• No results found

Over Multatuli. Jaargang 35. Delen 70-71 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Over Multatuli. Jaargang 35. Delen 70-71 · dbnl"

Copied!
132
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Over Multatuli. Jaargang 35. Delen 70-71

bron

Over Multatuli. Jaargang 35. Delen 70-71. Bas Lubberhuizen, Amsterdam 2013

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_ove006201301_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn.

i.s.m.

(2)

[Nummer 70]

‘Want Wouter was koning in al dat veroverde land. Koning, en... Femke koningin!’

Multatuli onttroond?

In dit nummer moet Multatuli nogal wat persoonlijkheden naast zich dulden die de aandacht opeisen. Het gaat niet zozeer om de Hallemannetjes:‘De Hallemannetjes...

nu ja, die kinderen ontvingen hoger toelaag, maar ze dachten gelukkig niet aan Afrika. Voorlopig vreesde hy hun concurrentie niet, doch wel dat misschien hier of daar 'n ander kind, iets nader aan 't groot-zyn dan hy, hem den pas zou afsnyden.’

Maar Multatuli moet het allereerst behoorlijk afleggen bij Willem Bilderdijk. De eerste twee bijdragen zijn een weerslag van de najaarsbijeenkomst van het Multatuli Genootschap, waarvoor de leden van de Vereniging Het Bilderdijk-Museum uitgenodigd waren en uitgedaagd om Multatuli's kritiek op Bilderdijk te pareren.

Honings betwijfelt of Multatuli Bilderdijk wel goed gelezen heeft en sluit zich aan bij de critici van Multatuli, die Bilderdijk onterecht zou neerhalen. Multatuli's Bilderdijk bashing - Honings woorden - ziet hij als het terugkerende element in de

literatuurgeschiedenis dat auteurs van de nieuwe generatie zich afzetten tegen hun voorgangers. In het betoog van Gert-Jan Johannes wordt het beeld van Multatuli als grootDenker und Dichter eveneens danig gerelativeerd. Multatuli was volgens hem geen origineel denker, maar een begaafd volger en propagandist van reeds bestaande ideeën.

Ook het artikel van Gaia van Bruggen biedt geen soelaas voor de kroonprins van Afrika. Lijkt het aanvankelijk nog te gaan over een ware Multatuli-fan die zelfs een schilderij van Multatuli's woonhuis op de schoorsteenmantel had hangen, algauw wordt deze vermeende verering naar het rijk der fabelen verwezen. De heer Goeverneur uit Groningen die centraal staat heeft bij nader inzien moeite gehad met Multatuli's uitlatingen en gedrag. ‘Zeker, zeker, dit begreep hyzelf wel, zó kon men geen werelddelen innemen’, besefte Wouter al.

Bij wijze van intermezzo kan de Multatuliaan gelukkig zijn hart ophalen in de rubriek ‘Een en ander over’, waarin nieuwe titels besproken worden. Het jaar 2012 was rijk aan Multatulipublicaties waarin misschien niet zijn persoon, maar wel zijn werk in ere gehouden wordt. Zo lijkt ‘dat veroveren van werelddelen [...] zo'n gemakkelyke zaak, meende hy.’

Dan volgt echter weer een lofrede over een andere persoonlijkheid.

Oud-bestuurslid Piet Spigt schreef een waardige biografische schets van Henri A.

Ett, oud-

Over Multatuli. Jaargang 35. Delen 70-71

(3)

3

conservator van het Multatuli Museum. Als we overigens dichter enpractical joker A. Marja (1917-1964) mogen geloven, had de heer Ett niet alleen hart voor de zaak:

Hij ‘sproeit vuur zo hij niet eigenhands/ Dek's graf mag sieren met een krans/ Want zoiets vindt hij een verzetje’, maar ook een behoorlijk ego: ‘En bovendien biedt het weer de kans/ Op een gepubliceerd portretje.’ Hierbij krijgt hij zijn portret, zowel in woord als in beeld.

Ook het artikel van Stolk geeft geen voeding aan Multatuli's ego. Epistemologisch vernieuwer? Multatuli blijkt in ieder geval niet de enige met zijn onderwijskundige ideeën. Algemene vorming blijkt het gedeelde pedagogische ideaal van alle

‘schoolmannen’ (een destijds gehanteerde term voor onderwijzers, schoolhoofden en schoolopzieners) van zijn tijd. Daarmee worden Multatuli's koninklijke aspiraties alweer gerelativeerd. Ook werd hij gedwarsboomd door de onderwijspraktijk, wat hij zelf maar al te goed wist. Wouter zag immers al in dat hij gevaar liep dat anderen

‘hem vóórkwamen en Afrika bezetten, terwyl hy door den verraderlyken Pennewip werd opgehouden met verbuigingen en die vervloekte regula de tri!’

In de Multatuli Kroniek ten slotte een overzicht van Multatuli's veroveringen in 2012. En ach, Afrika ligt nog steeds niet aan zijn voeten en Nederland ook niet.

Multatuli dreigt zelfs zijn huis kwijt te raken. Weliswaar wist hij ‘zeer goed dat er nog zoveel andere zaken moesten geleerd worden, voor men werelddelen veroveren kan, of zelfs koning worden van 'n kleiner land’ Maar daar zijn financiële middelen voor nodig: ‘Ook z'n zakgeld moest enige verandering ondergaan, want zes duiten in de week waren by de grootste zuinigheid inderdaad niet toereikend voor z'n plannen’. Gelukkig heeft hij Femke en kan hij blijven dromen.

Citaat over Henri Ett uit: Wim Hazeu,A. Marja, dichter en practical joker (1917-1964), 88.

De overige citaten uit: Multatuli,VOLLEDIG WERK VI, 603.

Namens de redactie, Klaartje Groot

(4)

Van grootste dichter tot rijmelende kwakzalver Multatuli's aanval op Willem Bilderdijk

Rick Honings

De Nederlandse Vondel

Op 23 december 1872 noteert Multatuli's toekomstige vrouw Maria Hamminck Schepel, Mimi, in haar dagboek: ‘Gister avond heeft hij gewerkt maar niet veel. (...) hij werkte maar moeilijk langzaam, zuchtend. 's middags ging hij slapen (op zijn bed) in de hoop 's avonds eens flink te zijn. we aten half zes. daarna las hij kranten en ging om zeven uur aan 't werk. - het vlotte soms erg. toen ik hem om elf uur vroeg wat te eten en'n kopje koffij te drinken zette hij zn schrijftafeltje op zij en nam verzen van Bilderdijk ter hand. Hij vind bijna alles beneden kritiek slecht (maar toch schijnt het hem te verpoozen. daarna weer aan 't werk. tegen een uur vroeg hij mij hem zijn werk eens voortelezen. In een stukje liet hij mij wat veranderen zoodat hij beter vond [dat] ik dat overschreef. terwijl ik dat deed nam hij Bilderdijk ter hand. hij scheen zeer moe en hoestte.’1

Een vermoeide, zwakke en hoestende Multatuli. Hij was toen tweeënvijftig jaar oud. Desondanks kon hij niet anders dan doorwerken, rusteloos als hij was.

Vermoedelijk realiseerde hij zich niet dat hij in zijn toestand dicht in de buurt kwam van zijn immer klagende en lijdende voorganger Willem Bilderdijk (1756-1831). Naar eigen zeggen lag Bilderdijk reeds in de wieg ‘met natbeschreide wangen / In 't dorsten naar de dood te smachten van 't verlangen.’2Niemand heeft de hunkering naar de dood zo vlijmend verwoord als hij, met versregels als: ‘ô Hoe hijg ik, stille dood, / Naar de koelte van uw' schoot’ en ‘My, my is dit aanzijn straf, / En ik reikhals naar het graf’.3Hoewel overdrijving hem niet vreemd was, moet Bilderdijk zich dikwijls ongelukkig hebben gevoeld en naar de dood hebben gesmacht.4Miskend en teleurgesteld - zo voelde hij zich. Hij meende voortdurend dat hij niet kon waarmaken waarvoor hij op aarde bestemd was. In dat opzicht was de dichter eveneens verwant aan de auteur van deMax Havelaar.

Over Multatuli. Jaargang 35. Delen 70-71

(5)

5

G.J. Michaëlis/P. Velyn, Willem Bilderdijk op zijn doodsbed. CollectieDBNL

Charles Howard Hodges, Portret van Willem Bilderdijk (1756-1831), 1810.

