• No results found

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE

EDUCATIE

OKI 't Kienderbènkske

Plaats : Siebengewald

LRKP nummer : 107168297

Onderzoeksnummer : 289966

Datum onderzoek : 8 december 2016 Datum vaststelling : 20 januari 2017

(2)
(3)

1 INLEIDING . . . 5

2 BEVINDINGEN . . . 7

3 CONCLUSIE. . . 11

4 REACTIE VAN DE HOUDER . . . 13

BIJLAGE 1 OORDELEN . . . 15

INHOUDSOPGAVE

(4)
(5)

Op 8 december 2016 heeft de inspectie Ontwikkelingsgericht Kinderdagverblijf (OKI) 't Kienderbènkske onderzocht. Het onderzoek is uitgevoerd vanwege het toezicht van de Inspectie van het Onderwijs op de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (vve). OKI 't Kienderbènkske is opgenomen in een steekproef waarbij we gegevens verzamelen over de kwaliteit van de

voorschoolse educatie ten behoeve van de jaarlijkse rapportage "De staat van het onderwijs".

Tijdens het onderzoek heeft de inspectie de kwaliteit van de voorschoolse educatie beoordeeld met een set indicatoren, waarmee zij overeenkomstig de Wet op het Onderwijstoezicht (WOT) kan beoordelen of de vve-locaties op belangrijke onderdelen vve van voldoende kwaliteit biedt. Deze indicatoren hebben betrekking op:

• De voorwaarden voor vve

• De ouders

• De kwaliteit van de educatie

◦ Het vve-programma, zoals dat wordt aangeboden

◦ Het pedagogisch klimaat

◦ Het educatief handelen

• De ontwikkeling, zorg en begeleiding

• De kwaliteitszorg

• De doorgaande lijn tussen de voor- en vroegschool

• De resultaten van vve

Het onderzoek bestond uit een vve-locatiebezoek, waarbij:

• documenten over planning, begeleiding en zorg zijn bestudeerd;

• enkele groepsobservaties zijn uitgevoerd. Deze vve-bezoeken vonden plaats in de OKI-peutergroep;

• gesprekken met de locatieleiding/zorgcoördinator, ouders, pedagogisch medewerkers en een vertegenwoordiging van de houder zijn gevoerd.

INLEIDING 1

Onderzoeksopzet

(6)

De inspectie heeft zich bij haar onderzoek onder andere gebaseerd op het Toezichtkader vve 2010 en de werkinstructie toezichtkader voor- en vroegschoolse educatie, maart 2014. Dit document is te vinden op www.onderwijsinspectie.nl.

In hoofdstuk 2 van dit rapport beschrijft de inspectie de bevindingen die uit haar onderzoek naar voren zijn gekomen. Bij de geconstateerde verbeterpunten is tevens een onderbouwing opgenomen. In hoofdstuk 3 volgt de conclusie. In hoofdstuk 4 wordt de houder van de kinderopvanglocatie uitgenodigd om kort te reflecteren op de bevindingen van de inspectie en zo mogelijk aan te geven welke kwaliteitsontwikkelingen hieraan verbonden worden. Bijlage 1 van dit rapport bevat een overzicht van de bij dit onderzoek gebruikte indicatoren en de bevindingen van de inspectie daarover.

Toezichtkader

Opbouw rapport

(7)

Algemeen beeld

Het onderzoek is gebaseerd op Ontwikkelingsgericht Kinderdagverblijf (OKI)

’t Kienderbènkske, locatie Siebengewald. Deze locatie is één van de twee vve- locaties van Kinderopvang ’t Kienderbènkske. Ten tijde van het onderzoek bezocht één vve-geïndiceerde peuter het kinderdagverblijf.

De pedagogisch medewerkers en het management van ‘t Kienderbènkske zetten zich met veel betrokkenheid en passie in voor hun peuters. De pedagogisch medewerkers gaan op een ondersteunende en respectvolle manier met de peuters om en bieden hen zo een fijne speelomgeving. Ook de ouders met wie gesproken is, geven aan dat hun kinderen het erg naar hun zin hebben op ’t Kienderbènkske. Het pedagogisch handelen is sterk en hierbinnen is ook een voorbeeld voor anderen aan te wijzen, zoals blijkt uit het overzicht in bijlage 2.

