• No results found

De invloed van de nieuwe controleverklaring op de transparantie in de risicoparagraaf van het jaarverslag van aan de AEX genoteerde fondsen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van de nieuwe controleverklaring op de transparantie in de risicoparagraaf van het jaarverslag van aan de AEX genoteerde fondsen"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van de nieuwe controleverklaring op de

transparantie in de risicoparagraaf van het jaarverslag van

aan de AEX genoteerde fondsen

Masterscriptie, MSc Accountancy

Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen

Juni 2016

Gerhard Nijstad Studentnummer: s2305747 email: g.nijstad@student.rug.nl

(2)

INHOUDSOPGAVE

1. Introductie...2

2. Theorie...5

2.1 Geschiedenis van de controleverklaring...5

Ontstaan van het Accountantsberoep ...5

Agency theorie ...6

Verwachtingskloof...7

Ontwikkeling controleverklaring ...9

2.2 Nieuwe controleverklaring ...11

OOB ...13

Key audit matters ...13

2.3 Risicoparagraaf in het jaarverslag ...15

Verschillende soorten risico...16

Hoeveelheid risicoverslaggeving ...16

Link met key audit matters ...17

Hypothese 1 ...17 2.4 Leesbaarheid ...18 Eerder onderzoek ...18 Hypothese 2 ...19 Financial vs. Non-financials ...19 Hypothese 3 ...20 3. Methodologie ...22 3.1 Algemeen ...22 3.2 Leesbaarheid ...23 Controlevariabelen...27

3.3 Onderscheid financiële en niet-financiële ondernemingen...28

3.4 Key audit matters ...28

4. Resultaten ...30

4.1 Leesbaarheid ...30

4.2 Financiële Ondernemingen...32

4.3 Key audit matters ...33

5. Discussie ...35

Literatuurlijst ...39

Bijlage 1 – Lijst ondernemingen onderverdeeld in financiële en niet-financiële ondernemingen. ...44

(3)

1. INTRODUCTIE

In de afgelopen jaren zijn er diverse affaires geweest bij de ‘Big four’ accountantskantoren PwC, KPMG, EY en Deloitte, waardoor het vertrouwen van het maatschappelijk verkeer in de accountant is geschaad. In Nederland betreffen het onder andere de volgende schandalen: bij KPMG betreft het met name de bouw van een nieuw hoofdkantoor in Amstelveen (nrc.nl); bij EY is de controle bij de DSB bank te kort geschoten (accountancyvanmorgen.nl), Deloitte is betrokken bij de Ahold-affaire (nrc.nl) en bij PwC heeft de gemanipuleerde jaarrekening van Econcern problemen opgeleverd (Accountant.nl). Niet alleen in Nederland zijn er schandalen geweest met de accountantskantoren, maar ook in het buitenland, denk hierbij aan de beroemde en beruchte voorbeelden als Enron, Worldcom en Worldonline. Door deze schandalen is de aandacht gevestigd op de accountant. De roep om transparantie vanuit de samenleving is groter geworden door deze schandalen. Niet alleen door deze schandalen is de roep om transparantie groter geworden, maar ook de financiële crisis wereldwijd, die in 2008 en 2009 in zijn volle hevigheid losbarst.

Als reactie op de verontwaardiging van het maatschappelijk verkeer waarom niemand deze crisis heeft zien aankomen, is Barnier in 2010 met zijn zogenaamde ‘Groenboek’ gekomen, waarin hij diverse aanbevelingen doet voor het verbeteren van het accountantsberoep. Uiteindelijk heeft in Nederland de NBA in 2014 daarom ook de accountantskantoren opgeroepen om gebruik te maken van de nieuwe controleverklaring bij Organisaties van Openbaar Belang (hierna OOB). Bij de jaarrekening 2013 van verschillende OOB’s hebben verschillende accountantskantoren al een nieuwe controleverklaring verstrekt. PwC heeft in 2014 onderzoek gedaan welke beursgenoteerde ondernemingen in 2013 de nieuwe controleverklaring hebben gebruikt. Uit het onderzoek van PwC (2014) is de opmerking naar voren gekomen dat naast de controleverklaring ook de risicoparagraaf in het jaarverslag transparanter moet worden.

(4)

gedaan naar de invloed van de nieuwe controleverklaring op de risicoparagraaf van het jaarverslag van de onderneming. Gezien het feit dat de controleverklaring nu bij de meeste beursgenoteerde ondernemingen drie jaar wordt gebruikt, lijkt het mij relevant en interessant om een eerste onderzoek te doen naar het feit of de risicoparagraaf in het jaarverslag transparanter is geworden door de invoering van de nieuwe controleverklaring. Deze relevantie wordt onderstreept door de hiervoor gemaakte opmerking van PwC (2014) dat het goed is dat de nieuwe controleverklaring transparanter is geworden, maar dat de risicoparagraaf in het jaarverslag ook transparanter moet worden. Daarnaast draagt het onderzoek in deze scriptie bij aan de literatuur over de nieuwe controleverklaring, waar nog relatief weinig bekend is.

De hoofdvraag die in deze scriptie centraal staat luidt als volgt: Leidt de nieuwe controleverklaring tot meer transparantie in de risicoparagraaf van het jaarverslag van de onderneming?

Deze hoofdvraag zal worden onderzocht door gebruik te maken van leesbaarheidsonderzoek en te kijken naar het feit of de in de controleverklaring genoemde key audit matters voorkomen in de risicoparagraaf van het jaarverslag. Hierbij zal het onderzoek zich toespitsten op de Nederlandse beursgenoteerde bedrijven over de jaren 2011-2015. In dit onderzoek worden alleen de beursgenoteerde ondernemingen aan de AEX meegenomen, omdat de invloed op het maatschappelijk verkeer bij ondernemingen genoteerd aan de AEX groter is dan bij ondernemingen die aan de AMX of AsCX zijn genoteerd. Bovendien treden er bij de AEX relatief gezien weinig wisselingen van ondernemingen op vergeleken met de AMX en AsCX, waardoor de AEX het meest geschikt is om de ontwikkelingen van de leesbaarheid van de risicoparagraaf van het jaarverslag te volgen. Daarnaast zijn er aan de AEX meer bedrijven vanuit de financiële sector vertegenwoordigd. In een aparte hypothese wordt het effect van de nieuwe controleverklaring op de leesbaarheid van de risicoparagraaf bij financiële instellingen getest.

(5)
(6)

2. THEORIE

2.1 GESCHIEDENIS VAN DE CONTROLEVERKLARING

In deze paragraaf wordt stilgestaan bij de geschiedenis en de ontwikkeling van de controleverklaring. Maar voordat wordt ingegaan op de controleverklaring zelf, wordt eerst aandacht besteed aan het ontstaan van het accountantsberoep. Vervolgens wordt ingegaan op de verwachtingskloof tussen de accountant en het maatschappelijk verkeer. Tenslotte komen de geschiedenis en de ontwikkeling van de controleverklaring aan de orde.

ONTSTAAN VAN HET ACCOUNT ANTSBEROEP

Voordat de ontwikkeling van de controleverklaring, afgegeven door accountants, wordt onderzocht, zal eerst nog een stapje verder terug worden gedaan in de historie, namelijk naar het ontstaan van de behoefte aan accountants zelf. In Nederland is in 1879 de behoefte aan een vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer ontstaan. Er is toen grootschalig gefraudeerd in de zogenoemde Pincoff-affaire (Majoor en Van Kollenburg, 2011). Lodewijk Pincoff is de eigenaar van vele ondernemingen, waaronder de naamloze vennootschap Afrikaanse Handelsvereening (A.H.V). Echter gaat het met deze naamloze vennootschap niet goed en heeft Pincoff met diverse trucs geprobeerd de waarheid achter de cijfers te verbloemen. In 1879 komt dan eindelijk via het Handelsblad uit dat Pincoff gedurende 8 à 10 jaren voor in totaal 12 miljoen gulden heeft verduisterd, een erg groot bedrag voor die tijd. Vele particuliere beleggers zijn hierdoor toentertijd gedupeerd. Pincoff is een vooraanstaand politicus, waardoor men het niet nodig heeft geacht de activiteiten van Pincoff’s A.H.V. te controleren. Deze grootschalige fraude heeft in Nederland de aanzet tot het ontstaan van de accountantsfunctie gegeven. Op 1 januari 1895 is het Nederlands Instituut van Accountants (NIvA) opgericht (Majoor en Van Kollenburg, 2011).

(7)

accountants (Chandler & Edwards, 1996). Deze negatieve houding tegenover de accountants is veroorzaakt door het feit dat het maatschappelijk verkeer niet weet wat de verantwoordelijkheden van de accountants in het detecteren en voorkomen van fraudes zijn (Chandler & Edwards, 1996). In het Verenigd Koninkrijk zijn aan het eind van de negentiende eeuw de verantwoordelijkheden van de accountants zelfs hoog op de agenda van het Britse Lagerhuis (vergelijkbaar met de Tweede Kamer in Nederland) komen te staan (Chandler & Edwards, 1996).

De bovenstaande beschrijving van het ontstaan van het accountantsberoep geeft aan dat het maatschappelijk verkeer belang hecht aan een vertrouwensman, die de nodige zekerheid kan verschaffen bij de cijfers, zoals die worden gepresenteerd door de bedrijven. Echter blijkt ook dat al vroeg in de geschiedenis van het accountantsberoep verwarring heerst over de verantwoordelijkheden van de accountant (Chandler & Edwards, 1996).

AGENCY THEORIE

(8)

informatie die gegeven wordt in de jaarrekening zorgt er voor dat de informatieasymmetrie wordt verminderd.

Zoals genoemd, is de informatie niet alleen bedoeld voor investeerders, maar ook voor andere stakeholders, zoals werknemers, consumenten, belangenorganisaties en andere belangstellenden. Volgens de stakeholdertheorie (Freeman, 1984) moet de onderneming rekening houden met niet alleen de investeerders (die zorgen voor de nodige investeringen), maar ook met overige stakeholders, omdat alle stakeholders tezamen er voor zorgen dat de onderneming blijft bestaan (Freeman, 1984). Het is dus van belang dat de verantwoording in het jaarverslag dus bedoeld is voor alle stakeholders.