Collectie Rijksmuseum

Nochtans werd Bilderdijk in de negentiende eeuw lang beschouwd als de grootste dichter van zijn tijd. Hij maakte carrière in de tijd van de dichtgenootschappen. De erepenningen die hij kreeg voor ingezonden prijsverzen brachten hem als beginnend auteur literaire roem. Nadien had hij zijn positie verder verstevigd. Toen de Fransen in 1795 over de bevroren rivieren Nederland binnenvielen, werd hij verbannen. Als Oranjeadvocaat weigerde hij de eed af te leggen op het nieuwe bewind. Door zijn vertrek ontsnapte hij niet alleen aan een slecht huwelijk, maar ook aan een stoet van schuldeisers - een mensensoort die ook in Multatuli's leven een onaangename rol zou spelen.

Een meer dan tienjarige ballingschap volgde, eerst in Engeland, later in Duitsland.

Getroffen door ziekte en verzwakt door een leven op water en brood en verslaafd

(6)

zijn).5Ook na de terugkeer van Oranje in 1813 bleef Bilderdijk een prominente figuur in het literaire leven van zijn tijd.

Het monument bij het graf van Bilderdijk in de Grote Kerk te Haarlem, circa 1842.

Collectie Universiteitsbibliotheek Leiden

Charles Howard Hodges, Portret van Lodewijk Napoleon (1778-1846), 1808. Collectie Frans Hals Museum, Haarlem

Zijn status was onomstreden. Sommigen noemden hem de ‘Tweede Vondel’.

Anderen vergeleken hem met Homerus, Dante, Shakespeare en Goethe.6Vriend en vijand waren verrukt als Bilderdijk zijn dichtwerken voordroeg. Net als Tollens was hij bij uitstek in staat nationalistische gevoelens op te roepen, met regels als

‘Holland groeit weêr! / Holland bloeit weêr! / Hollands naam is weêr hersteld!’7

Over Multatuli. Jaargang 35. Delen 70-71

(7)

Meestal schreef hij echter over zijn eigen leven. Bilderdijk presenteerde zichzelf als een genie dat in contact stond met hogere sferen en paste daar ook zijn imago bij aan. Hij was een ‘wandelend anachronisme’, alsof hij zo uit de achttiende eeuw was gestapt.8Jan Wap zag hem in 1822 door het (latere) Van der Werf-park in Leiden lopen: een ‘strompelend-voortstappenden grijsaard, met driekanten of punthoed, een gekleeden, of staatsierok, een korte broek, lang vest, alles deftig zwart, en met strikschoenen aan de voeten’, leunend op de schouder van zijn zoontje Lodewijk.

Bilderdijk was zonder meer eencelebrity. Velen vonden het een mythische ervaring om de Grote Dichter te ontmoeten. Wap bezocht hem als zeventienjarige en wachtte gespannen het moment af waarop de ‘Dichterzon’ hem zou ontvan-

(8)

gen.9Nicolaas Beets liep als jongen de dichter meermalen een paar straten achterna in zijn geboortestad Haarlem, waar Bilderdijk zijn laatste jaren woonde. Ook hij was gefascineerd: ‘Zijn gelaat was zeer ingevallen, en deed een alleronaangenaamst effect; vooral als hy vriendelijk lachte, wat hy altijd deed als hy den hoed afnam.’10

Recensenten waren van mening dat het beter was Bilderdijks dichtwerken maar niet meer te bespreken, ‘dewijl onze lofredenen zoo min zijnen roem verhoogen kunnen, als onze berispingen of afkeuringen zijnen luister verdooven’.11Willem de Clercq noemde Bilderdijk de ‘Rembrandt der dichters’ en vond hem als kunstenaar onnavolgbaar.12

Toch was er niet alleen lof. In de jaren twintig van de negentiende eeuw klonk er ook kritiek. Veel tijdgenoten waren verbijsterd door Bilderdijks provocerende religieuze, staatkundige en cultuurkritische standpunten. Een hoogte- of dieptepunt vormde de publicatie van deBezwaren tegen den geest der eeuw (1823) van zijn discipel Isaäc da Costa. Bilderdijk was degodfather geworden van een partij die men zou gaan aanduiden als het Réveil: een religieuze groepering die de confrontatie aanging met de geest van de Verlichting.13Hij wist een groep geestverwanten om zich heen te verzamelen, die hem als hun voorganger, geestelijke vader en meester beschouwden. Da Costa betoonde zich in navolging van zijn leidsman een

tegenstander van de democratie en van de grondwet en verdedigde de absolute macht van de vorst. Deze was aan niemand verantwoording schuldig behalve aan God. Verder was hij voorstander van de slavernij. Dat elk mens recht had op onderwijs, vond hij onzinnig. Niet iedereen was immers gelijk geboren.

In 1825 speelde de discussie over de koepokinenting. De pokken, waardoor het lichaam met etterende puisten bedekt raakte en de organen werden aangetast, waren een veel voorkomende epidemische aandoening. Da Costa was er als kind door getroffen; zijn gelaat zat vol littekens. Bilderdijk liet zich wederom van zijn reactionaire zijde zien. De inenting vond hij een wanproduct van de Verlichting. Als God een kind liet sterven, was dit Zijn wil. De mens mocht zich hiertegen niet verzetten. In zijn pamfletBestrijding der vaccine (1825) toonde Abraham Capadose zich duidelijk leerling van Bilderdijk.

Desondanks bleef de reputatie van Bilderdijk als dichter intact. Dat hij zich soms zo weinig genuanceerd uitliet over allerlei niet-letterkundige kwesties nam men voor lief. Zelfs zijn aartsvijand Matthijs Siegenbeek - door Bilderdijk vanwege zijn ‘mofsche’

spelling jarenlang hevig bekritiseerd14- moest toegeven dat zijn rivaal een groot man was: de ‘Nestor der vaderlandsche dichteren en taalgeleerden’.15Aan het einde van zijn leven, in 1830, ontving Bilderdijk van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde een gouden erepenning. Hiermee werd hij gelau-

Over Multatuli. Jaargang 35. Delen 70-71

(9)

8

werd als de grootste dichter van zijn eeuw.16Het ereteken was representatief voor de rang die Bilderdijk als letterkundige bekleedde.

Isaäc da Costa,Bezwaren tegen den geest der eeuw. Leiden 1823. Collectie Universiteitsbibliotheek Leiden

De dichter overleed op 18 december 1831. Ook na zijn dood bleven velen zijn talent bewonderen. In 1833 verscheen eenGedenkzuil voor W. Bilderdijk: een boek vol lof, geschreven door discipelen en bewonderaars, onder wie Willem de Clercq en Jacob van Lennep. Bovendien spande Isaäc da Costa, wel spottend de aap van Bilderdijk genoemd, zich in om de aandacht voor zijn leermeester levend te houden.

Zijn boekDe mensch en de dichter Willem Bilderdijk (1859) is veeleer een hagiografie dan een biografie.17

Maar ook auteurs die minder dicht bij Bilderdijk stonden, lieten zich positief over hem uit, zoals Aernout Drost en R.C. Bakhuizen van den Brink.18ZelfsDe Gids, het tijdschrift dat in 1837 door E.J. Potgieter werd opgericht als kritischer concurrent voor de te mildeVaderlandsche Letteroefeningen, zette Bilderdijk op een voetstuk.

Hoewel de redactie ook oog had voor zijn gebreken, zoals zijn melancholie, beschouwde men hem als ‘een der belangrijkste verschijnselen aan onzen

(10)

staat in het licht te stellen, wat onze taal hem verschuldigd is? De wedergeboorte der Hollandsche Dichtkunst dagteekent van zijne verschijning, de Hollandsche proza schittert van den weerschijn van haren glans.’20

J.G. Schwartze/ D.J. Sluyter, Portret van Isaäc da Costa (1798-1860).

Particuliere collectie

In het jaar van Bilderdijks honderdste geboortedag voerde Nicolaas Beets in de bundelVerpoozingen op letterkundig gebied (1856) argumenten aan om drie stellingen te bewijzen: de poëzie van Bilderdijk is poëzie in de ware zin van het woord, zijn poëzie draagt getuigenis van de hoogste kunst en zijn poëzie stelt de Nederlandse taal in al haar kracht en schoonheid voor. Beets besloot: ‘Daarom rekenen wy op aller goedkeuring, indien wy, voor zijnen goeden en trouwen arbeid in dit opzicht, nevens de dichterlijke lauwerkroon een krans van eikenbladeren nederleggen op het graf vanWILLEM BILDERDIJK’.21Bilderdijk gold in de eerste helft van de negentiende eeuw dus als het prototype van de dichter. Vergeleken bij hem waren anderen slechts rijmelaars.

Bilderdijkbashing!