In de afgelopen periode zijn stappen gezet in de ontwikkeling van

ouderbetrokkenheid. Binnen het kwaliteitsaspect Ouders vraagt één onderdeel nog om verbetering. Voor de komende periode staat ’t Kienderbènkske voor de uitdaging te werken aan de kwaliteitsverhoging van het aanbod en het educatief handelen (aspecten Kwaliteit van de uitvoering van vve en Ontwikkeling,

begeleiding en zorg). Kort samengevat gaat het om: doelgericht handelen, afgestemd op de verschillen in de ontwikkeling van de peuters en met meer nadruk op gerichte taalstimulering. Verder liggen er verbeterpunten binnen de aspecten kwaliteitszorg en Doorgaande lijn.

De GGD heeft de vve-groep voor het laatst in juli 2016 bezocht. In de

basisvoorwaarden voor voorschoolse educatie en het pedagogisch klimaat zijn toen geen tekortkomingen vastgesteld.

Toelichting

Condities

Op OKI ’t Kienderbènkske zijn de condities voor vve aanwezig.

Ouders

De gemeentelijke vve-rapportage uit 2012 gaf een belangrijke impuls aan de ontwikkeling van ouderbetrokkenheid bij ‘t Kienderbènkske. In dit gemeentelijk beleid werden uitgangspunten, doelen en ambities geformuleerd ten aanzien van ouderbetrokkenheid.

BEVINDINGEN

2

(8)

’t Kienderbènkske stelde een oudercommissie in en verbeterde de

informatievoorziening aan nieuwe (vve-)ouders. Ook kwam er een aanpak om ouders te helpen thuis de ontwikkeling van hun kinderen te stimuleren en hen te betrekken bij activiteiten op de voorschool. Het activiteitenaanbod (themabrief, voorleestas) is voor alle ouders in grote lijnen gelijk. Er zijn geen duidelijke doelen geformuleerd voor dit activiteitenaanbod. Ook is het niet duidelijk of ouders ook meedoen met de activiteiten en zo nee, waarom niet. Het algemene gemeentelijk beleid vraagt om een vertaling naar de specifieke situatie van ‘t Kienderbènkske. Hiervoor is allereerst een specificering nodig van de

(gemeentelijke) analyse van de ouderpopulatie. Vervolgens kunnen doelen en activiteiten vastgesteld worden die afgestemd zijn op de behoeften en

mogelijkheden van ouders.

Kwaliteit van de uitvoering van vve

‘t Kienderbènkske beschikt over een integraal vve-programma. Toch is niet duidelijk in hoeverre dit aanbod ook werkelijk aangeboden wordt en of hierbij alle ontwikkelingsgebieden voldoende (en evenredig) aan bod komen. En of met het taalaanbod aan alle (SLO-)doelen wordt gewerkt.

Ook laat het aanbod geen aantoonbare opbouw in moeilijkheidsgraad zien en is niet duidelijk hoe rekening gehouden wordt met de verschillende

ontwikkelingsniveaus van de peuters. Dit komt omdat het vve-programma vooral de functie van ‘bronnenboek’ heeft en thema’s niet worden doorvertaald naar (doelgerichte) week-/dagplanningen. De pedagogisch medewerkers merken op dat het aanwezige vve- programma gericht is op vve-doelgroepkinderen en te weinig uitdaging biedt aan niet-doelgroeppeuters. (Op dit moment het overgrote deel van de groep). Juist daarom is het belangrijk om goed na te denken over een activiteitenaanbod dat enerzijds voldoende uitdaging biedt aan niet-doelgroeppeuters en anderzijds aansluit bij de specifieke behoeften van de vve-peuters.

Het pedagogisch handelen van de pedagogisch medewerkers is sterk. De wijze waarop zij respect tonen voor de kinderen en hun warme en positieve

benadering, is zelfs een voorbeeld voor anderen. De peuters genieten zichtbaar.

Het educatief handelen van de pedagogisch medewerkers moet sterker gericht zijn op taalstimulering: continu en bewust, op geplande en ongeplande

momenten. Dit vraagt een versterking van gespreksvaardigheden en

vaardigheden met betrekking tot woordenschatuitbreiding. Ook kan de (vaste) speelleeromgeving meer ondersteunend ingericht worden om de ontluikende en beginnende geletterdheid (en gecijferdheid) te stimuleren.

