gebruikt kan worden als geschenk aan de leden van het Multatuli Genootschap. Het zou dan gaan om een aantal van circa 100 en wij zouden u dan een netto-prijs berekenen van f3,- per exemplaar’. Op 14 april memoreerde de redactie:

‘Helaas was 1970 reeds een te kostbaar jaar voor uw genootschap geworden om uwerzijds iets met deze uitgave te doen.’ Desondanks werd het themanummer geen winkeldochter. In een Mededeling aan de leden van het Multatuli Genootschap, gedateerd 25 juli 1970 werd onder andere aandacht besteed aan Maatstaf (prijs: f 4.90) en toen op 24 augustus een geïnteresseerde Multatuliaan alsnog een nummer wilde bestellen, moest de

(8)

secretaris-penningmeester hem schrijven: ‘Het is bij de Uitgever en Boekhandel uitverkocht.’

[Correspondentie van het Multatuli Genootschap, berustend in het Multatuli Museum, Amsterdam.]

(9)

8

Multatuli’ en een bio-bibliografie van Multatuli achter in het nummer door Komrij verzorgd

9

. De herdenking van de geboortedag werd door Gerrit Komrij extra kracht bijgezet door de publicatie van de eerste bloemlezing die hij ooit maakte. Deze uitgave van 30 ideeën verdient een nadere inspectie en een beschrijving, maar eerst vervolgen we de chronologie. Op 13 juni 1970 kondigde Martin Ros in het Algemeen Dagblad aan dat ‘dit najaar bij de Arbeiderspers een selectie uit de Ideën van Multatuli door Gerrit Komrij, de bekende dichter en Maatstaf-redacteur’ zou verschijnen

10

. De bundel, in gemoderniseerde spelling, verscheen eerst in februari 1971. Een herdruk volgde in maart 1981

11

.

9 Brief van Gerrit Komrij aan PvC, 18 juni 1997.

10 Martin Ros: ‘Terugblik op Multatuli’, in de rubriek ‘Boekenmarkt’, Algemeen Dagblad, zaterdag 13 juni 1970, p. 23.

11 Zie: kl [Kees Lekkerkerker]: Komrij 1944-. Afzonderlijk verschenen werken. [Den Haag], Documentatie Nederlands Letterkundig Museum; [Brussel], Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven, [kaart] VII, [gedateerd:] 15-IX-79; [kaart] XXVII, [gedateerd:]

15-III-83 (Mededelingen van de Documentatiedienst van het Nederlands Letterkundig Museum).

MULTATULI | IDEEËN | EEN KEUZE | DOOR | GERRIT KOMRIJ |

[uitgeversvignet: AP] |AMSTERDAM|UITGEVERIJ DE ARBEIDERSPERS|MCMLXXI

Deze eerste druk verscheen in de reeks: De negentiende eeuw. Een oranje buikband vermeldt behalve het vignet van de reeks, de tekst: Een keuze door Gerrit Komrij | uit de nog altijd actuele | Ideeën vanMULTATULI

Multatuli Ideën | Een keuze door Gerrit Komrij | [vignet van de reeks: Synopsis] Deze tweede druk verscheen bij De Arbeiderspers, Amsterdam, in 1981, in de reeks Synopsis. In de tekst van de tweede druk heb ik (mij beperkend tot de 30 aanvankelijk door Komrij geselecteerde ideeën) geen wijzigingen kunnen vaststellen. Wel is de tweede bladzijde van de

Verantwoording achterin opnieuw gezet en is daarin de verwijzing naar ‘het Verzameld Werk’

(de door Komrij gebruikte Elsevier-editie, zie noot 17) vervangen door ‘de Volledige Werken’.

Hieraan kan niet zonder meer de conclusie worden verbonden dat Komrij voor de latere uitgaven is uitgegaan van die standaard-editie: er zijn te veel verschillen in spelling en zelfs woordelijke afwijkingen, die Komrij niet heeft verantwoord. Ook de redactionele fouten die de Elsevier-editie aankleven zijn door Komrij overgenomen.

(10)

Pennewip en polemiek

In later jaren liet Komrij incidenteel de naam Multatuli vallen, bijvoorbeeld in de recensies die gebundeld werden in Daar is het gat van de deur (1974). In het oog springend zijn de citaten in een artikel over ‘Dichtende arbeiders’ (in Papieren tijgers), waarin Komrij de oorspronkelijke spelling van Multatuli handhaaft, als hij Idee 451 aanhaalt (p. 215). In een toneelstuk, De stem van het water (1991), draaft een figuur van Multatuli op: Meester Pennewip, die echter geen Multatuli-citaten in de mond worden gelegd. Deze Pennewip weet zich tot medefirmant te promoveren van een Last & Co-achtige firma. Moet Droogstoppel in Max Havelaar vertellen, dat hij die Co is, Jan Rap, van Jan Rap & Co, bekent het tegenovergestelde:

‘Er is geen Co.

Ik dacht dat staat professioneler Ik dacht dat zal meer indruk maken’.

Pennewip, hevig verliefd inmiddels, ziet zijn kans en vraagt of hij die Co mag zijn

12

. Verder figureerde Multatuli als dichter in bloemlezingen van Komrij: De

Nederlandse poëzie van de negentiende en twintigste eeuw in duizend en enige gedichten (1979) en Het geld dat spant de Kroon. 250 jaar pecuniaire poëzie (1987).

Op de critici van zijn bloemlezing reageerde Komrij in een brief aan ‘Waarde Batavus Droogstoppel’ in De Volkskrant (10 augustus 1996, p. 13). Komrij heeft weliswaar selecties gemaakt uit de gedichten en ideeën van Multatuli, hij heeft Max Havelaar geciteerd en becommentarieerd, maar in zijn eigen gedichten laat hij Multatuli niet binnen, noch heeft hij over Multatuli geschreven, zoals hij dat deed over Jacob Israël de Haan, Johan Andreas Dèr Mouw of Martinus Nijhoff. Multatuli heeft niet als voorbeeld, spiegel of inspirator gediend. De overeenkomsten tussen beide auteurs mogen er zijn: een veelheid aan politieke onderwerpen, een soms

12 Vergelijk Multatuli (VWI, p. 20) met: Gerrit Komrij: De stem van het water, of: Pension Kniertje (Arnhem, Theater van het Oosten, 1991), p. 172.

(11)

10

felle dan weer lyrische toon, een eigenzinnige woordenschat, een streven naar onafhankelijkheid en vrijheid, een grote drang om door geschriften verandering af te dwingen, maar dit alles lijkt arbitrair in de wetenschap dat Multatuli geen schrijver, maar hervormer wilde zijn, en dat Komrij in de eerste en laatste plaats een dichter is, wiens literaire ambities zijn politieke ver overtreffen. De invloed van Multatuli op de stijl van Komrij is eenvoudiger te overdrijven dan te preciseren. Ik denk dat die invloed verloren gaat tussen de impulsen die Komrij opving van andere

negentiende-eeuwse schrijvers. Het zou me niet verbazen als de effectieve invloed van moderner auteurs als bijvoorbeeld W.F. Hermans veel groter en directer is geweest. Het heeft geen zin te wijzen op stijlverwantschap en overeenkomstige procédés, hoe vermakelijk een catalogus daarvan ook moge zijn. Het regel-voor-regel bekritiseren van een verslag over wonderen in het weeshuis van Elberfeld (VW II, p. 366-376) of een tekst van Thorbecke (VW III, p. 159-160), om een voorbeeld te geven, past Komrij toe in Heremijntijd (1978, p. 51-65) op romans van Hugo Claus, Jan Wolkers, A. Koolhaas en Harry Mulisch, maar deze, meestal hilarische en dodelijke vorm van kritiek wordt door anderen met niet minder succes toegepast (bijvoorbeeld in de pamfletten van Jeroen Brouwers). Deze vorm hoort eenvoudig tot het instrumentarium van de polemist. Vorm is overigens wel een sleutelbegrip als het gaat om de verschillen tussen Multatuli en Komrij. Waar Multatuli blijft terugkeren naar zijn kwesties, kijkt Komrij niet om naar zijn vroegere onderwerpen, maar neemt hij bij voorkeur een nieuw thema onder de loep. Voor hem is iedere kritiek definitief zijn laatste woord. Dit is een kwestie van dosering, waarvan misschien de dichter dieper is doordrongen dan de polemist.