Het is belangrijk dat de informatie in de jaarrekening van goede kwaliteit is, omdat de jaarrekening door investeerders en beleggers in Nederland wordt gebruikt als de meest belangrijke bron van informatie (Vergoossen, 1993). De jaarrekening is daarmee dus ook de belangrijkste bron om de informatieasymmetrie tussen stakeholders en het management te verminderen.

VERW ACHTINGSKLOOF

(9)

maatschappelijk verkeer de belangrijkste functie van de accountant. Echter is het maatschappelijk verkeer niet de opdrachtgever van de accountant. De feitelijke opdrachtgever is de organisatie, die hij controleert.

Hieruit blijkt het begin van de verwachtingskloof, die bestaat tussen wat het maatschappelijk verkeer verwacht van de accountant en wat het maatschappelijk verkeer van de accountant kan / mag verwachten. In de internationale literatuur wordt de verwachtingskloof (audit expectation gap) voor het eerst genoemd door Liggio (1974). Liggio (1974) definieert de verwachtingskloof als ‘het verschil tussen niveaus van verwachte prestaties zoals die worden gezien door de accountant en de gebruiker van de jaarrekening’. Het Commission Auditors Responsibilities (CAR) rapport in 1978 gebruikt weer een andere definitie van de verwachtingskloof; zij ziet de verwachtingskloof als ‘het verschil tussen wat het publiek verwacht of nodig heeft en wat van de accountants verwacht mag worden dat ze verwezenlijken’. Een veel gebruikte definitie van de verwachtingskloof is die van Porter (1993). Porter (1993) geeft in haar artikel aan dat ze de definities over de verwachtingskloof, zoals die in 1993 bekend zijn van onder andere Liggio (1974) en het CAR rapport (1978) te weinig omvattend vindt. De definitie die Porter van de verwachtingskloof geeft is: ‘Het verschil tussen wat gebruikers van de jaarrekening verwachten dat de accountant kan en moet bereiken en wat accountants menen dat ze moeten behalen’. Deze definitie sluit ook met het voorgaande wat geschreven is over de Leer van het gewekte vertrouwen door Limperg (1932). Daarom zal in deze scriptie de definitie van de verwachtingskloof van Porter (1993) worden gehanteerd. Porter (1993) verdeelt de verwachtingskloof nog onder in twee categorieën:

- de redelijkheidskloof (reasonableness gap) en - de prestatiekloof (performance gap).

Waarbij de redelijksheidskloof ziet op het verschil tussen wat het publiek verwacht dat de accountant bereikt en wat van de accountant redelijkerwijs verwacht kan worden wat hij bereikt (Porter, 1993). De prestatiekloof ziet op het verschil tussen wat het publiek kan verwachten dat de accountant bereikt en wat de accountant meent te hebben bereikt (Porter, 1993).

(10)

en Turley, 1993; Porter, 1993; McEnroe en Martens, 2001; Ruhnke en Schmidt, 2014). Zo heeft McEnroe en Martens (2001) onderzoek gedaan naar het bestaan van de verwachtingskloof tussen de gebruikers van de jaarrekening, specifieker gezegd de investeerders en de accountants. Dit hebben zij gedaan door beide partijen een enquête te laten invullen. Hieruit is naar voren gekomen dat er inderdaad een verwachtingskloof bestaat. Aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek is vooral duidelijk geworden dat de investeerders onrealistische verwachtingen hebben van de accountant en er dus een redelijkheidskloof bestaat tussen de gebruikers van de jaarrekening en de accountant, volgens het raamwerk van Porter (1993) (McEnroe en Martens, 2001). Uit het onderzoek is ook naar voren gekomen dat de investeerders de accountants zien als de ‘waakhond van de maatschappij’ (McEnroe en Martens, 2001).

Zoals hierboven is beschreven heeft Limperg in 1932 al melding gemaakt van de verwachtingskloof die er bestaat tussen het maatschappelijk verkeer en de accountant. Diverse onderzoeken door de jaren heen hebben bevestigd dat de verwachtingskloof bestaat en nog steeds bestaat (Humprey, Moizer en Turley, 1993; Porter, 1993; McEnroe en Martens, 2001; Ruhnke en Schmidt, 2014). Hieronder staat de ontwikkeling van de controleverklaring beschreven door de jaren heen, wat blijkens de verschillende onderzoeken nog niet heeft geleid tot het geheel wegnemen van de verwachtingskloof tussen de accountants en het maatschappelijk verkeer.

ONTWIKKELING CONTROLEVERKLARING

De controleverklaring, zoals die wordt afgegeven door de accountant bij bijvoorbeeld de

(11)

Tijdens de jaren 30 en 40 van de twintigste eeuw is het vooral de kunst onder accountants om het audit report zo onderscheidend mogelijk te maken en te voorzien van allerlei details (Weirich en Reinstein, 2014). Dit is toentertijd aangeraden om zo de lezers van de controleverklaring

(gebruikers van de jaarrekening) alert te maken op afwijkingen van de standaard bewoordingen zoals die worden gebruikt in de rapportages (Weirich en Reinstein, 2014).

In 1941 volgt weer een oproep van de Securities and Exchange Commission (SEC) in de

Verenigde Staten om juist naar een meer gestandaardiseerde controleverklaring te gaan bewegen. Hiervoor zijn toen de zogenaamde ‘General accepted auditing standards’ (GAAS) ingevoerd. Deze GAAS, die verplicht genoemd moeten worden in de controleverklaring, zorgen voor een meer gestandaardiseerde controleverklaring. Door deze GAAS zijn de accountants verplicht om melding te maken van de volledigheid van de gevolgde procedures en de kwaliteit van het werk dat de accountant heeft uitgevoerd (Weirich en Reinstein, 2014). Door de invoering van GAAS in 1947, is de accountant ook verplicht om in de controleverklaring aan te geven op basis van welke informatie wel of niet tot een oordeel kan worden gekomen. Daarmee is in 1948 voor het eerst aan gebruikers van de jaarrekening duidelijk gemaakt tot welke hoogte de cijfers van de jaarrekening betrouwbaar worden geacht (Weirich en Reinstein, 2014).

In 1987 is in de Verenigde Staten weer een aanpassing geweest in de standaarden voor de controleverklaring van de accountant (Geiger, 1989). De Auditing Standards Board (ASB), het orgaan dat in de Verenigde Staten de standaarden voor de controleverklaring regelt, heeft in 1987 SAS no. 58 doorgevoerd. Deze Statement on Auditing Standards (SAS) moet er in 1987 voor zorgen dat de verantwoordelijkheden van de accountant nog duidelijker en meer expliciet worden gecommuniceerd, waardoor de verwachtingskloof tussen de gebruikers van de

jaarrekening en de accountant moet worden verkleind (Geiger, 1989).

(12)

in het accountantsberoep, waaronder een nieuwe controleverklaring. Hierover zal in de volgende paragraaf verder worden uitgeweid.

2.2 NIEUWE CONTROLEVERKLARING

De roep om een nieuwe controleverklaring is op gang gekomen in de financiële crisis, die in 2008 in de Verenigde Staten is begonnen. In wijde kring is de vraag opgekomen hoe het mogelijk is dat de accountant een goedkeurende verklaring kan geven bij de jaarrekening van ondernemingen, die niet veel later failliet zijn gegaan. Er is dus sprake van een verwachtingskloof, zoals die al eerder is uitgewerkt in de paragraaf die gaat over de verwachtingskloof. In deze paragraaf zal achtereenvolgens worden stilgestaan bij het groenboek van Barnier (2010), het rapport van de NBA(2010), de OOB’s en de Key Audit Matters.

In 2010 heeft Michel Barnier een ‘Green Paper’ (groenboek) uitgebracht, vanuit zijn functie als eurocommissaris van Interne Markt & Diensten. Dit groenboek heeft de titel: ‘Audit policy: Lessons from the crisis’ (Barnier, 2010). Barnier (2010) geeft in dit groenboek aan dat de financiële crisis bepaalde tekortkomingen van de accountant heeft aangewezen. Door dit groenboek hoopt Barnier (2010) suggesties aan te dragen, waardoor verbeteringen in het accountantsberoep worden doorgevoerd. Enkele kwesties, die Barnier aandraagt, zijn (Accountant.nl, 13 oktober 2010):

- de onafhankelijkheid van de accountant; - de verwachtingskloven die er bestaan; - de rol van de toezichthouders en

- de specifieke behoeften van de kleine ondernemingen.

(13)

In de verordening voor OOB’s, die bij de Achtste richtlijn is gepubliceerd, wordt onder andere voorgesteld om de controleverklaring, die wordt afgegeven door de accountants bij de jaarrekening, uit te breiden en te verbeteren. Zo moet in de controleverklaring meer aandacht worden besteed aan het issue ‘Going concern’, waarover later meer. Verder moet de rapportage aan de gecontroleerde onderneming gedetailleerder worden naar het bestuur en de Raad van Commissarissen. Een maatregel die veel impact heeft, is het verbod op het verrichten van adviesdiensten door een accountantsorganisatie bij haar audit-klanten. En daarnaast stelt de verordening voor OOB’s ook een kantoorroulatie verplicht. Dit houdt in dat een accountantsorganisatie niet onbeperkt dezelfde OOB mag controleren (Accountant.nl, 30 november 2011; EC, amendement 2006/43/EC).

In Nederland heeft de Nederlands Beroepsgroep voor Accountants (NBA) ook een rapport uitgebracht in 2010, getiteld: ‘Lessen uit de kredietcrisis’ (NBA, 2010). Dit rapport is opgesteld naar aanleiding van de kritiek op het accountantsberoep vanuit de politiek en de AFM (NBA, 2010). In dit rapport worden vier kernthema’s behandeld, te weten:

- de kwaliteitsverbetering en de verbetering van de professionele kritische houding van de accountant;

- de versterking van de rol van de Raad van Commissarissen;

- de versterking van het interne toezicht binnen en meer transparantie in de verantwoording van accountantsorganisatie en

- een bredere en meer informatievere controleverklaring.

