• No results found

Leesbaarheid van de risicoparagraaf

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Leesbaarheid van de risicoparagraaf"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Leesbaarheid van de

risicoparagraaf

De invloed van ondernemingsspecifieke

factoren.

Master Thesis Accountancy Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit Economie & Bedrijfskunde

Eerste begeleider: Dhr. Dr. R.B.H. Hooghiemstra RA Alie Heemskerk

Peperkampweg 21 7491 GB Delden

alieheemskerk@hotmail.com

(2)

2 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk

Voorwoord

Voor u ligt dan de master scriptie die ik heb geschreven ter afronding van de masteropleiding Accountancy & Controlling aan de Rijksuniversiteit Groningen. Het resultaat heeft langer op zich laten wachten dan ik mij vooraf had voorgenomen, daardoor ben ik nu nog verheugder dat het nu zo ver is.

Tijdens de opleiding Accountancy & Controlling ben ik in aanraking gekomen met vakken als Internal Control Risk management en Corporate Governance. Vakken die in deze tijd zeer actueel blijken en een goede algemene basiskennis verschaffen over diverse onderwerpen. Toen het tijd werd om een onderwerp voor mijn master scriptie te kiezen ben ik terug gaan kijken op de onderwerpen die tijdens de studie zijn behandeld en heb geprobeerd een origineel onderzoeksonderwerp uit te kiezen. Het uiteindelijke resultaat is een onderzoek naar de leesbaarheid van de risicoparagraaf bij Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen en ondernemingsspecifieke factoren die hierop van invloed zijn. Het bijbehorende onderzoeksrapport ligt hier nu voor u.

Vanaf deze plek wil ik graag iedereen bedanken die mij in de afgelopen maanden heeft geholpen en gesteund bij het afronden van deze scriptie.

Alie Heemskerk

(3)

3 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk

Samenvatting

Investeerders vinden de kwaliteit van een jaarverslag zeer belangrijk. Dit blijkt onder andere uit uit het feit dat er in Nederland jaarlijks verschillende prijzen worden uitgereikt voor het ‘beste

jaarverslag’. Aan informatie met een toekomstgerichte dimensie, zoals de onderwerpen ‘markt en marktontwikkelingen’, ‘concurrentiepositie’ en ‘vooruitzichten’, wordt door gebruikers van een jaarverslag verhoudingsgewijs meer belang gehecht. Één van de belangrijke onderdelen van een jaarverslag is derhalve de risicoparagraaf.

Het jaarverslag is een belangrijk middel in de communicatie tussen management en stakeholders van een onderneming. Om deze communicatie zo helder mogelijk te laten zijn is de leesbaarheid van een jaarverslag van groot belang. Een belangrijke conclusie die uit eerdere onderzoeken naar voren komt is dat een jaarverslag moeilijk leesbaar is.

Het doel van dit onderzoek is antwoord te geven op de centrale vraag van dit onderzoek:

In welke mate wordt de leesbaarheid van de risicoparagraaf in de jaarverslagen van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen beïnvloed door ondernemingsspecifieke factoren?

Om deze vraag te beantwoorden is eerst middels literatuuronderzoek meer inzicht gekregen in concept ‘leesbaarheid’ en eerdere onderzoeken naar dit onderwerp. Aan de hand van dit

literatuuronderzoek is de onderzoeksopzet opgesteld en is bepaald welke variabelen meegenomen gingen worden. Aan de hand van een aantal enkelvoudige regressieanalyses in combinatie met een meervoudige regressieanalyse is onderzocht wat het verband is tussen de geselecteerde

ondernemingsspecifieke factoren (grootte van de onderneming, prestaties van de onderneming, financieringsstructuur, aantal bestuurders en aanwezigheid van vrouwen in het bestuur) en de leesbaarheid van de risicoparagraaf van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen.