Terug naar de eerste bloemlezing

In februari en maart 1970 besteedden verschillende kranten uitvoerig aandacht aan de geboortedag van Multatuli en waarschijnlijk heeft dit galeriehouder Michael Podulke op het idee gebracht een tentoonstelling te wijden aan Multatuli

13

. Daarvoor riep hij de hulp in van Frans de Jong, van wie eerder werk in Galerie Podulke was geëxposeerd. De tentoonstelling zou worden geopend op 24 mei 1970. Op de aankondiging van die tentoonstelling komt de naam van het Multatuli Genootschap voor, maar onduidelijk is waaruit de samenwerking met het Genootschap zou hebben bestaan. Zeker is, dat er contact tussen Ch. Bij van

13 Eugénie Drabbe veronderstelt dat Michael Podulke het werk van Multatuli leerde kennen door een oud-marineman en buurtgenoot, Nieuwhart, die hem een deel van de zogeheten Elsevier-editie cadeau deed (Deel V. Ideën. Derde bundel). Wanneer Podulke het boek ontving, is niet bekend. (Brieven van Eugénie Drabbe aan PvC, resp. 20 augustus en 24 december 1997).

(12)

het Multatuli Genootschap en de Arbeiderspers is geweest naar aanleiding van het speciale aan Multatuli gewijde Maatstaf-nummer. Misschien dat Podulke via het Multatuli Genootschap te weten kwam dat Gerrit Komrij (zelf geen lid van het Genootschap

14

bezig was een keuze te maken uit de Ideën en dat een kleine keuze door Frans de Jong gedrukt zou kunnen worden en tentoongesteld in de galerie. Frans de Jong herinnert zich dat hij de teksten ontving van Podulke

15

. De tentoonstelling is waarschijnlijk in de week voor 24 mei 1970 ingericht: Gerrit Komrij herinnert zich die als ‘een aantal vellen nogal zielig tegen een witgekalkte galeriemuur’

16

. De keuze van de teksten verraadt dat Komrij op dat moment bezig was met de Ideeën uit de eerste en tweede bundel: voor de vorm heeft hij waarschijnlijk een snelle selectie van ideeën uit de overige bundels gemaakt. De spelling is, zoals in alle Komrij bloemlezingen, gemoderniseerd. De tekst is soms vrij bewerkt, waarbij delen van paragrafen wegvallen of zinsdelen worden weggelaten en verbindingswoorden toegevoegd: ook dit is Komrij's normale aanpak. Voor zijn selectie maakte Komrij gebruik van de Elsevier-editie (De Mare, 7)

17

. Van de geselecteerde ideeën zijn er 21 afkomstig uit de eerste bundel, 4 uit de tweede, 3 uit de derde en 2 uit de vijfde.

Taal en schrijven (schrijvers) vormen de onderwerpen van 5 geselecteerde ideeën;

geloof en opvoeding zijn elk vertegenwoordigd met 7 ideeën; rechtvaardigheid heeft 2 ideeën; het zwaartepunt ligt, net als bij Multatuli zelf, op regering en bestuur met 9 ideeën (waarvan, opvallend, 3 over kunstbeleid en 2 over Amsterdam): al met al een uitgebalanceerde, representatieve keuze. Ideeën over poëzie, die nu juist in de eerste bundel veel voorkomen, ontbreken echter geheel: termen als poëzie en dichter, zoals in Idee 56, 69, 244 of 263, hebben de selectie niet gehaald, hoewel ze compact en pregnant genoeg zijn voor de uitgave van Galerie Podulke. Van de 30 ideeën komen er 18 ook voor in zijn Arbeiderspers-selectie van 1971 (de 3 aangetroffen redactionele fouten, afkomstig uit en deels typerend voor de Elsevier-editie, zijn alle

14 Fax van Gerrit Komrij aan PvC, 23 december 1997. Het archief van het Multatuli Genootschap in het Multatuli Museum bevat geen stukken over Podulke, noch over de uitgave van de dertig ideeën. Op het financieel jaaroverzicht is geen post Podulke opgenomen.

15 Mededeling van Frans de Jong, Amsterdam, 9 augustus 1997.

16 Zie noot 9. Ook Lida de Jong herinnert zich een expositie van de Multatuli-bladen (mededeling, Amsterdam, 9 augustus 1997).

17 Fax van Gerrit Komrij aan PvC, 23 december 1997. Van de Elsevier-editie werden voor 30 Ideën van Multatuli vier delen gebruikt van de Verzamelde Werken van Multatuli: Deel III.

Ideën, Eerste bundel; Deel IV. Ideën, Tweede bundel; Deel V. Ideën, Derde bundel; Deel VII. Ideën, Vijfde bundel (Amsterdam, Uitgevers-maatschappij ‘Elsevier’, 1907). Deze editie is beschreven onder nr. 7 in: A.J. de Mare: Multatuli-literatuur. Lijst der geschriften van en over Eduard Douwes Dekker. Leiden, E.J. Brill, 1948, p. 1.

(13)

12

overgenomen in die latere bloemlezing), maar ook daarin zijn Multatuli's gedachten over poëzie voor het grootste gedeelte genegeerd (Idee 244 heeft daarin wel een plaats gekregen). Met Multatuli's zorg voor de waarheid in de poëzie zal Komrij weinig op hebben en van diens eigen gedichten schuift hij de meeste als rijmelarij aan de kant: in zijn bloemlezingen overleven alleen de beroemdste (‘Saïdjahs Zang’), de grappigste (de rijmen uit Woutertje Pieterse en enkele grafschriften op Thorbecke) en de toepasselijke (een gedicht over geld). Hierover is Komrij duidelijk: ‘Multatuli had geen verstand van poëzie’

9

).

Galerie Podulke

Galerie Podulke werd gedreven door de Amerikaan Michael Francis (ook Mike) Podulke, die sinds zijn komst naar Nederland in 1950 in vele plaatsen exposities van zijn werk meemaakte, maar juist in de jaren rond de verschijning van Komrij's Multatuli-selectie geen werk op tentoonstellingen liet zien, behalve in zijn eigen galerie in het pand waar vroeger Galerie Mokum was gevestigd. Hij werd op 4 oktober 1922 geboren te Mazeppa, Minnesota (USA) en overleed op 20 december 1988 te Norden (Duitsland). In enkele interviews uit dejaren vijftig en zestig wordt vermeld dat zijn vader een smid van Poolse afkomst was en zijn moeder van Noorse origine

18

. Vlak voor zijn galerie werd opgericht werkte hij samen met een galerie aan de Prinsengracht 96, Amsterdam, die onder leiding van Gerard Bernard en Elly Holzhaus een combinatie van café en ‘happenings’ voorstond, soms onder de naam ‘P96’, dan weer ‘PEE-96’, soms ‘Galerie’

9 Brief van Gerrit Komrij aan PvC, 18 juni 1997.

18 Gegevens over Podulke zijn ontleend aan de documentatie van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, Den Haag (dossiers over ‘Podulke, Michael’ en ‘Podulke N.V., Galerie’); aan het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en fabrieken te Amsterdam, opgaafnummer 22242, dossiernummer 125564; en aan informatie verstrekt door Eugénie Drabbe, Schardam (destijds gehuwd met Michael Podulke). De dossiers van het RKD spreken van 24 oktober 1922 en Mazeppa, Minnesota; die van de KvK zijn door Podulke gesigneerd (volgens Eugénie Drabbe was hij partieel leesblind), hierin is sprake van 4 oktober 1922 en Mazzeta. Zijn paspoort, datum van uitgifte: 21 juli 1958 (collectie Eugénie Drabbe, Schardam), meldt: Mazeppa, Minn. en 4 oktober 1922. Het personenregister van de Stadt Norden meldt dat Michael Francis Podulke is geboren op 1 april 1922 in Minnesota, USA;

voorts dat hij is ingeschreven in Norden op 1 mei 1978, destijds ongehuwd, en gestorven op 20 december 1988 te Norden (Stadt Norden, Der Stadtdirektor, Eing. 29. Aug. 1997, Dez./

Amt. 32, Anl. 1). Briefpapier door Podulke gebruikt in 1956 (Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag, signatuur: B 00808 B 2) voert in het briefhoofd de naam ‘Michael - F.S.V. Podulke’.