(9)

De ontwikkeling, begeleiding en zorg

De ontwikkeling, begeleiding en zorg kan aan kwaliteit winnen wanneer de gegevens uit het kindvolginstrument beter benut worden. De pedagogisch medewerkers volgen de ontwikkeling van de peuters met een volginstrument en houden kindbesprekingen. Ook brengen zij vervolgens algemene stimulerende en belemmerende factoren in beeld van peuters die op- of uitvallen in een daarvoor bestemd document. Op basis van eigen ervaring en deskundigheid geven de pedagogisch medewerkers extra aandacht en ondersteuning aan individuele kinderen. Maar de begeleiding van deze peuters met een achterstand (of juist met een voorsprong) verloopt onvoldoende planmatig. Waar staat de peuter in zijn ontwikkeling, wat is het doel van de extra zorg/begeleiding, welke activiteiten en begeleiding worden ingezet en wanneer en hoe vindt de evaluatie plaats? Deze vragen blijven nog onbeantwoord.

Kwaliteitszorg

In het pedagogisch beleidsplan heeft ’t Kienderbènkske haar doelen en ambities geformuleerd. Deze vormen de leidraad bij het beantwoorden van de vraag

‘Doen wij de goede dingen en doen we die ook goed?’. Evaluatie-activiteiten vinden ‘ad hoc’ plaats en leveren informatie op waarmee meteen ‘knelpunten’

aangepakt worden op de werkvloer. Ook leidde dit tot de conclusie van het management dat scholing op het gebied van opbrengstgericht werken en interactievaardigheden wenselijk is. De aanpak van het evalueren van de geboden vve-kwaliteit kan zich verder ontwikkelen tot een meer periodieke, cyclische en integrale systematiek.

Binnen de kwaliteitszorg vragen enkele punten om verbetering. Allereerst wordt op locatieniveau nog weinig gesproken over wat vve-peuters aan het einde van de peuterperiode moeten kennen en kunnen. Dit onderwerp maakt ook geen deel uit van het verantwoordingsformulier (jaarverslag) dat de houder jaarlijks opstelt over alle locaties. Toch liggen er hiervoor wel aanknopingspunten. De gemeentelijke monitor (2015) geeft namelijk de opbrengsten (gemiddelde vaardigheidsscores op de peutertoets) weer. Wat is af te leiden uit deze cijfers voor deze locatie? En welke resultaten/ambitie streeft men na? Dit onderdeel van de kwaliteitszorg blijft nog onderbelicht. Een tweede punt is de

planmatigheid waarmee verbeteracties worden uitgevoerd. De

verbeteractiviteiten zijn niet concreet uitgewerkt waardoor onduidelijk is welk doel precies bereikt moet worden, wie hieraan werken en hoe men gaat bepalen of het resultaat bereikt is. Tenslotte moet meer aandacht uitgaan naar de wijze waarop de bereikte kwaliteit vastgehouden kan worden. Gedurende de

onderzoeksdag kwamen verschillende voorbeelden naar voren van verdwenen

(10)

en ‘verwaterde’ werkwijzen (de werkwijze met het vve-programma, de planning van zorg en begeleiding, het overzicht speerpunten op locatieniveau, het

zorgdocument). Niemand wist goed waarom een werkwijze was losgelaten. Dit is jammer van de geïnvesteerde tijd en energie.

Doorgaande lijn

De afstemming met de vroegschool is groeiende. Doorgaande lijnen zijn al zichtbaar in het aanbod. Ook is zorgstructuur van de voor- en vroegschool op elkaar afgestemd. Een eerste stap is gezet in de ontwikkeling van doorgaande lijnen voor het pedagogisch handelen en ouderbeleid. De pedagogisch

medewerkers en de leraren van de basisschool volgen hierover samen studiedagen en voeren overleg. Ook in de dagelijkse praktijk weten de pedagogisch medewerkers en de medewerkers van de vroegschool elkaar te vinden, ookal is dit (naar de mening van de voorschool) wel iets vaker op initiatief van hen.

Opbrengsten

’t Kienderbènkske meet en levert de resultaten van vve aan conform de gemeentelijke afspraken. Op dit moment geeft de gemeentelijke vve-monitor nog geen antwoord op de vraag of de behaalde vve-resultaten van voldoende niveau zijn. Dit komt doordat de monitor (nog) geen normen bevat om dit te kunnen nagaan.