In deze scriptie wordt stilgestaan bij de rol van de nieuwe controleverklaring, daarom zullen in deze scriptie de andere zaken die worden voorgesteld ter verbetering van het accountantsberoep buiten beschouwing worden gelaten, hoewel dit ook zeer interessante onderwerpen zijn om onderzoek naar te doen.

(14)

grote randvoorwaarde is, maar dat niet alleen de accountant meer moet rapporteren, maar ook de onderneming zelf.

OOB

Hierboven is al enkele malen de term OOB gevallen. Hiermee wordt een Organisatie van Openbaar Belang bedoeld. Een organisatie kwalificeert zich als een OOB wanneer het voldoet aan één of meer van de vijf punten die in de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta) worden genoemd (art. 1.1.l van Wta). Dit wetsartikel duidt op organisaties die door hun functie of omvang een dusdanig grote impact hebben, waardoor ze de belangen van een grote groep mensen raken, anders gezegd: organisaties die door hun functie of omvang de belangen raken van het maatschappelijk verkeer en een Nederlandse rechtspersoon zijn. Volgens artikel 2 van de Wta raakt een organisatie de belangen van het maatschappelijk verkeer wanneer “een ondeugdelijk uitgevoerde wettelijke controle van de financiële verantwoording een aanmerkelijke invloed kan hebben op het vertrouwen in de publieke functie van de accountantsverklaring” (art. 2 van Wta). Een organisatie krijgt de aanduiding OOB wanneer de politiek ‘bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur een categorie ondernemingen, instellingen of openbare lichamen’ besluit toe te voegen aan de organisaties die een OOB-status hebben (art. 2 van Wta). De categorieën organisaties die al worden aangemerkt als OOB, worden in artikel 1, eerste lid, sub l genoemd. Daar worden organisaties aangemerkt als OOB wanneer ze effecten verhandelen op een gereglementeerde markt, een bank zijn, een centrale kredietinstelling zijn of een verzekeraar zijn (art. 1.1.l van Wta).

KEY AUDIT MATTERS

(15)

De nieuwe controleverklaring is in Nederland pas sinds het boekjaar 2015 verplicht gesteld voor de OOB’s, wel hebben bij de jaarrekeningen 2013 en 2014 al diverse accountantsorganisaties de nieuwe controle verklaring vrijwillig toegepast. Gezien het feit dat de nieuwe controleverklaring nog niet zo lang bestaat, is er nog niet veel onderzoek naar de invloed van key audit matters gedaan. Er zijn al wel enkele onderzoeken uitgevoerd met behulp van een experiment waarbij de onderzoekers zelf een controleverklaring hebben laten opstellen en daarbij hebben ze vooral gekeken naar de invloed van de key audit matters (Christensen et al., 2014 en Sirois et al., 2015). Zo hebben Christensen et al. (2014) middels een experiment onderzocht wat de invloed is van een key audit matter op de beslissing van een niet-professionele investeerder. Daarbij komen zij tot de conclusie dat alleen een key audit matter er voor zorgt dat de investeerder stopt met investeren, maar wanneer wordt vermeld wat de accountant heeft gedaan aan werkzaamheden, de investeerder blijft investeren in het bedrijf. Sirois et al (2015) hebben middels Eye-tracking technologie onderzocht wat de invloed is van de key audit matters op de manier hoe de gebruikers de jaarrekening lezen. Sirois et al (2015) komen tot de conclusie dat key audit matters er voor zorgen dat er meer aandacht is voor de onderdelen van de jaarrekening die benoemd worden in de key audit matters, maar dat de rest van de jaarrekening daardoor veel minder aandacht krijgt. Wel moet worden gezegd dat Sirois et al. (2015) gebruik hebben gemaakt van een relatief eenvoudige jaarrekening. Bij meer complexere jaarrekeningen is het wellicht juist goed dat de key audit matters, die zijn opgenomen in de controleverklaring bij de jaarrekening, meer aandacht krijgen van de investeerder (Sirois et al., 2015). Hoewel deze experimenten richting geven aan de invloed van key audit matters, zijn er nog geen onderzoeken naar de effecten van de nieuwe controleverklaring bij bestaande ondernemingen zelf geweest. Gezien het tijdstip van deze scriptie zijn er nog geen onderzoeken bekend die de invloed van de key audit matters hebben gemeten bij bestaande ondernemingen.

(16)

PwC aan dat een nieuwe controleverklaring een stap in de goede richting is om de verwachtingskloof te verminderen, maar daarnaast constateert PwC (2014) ook dat in sommige gevallen de key audit matters in de nieuwe controleverklaring niet overeenkomen met de risico’s die in de risicoparagraaf van het jaarverslag zijn beschreven. PwC (2014) suggereert dat dit kan leiden tot een nieuwe verwachtingskloof tussen de accountant en het maatschappelijk verkeer.

In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op de risicoparagraaf in de jaarrekening en zal de hypothese worden opgesteld over de invloed van de key audit matters op de risicoparagraaf.

2.3 RISICOP ARAGRAAF IN HET J AARVERSLAG

Een belangrijk onderdeel van het jaarverslag van een onderneming is de risicoparagraaf, waarin het management de risico’s beschrijft die het management identificeert voor de betreffende onderneming en tevens aangeeft welke maatregelen worden / zijn genomen om deze te beheersen / op te lossen.

Naar de risicoverslaggeving van een onderneming zijn al veel onderzoeken gedaan, onder andere door Marshall en Weetman (2007), Elzahar en Hussainey (2012), Elshandidy, Fraser en Hussainey (2013) en Abraham en Shrives (2014). In deze onderzoeken naar risicoverslaggeving komen veel aspecten naar voren, maar vaak is het terug te leiden op hoe transparant de onderneming is over het onderkennen van de risico’s die er voor de onderneming zijn. Marshall en Weetman (2007) doen bijvoorbeeld onderzoek naar het verschil tussen wat de manager in een vragenlijst onderkent als risico en wat er staat opgenomen in het jaarverslag van het bedrijf. Hierbij vinden ze dat zowel in de Verenigde Staten als in het Verenigd Koninkrijk de managers geen volledig verslag doen van de risico’s in het jaarverslag voor valutarisico’s (het soort risico wat Marshall en Weetman (2007) hebben onderzocht).

(17)

die worden geïdentificeerd door het management in de risicoparagraaf van het jaarverslag, hun investeringsportfolio samen te stellen (Elzahar en Hussainey, 2012). Ook externe financiers maken gebruik van de risicoparagraaf van het jaarverslag om zo hun risico in te kunnen schatten (Elzahar en Hussainey, 2012). De risicoparagraaf in het jaarverslag geeft dus veel inzicht in de risico’s die de onderneming identificeert en hoe de onderneming denkt hiermee om te gaan.

VERSCHILLENDE SOORTEN RISICO

Er zijn veel verschillende soorten risico’s. Deze risico’s worden vaak gecategoriseerd naar operationele risico’s, financiële risico’s en verslaggevingsrisico’s. Hierboven is al een soort risico genoemd, namelijk het valutarisico. Dit betreft een risico voor de operationele bedrijfsvoering van een onderneming, maar het betreft ook een financieel risico en verslaggevingsrisico. Hooghiemstra et al. (2015) maken in hun onderzoek o.a. gebruik van de categorieën strategisch en operationeel risico, financieel risico en financieel verslaggevingsrisico. Zo zijn er veel verschillende soorten risico te onderscheiden. Een veel gebruikte manier van het onderscheiden van risico’s is de methode, waarin de risico’s worden onderscheiden in bedrijfsrisico’s, financiële risico’s en interne beheersing risico’s. Deze manier wordt onder andere gebruikt door Abraham en Cox (2007). In het onderzoek van deze scriptie zal niet zo zeer worden stilgestaan bij de onderverdeling in verschillende soorten risico’s, zoals gedaan door onder andere Hooghiemstra et al. (2015), omdat het onderzoek dan te breed wordt. Wel zal tijdens het analyseren van de key audit matters, zoals die zijn vermeld in de nieuwe controleverklaring, en het analyseren van de risico’s in de risicoparagraaf van het jaarverslag, gekeken worden naar het soort risico, om zo een betere vergelijking te kunnen maken tussen de gerapporteerde key audit matter en het genoemde risico in de risicoparagraaf van het jaarverslag. Een voorbeeld hiervan is dat wanneer een key audit matter gaat over de waardering van goodwill, er door mij in de risicoparagraaf specifiek wordt gekeken naar het onderdeel dat gaat over de financiële verslaggevingsrisico’s.

HOEVEELHEID RISICOVERSLAGGEVING

(18)

specifiek genoeg is of een risk management policy beschrijft, dat de risico-informatie dan waardeloos is. De onderzoeken die gaan over de hoeveelheid risicoverslaggeving, onderzoeken bijvoorbeeld hoeveel woorden de risicoparagraaf bevat ten opzichte van het aantal woorden dat het gehele jaarverslag bevat. Echter zegt dit niets over de inhoud van de risicoverslaggeving (Abraham en Shrives, 2014). In deze scriptie zal daarom ook niet worden gekeken naar de hoeveelheid risicoverslaggeving, maar naar de inhoud van de risicoparagraaf, door de leesbaarheid van de risicoparagraaf te onderzoeken en te onderzoeken hoeveel key audit matters van de nieuwe controleverklaring ook worden genoemd in de risicoparagraaf van het jaarverslag van een onderneming.