Eduard Douwes Dekker werd geboren op 2 maart 1820 te Amsterdam. Hij groeide dus op in een tijd dat Bilderdijk gezien werd als een voorbeeld voor nieuwe genera-

Over Multatuli. Jaargang 35. Delen 70-71

(11)

10

ties. Toen Bilderdijk in 1831 overleed, schreef Gerrit van de Linde, De Schoolmeester, aan Jacob van Lennep: ‘Ach God Van Lennep wat slag heeft ons getroffen! 't Is mij nog als een droom en 't mij voorstellen vermag ik niet dat de grijze zanger ons ontrukt is. (...) Mocht nu toch 't vaderland toonen dat dankbaarheid ons nog geen ijdele klank is geworden, en 's mans nagedachtenis op een hem waardige wijze vereeren en in zegening houden.’22

Multatuli was dertien toen in Leiden de ontgroening plaatsvond van Nicolaas Beets. Van ouderejaars Van de Linde kreeg hij de opdracht een vers op Bilderdijk te schrijven, met opgegeven rijmwoorden. Beets' beginregel is kenmerkend: ‘Dat al wie roem bejaagt aan Bilderdijk zichspiegel’.23Van de Linde zou zijn verdere leven - dat hij voor een belangrijk deel in ballingschap zou slijten - een groot bewonderaar van Bilderdijk blijven.

Een generatiegenoot van Multatuli, de letterkundige Carel Vosmaer (geboren in 1826), herinnerde zich later: ‘Van de dagen mijner kindschheid ben ik opgevoed met de lange boekenreeksen van Bilderdijks oude uitgaaf, die eigenaardige kartonnen banden, met dat stugge papier en die ouderwetsche letter, maar ook met dat stoere karakter en sedert dien tijd is er geen jaar voorbijgegaan, dat ik niet een of meer deelen doorlas, vaak afgestooten, telkens gewonnen.’24Dat zal voor Multatuli niet anders zijn geweest; hij typeerde de dichter als de Amsterdamse Ossian en als een ware feniks, zij het ironisch.25

Het is bekend dat Douwes Dekker als kind in aanraking kwam met Bilderdijks werk. Zijn oudere broer Pieter declameerde regelmatig uit diens oeuvre. En toen Eduard toetrad tot de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, afdeling Waterland, hoorde hij medeleden meer dan eens gedichten van Bilderdijk reciteren.26In genootschapskringen waren Bilderdijks verzen geliefd. Multatuli zal in de

Amsterdamse leesbibliotheek diens werken zijn tegengekomen en op de Latijnse school aan het Singel werd vast wel eens een vers van Bilderdijk behandeld, al was het maar in de grammaticales. Of hij toen een liefhebber was, is onbekend.

Getuigenissen ontbreken. We weten evenmin of Multatuli in Batavia, waar hij in 1839 arriveerde, of later in Nederlands-Indië werken van hem heeft gelezen.

InDe geschiedenis van Woutertje Pieterse krijgt het personage een werk van de dichter in handen. Is het Multatuli zelf zo vergaan? Het betreft het toneelstukFloris de Vijfde, waarmee meester Pennewip de ‘hongerige ziel’ van zijn leerling wil spijzen:

‘Die man behoorde gedurende zeer langen tyd onder de voornaamste voorgangers van 't Nederlandsche volk. Tydgenooten en zelfs mededingers noemden hem:de meester. Hoe hoog hy aangeschreven stond, blykt niet het onduidelykst uit de tegenwerking die hy ontmoette. Hy werd vervolgd en gesmaad, uitgestoten, afgesneden, veroordeeld - of gedwongen althans - tot ballingschap en gebrek-lyden.

(12)

tuli met deze karakterisering tegelijkertijd een zelfportret schetste.28Maar dat kon of wilde hij zelf toen vermoedelijk niet weten.

In tegenstelling tot Beets wenste Multatuli zich namelijk niet te houden aan het adagium ‘Dat al wie roem bejaagt aan Bilderdijk zichspiegel’. Wie zijn werk al bladerend doorloopt, ontdekt dat het veel kritiek op zijn voorganger bevat. Daarmee stond Multatuli niet alleen. In een kritiek uit 1860 had Cd. Busken Huet reeds de vloer met de dichter aangeveegd. Tussen 1856 en 1859 gaf Da Costa zijn

vijftiendelige editie van BilderdijksDichtwerken uit. Na lezing ervan typeerde Huet Bilderdijks oeuvre als ‘kikkergrom uit de nederlandsche moddersloot’. De meeste intekenaren hadden de dichtwerken volgens hem ongelezen in de kast gezet. Dat lag aan ‘de gebreken van diens poëzie, aan de gebreken ook van het karakter dat uit die poëzie ons toespreekt. Bijna grenzeloos ijdel, hartstogtelijk zonder teederheid, scherp maar grof, log en laborieus van humor, een onvermoeibaar versifex, een bezinger van het onbezingbare, onkiesch, smakeloos, duister, onnaauwkeurig, breedsprakig’. Stap voor stap fileerde hij het werk.29

Veel was volgens Huet vergelijkbaar met de taal van een slechthorende: ‘Doove menschen praten somtijds in gezelschap overluid en zeggen dan, meenende binnensmonds te spreken, allerlei koddige impertinenties aan gastheer of

medegasten.’30Daar had Bilderdijk ook last van. Hoewel deze kritiek niet mild was, gaf Huet al met al een genuanceerd oordeel. Een groot deel van Bilderdijks werk vond hij onleesbaar. Tegelijkertijd bestempelde hij hem als een oorspronkelijk genie en bewonderde hij beslist bepaalde delen van diens meet dan driehonderdduizend versregels tellende oeuvre. Toch kan Huets aanval worden gezien als begin van het einde van Bilderdijks reputatie.31

De aanvallen van Multatuli op Bilderdijk waren eveneens fel van toon, maar minder genuanceerd. Huet was nauw betrokken bij de uitgave van BilderdijksDichtwerken.

Hij was belast met de correctie van het Grieks en had dus alle tijd gehad om het gehele werk tot zich te nemen.32Zijn kritiek was dan wel afbrekend, zowel wat betreft Bilderdijks karakter als diens werk, maar gaf tevens blijk van kennis van zaken. Met andere woorden: Busken Huet kraakte de dichter dan wel tot de grond toe af, maar deed dit op basis van gedegen studie. Multatuli had veel minder van de dichter gelezen. In zijn boekenkast stonden dan wel de dertiendeligeGeschiedenis des Vaderlands en de vijfdelige uitgave van de Brieven, maat zijn verzamelde gedichten bezat hij waarschijnlijk niet.33

Uit Multatuli'sVolledig Werk blijkt nergens dat hij zich grondig in Bilderdijks oeuvre heeft verdiept. Behalve met het toneelstukFloris de Vijfde - dat verderop nog aan de orde zal komen - heeft Douwes Dekker zich nooit echt met Bilderdijk

beziggehouden. Wel kende hij de volumineuze selectie van de hoogleraar Johannes van Vloten:Bloemlezing uit de dichtwerken van mr. Willem Bilderdijk (1868-1869).

Over Multatuli. Jaargang 35. Delen 70-71

(13)

12

Die bevatte vrijwel alle hoogtepunten uit het oeuvre van de dichter. Douwes Dekker had er weinig waardering voor en laakte de ‘professor die z'n studenten wysmaakte dat Bilderdyk zo'n byzonder grote dichter was’, en het ‘prul Floris V’ opnam.34Multatuli heeft verder nooit veel zinnigs over Bilderdijk opgemerkt, noch in zijn werk, noch in zijn correspondentie.

Hoewel hij dus niet bepaald als een kenner van het werk van Bilderdijk gold, liet hij zich te pas en te onpas over hem uit. Als hij ergens in het land een voordracht hield, was Bilderdijk steevast één van zijn stokpaardjes. Zo beweerde hij in 1870 dat er in Nederland zelden iets gepubliceerd werd dat het ‘verslinden’ waard was.

In één van zijn Ideën schamperde hij dat de Nederlander hoog opgaf over auteurs en zelfs standbeelden oprichtte, terwijl hij literair gezien niet meer dan een ‘schraal ontbyt’ gebruikte. Daarbij dacht hij aan Johannes Nomsz, Arend Fokke Simonsz, P.G. Witsen Geysbeek en... Bilderdijk. Vondel was de enige die nog te pruimen was. Hij leverde het souper van de vorige dag: ‘Dat was de laatste eigenlyke maaltyd.