(11)

De Inspectie van het Onderwijs constateert dat de kwaliteit van de voorschoolse educatie op OKI ’t Kienderbènkske grotendeels op orde is. Uit het onderzoek is wel gebleken dat de vve-locatie ook nog enkele tekortkomingen kent.

CONCLUSIE

3

(12)
(13)

Dit rapport beschrijft de oordelen van de inspectie over de kwaliteit van de voorschoolse educatie op OKI ’t Kienderbènkske. Daarnaast heeft de inspectie

’t Kienderbènkske gevraagd te reflecteren op de uitkomsten van het onderzoek en zo mogelijk aan te geven welke kwaliteitsontwikkelingen hieraan verbonden worden.

Hieronder geeft de houder haar reactie:

’t Kienderbènkske herkent zich in het rapport van de inspecteur. De

verbeterpunten die vanuit het eindgesprek en uit het onderzoek naar voren zijn gekomen zijn herkenbaar en aanleiding om deze de komende periode (verder) op te pakken en te ontwikkelen. Een aantal stappen is ’t Kienderbènkske hierin reeds aan het ondernemen. Zo gaat ’t Kienderbènkske aan de slag met de vaste inrichting van de ruimte. Er zal meer aandacht besteed worden aan elementen die de ontluikende geletterdheid stimuleren, bijvoorbeeld door te labelen en er voor te zorgen dat er meer ‘echte’ materialen aanwezig zijn. Ook is als

ontwikkeling te benoemen dat alle medewerkers van ’t Kienderbènkske

inmiddels geschoold zijn in observatie- en registratie instrument KIJK! Vanuit de observatie wordt in beeld gebracht waar een kind staat in zijn ontwikkeling en kan de begeleiding meer doel- en planmatig worden ingezet. Hierin wordt meer nadruk op taalstimulering meegenomen. Ten slotte bekijkt ’t Kienderbènkske op dit moment hoe ze haar ouderbeleid meer gerichter kan maken, dus op

locatieniveau. Dit door bijvoorbeeld vanuit de gegevens bij de intake in beeld te brengen wie haar ouders zijn en welke behoeftes en mogelijkheden zij hebben.

Hier kan vervolgens het activiteitenaanbod op afgestemd worden.

REACTIE VAN DE HOUDER

4

(14)
(15)

In de onderstaande tabellen vermeldt de inspectie welke indicatoren in dit onderzoek zijn betrokken en tot welke bevindingen het onderzoek heeft geleid.

De bevindingen zijn weergegeven in de vorm van een score. De score geeft aan in welke mate de betreffende indicator gerealiseerd is.

Legenda:

1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig. Deze kwalificatie geeft aan dat er écht iets verbeterd dient te worden.

2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn wenselijk. Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt.

3. Voldoende.

4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen. Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat andere voor- en/of vroegscholen hiervan kunnen leren.

BIJLAGE 1 OORDELEN

Condities 1 2 3 4

Voldoende vve-tijd

Kwaliteit pedagogisch medewerkers

• A0.1 Er is een recent GGD-rapport beschikbaar

A2 De groepsgrootte voldoet aan de maximumeisen (voorschool) A3 Beroepskracht - kind ratio ("dubbele bezetting")

A4.1 De peuters volgen gedurende voldoende tijd (per week) een vve-programma op de voorschool

A5.2 Alle beroepskrachten zijn toereikend gekwalificeerd (opleiding)

A5.3 Alle beroepskrachten spreken voldoende Nederlands A5.4 Alle beroepskrachten zijn toereikend vve-geschoold A5.5 Er is een jaarlijks vve-opleidingsplan

Ouders 1 2 3 4

• B1 Gericht vve-ouderbeleid

B2 Ouders zijn vooraf adequaat geïnformeerd

B3 Intake

B4 Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen

B5 Participatie in vve-activiteiten in de voorschool/vroegschool B6 Informeren over de ontwikkeling van hun kind

(16)

Kwaliteit van de uitvoering van vve 1 2 3 4 Kwaliteit van de educatie: het aangeboden programma