LINK MET KEY AUDIT MATTERS

In het onderzoek van PwC (2014) in de uitgave Klare taal! geeft PwC (2014) aan dat alleen de nieuwe controleverklaring van de accountant bij een OOB niet genoeg is om de transparantie te verhogen, daarvoor moeten de ondernemingen ook kijken naar de verschillen tussen de key audit matters en de risico’s zoals de onderneming deze zelf identificeert in de risicoparagraaf in het jaarverslag. PwC (2014) geeft aan dat hier mogelijk een nieuwe verwachtingskloof kan ontstaan. Zoals hierboven al is vermeld, leidt meer risicoverslaggeving niet per se tot meer transparantie in de risicoverslaggeving. Wat in deze scriptie wordt onderzocht is of de potentiële verwachtingskloof die PwC schetst ook daadwerkelijk kan ontstaan. Door te onderzoeken of dat de verschillen tussen de key audit matters in de nieuwe controleverklaring en de risico’s in de risicoparagraaf in het jaarverslag in de jaren 2014 en 2015 zijn verminderd ten opzichte van 2013 of zelfs helemaal zijn verdwenen. Dit wordt wel verwacht omdat 2013 als een overgangsjaar wordt gezien, waarin veel accountantsorganisaties alvast de nieuwe controleverklaring hebben verstrekt, om zo alvast te experimenteren met de nieuwe controleverklaring.

HYPOTHESE 1

Concreet komt de hypothese neer op:

(19)

2.4 LEESB AARHEID

In deze paragraaf komt de leesbaarheid van de risicoparagraaf aan bod. Hierbij wordt gekeken naar eerder onderzoek naar de leesbaarheid van de risicoparagraaf en van de controleverklaring. Daarnaast wordt in deze paragraaf ook een link gelegd met de nieuwe controleverklaring, resulterend in een hypothese.

EERDER ONDERZOEK

Er zijn al diverse onderzoeken geweest naar de leesbaarheid van financiële informatie. Het eerste onderzoek naar de leesbaarheid van jaarverslagen stamt uit 1952 (Pashalian and Crissy, 1952). Toen al is de inhoud van jaarverslagen lastig tot zeer lastig leesbaar gevonden. Dat deze bevindingen door de jaren heen consistent zijn gebleven, blijkt uit het onderzoek van Jones en Shoemaker (1994). Zij hebben 32 studies, die onderzoek hebben gedaan naar de leesbaarheid van jaarverslagen, naast elkaar gezet. Daaruit blijkt dat al deze onderzoeken als uitkomst hebben dat de jaarverslagen lastig tot zeer lastig leesbaar zijn (Jones en Shoemaker, 1994). Ook onderzoeken na Jones en Shoemaker (1994) blijven aangeven dat jaarverslagen moeilijk tot zeer moeilijk leesbaar zijn (Courtis, 1995; Smith en Taffler, 1995; Courtis, 2004).

(20)

Subramanian et al. (1993) wel tot die conclusie zijn gekomen. De resultaten over wat de invloed is van de boodschap op de leesbaarheid van jaarverslagen zijn dus niet eenduidig.

HYPOTHESE 2

Eenduidig is de literatuur niet over leesbaarheid. Op basis van historie kan worden gezegd dat de invloed van een nieuwe controleverklaring niet leidt tot een betere leesbaarheid van de risicoparagraaf. Maar op basis van het onderzoek door Fakhfakh (2015) is te stellen dat langere stukken tekst kunnen leiden tot een hogere leesbaarheid. Door de jaren heen is gebleken dat de risicoverslaggeving in de risicoparagraaf van het jaarverslag uitgebreider is geworden (Campbell en Slack, 2008). Daarnaast zal door de key audit matters de risicoverslaggeving nog uitgebreider worden, omdat ook de key audit matters mee zullen worden genomen in de risicoparagraaf van de jaarrekening. Mijn verwachting is dat de risicoparagraaf in het jaarverslag door de key audit matters, die in de nieuwe controleverklaring zijn opgenomen, specifieker wordt, waardoor ik verwacht dat de leesbaarheid van deze risicoparagraaf zal toenemen. Hoe de leesbaarheid wordt gemeten, wordt in de paragraaf over de methodologie behandeld.

De hypothese luidt:

Door de invloed van de nieuwe controleverklaring op de inhoud van de risicoparagraaf in het jaarverslag zal de leesbaarheid van de risicoparagraaf in het jaarverslag van de aan de AEX genoteerde ondernemingen toenemen.

FINANCIAL VS. NON-FINANCIALS

Bij de onderzoeken naar de risicoverslaggeving in de jaarverslagen wordt vaak onderscheid gemaakt tussen financiële bedrijven en niet-financiële bedrijven. Waarbij onder financiële bedrijven de banken, de verzekeraars en de financiële hulpverlening bedrijven worden geschaard.

(21)

het gebied van de risicoverslaggeving dan de niet-financiële bedrijven. Daarom worden dus vaak de financiële bedrijven uitgesloten van onderzoeken naar de risicoverslaggeving.

Financiële bedrijven zijn meer risicogeoriënteerde bedrijven dan niet-financiële bedrijven (Barakat en Hussainey, 2013). Financiële bedrijven brengen daarom ook uitgebreidere risicoverslaggeving met zich mee dan niet-financiële bedrijven, dit blijkt bijvoorbeeld uit de onderzoeken van Boots en Scheimts (2000) en Nier en Baumann (2006). Barakat en Hussainey (2013) hebben onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de operationele risicoverslaggeving van de banken in het jaarverslag. Ze hebben daarbij niet gekeken naar de verplichte onderdelen van de risicoverslaggeving voor de banken, die IFRS 7 noemt, namelijk kredietrisico’s en marktrisico’s. IFRS 7 vereist een uitgebreide risicoverslaggeving over deze twee thema’s, maar er bestaat nog geen verplichte standaard voor de verslaggeving over de operationele risico’s (Barakat en Hussainey, 2013). Er is dus bij de financiële bedrijven sprake van een verplicht deel aan risicoverslaggeving, dat volgens de standaard IFRS 7 moet worden vorm gegeven. Daarnaast is er ook een deel dat geen vormvereisten kent en daarmee vergelijkbaar is met niet-financiële bedrijven.

Aangezien de risicoverslaggeving van financiële en niet-financiële bedrijven over het algemeen gescheiden worden onderzocht, is er ook geen literatuur gevonden over de verschillen in de leesbaarheid van de risicoverslaggeving van de financiële bedrijven en van de niet-financiële bedrijven. Daarom lijkt het mij goed om bij het onderzoeken van de leesbaarheid van de risicoparagraaf in het jaarverslag ook onderscheid te maken tussen de financiële- en de niet-financiële bedrijven. Hoe de leesbaarheid wordt gemeten, wordt in de paragraaf over de methodologie behandeld.

HYPOTHESE 3

(22)

de leesbaarheid door deze regels en de standaarden verslechtert. De opsteller van de risicoparagraaf van het jaarverslag van de financiële bedrijven is immers minder vrij in het bepalen van wat er wordt vermeld in de risicoparagraaf van het jaarverslag. Op basis van deze verwachting wordt de volgende hypothese opgesteld:

(23)

3. METHODOLOGIE

3.1 ALGEMEEN

Om de genoemde hypotheses te testen, zal onderzoek worden uitgevoerd naar de invloed van de nieuwe controleverklaring op de risicoparagraaf in het jaarverslag. Aangezien de nieuwe controleverklaring alleen wordt afgegeven bij de jaarrekeningen van OOB’s, zal het onderzoek in deze masterscriptie zich richten op OOB’s en specifiek op het soort beursgenoteerde ondernemingen met als statutaire vestigingsplaats Nederland. Er wordt gekozen voor beursgenoteerde ondernemingen, omdat deze relatief snel de jaarrekening en bijgaand jaarverslag publiceren, waardoor ten tijde van het onderzoek ook de jaarrekeningen over 2015 kunnen worden meegenomen. Daarnaast zijn de gebruikers van de jaarrekeningen en bijgaande jaarverslagen het meest representatief voor het maatschappelijk verkeer. Voor deze soort OOB’s zijn de meeste partijen betrokken bij een specifieke onderneming. Om enkele stakeholders te noemen: ervaren beleggers; onervaren beleggers die enkele aandelen hebben; werknemers; kredietinstellingen; AFM; vakbonden; financieel analisten en de ‘gewone’ geïnteresseerde lezer.

In Nederland zijn er drie categorieën beursgenoteerde ondernemingen. Ondernemingen die staan genoteerd aan de AEX, ondernemingen die staan genoteerd aan de AMX en ondernemingen, waarvan de aandelen staan genoteerd aan de AsCX. In dit onderzoek wordt, zoals reeds eerder is vermeld, onderzoek gedaan naar de ondernemingen, die staan genoteerd aan de AEX. Dit met name in verband met de hypothese over de financiële- en de niet-financiële bedrijven. Op de AEX is de verhouding tussen de financiële en de niet-financiële bedrijven meer in evenwicht dan op de AMX, respectievelijk AsCX. Derhalve is besloten om dit onderzoek te richten op de ondernemingen met een notering aan de AEX.

(24)

nieuwe controleverklaring verplicht voor alle OOB’s, derhalve zal voor het boekjaar 2015 van alle ondernemingen met een notering aan de AEX, in het jaarverslag de nieuwe controleverklaring zijn opgenomen.

De omvang van de te onderzoeken ondernemingen bestaat in eerste instantie dus uit 25 beursgenoteerde ondernemingen die genoteerd staan aan de AEX. Waarbij als peildatum, voor de notering aan de AEX, 1 januari 2016 is genomen. Door diverse oorzaken is de omvang van de te onderzoeken ondernemingen verkleind tot 21 ondernemingen voor het onderzoek naar de key audit matters en 18 ondernemingen voor het onderzoek naar de leesbaarheid van de risicoparagraaf in het jaarverslag.