Lang daarna dus moest men zich behelpen met kost van minder soort, 'n voedsel-penurie’.35Drie jaar eerder schreef hij dat de armoede bij Nederlandse auteurs een constante was in de literatuurgeschiedenis. Vondel moest volgens hem als kassier werken, Nomsz stierf in het hospitaal, Fokke Simonsz was arm en ook Bilderdijk leefde onder kommervolle omstandigheden. Multatuli voegde hieraan toe:

‘By 't noemen der namen van enigen die my te binnen schieten, wil ik niet geacht worden die mannen juist zo byzonder hoog te stellen.’36

Er zijn meer uitvallen tegen Bilderdijk te vinden. In een brief aan Busken Huet van 31 mei 1867 schreef Multatuli: ‘Hoe Bilderdyk aan renommée [reputatie] gekomen is, behoort weêr onder de vele dingen die ik niet begryp. Naar den allergewoonsten maatstaf zelfs, vind ik zyn verzen slecht.’37Ook op veel andere plaatsen liet hij zich laatdunkend uit over Bilderdijks dichttalent: ‘Zoo'n Bilderdyk kon makkelyker wat verzen lymen, dan zich jaren oefenen tot het schryven van één waar woord.’38Er lijkt in de loop der tijd weinig ontwikkeling te zijn in de wijze waarop Douwes Dekker Bilderdijk beschouwde. Hij bleef zijn voorganger minachtend aanduiden als

‘verzenmaker’ en ‘rijmelaar’ - die vanuit zijn Leidse rijmatelier onzin, wartaal, leugens en laaghartigheid had verspreid.39

Bilderdijks dichtende echtgenote Katharina Wilhelmina Schweickhardt (1776-1830), die in haar leven vrijwel al haar kinderen verloor, moest het eveneens ontgelden.

Haar bekendste werk is de bundelGedichten voor kinderen (1813). In haar eigen tijd was ze een auteur met status. Multatuli had echter geen goed woord voor haar over. Hij was van mening dat ‘Vrouwe van Heusden’ met de ‘graaf van Teisrerbant’

(zoals hij ze naar analogie van Bilderdijk spottend aanduidde) ‘geheel unisono en à s'y méprendre, om 't hardst rymelde’.40Elders merkte hij, met weinig

(14)

beiden plotseling behoefte dit aan de buitenwereld mee te deelen, dat ze daar leed van hadden, dat het hen speet, dat dat kind was gestorven. Fluksch zat elk aan een kant van de wieg, en dan begon het - dan was het weer alles haarklein vertellen aan een publiek dat er zich niets over interesseerde, dat zij het in 't hart voelden en dat ze er smart van hadden. Natuurlijk, hart, smart, smart, hart van 't begin tot 't einde en dan tot slot, dat wat God deed, wélgedaan was. Nu, als 't goed is dat 't kind dood is, dan had dat vets achterwege kunnen blijven. Maar kunt gij U voorstellen, dat ouders, bij 't overlijden van hun kind, in staat zijn en zich geschikt voelen om zulke prullen over zoo'n onderwerp te leveren en dan nog vertellen dat ze er behoefte aan hebben dit te doen? En zoo hebben ze er bij kolommen vol van zamen-geraapt.’41

P. Velyn, Portret van Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt (1776-1830).

CollectieDBNL

De aanval op Floris V

Multatuli was, zoals bekend, vooral gebeten op het treurspelFloris de Vijfde (1808).

Bilderdijk schreef het na zijn terugkeer in Nederland. Op dat moment woonde hij in Katwijk aan den Rijn. Hier had hij zich gevestigd omdat hij het in Den Haag, waar koning Lodewijk Napoleon woonde, niet meer uithield. Het ging niet goed met hem.

Sinds zijn terugkeer voelde hij zich een ‘doodeeter’, een parasiet, die teerde op zijn weldoeners. Toen hij Duitsland verliet, was het nooit zijn bedoeling

Over Multatuli. Jaargang 35. Delen 70-71

(15)

14

geweest om een werkloos bestaan te leiden en het ‘brood der luiheid’ te zoeken.

Maar toen hij het vaderland betrad, had hij al spoedig gemerkt dat de tuinen reeds beplant waren en er voor hem niets meer te zaaien viel. Zijn grootste verlangen, een professoraat, het onderwijzen aan de academie en het drukken van een stempel op het nageslacht, bleef zo onvervuld.

Bilderdijk was van mening dat het in Nederland slecht gesteld was met de kwaliteit van het toneel. Hoewel hij vond dat degene die een stuk schreef net zo goed voor de hottentotten kon werken, publiceerde hij in 1808 het treurspelFloris de Vijfde.

Ook eerder, tijdens de patriottentijd, had Bilderdijk een lofdicht op ‘Flotis de Vijfde’

(1788) gepubliceerd. Het was voor tijdgenoten niet moeilijk een relatie te leggen met de eigen tijd: de opstandelingen die Floris V hadden gedood waren geïncarneerd in de patriotten.

Het treurspel van 1808 schreef Bilderdijk in drie dagen. Het zou datzelfde jaar in de Amsterdamse Schouwburg voor de koning worden opgevoerd, maar dat ging niet door. Acht dagen later voltooide hijWillem van Holland (1808). Beide stukken, met een vaderlands onderwerp en in Vondels stijl, moesten de toneelsmaak verbeteren. Die opdracht had de koning hem gegeven. Floris V (1254-1296) was graaf van Holland en Zeeland. Zijn dood maakte diepe indruk; hij werd ontvoerd door Gijsbrecht van Amstel, Gerard van Velzen en Herman van Woerden. Op de vlucht voor boze boeren werd de graaf op laffe wijze vermoord. Het lot van Floris V was, tot in de twintigste eeuw, een inspiratiebron voor literatoren.42Bilderdijk presenteerde zich als verdediger van Floris V; hij zag in hem de ideale vorst weerspiegeld.43Het lijdt geen twijfel dat de dichter met deze weinig verhulde koningsgezindheid Lodewijk Napoleon gunstig wilde stemmen.

In de contemporaine kritiek wetd het treurspel welwillend ontvangen. Het

onderwerp vond men belangrijk. Over het stuk zelf oordeelden recensenten eveneens positief. De anonieme criticus van deVaderlandsche Letteroefeningen roemde ‘het aestetisch schoone, dat het hart roert: dit alles, wat, door de kunst bijeengevoegd, het Treurspel tot de tijden der beste Grieken terugvoert, geeft aan dit stuk alle die innerlijke waarde, welke alleen van de hand eens Meesters te wachten is’. Hij had groot respect voor Bilderdijk en kon niets anders doen dan de pen neerleggen, ‘in stille overpeinzing van eigen te kort schieten’. Bij zoveel ‘echte’ kunst achtte hij het ongepast om geringe fouten te noemen.44

Bij Multatuli was het tegenovergestelde het geval. De kritiek was volgens hem vastgeroest in het ophemelen van Bilderdijk. Hij wilde thans, in de vijfde bundel Ldeën (1873), Bilderdijks Floris de Vijfde naar de slachtbank leiden. Zoals de

‘profeten van Baäl’ op bevel van Elia doof de Israëlieten ter executie werden afgevoerd, zo wenste Multatuli Bilderdijk als een valse profeet neer te halen, ‘omdat

(16)

slechts één reden voor: ‘Hy is tot belhamel gekozen, en moet de lasten dragen van de bate zyner beroemdheid.’45

Achteraf zou Eduard Douwes Dekker zijn doelstelling aldus samenvatten: ‘Ik had niet te bewyzen dat ook zelfs de grote Bilderdyk wel eens 'n foutje maakt. Ik moest aantonen dat de schryver Bilderdyk een knoeier is van de eerste soort’.46Het liefste zag hij dat het vaderland zich zo snel mogelijk van deze kwakzalver zou ontdoen.47 Zijn biograaf Dik van der Meulen karakteriseerde Multatuli's aanval op zijn voorganger aldus: ‘In 101 bladzijden (Volledig Werk) werd Floris V tegen het licht gehouden, uiteengerafeld, aan stukken gehakt, vermalen en voorgoed naar de literaire vuilnisbelt verwezen.’48

Eigenlijk was er niets dat deugde aan het stuk. Van taal, versificatie en historische voorstelling tot ontwikkeling van de karakters, ontknoping en strekking: hij vond alles even gebrekkig. Multatuli beklaagde zijn lezende landgenoten: ‘met zulke vodden hebt ge u gevoed, o Nederlanders’. Daarna volgde een omstandige uiteenzetting van alle feilen en onjuistheden, of om met Multatuli te spreken: een ‘pleiade van beroerdheid’. Bilderdijk had het gemoed van de burger bedorven met zijn ‘ongezonde’

literatuur. In het behandelde treurspel lagen de ‘zotternyen’ voor het oprapen.49Het gaat hier te ver om alle stijl-, taal- en inhoudelijke fouten die Multatuli aanwees tot in detail te bespreken.