(14)

genoemd, maar meestal ‘Galerie Taverne’

19

. In die, slechts korte tijd bedrijvige en al gauw failliete, zaak was Podulke doorgaans te vinden en degenen die betrokken waren bij het Multatuli-project ontmoetten hem in de regel daar. Zijn eigen galerie was slechts een korte tijd actief, in 1969 en 1970. Een stencil, gedateerd september 1969, meldt dat de vennootschap ‘voorlopig’ is opgericht, hangende goedkeuring van de statuten. Hetzelfde stencil maakt duidelijk dat er onvoldoende middelen zijn voor de exploitatie van de galerie en dat er daarom voor is gekozen aandelen te koop aan te bieden

20

. De firma is ingeschreven in het Handelsregister op 17 oktober 1969

21

. Van 9 oktober tot 7 november 1969 organiseerde de galerie een tentoonstelling waar bij opbod verkocht werd, onder de titel: ‘Wat een gek er voor geeft’. Werk van Wim Schuhmacher en Frans de Jong bevond zich onder de kennelijk met succes aan de man gebrachte kunst

22

. Van 30 november 1969 tot 11 januari 1970 volgde een duo-tentoonstelling van werk uit de Jordaan en van ‘Grafiek vanaf een “Geeltje”’, onder andere van Aad Veldhoen en Frans de Jong. Van 7 februari tot 7 maart werd een tentoonstelling gewijd aan schilderijen van Margje Toonder en litho's van John Lennon (een deel van de litho's was te zien in P96

23

. Op 22 maart 1970 deed de galerie mee aan Lentefeest Jordaan, met een expositie over ‘Brood en spelen’. Van 24 mei 1970

19 Gegevens ontleend aan de documentatie in het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, Den Haag (dossier ‘Galerie P96’). De eerste expositie, met werk van Han Holzhaus, vond plaats van 8 tot 29 december 1967. De ‘happenings’ liepen uiteen van spontane modeshows tot gitaarrecitals, waarover de Holland Herald (vol. 4, 1969, no. 11) berichtte onder de titel: ‘Jerry's happy-nings’. De galerie ging failliet op 10 maart 1970 (Nederlandse Staatscourant, 1970, nr. 53, dinsdag 17 maart 1970, p. 8.)

20 Stencil gedateerd September 1969 (collectie Marianne Milius, Edam). Volgens Milius heeft de aanbieding van aandelen niets opgeleverd.

21 De onderneming werd gefinanceerd door Jacobus Gerardus Drabbe (1897-1989) (telefonische mededeling van Eugénie Drabbe, 19 augustus 1997). Hij was één van de drie commissarissen.

De anderen waren Peter Lucassen (1936-) en Robert Herman Marseille (1935-1986) (Handelsregister van de Kamer van Koophandel en fabrieken te Amsterdam, opgaafnummer 22242, dossiernummer 125564).

22 Hierover ontstond een rel aangezien het werk voor een groot deel afkomstig was uit de voormalige Galerie Mokum en tegen de zin van enkele kunstenaars en de galerie-houdster door Podulke was toegeëigend (archivalia in de plakboeken van Galerie Podulke, collectie Marianne Milius, Edam).

23 Bij deze tentoonstelling verscheen een catalogus: ‘catalogue of the fourteen lithographs by john lennon exhibited in galerie taveerne p 96 and galerie podulke nv in amsterdam from the 7th february till the 7th march 1970...’, op de achterzijde aangeduid als: BAG ONEJOHN

LENNONlitho's, waarvan de lay-out werd verzorgd door ‘Typique-typ. boutique’ en de druk door Mondeel (exemplaar in de collectie van Marianne Milius, Edam).

(15)

14

tot 24 juni zou een expositie worden gehouden, die wel is ingericht, maar niet geopend. (In de herinnering van Gerrit Komrij waren de broodsculpturen van ‘Brood en spelen’ in dezelfde ruimte opgesteld als waar de Multatuli-bladen aan de wand hingen

9

.) Hierna zijn geen exposities meer gerealiseerd. De tekst van de aankondiging

24

voor deze laatste tentoonstelling luidt

25

:

31 ideeën van | Multatuli | GESELEKTEERD DOOR | Gerard Komrij | VISUALISATIE EN TYPOGRAFISCHE | VERZORGING | typique | typografische | boutique | COLLEKTIE GEËNGAGEERDE LITHO'S VAN | DAUMIER, PIET V D HEM, JAN SLUYTERS | IN

SAMENWERKING MET HET | Multatuli | Genootschap | OPENING 24 MEI - 15 UUR | TOT 24 JUNI | GALERIE PODULKE |

ANJELIERSTRAAT 76 AMSTERDAM (JORDAAN) | DAGELIJKS V.

12-18 UUR ZONDAGS 14-17 UUR

De aankondiging is gezet (uit de Breede magere Antieke, corps 16 en uit een open letter, in een groot en een klein corps, letters die ook voor de ideeën zelf zijn gebruikt) en gedrukt door Frans de Jong en ‘Typique’ (gezien papier en lettertype werd daar ook het briefpapier van de galerie vervaardigd). Het formaat is circa A4 (296 × 209 mm), eenzijdig bedrukt in zwart (linkermarge: 45 mm, bovenmarge: 22 mm). Behalve de curieuze verschrijving van de naam Gerrit Komrij (de voornaam Gerard heeft Komrij nooit gebruikt

26

, valt het aantal ideeën op, dat 1

9 Brief van Gerrit Komrij aan PvC, 18 juni 1997.

24 Onder de titel ‘Multatuli-expositie in Galerie Podulke’ verscheen een vooraankondiging in Het Parool, vrijdag 22 mei 1970, p. 15, ‘Van onze kunstredactie’, waarin de tekst van de gedrukte aankondiging wordt gevolgd met inbegrip van de verschrijving (Gerard Komrij in plaats van Gerrit Komrij). De mededeling dat ‘Typique’ als drukker fungeerde, is

gespecificeerd: ‘Frans de Jong en René Treumann’ hebben volgens Het Parool de typografie verzorgd. Bovendien is de begeleidende kunst in verband gebracht met Multatuli (wat niet is gedaan in de aankondiging): ‘Voorts zal een collectie in dezelfde geest als het werk van Multatuli geëngageerde litho's [...] worden geëxposeerd. Ten dele hebben zij de voorpagina van De Groene gesierd.’ Herhaald wordt ook dat de tentoonstelling is gehouden ‘in samenwerking met het Multatuli Genootschap’. Dergelijke aankondigingen verschenen ook in het Utrechts Nieuwsblad van 23 mei 1970 (p. 5) en in Het Binnenhof van 25 mei 1970 (p.

9). De ‘Weekagenda’ in Het Parool, vrijdag 29 mei 1970, p. 29, vermeldt dezelfde data en een samenvatting van de gegevens. Een recensie is niet gevonden.

25 Een exemplaar hiervan bevindt zich in de collectie van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, Den Haag (dossier: ‘Podulke N.V., Galerie’).

26 De verschrijving komt ook voor in een kladhandschrift van de aankondiging, geschreven door Marianne Milius, die destijds onbezoldigd werkzaam was voor de galerie. Ook

‘Anjelierstraat’ is fout gespeld (plakboeken Galerie Podulke, collectie Marianne Milius, Edam).

(16)

meer is dan die in de cassette worden aangetroffen. Dat extra idee is niet getraceerd.

Uit de aankondiging blijkt tevens dat het niet in de bedoeling heeft gelegen de bladen van Komrij's bloemlezing te illustreren, bijvoorbeeld door platen los toe te voegen:

de verbeelding lag in de typografie zelf. Een dergelijke begaandheid met de boekkunst, waarschijnlijk voornamelijk op het conto te schrijven van drukker Frans de Jong, heeft Podulke nadien niet getoond. Wel illustreerde hij boeken, waaronder in 1953 uit het Portugees in het Frans vertaalde gedichten van Cecília Meireles, Poèmes (La Haye, Erospress, 1953) en een uitgave van J. Meijer te Amsterdam, die twee houtsnedes van Podulke afdrukte in zijn uitgave van A. Roland Holst: De geheime zee (juli 1974)

27

. Voor zijn latere kunstwerken varieerde Podulke op de techniek van het houtblok, waarvoor een publiek in Duitsland bleek te bestaan, waar ook zijn schilderijen in olieverf werden geëxposeerd

28

. De galerie in Amsterdam was niet levensvatbaar en op 21 mei 1970 vond schorsing van bestuurder en commissarissen plaats en op 13 maart 1974 werd de naamloze vennootschap ontbonden

29

. In 1975 verhuisde Podulke naar Norden. Reden voor de schorsing was het faillissement op 24 april 1970

30

. Getuigen uit die tijd spreken van financiële onregelmatigheden en connecties die Podulke zou onderhouden met malversanten. Een aankondiging van de belastingdienst om goederen in beslag te nemen zou door Podulke zijn genegeerd en niet doorgebriefd aan de bij de uitgave betrokken kunstenaars, die door de inbeslagname verrast werden op de dag voor de opening van de expositie. Dit zou dus

27 Van de uitgave Poèmes van Meireles (traductions: Mélot du Dy, illustrations: Mike Podulke) bevindt nummer 57 zich in de collectie van Museum van het Boek/Meermanno

Westreenianum, Den Haag (signatuur: B 003 E 057): het boek bevat 8 houtsnedes, elk in olijfgroen gedrukt over twee pagina's met daarin uitgespaard rechthoeken voor de teksten in het Portugees en in het Frans, het geheel verzorgd door drukkerij Trio, Den Haag. Andere uitgaven van de Erospress zijn mij niet bekend. Van De geheime zee berust exemplaar nummer 14 in de Koninklijke Bibliotheek (signatuur: ZE 1983/40100).