Zo is besloten om ArcelorMittal niet mee te nemen, omdat deze onderneming gebruik maakt van het jaarverslag van de ArcelorMittal Group uit Luxemburg en derhalve nog geen nieuwe controleverklaring bij de jaarrekening heeft van de accountant. SBM offshore komt ook niet voor in de uiteindelijke dataset, omdat de leesbaarheid van de risicoparagraaf van het jaarverslag van SBM offshore niet is vast te stellen, omdat er gebruik wordt gemaakt van illustraties, waardoor het niet mogelijk is om de tekst te analyseren met de gebruikte leesbaarheidsformule. Wel zijn de key audit matters geanalyseerd en is vastgesteld hoeveel van de key audit matters ook worden genoemd in de risicoparagraaf van het jaarverslag van SBM Offshore. Daarom zijn de resultaten voor de key audit matters wel meegenomen en voor de leesbaarheid niet. Dit geldt ook voor ASML en Philips. Unibail-Rodamco en Shell hebben de nieuwe controleverklaring vanuit respectievelijk Frankrijk en Verenigd Koninkrijk. In dit onderzoek wordt gekeken naar de invloed van de invoering van de nieuwe controleverklaring in Nederland en het effect daarvan op de risicoparagraaf, derhalve worden de nieuwe controleverklaringen van buiten Nederland buiten beschouwing gelaten. De NN-groep is per 1 januari 2014 naar de beurs gegaan, nadat het van ING is afgesplitst. Daarom is besloten om de gegevens van ING te gebruiken voor de periode 2011, 2012 en 2013, om zo onnodig dataverlies te voorkomen. Voor een volledig overzicht van de ondernemingen, die wel en niet in het onderzoek zijn meegenomen wordt verwezen naar bijlage 1.

3.2 LEESB AARHEID

(25)

door Linsley en Lawrence (2007) en Barnett en Leoffer (1975). In het overzichtsartikel waarin Jones en Schoemaker (1994) 32 onderzoeken met betrekking tot leesbaarheid hebben onderzocht, blijkt dat 26 onderzoeken gebruiken maken van de Flesch Reading Ease. De Flesch Reading Ease bestaat uit een formule, die als volgt luidt: 206.835-0.846wl-1.015sl. Waarbij ‘wl’ staat voor het aantal lettergrepen per 100 woorden en ‘sl’ staat voor het gemiddeld aantal woorden per zin. Het getal dat uit de formule komt, geeft de leesbaarheid van de tekst weer. Waarbij geldt hoe hoger het getal, hoe beter de leesbaarheid. In de volgende tabel wordt inzichtelijk gemaakt hoe de getallen corresponderen met de moeilijkheidsgraad van de leesbaarheid:

Reading Ease Rating: Moeilijkheidsgraad:

0-30 Erg moeilijk 30-50 Moeilijk 50-60 Redelijk moeilijk 60-70 Standaard 70-80 Redelijk gemakkelijk 80-90 Gemakkelijk 90-100 Erg gemakkelijk

Waarbij een score van 0-30 is te vergelijken met een artikel in een specialistisch wetenschappelijk tijdschrift en een score van 90-100 is te vergelijken met een stripboek volgens Linsley en Lawrence (2007).

(26)

waarbij de kenmerken van de ontvanger van de informatie worden gemeten door de ontvanger van de informatie elk ne woord weg te laten en te laten invullen door de ontvanger van de informatie. De Close-test wordt door de gebruikers van de theorie gezien als betrouwbaar en valide (Adelberg en Razek, 1984; Stevens et al., 1992). Echter bestaat er ook veel kritiek op de Cloze-test volgens Jones (1997). Feenstra (2012) vat deze kritiek samen in vier kritiekpunten. Deze punten zijn achtereenvolgens:

- het is niet precies duidelijk wat de Cloze-test nu meet,

- de grens tussen wel en niet begrijpen bij een bepaalde Cloze-testscore is niet geheel duidelijk,

- het is niet bewezen dat deze test kan worden toegepast op accounting-teksten,

- er bestaat veel onduidelijkheid over de representativiteit (o.a. de grootte van de steekproef) van de Cloze-test en daarmee over de generaliseerbaarheid.

Op basis van deze kritiekpunten is besloten om de Cloze-test niet toe te passen in deze scriptie.

Na de publicatie van het artikel van Jones en Schoemaker (1994), waarin zij onderzoek hebben gedaan naar de methodologie van het leesbaarheidsonderzoek van diverse artikelen, is de focus in de leesbaarheidsonderzoeken van hoofdzakelijk syntactisch onderzoek met leesbaarheids-formules naar sociaalpedagogisch onderzoek verschoven (Feenstra, 2012). Waarbij vooral impressiemanagement een belangrijke rol speelt. Impressiemanagement komt er in het kort op neer dat de leiding van de onderneming bijvoorbeeld in het directieverslag gebruik maakt van de informatieasymmetrie die aanwezig is, om zo de werkelijke situatie te manipuleren (Feenstra, 2012). In 2007 is opnieuw een overzichtsartikel verschenen over het leesbaarheidsonderzoek, ditmaal van Merkl-Davies en Brennan (2007). In dit artikel wordt voornamelijk ingegaan op impressiemanagement. Merkl-Davies en Brennan (2007) beschrijven zeven strategieën waarop ondernemingen manipulatie vorm kunnen geven. Waarbij het vooral gaat om het benadrukken van goed nieuws en het verbloemen van slecht nieuws (Feenstra, 2012).

(27)

andere een inhoudsanalyse toegepast, door sleutelwoorden voor goed en slecht nieuws te analyseren (Feenstra, 2012).

In deze scriptie wordt de invloed van de nieuwe controleverklaring op de risicoparagraaf onderzocht. In de nieuwe controleverklaring zijn de key audit matters opgenomen, waardoor de ondernemingen voor de genoemde key audit matters in de risicoparagraaf weinig kunnen verbloemen. Door de invoering van de nieuwe controleverklaring en de bijbehorende key audit matters is de inhoudsanalyse minder relevant als het aankomt op impressiemanagement door het verbloemen van slecht nieuws en het benadrukken van goed nieuws. Derhalve is besloten om de leesbaarheid in deze scriptie te meten door gebruik te maken van de traditionele manier van leesbaarheidsonderzoek, de Flesch Reading Ease. Daarnaast wordt in deze scriptie wel een vorm van inhoudsanalyse uitgevoerd, door de genoemde key audit matters te vergelijken met de risico’s die worden genoemd in de risicoparagraaf van het jaarverslag van de onderneming. Hierover wordt meer uitgeweid in paragraaf 3.4 ‘Key audit matters’.

(28)

Om de Flesch Reading Ease te bepalen, bestaan er op internet diverse editors die de leesbaarheid van de tekst berekenen. Echter zijn veel van die editors gemaakt om de leesbaarheid te berekenen van een maximum aantal woorden, zo kan de editor van readabilityformulas.com alleen de leesbaarheid berekenen over de eerste 600 woorden. Daarnaast blijkt dat deze site door slechts één iemand is opgezet, wat de betrouwbaarheid van de editor in twijfel brengt. In Word 2013 van Microsoft zit ook de mogelijkheid om de Flesch Reading Ease score te berekenen. Dit gebeurd dan over de hele tekst. Daarbij komt dat het bedrijf Microsoft meer vertrouwen geniet dan een eenvoudige editor op internet. Daarom is gekozen om de leesbaarheid middels Word 2013 vast te stellen.

Tijdens het vaststellen van de leesbaarheid van de risicoparagraaf in het jaarverslag, is het aantal malen gebeurd dat de leesbaarheid niet is vast te stellen doordat het niet mogelijk is om de tekst te kopiëren vanuit het jaarverslag, of dat er in het jaarverslag gebruik wordt gemaakt van illustraties, waardoor het onmogelijk is om de leesbaarheid vast te stellen.

Voor de leesbaarheidsscore van Aalberts Industries voor het jaar 2015 is gebruik gemaakt van de leesbaarheidsscore van het jaar 2014, omdat alleen voor het jaar 2015 de leesbaarheidsscore niet was vast te stellen en voor de overige vier jaren wel. In 2015 heeft Aalberts Industries voor het eerst gebruik gemaakt van een beveiligd jaarverslag, waardoor het kopiëren van tekst niet meer mogelijk is en dus de leesbaarheidsscore niet is vast te stellen. Door voor 2015 de leesbaarheidsscore van 2014 te gebruiken, wordt voorkomen dat de hoeveelheid data teveel wordt teruggedrongen door ontbrekende data.

Voor de leesbaarheidsscore van NN Group, die pas in 2014 is afgesplitst van ING en apart genoteerd staat aan de AEX sinds 2014, is besloten om gebruik te maken van de gegevens van ING voor de jaren 2011, 2012 en 2013. Immers geldt een groot deel van de risico’s van ING ook voor NN Group, toen NN Group nog onderdeel was van ING.

CONTROLEVARIAB ELEN

(29)

nieuwe controleverklaring op de leesbaarheid van de risicoparagraaf beter te kunnen meten. De controlevariabele die gebruikt zal worden is het jaar van publicatie. De controlevariabele ‘jaar van publicatie’ wordt gebruikt als dummy variabele en is gekozen omdat er steeds wijzigingen plaatsvinden voor de richtlijnen waaraan een jaarrekening moet voldoen. Zo is in 2014 en in 2015 de Richtlijn voor Jaarverslagen 400 voor Bestuursverslagen aangepast, waardoor de inhoud net weer iets anders is geworden. Daarnaast klinkt er in het maatschappelijk verkeer steeds vaker de roep om meer en transparanter te rapporteren over risico’s (PwC, 2014), waardoor ondernemingen meer zullen gaan rapporten over risico’s in de risicoparagraaf van het jaarverslag.

3.3 ONDERSCHEID FINANCIËLE EN NIET-FINANCIËLE ONDERNEMINGEN

Om de hypothese te testen dat de risicoparagraaf bij de financiële ondernemingen moeilijker leesbaar is dan bij de niet financiële ondernemingen, zal onderscheid worden gemaakt tussen de financiële- en de niet-financiële ondernemingen. Onder de financiële ondernemingen worden de banken, de verzekeraars en de financiële hulpverlening ondernemingen verstaan. In bijlage 1 is de lijst met ondernemingen, onderverdeeld naar financiële- en niet-financiële ondernemingen opgenomen.

3.4 KEY AUDIT MATTERS

(30)

aantal key audit matters dat wordt benoemd in de nieuwe controleverklaring bij de jaarrekening van de betreffende onderneming.