Vooral nam hij het de dichter kwalijk dat hij zijn vak niet verstond: ‘By elke gelegenheid zien we dat onze door en door verboekte schryver 't métier...wel volstrekt niet verstaat, maar dat-i over 't métier een-en-ander gelezen heeft.’ Dat men Bilderdijk op een voetstuk plaatste, vond hij onbegrijpelijk. Men had hem wel bekritiseerd om zijn ‘côterie-geest en partyzucht’, maar had hem als dichter onaangetast gelaten:

‘Voor allen was hy de Meester, de prins der dichteren, de grootvorst van de Nederlandse Letterkunde, de heros in verzenmakery en... poëzie, zaken die vry lynrecht tegenover elkander staan, en die men dus voor 't zelfde hield. Hy ook. Want zelfs waar-i in malle geestdrift zich aanstelt als 'n voorvechter van 't ware

dichterschap (...) zelfs dáár geeft juist hyzelf blyk dat-i wel degelyk behoort onder de velen die “van hier!” moeten gejaagd worden. Bilderdyk was een kwakzalver. En te verachtelyker naarmate hy luider schreeuwde. Een onware dichter staat beneden andere falsarissen omdat-i zich meer aanmatigt.’50

Dat Bilderdijk Jan Wagenaar aanviel, was Multatuli eveneens een doorn in het oog. De achttiende-eeuwse historicus kon tenminste schrijven. Daar was Bilderdijk niet op te betrappen. Diens taal was ellendig: ‘Hy was hierin geen meester niet alleen, maar staat zelfs ver beneden 't gewone peil van verzenmakers.’ DeFloris de Vijfde, een slordig prul, wemelde volgens hem van de stoplappen en stereotiepe eindrijmen: ‘Vóórsmart en hart zet de vindingryke kunstenaar: ik voel... en: in myn...

klaar is het vers! (...) En heel veel anders toch doet zo'n Bilderdyk niet. Hoe

Over Multatuli. Jaargang 35. Delen 70-71

(17)

16

is 't in godsnaam mogelyk, datdie man met z'n walgelijke armoed van geest drie geslachten heeft kunnen foppen! (...) Niemand zou'n stuk brood willen eten, waarin zó weinig meel was als er geestelyk voedsel zit in zulk geknoei. Dat onze

“Dichtervorst” zekere handigheid had - hy bluft er op - in 't maken van verzen, is heel natuurlyk. Men kan zich 't krompraten aanwennen, als 't gapen of scheelzien.

Z'n verzen zyn slecht. Daar bluft-i niet op. Het eeuwige gejingel met maat en rym is eentic, niets meer.’51Om dat te illustreren maakte Multatuli een parodie op Bilderdijks dichttrant, waarbij vooral diens rijmdwang het moest ontgelden. Zo liet hij Floris V tot Machteld spreken, gebruikmakend van semi-Bilderdijkiaanse rijmwoorden:

O, eeuwigdierbre vrouw... vergun my dat ik zwym Van wondring ovet uwe kuisheid en uw rym!

Hoe keurig weet je'n woord, ten spyt van vitzuchtszotten, In letterstaatskunststyl te lengen, te beknotten!52

Verderop eindigt Flotis V zijn tekst met het woord ‘historisch’. Dan schrijft Multatuli:

‘Denk om je rym- en steekwoord, Machteld’. Waarop zij antwoordt met:

‘Kwakzal...florisch!’53De wijze waarop Multatuli Bilderdijks taal- en stijl ridiculiseerde, doet overigens denken aan hoe Bilderdijk zeventig jaar eerder, in 1807, een dichtstuk over de ramp van Leiden van Robert Hendrik Arntzenius met de grond gelijkmaakte.54 Door Bilderdijks werk aan de kaak te stellen, en een vernietigend oordeel te vellen, wilde Multatuli diens laagheid van ziel illustreren. Behalve dat hij niet kon schrijven, vond Douwes Dekker het vooral onvergeeflijk dat Bilderdijk oneerlijk was tegenover de lezer: ‘In al z'n werken heerst de eigenaardige toon van iemand die meent iets belangryks te zeggen, van 'n wegwyzer, van 'n leraar, van 'n Ziener.’ Hij beschuldigde de dichter dan ook van valsheid, omdat hij eigenlijk niets zinnigs te melden had.

Bovendien vond hij het onvergeeflijk dat Bilderdijk door zich een voorstander van Floris V te betonen de toenmalige vorst, Lodewijk Napoleon, vleide. Et was wel kritiek geuit op zijn spelling en op zijn historische, juridische en religieuze denkbeelden, maar niet op deze ongegeneerde pluimstrijkerij: ‘Gedurende de vyf-en-zestig jaren die er sedert de verschyning van z'n prachtstuk verliepen, heeft niemand hem z'n laagheid voor de voeten geworpen.’ Multatuli deinsde hier vanzelfsprekend niet voor terug. Hij beschuldigde Bilderdijk van lafheid, baatzucht en opportunisme, door zijn werk ongegeneerd op zijn mecenas af te stemmen. Na de terugkeer van Oranje in 1813 had hij er vanzelfsprekend geen moeite mee zijn lofzangen op Lodewijk te vervangen door poëzie voor de nieuwe koning. Wederom deinsde de karakterloze dichter er niet voor terug om de drukpers te bevuilen.55

(18)

Zinnebeeldige prent naar aanleiding van het overlijden van Bilderdijk, uit: Willem de Clercq [e.a.],Gedenkzuil voor W Bilderdijk. Amsterdam 1833.

Particuliere collectie

Tot slot beschuldigde Multatuli zijn voorganger van het verspreiden van leugens.

De dichter bezat volgens hem weinig of zelfs helemaal geen waarheidsgevoel. Dat bleek hieruit dat hij in zijn treurspel graaf Floris V een protestantse signatuur had gegeven: ‘Ware hy inderdaadDichter geweest, en doordrongen van z'n onderwerp, we hadden 'n graaf uit de middeleeuwen te zien gekregen, óf in 't karakter-costuum van 'n plompen vechtman die om God noch gebod gaf, óf als 'n volslagen katholiek, of (...) als 'n vry barok mengsel van die beide hoofdtrekken’. In plaats daarvan presenteerde de dichter de Hollandse graaf als een protestant die geloofde in de predestinatie van de mens. Voor de door Bilderdijk gepredikte zedelijkheid en deugdzaamheid kon Multatuli, afkerig als hij was van de protestantse cultuur in het algemeen, evenmin enig begrip opbrengen.56

Over Multatuli. Jaargang 35. Delen 70-71

(19)

18

Vadermoord of zielsverwant

Kritiek kon niet uitblijven. Vrijwel iedereen nam het Multatuli kwalijk dat zijn aanval geen recht deed aan Bilderdijks dichttalent. Een criticus vroeg zich terecht af of de auteur zo naïef was om te menen dat de lezer zijn conclusie niet zelf kon trekken:

‘Ik weet niet, of ooit een verstandig man den Floris V bijzonder bewonderd heeft, en zeker heeft dit treurspel nooit als Bilderdijks meesterstuk gegolden. Dat Bilderdijk wel eens prullen geschreven heeft, zal zeker niemand tegenspreken, maar dat kan van ieder eenigszins vruchtbaar dichter gezegd worden.’ Als Multatuli wilde aantonen dat zijn voorganger een prulpoëet was, moest hij dat doen door diens beste werk kritisch onder de loep te nemen.57Zelfs zijn vriend, de Amsterdamse uitgever G.L.