28 In oktober/november 1985 organiseerde het Heinrich Heine Institut te Düsseldorf een tentoonstelling van Podulke's werk rond het thema Heine und die Nordsee, die in januari 1986 ook in Norden te zien was. Zie hiervoor de gelijknamige catalogus (collectie Marianne Milius, Edam).

29 Gegevens over vestiging, schorsing en ontbinding van de naamloze vennootschap Galerie Podulke volgens opgave van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en fabrieken te Amsterdam, opgaafnummer 22242, 10682 en 14702, dossiernummer 125564.

30 De Nederlandse Staatscourant, 1970, nr. 99, donderdag 28 mei 1970, p. 15, meldt in de rubriek ‘Faillissementen’, onder de kop ‘Uitgesproken’: ‘M.F. Podulke, Amsterdam; arr.

-rechtbank Amsterdam, 24 april 1970; rechter-comm. mr. J.W. van de Poel; cur. mr. F.W.

Grosheide.’

(17)

16

op 23 mei hebben plaatsgevonden, twee dagen na de schorsing van bestuurder en commissarissen. De niet ter plekke aanwezige bladen en mappen zijn door Frans de Jong bijeengeraapt en leverden een onbekend aantal incomplete sets op

31

. De verdwenen bladen zijn hoogstwaarschijnlijk vernietigd: het is niet ongebruikelijk dit soort goederen te rangschikken onder de papieren zonder waarde

32

. Frans de Jong herinnert zich ook dat hij de curator telefonisch heeft ondervraagd en dat die destijds heeft geweigerd de bladen terug te geven aan de drukkers

31

. Podulke's toenmalige vrouw, Eugénie Drabbe, herinnert zich dat de curator, advocaat F.W. Grosheide, ook de woning van Podulke aandeed, waar de galeriehouder echter al enige tijd niet gezien was

33

. De curator zelf kan zich ‘niet herinneren dat tot de boedel van de heer Podulke een galerie, met of zonder inhoud, behoorde’. Bovendien: ‘Rechtstreeks antwoordend op uw vraag of ik in de boedel van de heer Podulke ooit ben

tegengekomen een boek met 30 Ideën van Multatuli moet ik antwoorden dat dit niet het geval is’

34

. Jacobus Gerardus Drabbe, de vader van Eugénie Drabbe, zou de schulden hebben afbetaald: hij was de belangrijkste commissaris in het bestuur van de Galerie

35

, die na het faillissement nog enkele weken activiteiten ontplooide, maar feitelijk gesloten was voordat begin juli 1970 de deur definitief toeviel

36

. Een beschrijving van het drukwerk volgt in Bijlage 2.

31 Telefonische mededeling van Frans de Jong, 4 juli 1997. De datum en het feit van

inbeslagname zijn niet te staven. De Arrondissementsrechtbank Amsterdam bewaart alleen de stukken vanaf 1972; het Nederlands Faillissementsregister uitsluitend documenten van na 1988; de curator beschikt evenmin over stukken, die conform de daarvoor geldende wettelijke regels zijn vernietigd (Brief van F.W. Grosheide aan PvC, 31 december 1997).

32 Mededeling van Pierre Roth, Amsterdam, die omstreeks 1984 een anonieme bron binnen de belastingdienst hierover ondervroeg, 6 juli 1997. Over de eventuele betrokkenheid van de belastingdienst bij het faillissement is door gebrek aan archiefstukken geen uitspraak te doen.

31 Telefonische mededeling van Frans de Jong, 4 juli 1997. De datum en het feit van

inbeslagname zijn niet te staven. De Arrondissementsrechtbank Amsterdam bewaart alleen de stukken vanaf 1972; het Nederlands Faillissementsregister uitsluitend documenten van na 1988; de curator beschikt evenmin over stukken, die conform de daarvoor geldende wettelijke regels zijn vernietigd (Brief van F.W. Grosheide aan PvC, 31 december 1997).

33 Telefonische mededeling, Eugénie Drabbe, Schardam, 19 augustus 1997. De Nederlandse Staatscourant, 1970, nr. 223, woensdag 18 november 1970, p. 12, vermeldt de op 18 november 1970 op de arrondissementsrechtbank uitgesproken echtscheiding van Eugenie Henriëtte Sophie Drabbe en Michael Francis Podulke. De mededeling ‘beiden zonder beroep’ wordt gecorrigeerd in nr. 227, woensdag 24 november 1970, p. 15, waar M.F. Podulke als

‘kunstschilder’ wordt omschreven.

34 Brief van F.W. Grosheide aan PvC, 31 december 1997.

35 Handelsregister van de Kamer van Koophandel en fabrieken te Amsterdam, opgaafnummer 22242, dossiernummer 125564.

36 Een handgeschreven activiteitenlijst vermeldt: ‘1 t/m 5 Juni: RAI brood; 16 Juni: filmsVPRO

in Sted. Museum; 19 Juni: (bakken in bakkerschool v. Jordaanaktie); 20 Juni: Jordaanaktiedag.

Geveltjes + Vissenshow; begin Juli: gesloten’ (plakboeken Galerie Podulke, collectie Marianne Milius, Edam).

(18)

Typique en Werkplaats

Volgens het colofon is de drukker ‘Typique, typografische boutique’, in oktober 1967 opgericht door graficus René Treumann (geboren in 1942)

37

. In 1968 echter was er een samenwerking ontstaan tussen Frans de Jong (van Typotent) en René Treumann. De Jong werkte sinds 1963 in zijn eigen drukkerij in de Nieuwe Amstelstraat 1938

38

. Over de latere samenwerking schreef Gerrit Jan de Rook, dat Typotent begin 1968 verhuisde naar de Warmoesstraat, waar de drukkerij onderdak vond bij drukkerij Van Stein: ‘In mei 1970 organiseert hij, samen met René Treumann (1942) die sinds 1968 ook in de Nieuwe Amstelstraat werkt, de tentoonstelling “druk uw eigen illegale krant” in deze “typotent-dépendance”. In 1970 gaat ook Bart Boumans (1940) in de Nieuwe Amstelstraat werken. Een jaar later lezen we dat het genootschap Typotent “nagenoeg ter ziele” is’, aldus De Rook.

39

De samenwerking met Bart Boumans begon in april 1970, toen beide anderen al gevorderd waren met het project: hij heeft bij het zetten en drukken geassisteerd, maar niet met de

organisatie

40

. Zijn tijd ging voornamelijk op aan de voorbereiding van wat later de Werkwinkel ging heten. Uiteindelijk leidde de samenwerking tot het inmiddels opgeheven, legendarische Drukhuis, waar velen een cursus zetten en drukken volgden.

Gerrit Komrij herinnert zich dat hij tijdens het drukken de redactie van de tekst in de gaten heeft gehouden en dat hij daarvoor met Charles Hofman tweemaal de drukkerij heeft bezocht

9

. Een typoscript is niet teruggevonden. De drukkers kijken met gemengde gevoelens terug op de onderneming: Frans de Jong vindt enkele bladen bijzonder aardig en René Treumann ziet de uitgave als niet bijzonder bibliofiel en grotendeels matig gedrukt. Hij herinnert zich ook dat het veel werk was voor twee man (circa een week), dat sober zou worden beloond (enkele honderden guldens) en uiteindelijk onbetaald bleef. De letters waren geen eigendom van Typique, maar van Frans de Jong en de vermelding van de naam ‘Typique’ in het colofon wijst slechts op de betrokkenheid van Treumann bij een project, dat aanvankelijk door Frans de Jong moet zijn opgezet in de naamloze drukkerij, die hij in de wande-

37 Het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam, opgaafnummer 9302, dossiernummer 120326, meldt dat de firma op 1 oktober 1967 is gevestigd en voortgezet is onder leiding van René Treumann op 9 april 1969.

38 Voor biografische en andere gegevens over de drukkers, zie: Drukkers in de marge. Met een inleiding door Ernst Braches. Den Haag, Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum/Museum van het Boek, Koninklijke Bibliotheek, Stichting Drukwerk in de Marge, 1985, p. 36-37 en 46-47.

39 Gerrit Jan de Rook: Frans de Jong. Schilderen met de drukkers. Amsterdam/Den Haag, Uitgeverij De Buitenkant, Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum/Museum van het Boek, 1993, p. 32-33.