Kwaliteit van de educatie: het pedagogisch klimaat

Kwaliteit van de educatie: het educatief handelen

• C1.1 Een integraal vve-programma

C1.2 Werken met een doelgerichte planning

C1.3 Het activiteitenaanbod gericht op de taalontwikkeling is voldoende dekkend en geconcretiseerd

C1.4 Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd

C2.1 Het pedagogisch handelen van de pedagogisch medewerkers/

leerkrachten is respectvol

C2.2 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten structureren en hanteren duidelijke pedagogische gedragsgrenzen

C2.3 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten stimuleren de sociale vaardigheden en de persoonlijke competenties van de kinderen

C2.4 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten bevorderen de zelfstandigheid van de kinderen en tonen respect voor de autonomie van het kind

C2.5 De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en spel- en taal-uitlokkend

C3.1 Het educatief handelen van beide pedagogisch medewerkers/

leerkrachten is goed op elkaar afgestemd

C3.2 Er worden structureel effectieve en gerichte activiteiten voor de taalontwikkeling uitgevoerd

C3.3 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten bevorderen de interactie met en tussen kinderen

C3.4 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten stimuleren actieve betrokkenheid van de kinderen en verrijken het spelen en werken

C3.5 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten bevorderen de ontwikkeling van aanpakgedrag (strategieën) bij de kinderen C3.6 Het gedrag van de pedagogisch medewerkers/leerkrachten

met de kinderen is responsief

C3.7 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten stemmen de activiteiten af op verschillen in de ontwikkeling van de individuele kinderen

Ontwikkeling, begeleiding en zorg 1 2 3 4

(17)

Ontwikkeling, begeleiding en zorg 1 2 3 4

Ontwikkeling, begeleiding en zorg in de bredere zorgketen

• D1.1 Volgen van de brede ontwikkeling van alle kinderen

D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine (tutor)groep en het individuele kind

D1.3 De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg D1.4 Specifieke aandacht voor de taalontwikkeling bij begeleiding

en zorg

D2.1 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten hebben een overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben die de voor- resp. vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die zorg

D2.2 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten zorgen dat kinderen aangemeld worden voor externe zorg wanneer de voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren D2.3 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten blijven de

ontwikkeling van kinderen met extra zorg bijhouden

Kwaliteitszorg binnen de voor- en de vroegschool 1 2 3 4

• E1 Er is vve-coördinatie op de voor- resp. vroegschool

E2 De voor- resp. vroegschool evalueert de kwaliteit van vve regelmatig

E3 De voor- resp. vroegschool evalueren de resultaten van vve E4 De voor- resp. vroegschool werkt planmatig aan vve-

verbetermaatregelen

E5 De voor- resp. vroegschool borgt de kwaliteit van haar vve- educatie

Doorgaande lijn 1 2 3 4

• F1 Er is vve-coördinatie tussen de voor- en vroegschool

F2 Er is concreet beleid om zoveel mogelijk kinderen te laten doorstromen naar een vroegschool

F3 De voor- en vroegschool zorgen voor een warme overdracht F4 Het aanbod van de voor- en vroegschool is op elkaar

afgestemd

F5 Het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd

F6 De manier om met de ouders om te gaan op de voor- en de vroegschool is op elkaar afgestemd

F7 De interne begeleiding en zorg zijn op de voor- en vroegschool op elkaar afgestemd

(18)

Opbrengsten van vve 1 2 3 4 G1 De resultaten worden gemeten conform de gemeentelijke •

afspraken

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

D2.2 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten zorgen dat kinderen aangemeld worden voor externe zorg wanneer de voor-

D2.2 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten zorgen dat kinderen aangemeld worden voor externe zorg wanneer de voor-

D2.2 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten zorgen dat kinderen aangemeld worden voor externe zorg wanneer de voor-

D2.2 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten zorgen dat kinderen aangemeld worden voor externe zorg wanneer de voor-

D2.2 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten zorgen dat kinderen aangemeld worden voor externe zorg wanneer de voor-

D2.2 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten zorgen dat kinderen aangemeld worden voor externe zorg wanneer de voor-

D2.2 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten zorgen dat kinderen aangemeld worden voor externe zorg wanneer de voor-

D2.2 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten zorgen dat kinderen aangemeld worden voor externe zorg wanneer de voor-