Funke, was deze mening toegedaan. Hoewel hij Multatuli's studie interessant, amusant en vol rake opmerkingen noemde, zag hij de gerichtheid op één stuk als zwak: ‘Publiek zal direct toestemmen dat B. 's Floris V een prul is, maar gelooft daarom nog niet datal wat B. leverde prullig mag heeten. Ik vrees dus dat Ge met Uwen aanval toch niet volkomen doel zult treffen.’58

Andere critici sloten zich bij dit oordeel aan. Zij benadrukten dat Multatuli tegen een niet bestaande, onzichtbare vijand streed. Het treurspelFloris de Vijfde werd inmiddels door niemand meer mooi gevonden. Multatuli maakte zich meer dan honderd bladzijden dan ook druk om een standpunt te bewijzen dat iedereen reeds huldigde.59Jan ten Brink, later hoogleraar te Leiden, noemde Bilderdijks dramatische werk zwak. Zijn grootste verdienste lag op het gebied van de lyriek, met regels als

‘Befloersde trom / Noch rouwgebrom / Ga romm'lend om / Voor mijn gebeente’. Als men Bilderdijk als dichter wilde beoordelen, moest men zulke verzen centraal stellen.60Ook Johannes van Vloten publiceerde een uitvoerig stuk ter verdediging van de dichter.61Alleen W.F. Hermans koos later partij voor Multatuli en zijn ‘terecht vernietigende ontleding’ van Bilderdijk.62

Multatuli zou Multatuli niet zijn als hij zich niet verweerde. Achteraf legde hij uit:

‘Dat ik den Floris aanviel was toevallig. Ik greep het voor de hand weg, en neem aan 't zelfde te doen, niet alleen met z'n theaterwerk maar met elken bundel dien hy geschreven heeft. Bilderdyk KÓN niets goeds voortbrengen, want hy was een slecht mensch!63’ Nadien heeft hij nooit meer een werk van Bilderdijk kritisch onder de loep genomen. Multatuli was een polemicus, geen criticus die een weloverwogen oordeel wilde geven.

Eduard Douwes Dekker was niet de eerste die Bilderdijk afkraakte en hij zou ook niet de laatste zijn. Na hem zouden onder meer Albert Verwey en H.A. Gomperts hem als dichter bekritiseren.64Het is echter de vraag hoe Multatuli's aanval op en afkeer van Bilderdijk geïnterpreteerd moet worden. In de eerste plaats vertoont zijn

(20)

generatie zich afzetten tegen hun vootgangers. Er is sprake van een constante strijd tussen opeenvolgende generaties. Na verloop van tijd gaan de nieuwkomers zelf de gevestigde orde vormen en kan de literaire kringloop opnieuw beginnen. Bilderdijk werd in de vroege negentiende eeuw gezien als het prototype van de dichter. Nu wilde Mulratuli zelf die positie als auteur gaan innemen.

Deze verklaring lijkt de aanval van Multatuli op Bilderdijk echter niet helemaal te dekken. Een tijdgenoot merkte al in 1873 op dat er meer aan de hand was: ‘Te pronk zitten - teposeeren als men 't noemt - was in 't algemeen steeds zijn zwak, en in dat opzicht mag men zeggen, dat hij wel iets van onzenIdeeën-schrijver zelf had, die ook nog al gaarne te koop pleegt te loopen met zijn ongevallen en ergernissen.

In 't geheel mag men 't er voor houden, dat et tusschen beide groote geesten vrij wat zielverwantschap bestaat, en, zoo bij Douwes Dekker als Bilderdijk, hun eigen dierbaarik steeds een belangrijke rol pleegt te spelen.’ De tweede was gericht op het verspreiden van het christendom, terwijl Multatuli altijd voor waarheid en rechtvaardigheid streed.65

Het is een aantrekkelijke gedachte Multatuli's haat te verklaren door te wijzen op hun overeenkomsten: hun grootheidswaan, hun onvermogen om met geld om te gaan, hun hypochondrie, de neiging tot verslaving (opium bij Bilderdijk, opium en gokken bij Multatuli), hun rol van stoorzender en de moeizame verhouding met de wereld om zich heen. Net als Bilderdijk verliet Multatuli zijn vrouw. Het is zoals Jan te Winkel opmerkte: ‘De eenmaal zoo gevierde Odilde, Bilderdijks eerste vrouw, is een droevig pendant van de ongelukkige Tine, Multatuli's eenmaal zo verheerlijkte eerste echtgenoote.’66

Multatuli had een afkeer van Bilderdijk omdat de man hem aan zichzelf deed denken. Door de aanval op Bilderdijks gebreken maskeerde hij zijn eigen onvolkomenheden.

Eindnoten:

1 Multatuli,Volledig WerkXV. Amsterdam 1983, 537.

2 ‘Afscheid’ (1811). Willem Bilderdijk,De Dichtwerken 9. Haarlem 1858, 108.

3 ‘Dood en leven’ (1809). Willem Bilderdijk,De Dichtwerken 12. Haarlem 1858, 156.

4 P. Spigt, ‘De dood van Multatuli’, in:Keurig in de kontramine. Over Multatuli. Amsterdam 1975, 204 e.v.

5 Briefwisseling van Mr. W. Bilderdijk met de hoogleeraren en mrs. M. en H.W. Tydeman, gedurende de jaren 1807 tot 1831. Deel 1. Sneek 1866-1869, 315. Met dank aan Peter van Zonneveld.

6 Over (de vergelijking tussen) Bilderdijk en Goethe zie Rick Honings, ‘Levenslijden versus levensgenot. Bilderdijk en Goethe: verwant en verschillend’, in:Nieuw Letterkundig Magazijn 30/1 (2012), 42-46.

7 ‘Afscheid’ (1811). Willem Bilderdijk,De Dichtwerken 9, 118.

8 Peter van Zonneveld, ‘Een beminnelijke Izegrim? Bilderdijk van verschillende zijden belicht’, in:

Het Bilderdijk-Museum 24 (2007), 6.

9 J.J.F. Wap,Bilderdijk. Eene bijdrage tot zijn leven en werken. Leiden 1874, 3, 8.

10 Peter van Zonneveld, ‘Nicolaas Beets over Willem Bilderdijk’, in:Het Bilderdijk-Museum 1 (1984), 14.

11 R.A. Kollewijn,Bilderdijk. Zijn leven en zijn werken. Deel 2. Leiden 1891, 77.

12 Willem de Clercq,Willem de Clercq naar zijn dagboek. Ed. A. Pierson. Deel 1. Haarlem 1889, 64.

13 A. Kagchelland & M. Kagchelland,Van dompers en verlichten. Een onderzoek naar de confrontatie tussen het vroege protestantse Réveil en de Verlichting in Nederland (1815-1826). Delft 2009.

Over Multatuli. Jaargang 35. Delen 70-71

(21)

14 Marita Mathijsen, ‘Spelling in de negentiende eeuw. Siegenbeek en Bilderdijk’, in:De negentiende eeuw 12 (1988), 129-140; Idem, Nederlandse literatuur in de romantiek, 1820-1880. Nijmegen 2004, 137-145.

15 Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden 1831, 43.

16 Rick Honings, ‘Goud voor de Tweede Vondel. Bilderdijks erepenning vanwege deMaatschappij uit 1830’, in:Nieuw Letterkundig Magazijn 2 (2009) 37-45.

17 I. da Costa,De mensch en de dichter Willem Bilderdijk. Eene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter en schriften. Haarlem 1859. (Ook verschenen als aflevering 46-48 van Bilderdijks dichtwerken).

18 Olf Praamstra,Gezond verstand en goede smaak. De kritieken van Conrad Busken Huet.

Amstelveen 1991, 58-59. Zie ook Olf Praamstra,Busken Huet. Een biografie. Amsterdam 2007, 259-262.

19 De Gids 1837/1, 90.

20 De Gids 1849/1, 4.

21 Nicolaas Beets,Verpoozingen op letterkundig gebied. Haarlem 1856, 292.

22 De Schoolmeester,Waarde van Lennep. Ed. Marita Mathijsen. Amsterdam 1993 (derde druk), 13.

23 Marita Mathijsen, ‘Dat al wie roem bejaagt aan Bilderdijk zich spiegel... Bilderdijk en de Leidse student-auteurs uit de jaren dertig van de negentiende eeuw’, in:Het Bilderdijk-Museum 9 (1992), 13-18.

24 Nop Maas, ‘Carel Vosmaer over Bilderdijk’, in:Het Bilderdijk-Museum 7 (1990), 10.

25 Multatuli,Volledig WerkVII, 235, 243.

26 Dik van der Meulen,Multatuli. Leven en werk van Eduard Douwes Dekker. Nijmegen 2002, 105-106; Eep Francken,De veelzinnige muze van E. Douwes Dekker. Amsterdam 1990, 47-48.

27 Multatuli,Volledig WerkVI, 492.

28 Francken,De veelzinnige muze van E. Douwes Dekker, 265.

29 Cd. Busken Huet, ‘Bilderdijk’, in:Litterarische Fantasien en Kritieken. Deel 25. Haarlem z.j., 4, 47.

30 Busken Huet, ‘Bilderdijk’, 93.

31 Praamstra,Gezond verstand en goede smaak, 60.

32 Praamstra,Gezond verstand en goede smaak, 61.

33 Joop Rommets & Maarten Scholten,Een kast met boeken van Multatuli. Ongepubliceerde doctoraalscriptie Universiteit Leiden, 1991, 37-42.