40 Telefonische mededeling van Bart Boumans, 3 juli 1997.

9 Brief van Gerrit Komrij aan PvC, 18 juni 1997.

(19)

18

ling de ‘Werkplaats’ doopte

41

. Wel hebben René Treumann en hij samen de bladen ontworpen en was elk voor verschillende bladen verantwoordelijk

42

. Onzeker is hoeveel exemplaren de drukkers hadden vervaardigd voor de inbeslagname ze aan het oog onttrok. Gerrit Komrij herinnert zich: ‘Vlak voor de expositie had Frans de Jong [...] nog maar een paar complete sets klaar, Charles dacht een stuk of vijf: het papier was op, duur papier dat door Podulke zou worden aangeleverd. De Jong zat er op te wachten. Op aandringen van ons (De Jong, wij) heeft Podulke toen toch maar een zaaltje ingericht. Multatuli ging volkomen de mist in, door de imposante aanwezigheid van al die gebakken broden’

9

De Oplage

Aangezien twee complete exemplaren zijn getraceerd, dat wil zeggen: cassettes met 30 bladen waarop 30 verschillende ideeën, moet worden aangenomen dat de gehele oplage was gedrukt voor de inbeslagname. In een van de 2 complete sets zijn 2 bladen aangetroffen die aan de voorzijde sterk verkleurd zijn: dit zouden bladen kunnen zijn die in de Galerie waren opgehangen. Marianne Milius herinnert zich dat zij een hele stapel cassettes in het colofon heeft moeten nummeren, ‘omdat ik zo'n mooi

handschrift had’

43

. Als er te weinig papier zou zijn geweest, waren

hoogstwaarschijnlijk niet alle teksten gedrukt, maar van een aantal teksten alle bladen, en niet van een aantal teksten een aantal bladen of van alle teksten een aantal bladen

44

. Daarvoor was het zetwerk te gecompliceerd en het lettermateriaal te beperkt: sommige bladen werden in twee drukgangen vervaardigd, wegens gebrek aan letter en tekens, en voor de tweede drukgang kon plaatsvinden, moest het zetsel van de eerste worden afgebroken. In principe zou van één blad (met Idee 307) slechts een gering aantal exemplaren kunnen zijn gedrukt, want dit is het enige blad dat alleen wordt

aangetroffen in de 2 complete sets. Hiervoor zou men dus op papier hebben kunnen wachten. Gesteld dat er één of meerdere bladen helemaal niet waren gezet, dan had er nu niet één complete set bestaan, tenzij dat laatste idee het ontbrekende 31ste idee is, dan wel dat dit blad eerst na inbeslagname is gedrukt. Het laatste is niet

waarschijnlijk en geen van de betrokkenen bewaart hieraan herinneringen. Na inbeslagname is er puin geruimd en is het project eenvoudig stopgezet. Het eerste, over het ontbrekende idee, is ook niet waarschijnlijk, want aange-

41 Mededelingen van René Treumann, Amsterdam, 7 juni 1997 en Frans de Jong, Amsterdam, 9 augustus 1997.

42 Telefonische mededeling van Frans de Jong, 4 juli 1997.

9 Brief van Gerrit Komrij aan PvC, 18 juni 1997.

43 Telefonische mededeling van Marianne Milius, Edam, 12 oktober 1997.

44 Volgens mededeling van René Treumann (zie noot 41) betrokken de drukkers het papier bij Vlieger (Amsterdam); volgens Gerrit Komrij werd het papier aangeleverd door Podulke (zie noot 9).

(20)

nomen moet worden dat de uitnodiging voor de tentoonstelling eerder gereed was dan de cassette en bovendien berust het vermoeden van een 31ste idee waarschijnlijk op een verschrijving. Daarbij komt dat één van de twee complete exemplaren zonder twijfel afkomstig is uit de stapel in de galerie en niet uit resten in de drukkerij. De herkomst van het andere exemplaar is onbekend.

Een ander probleem hangt samen met het aantal cassettes: waarom zijn er zoveel cassettes gevonden? De 2 complete sets en de 6 incomplete sets hebben alle een cassette. Misschien lagen die in de drukkerij of heeft men deze bijgedrukt. Voor de tentoonstelling waren ze niet nodig: er zou een set van de bladen aan de muur hangen.

Hoewel ze pas nodig waren voor de presentatie, die geen doorgang vond, is wel ‘een hele stapel’ genummerd. Waarom 4 van de 8 cassettes ongenummerd zijn, is eenvoudig te verklaren: die 4 sets zijn incompleet en afkomstig uit in de drukkerij achtergebleven bladen. Maar waarom zijn er 4 genummerde exemplaren, waarvan er 2 zeker niet uit de galerie afkomstig zijn: die zijn incompleet en ze zijn ofwel nu in handen van de drukker ofwel ooit in diens handen geweest. Die twee exemplaren zijn beide omineus genummerd:

XX

en nogmaals

XX

. De nummering in de 4

exemplaren is in verschillende inkten, waarschijnlijk op verschillende tijdstippen, aangebracht door verschillende personen, met uitzondering van nummer 1 en 2, die beide in zwarte inkt, door Marianne Milius zijn genummerd. Eigenaardig is, dat geen van de betrokkenen, behalve Milius, zich een complete set herinnert, laat staan één die het nummer 1 of 2 zou dragen. Afgezien van die complete sets, valt uit de resterende bladen niet een derde complete set samen te stellen (van Idee 307 zijn slechts 2 afdrukken, in de complete sets, bewaard).

Er is feitelijk geen uitgave geweest. Wel is het boek gedrukt en is uiteindelijk een deel gedistribueerd. Wat is er verspreid? Proefvellen, afgekeurde vellen, buiten de oplage (dus te veel) gedrukte vellen of originele, uit handen van de curator gehouden, vellen? Tegen proeven pleit dat er niet veel proeven zullen zijn getrokken op het prijzige karton en proeven op ander, goedkoper, papier zijn niet bewaard gebleven.

Eén van de sets bevat een blad dat op een proefvel lijkt en dat vel kan, apart van de rest, in de drukkerij zijn blijven liggen: de vraag is echter of het een echte proef, of een niet helemaal voltooid blad is en het lijkt meer op het tweede dan op het eerste.

Zijn de overige vellen in de incomplete sets dan afgekeurde vellen? Dat is onwaarschijnlijk. De zeven geconstateerde zetfouten komen op alle getraceerde bladen voor. De onnauwkeurigheden kunnen het gevolg zijn van haast en komen in alle exemplaren voor. Ook het niet voltooide vel vertoont geen tekstvarianten en is zelfs wat kleur betreft in overeenkomst met de andere incomplete en complete sets.

Met andere woorden: de overgeleverde bladen zijn niet op afwijkend of willekeurig

gekleurd papier gedrukt, maar precies op het papier dat men beoogde voor de

uiteindelijke uitgave. De nu gevonden teksten zijn in elk geval de uiteindelijke. Er

heeft waarschijnlijk geen (late) correctie door drukkers of bloemlezer plaatsgevonden

die een andere tekst zou hebben opgeleverd, of de mislukte bladen en de gecorrigeerde

vellen zijn door de drukkers weggegooid: drukkers doen dat zelden tijdens

(21)

20

het drukproces en het is onwaarschijnlijk dat ze proeven alsnog hebben vernietigd, nadat de afgeleverde exemplaren in beslag genomen waren. De getuigenissen van betrokkenen geven aanleiding voor de conclusie dat de incomplete sets zijn

samengesteld uit restanten gevonden in de drukkerij en wel van hors série gedrukte vellen en een enkel onvoltooid vel, maar een definitief antwoord hierop is niet te geven. Dit voorlopige antwoord verklaart evenmin waarom de meeste bladen schraal en ongelijk zijn gedrukt: dat geldt namelijk in gelijke mate voor de incomplete en de complete, afgeleverde, sets; een mogelijk antwoord daarop is echter dat op de Boston degelpers het grote, oblong formaat niet makkelijk tot goede resultaten leidt.

De hors série gedrukte vellen kunnen zijn aangevuld met de van de galeriemuur gehaalde bladen, maar dan zijn niet alle bladen van de muur gered of hingen niet alle bladen aan de muur: anders was er een derde complete set samen te stellen uit de incomplete exemplaren en dat is niet het geval.

De verschillende bladen van één Idee vertonen in alles een opvallende uniformiteit:

lettertype, kleur inkt en marges (links, boven, rechts en onder) zijn steeds hetzelfde.