Er is nog geen eerder onderzoek gedaan naar de overeenkomsten tussen de key audit matters in de nieuwe controleverklaring en de risico’s die genoemd worden in de risicoparagraaf van het jaarverslag. Daardoor zijn er ook nog geen voorbeelden van onderzoek, waarop kan worden gebaseerd hoe specifiek de key audit matter in de risicoparagraaf van het jaarverslag moet terugkomen, om mee te tellen in de resultaten als een key audit matter dat ook wordt genoemd in de risicoparagraaf. Aangezien het nagaan of de genoemde key audit matters in de risicoparagraaf terugkomen voor meerdere interpretaties mogelijk zijn, is besloten om de data na mijn analyse van het aantal key audit matters dat terugkomt in de risicoparagraaf van de jaarverslagen van de geselecteerde ondernemingen, uit te wisselen met een mede-studente. Deze mede-studente doet tegelijkertijd ook onderzoek naar de key audit matters en hoe deze terugkomen in de risicoparagraaf van het jaarverslag. Nadat mijn resultaten en de resultaten van de mede-studente naast elkaar zijn gezet, blijkt inderdaad dat we soms verschillende interpretaties hebben gehad over het feit dat een key audit matter wel of niet terugkomt in de risicoparagraaf van het jaarverslag. De grootste verschillen zijn geanalyseerd en waar nodig aangepast. Door de data te vergelijken en de verschillen te analyseren, is de betrouwbaarheid van de data vergroot.

(31)

4. RESULTATEN

4.1 LEESB AARHEID

Om vast te stellen wat de invloed van de wijzigingen in de standaarden voor risicoverslaggeving in het jaarverslag is, is besloten om de controlevariabele ‘jaar van publicatie’ toe te voegen, zoals hierboven al beschreven is. Deze controlevariabele is omgezet naar een dummy-variabele, waarbij 2011 als referentiejaar is gebruikt. Dus de dummy-variabele ‘2012’ controleert voor wijzigingen in de standaarden voor risicoverslaggeving in het jaarverslag ten opzichte van 2011. De dummy-variabele ‘2013’ controleert voor de wijzigingen in de standaarden voor risicoverslaggeving ten opzichte van 2011, enzovoort.

De resultaten voor de leesbaarheid variëren tussen de 1,8 en 36,2. De gemiddelde leesbaarheidscore is 21,71. In totaal zijn 90 waarnemingen meegenomen in de test. De risicoparaaf van de jaarverslagen is dus erg moeilijk leesbaar volgens de tabel met moeilijkheidsgraden in leesbaarheid van tekst (Linsley en Lawrence, 2007). Dit is ook in overeenstemming met de theorie, waarin de leesbaarheid van jaarverslagen is onderzocht (Jones en Shoemaker, 1994; Courtis, 1995; Smith en Taffler, 1995; Courtis, 2004).

(32)

Variabele: Model 1 Model 2 Model 3 Intercept 22,056 22,631 22,056 Jaar 2012 -0,922 -0,922 -0,922 Jaar 2013 -0,178 -0,178 -1,563 Jaar 2014 -0,194 -0,194 -6,427 Jaar 2015 -0,444 -0,444 -6,677 Financieel - - -2,511 Nieuwe controleverklaring - 6,232 -R-square 0,003 0,037 0,031 ∆ R-square - 0,034 0,028 Hoogste VIF 1,6 7,143 1,6

geen van de coëfficiënten is statistisch significant

In de tabel hierboven staan de resultaten beschreven van het onderzoek dat is uitgevoerd op de leesbaarheid van de risicoparagraaf van de jaarverslagen van de ondernemingen die genoteerd staan aan de AEX. Bij model 1 is er een lineaire regressie gedaan op de afhankelijke variabele ‘leesbaarheid’ met de controlevariabelen: 2012, 2013, 2014, 2015. Uit het eerste model blijkt dat de controlevariabelen (welke betrekking hebben op wijzigingen in de standaarden voor de risiscoverslaggeving) een verandering in de leesbaarheid voor 0,3% verklaren (R-square: 0,03), hoewel dit niet met zekerheid is te zeggen, omdat de correlatie niet significant is. De overige 99,7% wordt dus verklaard door andere factoren, onder andere door de invloed van de nieuwe controleverklaring en het feit dat een onderneming in de categorie ‘financiële ondernemingen’ valt. Uit model 1 blijkt verder dat de leesbaarheid ten opzichte van 2011 lijkt te zijn verminderd. Zo is de leesbaarheid in 2015 ten opzichte van 2011 negatief (-0,444), dus is de leesbaarheid verminderd. Dit is echter niet met zekerheid te zeggen, want de daling is niet significant.

(33)

tabel leidt de nieuwe controleverklaring tot een betere leesbaarheid van de risicoparagraaf in het jaarverslag van de onderneming, echter betreft het een niet significant verband. De tabel geeft het positieve verband aan door een Bèta van 6.323. Uit de tabel is op te maken dat de nieuwe controleverklaring voor 3,4% een verandering in de leesbaarheid van de risicoparagraaf in het jaarverslag verklaart. Hierbij moet weer worden opgemerkt dat het niet gaat om een statistisch significant effect.

De hypothese, die stelt dat de invloed van de nieuwe controleverklaring leidt tot een betere leesbaarheid van de risicoparagraaf, kan niet worden aangenomen, omdat het verband niet statistisch significant is. Wel wijzen de resultaten op een positief verband, wat in overeenstemming met de hypothese is.

4.2 FINANCIËLE ONDERNEMINGEN

In bovenstaande tabel worden in model 3 de resultaten weergegeven van de lineaire regressie op de afhankelijke variabele ‘leesbaarheid’ met de onafhankelijke variabele ‘financiële bedrijven’. In deze regressie wordt de invloed van financiële ondernemingen op de leesbaarheid van de risicoparagraaf van het jaarverslag gecorrigeerd voor de controlevariabelen uit model 1. De tabel geeft aan dat ondernemingen die als financieel worden geclassificeerd, een slechtere leesbaarheid van de risicoparagraaf in het jaarverslag van de onderneming hebben (-2,511). Echter betreft dit niet een statistisch significant verband. Verder is uit de tabel op te maken dat financiële bedrijven voor 3,1% een verandering in de leesbaarheid van de risicoparagraaf in het jaarverslag verklaart. Dit betreft wederom een niet statistisch significant effect.

De hypothese die stelt dat ondernemingen die worden geclassificeerd als financieel een moeilijkere leesbaarheid van de risicoparagraaf in het jaarverslag van de onderneming hebben dan niet-financiële bedrijven, kan niet worden aangenomen. Uit de resultaten blijkt namelijk dat het verband niet statistisch significant is. Wel wijzen de resultaten op een negatief verband, wat in overeenstemming is met de hypothese.

(34)

twee variabelen apart van elkaar worden behandeld, wat hierboven ook is gebeurd. Daarnaast geeft de VIF-score geen indicatie voor multicollineariteit, omdat de VIF-score blijft. Over het algemeen wordt aangenomen dat wanneer de VIF boven de 10 uitkomt, dat er sprake is van multicollineariteit.

4.3 KEY AUDIT MATTERS

In 2013 zijn 6 ondernemingen die de nieuwe controleverklaring hebben toegepast en zijn opgenomen in de dataset. Het totaal aantal key audit matters dat door de accountants is opgenomen in de controle-verklaringen over het 2013 voor de 6 ondernemingen bedraagt 28. Het aantal key audit matters dat in 2013 terugkomt in de risicoparagraaf van het jaarverslag is 15. Dit betekent dus dat 54% van de key audit matters terugkomt in de risicoparagraaf. In 2014 is er een grote stijging te zien in het aantal ondernemingen dat de nieuwe controleverklaring gebruikt en daarmee stijgt ook het totaal aantal key audit matters. Alle 21 ondernemingen die zijn opgenomen in de dataset hebben vanaf 2014 de nieuwe controleverklaring toegepast. Het aantal key audit matters in 2014 bedraagt 93, waarvan er 49 in de risicoparagrafen terugkomen, een percentage van 53%. In 2015 bedraagt het totaal aantal key audit matters 89 en komen er 44 terug in de risicoparagraaf. 49% van het totaal aan key audit matters komt in 2015 dus terug in de risicoparagraaf.

Om de hypothese te testen of het aantal key audit matters dat in de risicoparagraaf van het jaarverslag wordt genoemd, is de data over de key audit matters ook in SPSS (statistische software) geladen, om zo vast te stellen of de fluctuaties ook statistisch significant zijn. Er is alleen gekeken naar de afwijking ten opzichte van 2013. Zie hieronder voor de resultaten.

(35)

geen van de coëfficiënten is statistisch significant

(36)

5. DISCUSSIE

Het onderzoek dat in deze scriptie is gedaan, is voor zover bij mij bekend het eerste onderzoek dat kijkt naar de invloed van de nieuwe controleverklaring op de transparantie van de risicoparagraaf van het jaarverslag van een beursgenoteerde onderneming van de AEX. De transparantie van de risicoparagraaf is in deze scriptie gemeten door de leesbaarheid van de risicoparagraaf te testen over de jaren 2011-2015 en te meten welk percentage van de key audit matters terugkomen in de risicoparagraaf van het jaarverslag. Dit is gedaan voor de jaren 2013, 2014 en 2015. Voor het testen van de leesbaarheid zijn de jaren 2011 en 2012 als referentiejaren zijn gebruikt. In 2013 is de nieuwe controleverklaring bij diverse beurgenoteerde bedrijven aan de AEX al ingevoerd, in 2015 is de nieuwe controleverklaring bij alle OOB’s verplicht geworden, waaronder de beursgenoteerde ondernemingen aan de AEX.