34 Multatuli,Volledig WerkIV, 694.

35 Multatuli,Volledig WerkIV, 382. voedsel-penurie: voedselgebrek.

36 Multatuli,Volledig WerkIV, 79.

37 Multatuli,Volledig WerkXII, 238.

38 Multatuli,Volledig WerkXV, 686.

39 Multatuli,Volledig WerkVI, 581.

40 Multatuli,Volledig WerkIV, 692.

41 Multatuli,Volledig WerkXIX, 126-127.

42 Zie Wim van Anrooij,Floris V door de edelen vermoord. Beeldvorming sedert 1296. Leiden 2002.

43 Van Anrooij,Floris V door de edelen vermoord, 69.

44 Vaderlandsche Letteroefeningen 1809/1, 82-83.

45 Multatuli,Volledig WerkVI, 500. Elders, in een brief van G.L. Funke van 18 maart 1873, schreef Multatuli over Bilderdijk: ‘Hém moest ik kiezen omdat-i 'n belhamel was, iemand die “school”

heeft gemaakt. En die “school” bestaat nog.’ Multatuli,Volledig Werk XV, 684.

46 Multatuli,Volledig WerkVI, 566.

47 Multatuli,Volledig WerkVI, 584.

48 Van der Meulen,Multatuli. Leven en werk van Eduard Douwes Dekker, 636.

49 Multatuli,Volledig WerkVI, 495-496

(22)

63 Multatuli,Volledig WerkXVII, 160.

64 Zie Rick Honings, ‘Een treurige figuur en een valse profeet. H.A. Gomperts en de Bilderdijk-herdenking van 1956’, in:Nieuw Letterkundig Magazijn 29 (2011), 30-32.

65 Multatuli,Volledig WerkXVI, 341-342.

66 Jan te Winkel,Bilderdijk. Lotgenoot van Multatuli. Eene studie. Haarlem 1889, 51. Over de verwantschap tussen Bilderdijk en Multatuli zie ook G.J. Johannes, ‘Bilderdijk, Multatuli en Van het Reve. Over schrijvers, zenuwlijders en literaire topauteurs’, in:Het Bilderdijk-Museum 24 (2007), 10-15.

Over Multatuli. Jaargang 35. Delen 70-71

(23)

22

Commentaar op de lezing van Rick Honings Gert-Jan Johannes

In reactie op Rick Honings' interessante voordracht wil ik enkele punten aanstippen.

(1) Hoe valt het te verklaren dat Multatuli zo uitgebreid de aanval op Bilderdijk opende? Honings wijst erop dat Dekker er nogal laat mee kwam; Bilderdijk was allang niet meer de bewonderde nationale dichter van weleer, en het was dus in hoge mate een geval van trappen tegen een dood paard. Joris van Eijnatten betoogt bovendien dat Multatuli er inhoudelijk soms volledig naast zat. Waarom deed Multatuli eigenlijk zoveel moeite? Als ik het goed zie, is de voornaamste stelling van Honings de volgende. Er zijn frappante overeenkomsten tussen Multatuli en Bilderdijk; ze leken sterk op elkaar, ook qua gebreken. Maar door de aanval op Bilderdijk te openen, probeerde Multatuli te suggereren dat hij heel anders was dan Bilderdijk, en dar hij diens gebreken miste. Je zou er nog aan kunnen toevoegen: op die manier suggereerde hij dat Bilderdijk terecht in armoede leefde, terwijl hijzelf een genie was dat miskend werd en alleen daarom steeds om geld verlegen zat. Ik denk niet dat iemand het hiermee in algemene zin oneens zal zijn. Het is een bekend patroon bij Multatuli. Als hij heel erg op iemand lijkt (of als hij diens werk duchtig plagieert), dan zwijgt hij die persoon vaak dood, of hij maakt er negatieve opmerkingen over.

Inderdaad zijn er tientallen frappante overeenkomsten tussen Multatuli en Bilderdijk. Ik kan dit moeilijk ontkennen, want ik heb er zelf ooit een artikel over geschreven in het tijdschrift van de Bilderdijkianen.1Maar we moeten het ook niet overdrijven. Hier en daar doet het betoog van Honings mij denken aan een

conference van de cabaretier Erik van Muiswinkel, waarin deze wijst op de frappante overeenkomsten tussen hemzelf en president Obama. Dat gaat ongeveer als volgt:

(24)

- ‘Obama en ik zijn precies even oud, we zijn zelfs op precies dezelfde dag geboren. Frappant!

- Obama heeft een blanke moeder. Ik heb ook een blanke moeder. Opmerkelijk!

- Ik heb één broer. Obama heeft twee halfbroers. Samen dus eigenlijk ook één broer. Frappant! Kan geen toeval zijn!’ Ik moet hier bijvoorbeeld aan denken waar Rick Honings het heeft over Bilderdijks eerste vrouw, die een droevig pendant zou zijn van Multatuli's eerste vrouw. Dit terwijl hij ook veel nadruk legt op het feit dat Bilderdijks tweede vrouw vrijwel al haar kinderen verloor.

De overeenkomst is dan dus eigenlijk: Bilderdijkstweede vrouw had een stuk of tiendode kinderen, en Multatuli's eerste vrouw had twee levende kinderen.

Frappant!

(2) Een tweede punt. Natuurlijk zijn et, zoals gezegd, inderdaad veel

overeenkomsren. Voor mij is het wel de vraag hoe we die overeenkomsten moeten duiden. Honings ziet het vooral als een kwestie van zielsverwantschap. Mijns inziens gaat het hier om meer structurele overeenkomsten, die niet beperkt blijven tot Bilderdijk en Multatuli. Veel van de overeenkomsten tussen Bilderdijk en Multatuli gelden bijvoorbeeld ook voor Gerard Reve in de eerste helft van zijn carrière. De meeste overeenkomsten tussen Multatuli en Bilderdijk zijn dan ook, naar mijn idee, niet zozeer een kwestie van toevallige overeenkomsten in karakter. Eerder hangen ze heel nauw samen met de positie van de Nederlandse auteur. Althans, de auteur die van zijn literaire werk wilde leven in de periode tussen, pakweg, 1700 en 1960.

De periode dus die ligt tussen het moment waarop de gedachte opkwam dat je met literair werk op commerciële basis geld zou kunnen verdienen, en het moment waarop de literaire auteur een televisiepersoonlijkheid kon worden, en daardoor inderdaad goed geld kon gaan verdienen.

De tragiek van Bilderdijk en Multatuli is, dat ze zich allebei (Bilderdijk door zijn verbanning en Multatuli door de Lebakkwestie) op een gegeven ogenblik gedwongen zagen om geheel van hun literaire werk te leven. Beiden merkten ze toen dat er, in het kleine Nederlandse taalgebied, met literaire geschriften geen droog brood te verdienen viel. En dat, terwijl ze allebei door hun tijdgenoten beschouwd werden als een van de grootste auteurs van Nederland, zo niet de allergrootste. Allebei probeerden ze dit op te vangen door steeds meer te produceren. Maar allebei bedierven ze daarmee in het kleine Nederland prompt hun eigen markt, waardoor de situatie nog verergerde. Dit is het probleem waaruit veel aspecten van hun levenshouding te verklaren vallen. Mijns inziens gaat het dus niet zozeer om een kwestie van karakter, maar om de sociale positie van de auteur. Wie in Nederland van de literaire pen wilde leven, werd tot voor kort geconfronteerd met een groot

Over Multatuli. Jaargang 35. Delen 70-71

(25)

24

aantal steeds dezelfde problemen. Daaruit komt als vanzelf een bepaalde levenshouding voort, en een bepaalde opstelling tegenover het leespubliek.

(3) Die overproductie brengt mij op de vraag die een beetje achter de bijeenkomst van vandaag schuilgaat. Zijn we vóór Bilderdijk of vóór Multatuli? Als ik voor mezelf mag spreken: ik ben voor allebei. En ik bedoel dit niet als een manoeuvre om de vraag te ontwijken. Waar het mij om gaat, is dat er tussen Bilderdijk en Multatuli een heel belangrijke overeenkomst bestaat die Rick Honings nog niet genoemd heeft.

Ik denk hier aan het feit dat ze allebei van de nood om veel drukwerk te produceren, een deugd hebben gemaakt. Allebei hebben ze elke gebeurtenis in hun leven, elk boek dat ze lazen, elk idee dat ze ontwikkelden, meteen omgezet in literatuur. Als bij Bilderdijk in Duitsland de kachel teveel rook en roet gaf, maakte hij een

schimpdicht over de Duitse kachels. En als Multatuli ging vliegeren, schreef hij een Idee over het vliegeren.