Alleen van Idee 142 (op blauw karton) zijn 2 afwijkende exemplaren aangetroffen, waarvan 1 op crème (

MB

) en 1 op koraalrood Traviata (

GK

). Van Idee 511 is een dubbel exemplaar (

MB

) op afwijkend (blauw) karton gedrukt. Voor zo'n

gecompliceerde productie, met al die verschillende lettertypen en kleuren karton, zijn dit minieme varianten (toegegeven: getoetst aan ruim minder dan de helft van de oorspronkelijk beoogde oplage). Ieder Idee is afzonderlijk ontworpen: er zijn 7 lettertypen en/of corpsen gebruikt, 2 kleuren inkt (22 ideeën zijn in zwart, 8 in wit gedrukt) en de marges lopen per Idee zeer uiteen. Duidelijk is dat ieder blad zorgvuldig is vormgegeven en dat tekst, lettertype, kleur karton en inkt, alsook de marges, typografisch als één onlosmakelijk geheel zijn bedacht en uitgevoerd.

De bibliografische conclusie moet luiden dat, zonder presentatie, er geen uitgave van de bloemlezing 30 Ideën van Multatuli is geweest en dat die in de Komrij- of Multatuli-bibliografieën alleen kan worden gerubriceerd onder de voorgenomen uitgaven.

Podulke was kennelijk niet genegen de betrokken kunstenaars tegemoet te komen:

‘Ineens, vrij kort daarna (enkele weken?), was Podulke er niet meer’, herinnert Gerrit Komrij zich: ‘De zaak bleef gesloten’.

9

[Voor bijdragen en informatie ben ik erkentelijk: Frans en Lida de Jong, René

Treumann, Gerrit Komrij, Pierre Roth, Bart Boumans, Pieter Both, de medewerkers

van het Multatuli Museum, Veronica van Verschuer (Papierhistorische afdeling,

Koninklijke Bibliotheek), Kees Lekkerkerker, Ton Leenhouts, Eugénie Drabbe,

Marianne Milius, Hildegard Peters, Linda Peters, Reinold Kuipers, en anderen].

(22)

Bijlage 1.

De tekst zoals afgedrukt in Kontakt, dertiende jaargang (1959-1960), aflevering No.

7, mei, pagina's 1-3, luidt:

[Pagina 1:] Honderd Jaar ‘Max Havelaar’

Op de 14e mei is het 100 jaar geleden dat de Max Havelaar verscheen.

Multatuli, de schrijver, verwachtte er veel van.

Het werd een teleurstelling voor hem...

Wèl sloeg het boek in als een bom. Kwasi-godsdienstig gezemel en huiselijke rijmelarij, de literaire mode van die dagen, werden met één slag terzijde geschoven.

De stijl was nieuw, revolutionair en op-de-man-af.

Wèl bleek het boek van een grote letterkundige schoonheid te zijn. Lees eens de parabel van de Japanse Steenhouwer, in de stijl van het Oude Testament. Lees het onovertroffen verhaal van Saïdjah en Adinda. Lees! Het is een klassiek werk geworden, in vele landen vertaald.

Wèl* werd bij het Nederlandse volk medelijden opgewekt voor de Javaan, die alleen voor de Regent werken moest, en wiens buffels afgenomen werden. Maar 't bleef bij medelijden! Het boek werd een succes, lovende en misprijzende kritieken verschenen, het werd opgehemeld en vertrapt, 't veroorzaakte lange twistgesprekken.

Maar voor Multatuli was en bleef 't een teleurstelling...

Want dat, wat hij zò verlangde: dat de regering maatregelen zou nemen,

(23)

22

om Nederlands-Indië niet langer als 'n wingewest door bestuursambtenaren en inlandse hoofden te laten besturen, dat hij een volledig eerherstel zou krijgen voor 't hem aangedane onrecht, dàt gebeurde niet!!

[Pagina 2:] Voor een groot deel ligt de schuld hiervan bij de bekende schrijver Jacob van Lennep. Deze schreef enkele, niet onverdienstelijke, historische romans, heeft veel gedaan om Vondel weer bekend te maken, maar zijn optreden met Max Havelaar, waardoor hij zich tussen schrijver en boek plaatste, ‘entre l'écorce et le bois’**, is beslist af te keuren.

Van Lennep, aanvankelijk een goed vriend van Eduard Douwes Dekker, de werkelijke naam van Multatuli (dat ‘ik heb veel gedragen’ betekent), had namelijk op een listige wijze Multatuli een briefje met handtekening afgetroggeld, waarin deze laatste verklaarde, de rechten van de Max Havelaar aan Van Lennep afgestaan te hebben. Van Lennep had het afschrift van het boek gelezen en vond het prachtig, maar als conservatief kamerlid vreesde hij de uitwerking van het boek. Door de handtekening was hij nu echter gerechtigd de Max Havelaar op zijn eigen wijze te mogen uitgeven: hij veranderde stukken, die 't meeste zouden kunnen veroorzaken, liet wat weg, publiceerde het in een dure uitgave van weinig exemplaren, kortom:

hij verkleinde het effect.

Géén volksuitgave, géén verontwaardiging van volk en regering: het boek miste zijn uitwerking!

En op die uitwerking slechts had Multatuli gehoopt...

Weliswaar is er wat recht gedaan, maar niet zoals hij het verwachtte.

Maar het was een prachtig boek, geniaal en strategisch opgezet, meesterlijk in zijn humor, tragisch in zijn ernst.

Het viel als een donderslag in ons landje, en met dit werk leverde Nederland zijn grootste bijdrage tot de wereldliteratuur.

Later heeft Multatuli nog veel geschreven. Mooi, maar ook bijtend, spottend, doch ook vol gevoel. ‘Vorstenschool’ (Idee 930), ‘Woutertje Pieterse’ (in de Ideeën), kritieken (Hooft, Bilderdijk, Thorbecke!), ‘Wijs mij de plaats waar ik gezaaid heb’,

‘Minnebrieven’, ‘Millioenenstudien’, maar toch overtrof hij nooit zijn eerste werk:

‘Max Havelaar, of de koffie-veilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappij.’

In minder dan één maand, door hem geschreven, op een armoedig Brussels zolderkamertje, werd een onvergetelijk meesterwerk geschapen!!

Het zou te ver voeren, uit te weiden over Multatuli's leven. Hij heeft een belangrijke

bestuursfunctie vervuld in het ‘prachtig rijk van Insulinde, dat zich slingert om de

evenaar als een gordel van smaragd’***; hij heeft lange tijd in zeer grote armoede

op vele plaatsen in Nederland geleefd, hij zwierf door Duitsland en Frankrijk, hij is

tweemaal getrouwd geweest, zijn gezin moest vele malen geholpen worden door

familie of bevriende kennissen, en hij heeft gestreden, gestreden voor zijn goede

zaak. Van Deyssel zou zeggen: Hij wenste Nederland op te stoten in de vaart der

volkeren!

(24)

Inderdaad heeft hij ons land wakker geschud, al is dit op sommige punten zeer langzaam gegaan.

Over de inhoud van de Havelaar wil ik niets zeggen. Lees het vooral zelf! Bij Ad.

Donker

[Pagina 3:] (Rotterdam) verscheen het boek in pocket-vorm, door Dr. G.W.

Huygens van een inleiding en verklarende aantekeningen voorzien.

Max Havelaar voor één gulden vijftig...

Gj. Komrij 4-C.

[Opmerkingen (PvC): * De herhaling van ‘Wèl’ wordt ook door Multatuli toegepast in Max Havelaar, zie VW I (p. 65, regel 27-33; p. 246, regel 12-21).

** Het citaat is uit Max Havelaar geplukt, zie: VWI (p. 154, regel 2).

*** Komrij citeert het slot van Max Havelaar in de versie van de in 1958 door G.W. Huygens voor Ad. Donker, Rotterdam, verzorgde uitgave. Voor dit citaat zie VW I (p. 294, regel 23-25).]

Bijlage 2:

[

TITEL

:] 30 IDEËN VAN MULTATULI

[

COLOFON

:] 30 Ideën van Multatuli: (ps. van Eduard | Douwes Dekker (1820-1870) werd in | opdracht van Galerie Podulke, Anjeliersstr. | 76a gedrukt door Typique - typografische | boutique, Nieuwe Amstelstraat 19, op een | boston degelpers. Deze door Gerrit Komrij | geselecteerde IDEËN verschenen ter | gelegenheid van

Multatuli's honderdvijftig- | ste geboortedag in de meimaand van 1970 | in een oplage van 20 genum. exemplaren. | | Dit is nummer [arabisch nummer in zwarte inkt ingevuld.]

[

COLLATIE

:] Oblong cassette, gevouwen tot een envelop, waarin 30 losse bladen, aan één zijde bedrukt. De titel is gedrukt op de voorzijde van de cassette, rechts daaronder is het colofon gedrukt.