De resultaten uit dit onderzoek liggen in lijn met de verwachtingen op basis van eerder uitgevoerde onderzoeken. Zo blijkt de grootte van de onderneming een negatief verband te hebben met de leesbaarheid van de risicoparagraaf. De overige ondernemingsspecifieke factoren laten een positief verband met de leesbaarheid van de risicoparagraaf zien. De aangetroffen verbanden zijn echter niet significant en kunnen derhalve niet als ‘waar’ worden aangemerkt.

(4)

4 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 2

Samenvatting ... 3

1. Inleiding ... 6

1.1. Aanleiding van het onderzoek ... 6

1.2. Probleemstelling ... 7

1.3. Relevantie van het onderzoek ... 7

1.4. Structuur en opbouw ... 8

2. Literatuur ... 9

2.1. De risicoparagraaf ... 9

Risicoverslaggeving ... 10

2.2. Leesbaarheid ... 12

2.3. Leesbaarheid van risicoverslaggeving ... 14

2.4. Factoren van invloed op leesbaarheid ... 15

Grootte van de onderneming ... 15

Prestaties van de onderneming ... 16

Financieringsstructuur ... 17

Aantal bestuurders... 17

Aanwezigheid van vrouwen in het bestuur ... 18

3. Onderzoeksopzet ... 19

3.1. Selectie ... 19

3.2. Leesbaarheid ... 20

3.3. Factoren ... 20

Grootte van de onderneming ... 21

Prestatie van de onderneming ... 21

Financieringsstructuur ... 21

Aantal bestuurders... 21

Aanwezigheid van vrouwen in het bestuur ... 22

3.4. Regressieanalyse ... 22

4. Onderzoeksresultaten ... 23

4.1. Beschrijvende statistiek ... 23

Leesbaarheid ... 23

(5)

5 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk

Prestaties van de onderneming ... 24

Financieringsstructuur ... 25

Aantal bestuurders... 25

Aanwezigheid van vrouwen in het bestuur ... 25

4.2. Toetsen hypotheses ... 26

Grootte van de onderneming ... 26

Prestaties van de onderneming ... 26

Financieringsstructuur ... 27

Aantal bestuurders... 27

Aanwezigheid van vrouwen in het bestuur ... 27

Meervoudige regressieanalyse ... 28

4.3. Discussie van de resultaten ... 29

5. Conclusies en beperkingen ... 31

5.1. Conclusies ... 31

5.2. Beperkingen van het onderzoek ... 32

Bijlage 1: Literatuurlijst ... 33

(6)

6 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk

1. Inleiding

1.1. Aanleiding van het onderzoek

Beursgenoteerde ondernemingen worden geacht ieder jaar een rapport uit te brengen, waarin zij hun werkzaamheden, de gebeurtenissen in het afgelopen jaar en de financiële situatie van hun onderneming beschrijven. De communicatieve waarde van een jaarverslag staat of valt met de leesbaarheid ervan.

Dat investeerders de kwaliteit van jaarverslagen belangrijk vinden blijkt onder andere uit het feit dat er in Nederland jaarlijks verschillende prijzen worden uitgereikt voor het ‘beste jaarverslag’. Zo is er de ‘Deloitte F.G. Kordes-Trofee, de prijs voor het beste jaarverslag in de publieke sector en de ‘Prix de Mazars’, de publieksprijs voor het beste jaarverslag van beursgenoteerde ondernemingen. Één van de onderdelen waarop de verslagen worden beoordeeld is leesbaarheid.

Het onderzoeksrapport dat Aalt Klaassen (2009) publiceerde naar aanleiding van de uitreiking van de ‘Prix de Mazars 2008’ stelt dat de twee belangrijkste doelstellingen van het jaarverslag het afleggen van verantwoording en het inzicht geven in toekomstperspectieven zijn. In het rapport komt tevens naar voren dat gebruikers van jaarverslagen verhoudingsgewijs meer belang hechten aan informatie met een toekomstdimensie. Hierbij kan worden gedacht aan de onderwerpen ‘markt en

marktontwikkelingen’, ‘concurrentiepositie’ en ‘vooruitzichten’ (Klaassen, 2009). Juist deze onderwerpen behoren, volgens het onderzoek, niet tot de sterkste onderdelen van jaarverslagen. Uit het rapport blijkt tevens dat gebruikers en bestuurders een groot belang toekennen aan het opnemen van een beschrijving van de risico’s en de beheersing hiervan in het jaarverslag.