Multatuli noemde zijnideeën ‘de Times van mijn ziel’ en op precies dezelfde manier waren ook Bilderdijks gedichten deTimes van zijn ziel. Bilderdijk was in Nederland een van de eerste literatoren die zo te werk gingen. Maar in zijn tijd werd het proza nog gezien als een inferieure uitdrukkingsvorm. Daarom schreef hij de Times van zijn ziel in poëzie. In Multatuli's dagen had het literaire proza al veel meer aanzien gekregen, en daardoor kon hij deTimes van zijn ziel in litetair proza schrijven. Maar ieder op zijn eigen wijze behoorde in zijn tijd tot de eerste

Nederlandse letterkundigen die zo consequent de hele eigen leef- en denkwereld tot literatuur met een uiterst egodocumentair karakter omvormden. In beide gevallen levert dat, naast een hoop geouwehoer, ook vele literaire hoogtepunten op,

waaronder duizenden brieven met een ongelooflijk aantal rake regels.

(4) Tenslotte een vierde kwestie. Zeer terecht citeert Rick Honings Multatuli's uitspraak over Bilderdijk: ‘In al z'n werken heerst de eigenaardige toon van iemand die meent iets belangryks te zeggen, van'n wegwyzer, van 'n leraar, van 'n Ziener’.

Een treffender typering van Multatuli's eigen werk is nauwelijks denkbaar. Multatuli is door de Multatulianen dan ook vaak beschouwd als iemand die dingen bedacht die niemand anders kon bedenken, en die dingen zag die door niemand anders werden gezien. Multatuli zou een grootDichter und Denker zijn geweest. Was hij dat? Ik meen van niet. Wat hij wel was, dat is eenearly adopter, zoals dat in het reclamejargon heet. Iemand die nieuwe ideeën tijdig weet te signaleren en zich eigen te maken, voordat het grote publiek ze oppikt. Neem bijvoorbeeldEen woord over de nieuwe regeling van het bestuur van Nederlandsch-Indië, geschreven door R.W.J.C. Bake.De Recensent, Algemeen Letterlievend Maandschrift van 1851 zegt er dit over: ‘De heer Bake dringt ook aan op de handhaving van het beginsel, dat

(26)

inlanders onder het gezag hunner eigen hoofden worden gelaten, maar meent, dat er naauwkeurig moet worden gelet op de goede hoedanigheden dier hoofden, die nu veelal de inlanders onderdrukken en knevelen.’ Niet het idee van het

‘onderdrukken en knevelen’ door de inlandse hoofden maaktMax Havelaar tot zo'n meesterwerk, maat de manier waarop Multatuli dit idee in zijn boek verwerkt en verwoordt (daarbij en passant nog de titel meenemend van een pamflet uit 1847, Iets over de Koffij-veilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappij). Dankzij zijn enorme literaire talent en zijn fantastische schrijfstijl heeft Multatuli talloze ideeën van anderen toegankelijk gemaakt voor zijn publiek, waaronder het idee van Friedrich Schlegel omideeën te publiceren. En via zijn enthousiaste leespubliek - dat voor een belangrijk deel bestond uit onderwijzers - bereikte hij ook het grotere publiek in het algemeen. Multatuli was geen groot, origineel denker. Hij was een literair begaafd volger en propagandist van reeds bestaande ideeën. Maar doordat hij daarmee toch nog steeds een jaar of tien, twintig voor de grote massa uitliep, konden sommigen hem gaan beschouwen als vernieuwer en als profetisch ziener.

Bilderdijk daarentegen verwees steeds naar het verleden. Op het eerste gezicht lijkt het daardoor alsof hij steeds minstens vijfentwintig jaar achter de troepen aanliep.

Maar je kunt het ook heel anders zien. Bilderdijk en diens leerling Da Costa zijn degenen die in Nederland al in een heel vroeg stadium, rond 1800, een aantal zeer fundamentele bezwaren tegen de Verlichting, de modernisering en de globalisering hebben gesignaleerd. DeBezwaren tegen de geest der eeuw, die Bilderdijk en Da Costa formuleerden, zijn precies de bezwaren die het islamitisch en het christelijk fundamentalisme van tegenwoordig tot zo'n gevreesde tegenkracht tegen de Westerseway of life maken. Wat dat betreft, zou je kunnen zeggen dat de profetenmantel eerder past bij hen dan bij Multatuli.

Maar of een literator nu een profeet, dan wel eentrendwatcher of een trendvolger is, wat maakt het eigenlijk uit? Als hij maar kan schrijven. Dat kon Multatuli. En Bilderdijk niet minder.

Eindnoten:

1 G.J. Johannes, ‘Bilderdijk, Multatuli en Van het Reve. Over schrijvers, zenuwlijders en literaire topauteurs’, in:Het Bilderdijk-Museum 24 (2007), 10-16.

Over Multatuli. Jaargang 35. Delen 70-71

(27)

26

Multatuli en Jan Goeverneur1 Gaia van Bruggen

In het laatste nummer vanOver Multatuli rekent Anton Korteweg zo tussen neus en lippen door de Multatuli-bewonderaar Jan Goeverneur, alias Jan de Rijmer, tot de verzensmeders waar de schrijver zo de pest aan had. We lezen ook dat Goeverneur een schilderij van Multatuli's huis in Nieder-Ingelheim had hangen. Is dit een vroege persoonsverheerlijking: zelfs een schilderij van het huis waarin de vereerde woont boven de schoorsteen te hebben, en dat nog wel terwijl Goeverneur, evenals de

‘hobbelpaardberijdende lettergrepentellers van Braga’ had moeten weten van Multatuli's afkeer van zijn rijmers-métier?2Of wist Goeverneur misschien niet dat de vereerde schrijver zo'n afkeer had van zijn rijmelarij?

Hoe kwam die Jan de Rijmer eigenlijk aan zo'n schilderij? Die waren in Groningen, waar hij woonde, in die tijd niet zomaar te koop. Dat kan hij bijna alleen hebben gekregen van Douwes Dekker zelf. Maar Multatuli en Goeverneur, tot 1987 was et niets bekend van enige relatie tussen die twee. Noch in het archief, noch in de Multatuli-literatuur tot die tijd komt de naam Goeverneur voor. Toch hebben ze elkaar wel degelijk gekend, ontmoet en tot op zekere hoogte gewaardeerd, zoals blijkt uit later gevonden archiefstukken.

In 1905 werd in Nieder-Ingelheim, de laatste woonplaats van Multatuli, de ‘Historische Verein Ingelheim’ opgericht door Andreas Saalwächter. Deze in 1876 geboren Ingelheimer was een jeugdvriendje van Multatuli's even oude pleegzoon Eduard (Wouter) Bernhold. Ze speelden regelmarig samen op zondagen, als Wouter kinderen thuis mocht uitnodigen. Al jong was Andteas geïntetesseerd in geschiedenis en als volwassene heeft hij zich vol overgave gestort op de plaatselijke grootheden, waartoe hij zeker ook de vader van zijn jeugdvriendje tekende.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vorstenschool zijn de zetfouten en andere ingrepen in het voorwoord teruggedraaid, de noot is terecht. Maar de ‘echte’ overdruk heeft Multatuli nooit meer in handen gekregen: de zin

Dat ik als uitgever daarin nog al belangstel, óok om 't materieele voordeel dat het gevolg van zulk eene beoordeeling kan zijn, behoeft wel geen betoog, doch vooral doet mij Uw

denkwereld, waarin zaken als zelfstandig denken, het vormen van een eigen mening en niet te vergeten de individuele soevereiniteit, sleutelbegrippen zijn. In Woutertje Pieterse

De thematische vervlechting van de Wouter-geschiedenis met de overige Ideën heeft voor elke bewerker het onaangename gevolg dat een uit zijn context losgemaakte

Behalve de eerste druk van Max Havelaar stonden in onze boekenkast de uit zijn bibliotheek afkomstige Verzamelde Werken van Multatuli, twee delen Woutertje Pieterse en nog veel

geen kus gegeven, maar het zal niet lang meer duren.’ Cateau is nog niet vertrokken of er dient zich een nieuwe dame aan, maar, schrijft Douwes Dekker aan Tine: ‘Ik heb te weinig

De onvrede liep zo hoog op dat Dekker - die dacht aan een goedkope volksuitgave in een grote oplage ( VW X , 299), iets waar Van Lennep en De Ruyter echter niets voor voelden -

Met zyn opstel heeft hy ons al drie kransavenden bezig gehouden, en, wat het ergste is, de Rosemeyers vinden het mooi. Zoo zeggen ze, ten-minste. Als ik een aanmerking maak, beroept