[

AFMETINGEN

:] Dichtgevouwen cassette: 229 × 491 × 13 mm (

KB

), 230 × 491 × 12 mm (

MB

), 237 × 494 × 12 mm (

PB

), 230 × 493 × 12 mm (

FJ

), 230 × 490 × 12 mm (

GK

), 237 × 495 × 16 mm (

MM

), 230 × 495 × 10 mm (

PR

), 229 × 492 × 11 mm (

RT

).

*Voor verklaring van de gebruikte afkortingen zie hierna onder [

AUTOPSIE

].

Dikte van de bladen (samen): 14 mm (

MM

), 11 mm (

KB

/

MB

/

FJ

/

RT

), 10 mm (

PB

,

GK

); 1 mm (

PR

).

Afzonderlijke bladen: 223 × 481 (met kleine variaties, zie beschrijving afzonderlijke bladen).

De cassette (

KB

) bestaat uit drie grote vlakken, gescheiden door 2 gerilde rugjes

van 10 mm dikte (in totaal: 491 × 713 mm), met aan de keerzijde van het eerste vlak

de

(25)

24

titel en het colofon: dit vlak dient als bovenste overslag; het tweede vlak fungeert als bodem; het derde als onderste overslag, waar aan een zijde een klep is bevestigd;

ook aan de onderkant is aan de linkerzijde een klep bevestigd met rug van 10 mm (aan de rechterzijde zijn sporen waarneembaar die erop wijzen dat ook daar een klep heeft gezeten, die erafis gescheurd; alle andere exemplaren hebben die tweede klep en daarmee kan de cassette tot envelop worden gevouwen). Inclusief kleppen is het formaat van de uitgeklapte cassette: 581 × 782 mm.

De overige getraceerde cassettes (

MB

/

PB

/

FJ

/

GK

/

MM

/

PR

/

RT

) zijn oorspronkelijk gevouwen tot envelop. Aan weerszijde van de onderkant zijn kleppen bevestigd, waartussen de klep van de onderste overslag wordt vastgeklemd. Uitgeklapte cassette:

581 × 782 mm (

KB

); 650 × 781 mm (

MB

); 653 × 769 mm (

PB

), 649 × 780 mm (

FJ

), 660 × 780 mm (

GK

), 651 × 781 mm (

MM

), 652 × 780 mm (

PR

), 650 × 779 mm (

RT

).

[De versleten cassettes geven enigszins vertekende maten.]

[

PAPIER

:] 500-g/m

2

zeer opdikkend bristolkarton met houtvrije dekbladen Dioriet van G.H. Bührmann's papiergroothandel N.V. (Amsterdam), geleverd in vellen van 650 × 1000 mm (cassette); de meeste bladen zijn van 300 g/m

2

houthoudend mat omslagkarton Traviata van G.H. Bührmann's papiergroothandel N.V. (Amsterdam) in de kleuren: karmijnrood, donkerbruin, wijnrood, zwart, goudgeel en koraalrood;

enkele bladen zijn 300 g/m

2

houtvrij mat omslagkarton Inferno van G.H. Bührmann's papiergroothandel N.V. (Amsterdam) in de kleuren: steenrood en oudgoud. Deze papieren werden geleverd in vellen van 500 × 700 en 700 × 1000 mm. (Vergelijk het monsterboek: GHB geeft het beste, Deel VII. Reclame, tekst- en omslagpapier, effen en gedessineerd. En: Deel X: Natuurkarton, ivoorkarton, triplexkarton, bristolkarton briefkaartenkarton, prentbriefkaartenkarton. Amsterdam, G.H.

Bührmann's papiergroothandel N.V., z.j. Volgens De Molenpost, Prijslijst voor de grafische vakken, nummer 180, Amsterdam, GHB, september 1971, was van Inferno toen 290 g/m

2

leverbaar in langlopend 500 × 700 mm en breedlopend 700 × 1000 mm.) Voorts zijn blauwe bladen (met dezelfde structuur en hetzelfde gramsgewicht als Traviata, misschien een eerdere of latere versie) en lichtere crème bladen (van onbekende makelij) gebruikt.

[

LETTER TYPE

:] Halfvette kaart-Antieke kapitalen, corps 36 (titel); Hollandsche Mediaeval cursief, corps 16 (colofon); Breede Cheltenham, corps 24 (Idee 142, 451, 494, 658, 1050a); Nobel-Antieke cursief, corps 12 (voor een deel van Idee 195) en 16 (Idee 306, 307, 744, 1050d); Breede magere Antieke, corps 16 (Idee 195);

Hollandsche Mediaeval, corps 16 (Idee 119). (Zie: Letterproef. Spécimen de

caractères. N.V. Lettergieterij ‘Amsterdam’ voorheen N. Tetterode. [Amsterdam,

N.V. Lettergieterij ‘Amsterdam’ voorheen N. Tetterode, [1932], resp. p. 188, 18, 94,

146, 168, 14.) De open letter is nog niet gedetermineerd. De drukkers hebben de

naam waarschijnlijk nooit gekend, want in een artikel in het Algemeen Handelsblad

van 13 augustus 1970, gebaseerd op hun mededelingen, wordt juist de open letter

(26)

niet bij de naam genoemd, terwijl die toch ‘de trots van het letterbezit van “Typique”’

uitmaakte (zie hieronder: Literatuur). Van deze letter zijn 2 corpsen gebruikt (waarschijnlijk corps 60 en 48): bij de beschrijving van de afzonderlijke bladen worden deze voorlopig aangeduid als: Open letter, groot (Idee 39, 42, 63, 93, 155, 210, 213, 303, 326, 425, 459, 919) of klein corps (Idee 12, 91, 186, 305, 346, 347, 511 en een vraagteken voor Idee 93). [Zodra meer gegevens beschikbaar zijn, wordt daar in Over Multatuli verslag van gedaan.]

[

DRUK

:] Op 8 bladen is de tekst niet in zwart, maar in wit gedrukt (Idee 39, 119, 195, 210, 305, 306, 494 en 744). De tekst is met de hand gezet en gedrukt door Frans de Jong en René Treumann (zie artikel in Algemeen Handelsblad, 13 augustus 1970).

De meeste bladen zijn schraal en ongelijk gedrukt. Sommige bladen zijn, bij gebrek aan letter, of vanwege de dubbele onderstreping, in twee of meer gangen gedrukt (zie beschrijving afzonderlijke bladen). De bladen zijn niet geïllustreerd en er werden geen ornamenten gebruikt.

[

PUBLICATIE

:] Hoewel het colofon vermeldt dat de oplage bestaat uit twintig genummerde exemplaren, zijn 4 van de 8 getraceerde exemplaren ongenummerd.

De exemplaren 1 en 2 zijn in Galerie Podulke genummerd door Marianne Milius.

De andere exemplaren, genummerd XX en XX, zijn waarschijnlijk op verschillende momenten (in verschillende inkten) romeins genummerd. De uitgave, die zou zijn verschenen in mei 1970, heeft niet plaatsgevonden. Het aantal door de drukkers gedistribueerde exemplaren is onzeker. Het aantal overgeleverde bladen per Idee varieert: 2 exemplaren van Idee 307; 4 van Idee 195; 6 van Idee 119, 155, 347, 451, en 1050a; 8 van Idee 305, 346, 425 en 919; van de overige Ideeën zijn steeds 7 exemplaren aangetroffen. Een prijs is niet vastgesteld. Er verscheen een aankondiging (zie boven).

[

BIBLIOGRAFISCHE VERMELDINGEN

:]

1. kl [Kees Lekkerkerker]: Komrij 1944-. Afzonderlijk verschenen werken. [Den Haag], Documentatie Nederlands Letterkundig Museum; [Brussel], Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven, [kaart] IV, [gedateerd:] 15-IX-79.

(Mededelingen van de Documentatiedienst van het Nederlands Letterkundig Museum).

* Aan de beschrijving is de mededeling toegevoegd: ‘De bladen van deze uitgave zijn door de uitgever afzonderlijk verkocht; geen van de bladen draagt de naam Multatuli.’

** Losse bladen zijn niet getraceerd. De mededeling hierover is gebaseerd op destijds door Gerrit Komrij verstrekte informatie. De beschrijving is gebaseerd op de 2 incomplete exemplaren, toen in het bezit van Gerrit Komrij.

2. Renate de Jong: ‘Bibliografie van Gerrit Komrij’, in: Bzzlletin; 8e jrg. (1980),

75 (april), p. 21.

(27)

26

* Vermeld wordt: ‘Nadat de drukker failliet gegaan was, kwam één exemplaar in bezit van de auteur; de rest is sindsdien onvindbaar.’