Uit een overzichtsartikel ten aanzien van een negental gebruikersonderzoeken van Room (1997) blijkt allereerst dat de meeste onderzoeken zich richten op een aantal specifieke gebruikersgroepen, namelijk aandeelhouders, financiële adviseurs en vreemd vermogenverschaffers, waarbij de meeste zich alleen richten op de aandeelhouders. Tevens blijkt dat gebruikers een grote behoefte hebben aan toekomstgerichte informatie.

Het belang van risicoverslaggeving is ook terug te vinden in het feit dat voorschriften op het gebied van corporate governance voorschriften risicomanagement van ondernemingen en de verslaggeving hierover steeds meer in de schijnwerpers zetten. De Nederlandse corporate governance code, ook wel bekend als de code Tabaksblat, stelt dat het bestuur in het jaarverslag minstens dient te beschrijven wat de belangrijkste risico’s voor de onderneming. Tevens dient te worden beschreven op welke wijze de onderneming omgaat met risico’s en wat eventueel de zwakke punten zijn van het interne risicobeheersingssysteem.

(7)

7 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk

1.2. Probleemstelling

De leesbaarheid van een jaarverslag is een belangrijke factor in het communicatieproces tussen een onderneming en haar stakeholders. Aangezien stakeholders aangeven veel belang te hechten aan informatie omtrent risicoverslaggeving en risicobeheersing, is het van belang aandacht te schenken aan de leesbaarheid aan dit deel van het jaarverslag. De centrale vraag in dit onderzoek is:

In welke mate wordt de leesbaarheid van de risicoparagraaf in de jaarverslagen van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen beïnvloed door ondernemingsspecifieke factoren?

Naast de centrale vraag zullen de deelvragen een leidraad vormen voor van dit onderzoeksrapport. - Wat is leesbaarheid en op welke wijze kan deze onderzocht worden?

- Welke theorieën kunnen worden gebruikt bij het uitvoeren van leesbaarheidsonderzoek in het algemeen en leesbaarheidsonderzoek van de risicoparagraaf in het bijzonder?

- Zijn er ondernemings specifieke kenmerken, zoals corporate governance karakteristieken, die van invloed zijn op de leesbaarheid van een jaarverslag in het algemeen en de risicoparagraaf in het bijzonder?

- Zijn er verschillen in leesbaarheid in de verschillende onderdelen van de risicoparagraaf? - Welke conclusies kunnen er naar aanleiding van dit onderzoek worden getrokken?

1.3. Relevantie van het onderzoek

Het jaarverslag is een belangrijk middel in de communicatie tussen management en stakeholders van een onderneming. Om deze communicatie zo helder mogelijk te laten zijn is de leesbaarheid van een jaarverslag van groot belang. In de laatste decennia zijn er vele onderzoeken uitgevoerd naar de mate van leesbaarheid van jaarverslagen (o.a. Courtis, 1986, Jones, 1988). Een belangrijke conclusie die uit deze onderzoeken naar voren komt is dat een jaarverslag moeilijk leesbaar is.

Li (2008) onderzocht de invloed van verschillende ondernemingsspecifieke kenmerken op de leesbaarheid van een jaarverslag en concludeerde onder andere dat ondernemingsprestaties van invloed zijn op de leesbaarheid. Dit onderzoek gaat hier verder op in door te kijken of ondernemings specifieke kenmerken de leesbaarheid van de risicoparagraaf in een jaarverslag beïnvloeden. De meeste van deze onderzoeken concentreerden zich met name op beursgenoteerde ondernemingen in de Verenigde Staten en Groot Brittannië. Dit onderzoek richt zich op de beursgenoteerde ondernemingen in Nederland. Een gebied dat wel eerder voorzichtig werd verkend, maar waar verder weinig over bekend is.