HYPOTHESE 1

De resultaten voor de hypothese dat het aantal key audit matters van de controleverklaring dat in de risicoparagraaf van het jaarverslag is opgenomen, zal toenemen ten opzichte van 2013 is niet statistisch significant. Dit is te verklaren door het feit dat er geen controlevariabelen zijn opgenomen. In dit eerste onderzoek naar het aantal key audit matters dat wordt genoemd in de risicoparagraaf van het jaarverslag is vooral op zoek gegaan naar de absolute verschillen tussen de verschillende jaren. De absolute resultaten van de key audit matters zijn in strijd met de hypothese. In 2013 komt 54% van de key audit matters terug in de risicoparagraaf van de jaarverslagen, in 2014 is er een lichte daling en in 2015 een nog verdere daling in het percentage key audit matters dat wordt genoemd in de risicoparagraaf van het jaarverslag. Op basis van de statistische resultaten en de absolute verschillen kan de hypothese over dat de verschillen tussen de key audit matters en de risico’s in de risicoparagraaf van het jaarverslag zullen afnemen in 2014 en 2015, ten opzichte van 2013, niet worden aangenomen, noch verworpen worden. De resultaten laten juist zien dat het aantal key audit matters dat niet wordt genoemd in de risicoparagraaf toeneemt. Er zal verder onderzoek moeten worden gedaan naar het feit waardoor juist sprake is van een daling van het aantal key audit matters dat terugkomt in de risicoparagraaf van het jaarverslag, terwijl er een stijging wordt verwacht.

(37)

dataset, de nieuwe controleverklaring bij de jaarrekening verstrekt. In 2014 en 2015 zijn bij alle 21 geselecteerde ondernemingen de jaarrekeningen voorzien van de nieuwe controleverklaring. Echter ook in 2015 ten opzichte van 2014 is een daling te zien in het percentage key audit matters dat is opgenomen in de risicoparagraaf van de jaarverslagen van de geselecteerde ondernemingen. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen wat de oorzaken hiervan zijn. Zo kan worden gekeken naar wat de invloed van een accountantsorganisatie is op het aantal en de aard van de key audit matters die worden gerapporteerd. Ook is het interessant om te onderzoeken of het management van de onderneming voor het opstellen van de risicoparagraaf in het jaarverslag überhaupt kijkt naar de gerapporteerde key audit matters. Tijdens het verzamelen van de data is vastgesteld dat de risicoparagrafen in het jaarverslag van de ondernemingen door de jaren heen nog nauwelijks veranderen.

In het onderzoek naar de key audit matters zijn de beursgenoteerde ondernemingen aan de AEX die in hun jaarverslag een controleverklaring hebben opgenomen, die niet door een Nederlandse accountant is opgesteld, niet meegenomen. Echter vertonen de verklaringen veel overeenkomsten, derhalve is het voor toekomstig onderzoek interessant om niet alleen te kijken naar de ontwikkeling van de risicoparagraaf, met betrekking tot de leesbaarheid en de genoemde key audit matters bij Nederlandse ondernemingen, maar ook naar ondernemingen in bijvoorbeeld Luxemburg (Altice) en Verenigd Koninkrijk (Shell), om vervolgens de ontwikkelingen in de verschillende landen met elkaar te vergelijken. Zo kent het Verenigd Koninkrijk al sinds 2011 een vergelijkbare nieuwe controleverklaring, waardoor de ontwikkeling daar misschien al verder is.

HYPOTHESE 2

(38)

Het feit dat dit geen significant verband is kan diverse oorzaken hebben. Zo valt te denken aan de controlevariabelen die niet goed zijn gekozen. Volgens de resultaten wordt een verandering in de leesbaarheid van de risicoparagraaf van het jaarverslag slechts voor minder dan 1% verklaard door de controlevariabele, de verandering in de standaarden voor risicoverslaggeving. Er zal dus in toekomstig onderzoek naar de leesbaarheid van de risicoparagraaf moeten worden gezocht naar betere controlevariabelen, want ook uit de literatuur komen geen éénduidige controlevariabelen naar voren. Zo kan worden onderzocht of de wisseling van de CEO van een onderneming van invloed is op de leesbaarheid van de risicoparagraaf van het jaarverslag, omdat de nieuwe CEO wellicht een andere schrijfstijl heeft. Ook kan worden onderzocht of het aantal wisselingen in opmaak van de risicoparagraaf invloed heeft op de leesbaarheid van de risicoparagraaf van het jaarverslag. Tijdens het doornemen van de dataverzameling is namelijk opgevallen dat bepaalde ondernemingen in de onderzochte periode een opmaakwijziging in de verslaggeving hebben doorgevoerd, waarbij ze van een opmaak met alleen tekst naar een opmaak met tekst ondersteund met veel pijlen en symbolen zijn gegaan. Een suggestie voor verder onderzoek kan zijn welke variabelen allemaal van invloed kunnen zijn op de leesbaarheid van de risicoparagraaf in het jaarverslag, om zo goede controlevariabelen te ontwikkelen die weer kunnen worden gebruikt om het verband tussen de leesbaarheid van de risicoparagraaf en een andere variabele aan te tonen.

(39)

HYPOTHESE 3

De resultaten voor de hypothese dat de risicoparagraaf in het jaarverslag bij een financiële onderneming moeilijker leesbaar is dan bij een niet-financiële onderneming, zijn niet statistisch significant. Echter geven de resultaten wel een indicatie dat er een negatief verband lijkt te bestaan tussen de leesbaarheid en een financiële onderneming. Aangezien er in de literatuur meestal geen vergelijking wordt gemaakt tussen financiële ondernemingen en niet-financiële ondernemingen, is het interessant om in toekomstig onderzoek uit te zoeken op welke wijze de leesbaarheid van de risicoparagraaf van het jaarverslag van een financiële onderneming zo te verbeteren valt, dat de leesbaarheid van de risicoparagraaf bij deze ondernemingen gelijk staat aan de leesbaarheid van de risicoparagraaf van een niet-financiële onderneming. Overigens geldt ook bij deze hypothese dat er verder onderzoek moet worden gedaan naar de controlevariabelen, zoals deze genoemd zijn bij de discussie van hypothese 1, om zo de significantie van het onderzoek te verhogen.

Wanneer er in de toekomst meer duidelijkheid is gekomen over welke controlevariabelen van invloed zijn op de leesbaarheid, is het ook interessant om de leesbaarheid van de risicoparagrafen in het jaarverslag niet alleen te analyseren aan de hand van de Flesch Reading Ease formule, maar ook aan de hand van diverse andere leesbaarheidsformules, om zo te testen welke kwantitatieve manier van het testen van de leesbaarheid het meest geschikt is voor het analyseren van de leesbaarheid van de risicoparagraaf van het jaarverslag.

(40)

LITERATUURLIJST

Abraham, S. en Cox, P. (2007). Analysing the determinants of narrative risk information in UK FTSE 100 annual reports, The Britisch Accounting Review, 39, 227-248.

Abraham, S. en Shrives, P.J. (2014). Improving the relevance of risk factor disclosure in corporate annual reports, The Britisch Accounting Review, 46, 91-107.

Adelberg, A.H. en Razek, J.R. (1984). The cloze procedure: A methodology for determining the understandability of accounting textbooks, The Accounting Review, 59(1), 109-122.

Barnett, A. en Leoffler, K. (1979). Readability of accounting and auditing messages, Journal of Business Communication, 16 (1), 49-59.

Barnier, M. (2010). Greenpaper: Audit policy: Lessons from the crisis. Brussel: Europese Commissie.

Beretta, S., & Bozzolan, S. (2004). A framework for the analysis of firm risk communication, The international Journal of Accounting, 39(1), 265-288.

Campbell, D. en Slack, R., (2008). Narrative reporting: Analysts’ perceptions of its value and relevance. London: The Association of Chartered Certified Accountants. RR104.

Chandler, R., & Edwards, J. R. (1996). Recurring issues in auditing: back to the future? Accounting, Auditing & Accountability Journal, 9(2), 4-29.

Christensen, B.E., Glover, S.M. en Wolfe, C.J. (2014). Do Critical Audit Matter Paragraphs in the Audit Report Change Non-professional investors’Decision to Invest? Auditing: A Journal of Practise & Theory, 33(4), 71-93.

Commission on Auditor’s Responsibilities (CAR). (1978). Report, Conclusions and Recommendations. New York: AICPA.

Courtis, J.K. (1995). Readability of annual reports: western versus Asian evidence, Accounting, Auditing & Accountability Journal, 8(2), 4-17.

(41)

Dunne, T. et al. (2004). The introduction of derivatives reporting in the UK: a content analysis of FRS 13 disclosures, Journal of Derivatives Accouting, 1(2), 205-219.

Elzahar, H. en Hussainey, K. (2012). Determinants of narrative risk disclosures in UK interim reports, Journal of Risk Finance, 13(2), 133-147.

Elshandidy, T., Fraser, I. en Hussainey, K. (2013). Aggregated, voluntary, and mandatory risk disclosure incentives: Evidence from UK FTSE all-share companies. International Review of Financial Analysis, 30, 320-333.

FakhFakh, M. (2015). The readability of international illustration of auditor's report: An advanced reflection on the compromise between normative principles and linguistic requirements. Journal of Economics, Finance and Administrative Science, 20(38), 21-29.

Feenstra, D. (2012). Ontwikkelingen in het leesbaarheidsonderzoek van narratieve

accountingsteksten. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, 6(26), 222-234.

Freeman, R.E. (1984). Strategic management: A stakeholder approach. Boston: Pitman Publishing Inc.

Geiger, M.A. (1989). The New Audit Report: An Analysis of Exposure Draft Comments, Auditing: A Journal of Practice & Theory, 8(2), 40-62.

Gunning, R. (1952), The technique of clear writing, New York: McGraw- Hill International Book Co.

Healy, P.M. en Palepu, K.G. (2001). Information asymmetry, corporate disclosure, and the capital markets: A review of the empirical disclosure literature. Journal of accounting and economics, 31(1), 405-440.

(42)

Jones, M.J. en Shoemaker, P.A. (1994). Accounting narratives: a review of empirical studies of content and readability, Journal of Accounting Literature, 13, 142-184.

Jones, M.J. (1997), Critical appraisal of the cloze procedure’s use in the accounting domain, Accounting, Auditing and Accountability Journal, 10(1), 105-128.