** Inmiddels zijn 8 exemplaren opgespoord. Niet de drukker ging failliet, maar de uitgever.

3. P.C. van der Plank: Multatuli-literatuur 1948-1977. Lijst der geschriften van en over Eduard Douwes Dekker. Met medewerking van A.J.M. Caspers en E.J. Krol.

Amsterdam, Huis aan de Drie Grachten, 1987, p. 74, nr. 115.

* De beschrijving in deze bibliografie berust niet op autopsie. Als bron is hier alleen Renate de Jong opgevoerd.

[

LITERATUUR

:] Algemeen Handelsblad, 13 augustus 1970, p. 2 (een aflevering in de serie ‘onder de keizerskroon’, getiteld ‘Een letterlievende boetiek’): ‘Met een andere medewerker [dan Bart Boumans], Frans de Jong, maakte René Treumann onlangs een cassette voor galerie Podulke met op dun karton in kleuren dertig Ideeën van Multatuli gedrukt. Een kleine oplaag, genummerd voor de bibliofiele fijnproevers.

Men gebruikte een open letter, de trots van het letterbezit van “Typique”, voorts de schreefloze Nobel, die veel gebruikt werd in de jaren dertig en de Mediaeval van letterontwerper S.H. de Roos.’

* De gebruikte letters waren niet het eigendom van ‘Typique’, maar van Frans de Jong die geen ‘medewerker’ van ‘Typique’ kan worden genoemd, maar op hetzelfde adres zijn eigen drukkerij bestierde.

[

AUTOPSIE

:]

1. [

KB

] Exemplaar in het colofon genummerd in zwarte inkt: 1. Dit berust in de Koninklijke Bibliotheek, Den Haag (signatuur: 2281 A 26). De Koninklijke Bibliotheek heeft dit exemplaar besteld uit Catalogus 26 - november 1986:

Nederlandse literatuur in luxe en geïllustreerde uitgaven 1945-1985, Opdracht exemplaren/Dutch literature in illustrated and fine editions 1945-1985, Dedication copies van Antiquariaat André Swertz bv te Utrecht. Het boek is daarin beschreven onder nummer 607. De rekening is gedateerd 12.12.1986. [Catalogus en rekening bevinden zich in de Koninklijke Bibliotheek (signatuur: Verz Cat 25440).] Uit het journaalnummer (8700429, in inkt op achterzijde cassette) en de titelbeschrijving in de GGC (ingevoerd: 27 januari 1987) blijkt dat het exemplaar begin 1987 is

gearriveerd in de Koninklijke Bibliotheek. De staat van de cassette is matig: de bovenste overslag vertoont een koffievlek, blauwe vegen en schaafplekken. De onderzijde heeft behalve schaafplekken ook krassen en roze vlekken. De rugjes zijn gebold. Het witte karton is aan de randen vergeeld. Het boek is voorzien van het eigendomsstempel: Koninklijke Bibliotheek. De losse bladen zijn alle voorzien van een soortgelijk blindstempel. Het signatuur is in potlood op de buitenzijde van de cassette en op de voorzijde van het eerste blad aangebracht. [Autopsie: 12 juli 1989 en 4 juni 1997.]

2. [

MB

] Exemplaar in het colofon genummerd in blauwe inkt: XX. Dit exemplaar

(28)

is ondergebracht in het Museum van het Boek / Museum Meermanno Westreenianum, Den Haag (signatuur: B 001 A 013). Uit het journaalnummer (720116, in pen aangebracht op achterzijde van het laatste blad) en de administratie blijkt dat dit exemplaar op 2 maart 1972 is aangekocht van Frans de Jong. De staat van dit exemplaar is goed, mede door de envelop-constructie, waardoor de rugjes recht zijn gebleven. Er zijn schaafplekken op de voorzijde en binnenzijde. Het ex-libris is aan de binnenzijde van de bovenste overslag aangebracht ([monogram:] MW.

Rijksmuseum-Westreenianum. Museum van het Boek. 's-Gravenhage). Het oude signatuur (409 A 13) is doorgestreept, het nieuwe erachter geschreven, alles in potlood. De cassette bevat 30 bladen met 29 verschillende ideeën. Idee 307 ontbreekt.

Van Idee 511 zijn 2 exemplaren aanwezig, gedrukt op verschillende kleuren karton.

[Autopsie: 6 juni 1997.]

3. [

PB

] Ongenummerd exemplaar. Dit exemplaar is in het bezit van Pieter Both, Amsterdam, die het in 1970 ten geschenke kreeg van René Treumann. De staat van dit exemplaar is matig. De constructie van de envelop is intact, ook zijn de bladen, op de gebruikelijke verkleuring aan de randen na, in goede staat. De cassette is echter aan de vouwranden ingedeukt, alle randen zijn zwaar vergeeld. De onderzijde vertoont roze en bruine vlekken. De bovenzijde is grotendeels verkleurd, met bruine vlekken, zwarte vegen en krassen. Vochtvlekken komen voor op de rug tussen voor- en achterzijde en lopen verticaal over de bovenste overslag en de bodem. Het exemplaar bevat 28 bladen. Idee 195 en 307 ontbreken. [Autopsie: 19 juni 1997.]

4. [

FJ

]. Ongenummerd exemplaar. Dit exemplaar bevindt zich in het archief van drukker Frans de Jong, Amsterdam. De staat van dit exemplaar is heel redelijk. De bovenste overslag is vergeeld, de vouwranden zijn gekromd, gedeukt en deels op de hoeken ingescheurd. Zwarte vegen en slijtageplekken komen voor op de boven- en onderzijde van de cassette. De bovenzijde vertoont bovendien bruine vochtplekken (waaronder de afdruk van een glas). Aan de binnenzijde van de cassette heeft de stapel bladen, door verschuivingen, het witte karton zwarte vegen toegebracht. De meeste bladen verkeren in goede staat, op de gebruikelijke verkleuring aan de randen na. De bladen met Idee 155 en 459 hebben op de achterzijde een witte afdruk (ontstaan doordat de legger van de degelpers niet schoon meer was). Blad 22 (met Idee 213) heeft op de achterzijde zwarte vegen. De cassette bevat 29 bladen met 27 verschillende ideeën. Van Idee 142 en 213 zijn 2 identieke exemplaren aanwezig. Idee 195, 307 en 425 ontbreken. [Autopsie: 9 augustus 1997.]

5. [

GK

] Ongenummerd exemplaar. Dit exemplaar bevindt zich in de collectie van Gerrit Komrij, Vila Pouca da Beira, Portugal. Het exemplaar is afkomstig uit de drukkerij. Het karton van de cassette is nogal vuil, de rugjes zijn voor een groot deel gebroken. De bladen verkeren in goede staat. De cassette bevat 27 bladen met 27 verschillende ideeën. Idee 195, 307 en 347 ontbreken. [Autopsie door Gerrit Komrij:

23 december 1997.]

6. [

MM

] Exemplaar in het colofon genummerd in zwarte inkt: 2. Dit berust in de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als ik mag oordelen naar de bezoekers die des dinsdags aankloppen bij Korsjespoortsteeg 20, ziet men Multatuli nu als een zeer groot schrijver met een eindeloos aantal vragen. Groot

Maar Banning had mij destijds gevraagd de titel Tijd en Taak te mogen gebruiken, die stond namelijk in mijn verzenbundel Elementen. En tegelijk vroeg hij mijn medewerking voor

Ook uitspraken van Dekker zèlf doen dat niet, zelfs niet wanneer ze op de wisselingen in zijn houding tegenover allerlei zaken doelen: ‘Ik ben de secretaris van mijn gemoed.’

Deze periode uit Multatuli's leven is nog lang niet uitputtend onderzocht. Illustratief hiervoor is de wijze waarop we beschikken over één van de belangrijkste bronnen voor onze

4) Hoe verklaar je dat Stern op zo korte tijd zo goed Nederlands heeft geleerd? In de slotrede ironiseert Multatuli zelf zijn eigen procédé met de woorden: ‘Ik heb u in 't

Om deze weerklank gedurende zo lange tijd bij het publiek te behouden - daarvoor moet de kunstenaar over kunde en talent beschikken. Vooral vereist is stembeheersing zodat zijn

Maar over al die onderwerpen heeft Jeroen Brouwers toch geen woord gezegd! Het is waar. ‘Dat den Javaan wordt onderdrukt en zo’, dat was zijn tekst, en daarover moet ik het nu dan

Sinds het verschijnen van Multatuli's roman Max Havelaar: of de koffijveilingen der Nederlandsche Handel-maatschappij in mei 1860 is er een enorme vloed van secondaire literatuur