Liggio, C.D. (1974). The expectation gap: The accountant’s legal Waterloo? Journal of Contemporary Business, 3, 27-44.

Linsley, P.M. en Lawrence, M. J., (2007). Risk reporting by the largest UK companies: readability and lack of obfuscation, Accounting, Auditing & Accountability Journal, 20(4), 620 – 627.

Limperg, Th., (1932). De functie van de accountant en de leer van het gewekte vertrouwen, Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, 2, 17-20.

Majoor, B. (2011). Grondslagen van Auditing&Assurance. Groningen: Noordhoff uitgevers.

Majoor, B. (2012). Is Barnier het juiste antwoord op de vraag van de maatschappij naar een kritische accountant die zekerheid geeft over de financiële stabiliteit van een

onderneming? Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, 5 (20), 167-175.

Marshall, A. en Weetman, P. (2007). Modelling Transparency in Disclosure: The Case of Foreign Exchange Risk Management, Journal of Business Finance & Accounting, 34(5), 705-739.

McEnroe, J. E., en Martens, S. C., (2001). Auditors’ and Investors’ Perceptions of the“Expectation gap”. Accounting Horizons, 15(4), 345-358.

Merkl-Davies, D.M. en Brennan, N.M. (2007), Discretionary disclosure strategies in corporate narratives: Incremental information or impression management? Journal of Accounting Literature, 26, 116-196.

(43)

Pashalian, S. en Crissy, W.J.E. (1952). Corporate annual reports are difficult, dull reading, human interest value low, survey shows, Journal of Accountancy, August, 215-219.

Porter, B.A. (1993). An empirical study of the audit expectation-performance gap. Accounting and Business Research, 24(1), 49-68.

PwC. (2014). Klare taal!,http://www.pwc.nl/nl/assets/documents/pwc-klare-taal.pdf

Ruhnke, K. en Schmidt, M. (2014), The audit expectation existence, causes, and the impact of changes. Accounting and Business Research, Vol. 44(5), 572–601.

Sirois, L., Bédard, J. en Bera, P. (2015). The informational Value of Key Audit Matters in the Auditor’s Report: Evidence from an Eye-tracking study. Working paper.

Smith, J. en Smith, N. (1971). Readability: A Measure of the Performance of the Communication Function of Financial Reporting. The Accounting Review, 46(3), 552-561.

Smith, M. and Taffler, R. (1995). The Incremental effect of narrative accounting information in corporate annual reports, Journal of Business Finance and Accounting, 22(8), 1195-1210.

Stevens, K., Stevens, K.C. en Stevens, W.P. (1992). Measuring the readability of business writing: The Cloze procedure versus readability formulae, Journal of Business Communication, 29(4), 367-382.

Subramanian, R., Insley, R.G. en Blackwell, R.D. (1993). Performance and readability: a comparison of annual reports of profitable and unprofitable companies, The Journal of Business Communication, 30(1), 49-61.

Vergoossen, R. G. A. (1993). The use and perceived importance of annual reports by investment analysis in the Netherlands. European Accounting Review, 2, 219-244.

(44)

Websites:

Accountant.nl, 13 oktober 2010. Europese Commissie publiceert ‘Green Paper’ over verbetering auditmarkt.

https://www.accountant.nl/nieuws/2010/10/europese-commissie-publiceert-green-paper-over-verbetering-auditmarkt

(Geraadpleegd op: 25-03-2016).

Accountant.nl, 30 november 2011. Plannen Barnier: verstrekkende gevolgen voor businessmodel grote kantoren.

https://www.accountant.nl/nieuws/2011/11/plannen-barnier-verstrekkende-gevolgen-voor-businessmodel-grote-kantoren

(Geraadpleegd op: 25-03-2016).

EC, 30 november 2011. 2006/43/EC.

http://ec.europa.eu/internal_market/auditing/docs/reform/impact_assesment_en.pdf

(Geraadpleegd op: 25-03-2016).

EC, 30 november 2011. Amendment 2006/43/EC.

http://ec.europa.eu/internal_market/auditing/docs/reform/directive_en.pdf

(Geraadpleegd op: 25-03-2016).

Wta, 1 april 2016. Wet toezicht accountantsorganisaties.

http://wetten.overheid.nl/BWBR0019468/2016-04-01

(45)

BIJLAGE 1 – LIJST ONDERNEMINGEN ONDERVERDEELD IN FINANCIËLE EN NIET-FINANCIËLE ONDERNEMINGEN.

Financiële ondernemingen Niet-financiële ondernemingen

ABN AMRO Aalberts Industries

Aegon Ahold

ING AkzoNobel

NN Group ASML (alleen KAM)

Boskalis DSM Gemalto Heineken KPN

Philips (alleen KAM) Randstad

RELX

SBM Offshore (alleen KAM) TNT Express

Unilever Vopak WolterKluwer

Ondernemingen die niet zijn meegenomen: Reden:

Altice Buitenlandse controleverklaring (Luxemburg)

ArcelorMittal Geen nieuwe controleverklaring (Luxemburg)

ASML (leesbaarheid) Leesbaarheid niet vast te stellen, i.v.m. tekens tussen de woorden i.p.v. spaties.

Philips (leesbaarheid) Leesbaarheid niet vast te stellen i.v.m. beveiligde jaarverslagen voor 2011, 2012 en 2015

Shell Buitenlandse controleverklaring (Verenigd Koninkrijk)

SBM Offshore (leesbaarheid) Leesbaarheid niet vast te stellen, risicoparagraaf in het jaarverslag bestaat uit illustraties.

(46)

BIJLAGE 2 – OUTPUT SPSS

Model 1 en 2: Model Summary Model R R Square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate Change Statistics R Square Change F Change df1 df2 Sig. F Change 1 ,052a ,003 -,044 6,3803 ,003 ,057 4 85 ,994 2 ,194b ,037 -,020 6,3051 ,035 3,039 1 84 ,085 a. Predictors: (Constant), 2015, 2012, 2013, 2014

b. Predictors: (Constant), 2015, 2012, 2013, 2014, Nieuwe controleverklaring:

Coefficientsa Model Unstandardized Coefficients Standardized Coefficients t Sig. Collinearity Statistics

B Std. Error Beta Tolerance VIF

1 (Constant) 22,056 1,504 14,666 ,000 2012 -,922 2,127 -,059 -,434 ,666 ,625 1,600 2013 -,178 2,127 -,011 -,084 ,934 ,625 1,600 2014 -,194 2,127 -,013 -,091 ,927 ,625 1,600 2015 -,444 2,127 -,029 -,209 ,835 ,625 1,600 2 (Constant) 22,056 1,486 14,841 ,000 2012 -,922 2,102 -,059 -,439 ,662 ,625 1,600 2013 -1,563 2,247 -,101 -,696 ,489 ,547 1,829 2014 -6,427 4,147 -,414 -1,550 ,125 ,161 6,229 2015 -6,677 4,147 -,430 -1,610 ,111 ,161 6,229 Nieuwe controleverklaring: 6,232 3,575 ,499 1,743 ,085 ,140 7,143

(47)

Model 1 en 3: Model Summary Model R R Square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate Change Statistics R Square Change F Change df1 df2 Sig. F Change 1 ,052a ,003 -,044 6,3803 ,003 ,057 4 85 ,994 2 ,176b ,031 -,027 6,3266 ,028 2,450 1 84 ,121 a. Predictors: (Constant), 2015, 2012, 2013, 2014

b. Predictors: (Constant), 2015, 2012, 2013, 2014, Financieel:

Coefficientsa Model Unstandardized Coefficients Standardized Coefficients t Sig. Collinearity Statistics

B Std. Error Beta Tolerance VIF

1 (Constant) 22,056 1,504 14,666 ,000 2012 -,922 2,127 -,059 -,434 ,666 ,625 1,600 2013 -,178 2,127 -,011 -,084 ,934 ,625 1,600 2014 -,194 2,127 -,013 -,091 ,927 ,625 1,600 2015 -,444 2,127 -,029 -,209 ,835 ,625 1,600 2 (Constant) 22,613 1,533 14,749 ,000 2012 -,922 2,109 -,059 -,437 ,663 ,625 1,600 2013 -,178 2,109 -,011 -,084 ,933 ,625 1,600 2014 -,194 2,109 -,013 -,092 ,927 ,625 1,600 2015 -,444 2,109 -,029 -,211 ,834 ,625 1,600 Financieel: -2,511 1,604 -,168 -1,565 ,121 1,000 1,000

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit de gevonden afname van de leesbaarheid van de risicoparagrafen uit de gepaarde t-toetsen, blijkt dat olie- en gasondernemingen zich naar aanleiding van de olieramp

leesbaarheid nog sterker en bedraagt de significantie 0,00002. Op basis hiervan kan gesteld worden dat de leesbaarheid van de risicoparagraaf verslechterd naarmate de omvang van

Maar het gebruik van deze twee variabelen blijft een beperkte selectie, de omvang en prestaties zijn niet de enige factoren die invloed hebben op de relatie tussen de

-1) Er is een ontwikkeling te zien, de kwaliteit van de risicoparagraaf is gestegen. In paragraaf 4.2 is bij de analyse van Hypothese 1 te zien dat de kwaliteit van de

Wanneer het directe verband tussen de mate van narcisme en de leesbaarheid van de risicoparagraaf in de jaarrekening wordt onderzocht, blijkt deze relatie niet significant te zijn

ondernemingsspecifieke factoren (grootte van de onderneming, prestaties van de onderneming, financieringsstructuur, aantal bestuurders en aanwezigheid van vrouwen in het bestuur) en

Bij de bepaling van het economisch kapitaal van Bank wordt het totaal genomen van de onderliggende cijfers voor het economisch kapitaal van vijf afzonderlijke typen risico’s,

9 Alysis Zorggroep Arnhem 10 Atrium Medisch Centrum Heerlen 11 Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis Nijmegen 12 Catharina-Ziekenhuis Eindhoven 13 Deventer Ziekenhuizen Deventer 14