(8)

8 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk Het bericht van het bestuur is één van de meest onderzochte onderdelen. Courtis (1986)

onderzocht of er verschillen zaten in de leesbaarheid van de verschillende delen van dit bericht. Het onderzoek verkent de mogelijkheid voor bedrijven om (on)leesbaarheid te gebruiken om

ongewenste resultaten of ontwikkelingen te verbloemen.

Een ander verschil met voorgaande onderzoeken is dat dit onderzoek zich volledig richt op de leesbaarheid van de risicoparagraaf, waar andere onderzoeken zich concentreerden op het bericht van het bestuur. De risicoparagraaf wordt door investeerders, analysten en andere gebruikers vaak aangeduid als één van de belangrijkste onderdelen van een jaarverslag.

Ook naar de risicoparagraaf zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken

concentreren zich meestal op de omvang van de disclosures en de factoren die daarop van invloed zijn. Zo onderzocht Hassan (2009) de relatie tussen ondernemingsspecifieke factoren (grootte, risiconiveau en reserves) en de omvang van de risicodisclosures. Dit onderzoek richt zich wel op de risicodisclosures (de risicoparagraaf), maar kijkt niet naar de omvang, maar naar de leesbaarheid van deze disclosures.

Bestaande theorieën worden toegepast op een ander onderdeel van een jaarverslag en op een nieuw onderzoeksgebied, namelijk de beursgenoteerde ondernemingen in Nederland. Op deze manier vormt dit onderzoek een aanvulling op de bestaande literatuur.

1.4. Structuur en opbouw

Dit eerste hoofdstuk heeft kort beschreven wat het doel is van dit onderzoek en waarom dit

onderzoek een aanvulling vormt op de bestaande literatuur. Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van de bestaande literatuur. Er wordt gekeken naar een aantal theorieën over leesbaarheid. Tevens wordt gekeken naar factoren die in eerdere onderzoeken van invloed bleken op de leesbaarheid van onderdelen van een jaarverslag. In hoofdstuk 3 wordt de onderzoeksopzet beschreven. Hier wordt ook beschreven welke hypotheses er in het onderzoek zijn getoetst en hoe deze tot stand zijn gekomen. Hoofdstuk 4 behandelt de resultaten die uit het onderzoek blijken.

Vervolgens zullen in hoofdstuk 5 de conclusies worden behandeld die uit deze resultaten mogen worden getrokken. Tot slot geeft hoofdstuk 6 een korte terugblik op de onderzoeksperiode en behandelt tevens een aantal beperkingen van het onderzoek.

(9)

9 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk

2. Literatuur

In deze literatuursectie zullen verschillende onderwerpen aan bod komen. Allereerst zullen een aantal onderzoeken worden besproken die zijn uitgevoerd naar risicoverslaggeving in het algemeen en de risicoparagraaf in het bijzonder (2.1). Hierbij zal tevens worden besproken wat er in de huidige wet- en regelgeving is opgenomen over de risicoparagraaf in het jaarverslag en zal ook worden gekeken wat er wordt geschreven in best practice bepalingen zoald de Nederlandse Corporate Governance Code, de code Tabaksblat. Vervolgens worden een aantal methoden behandeld waarmee leesbaarheid van teksten kan worden beoordeeld (2.2). Één van deze methoden, de Douma-toets, is gebruikt in het kwantitatieve deel van dit onderzoek. Daarna wordt een deel van de bestaande literatuur behandeld over het onderwerp leesbaarheid (2.3) en gaan we verder in op de factoren die in eerdere onderzoeken van invloed bleken op de leesbaarheid van jaarverslagen(2.4).

2.1. De risicoparagraaf

Op het gebied van risicoverslaggeving is in Nederland weinig vastgelegd in wet en regelgeving. De RJ 290 geeft enkele vereisten voor vastleggingen met betrekking tot risico’s als valutarisico’s en

renterisico’s en de effecten die dergelijke risico’s hebben op de financiële positie van de

onderneming. Daarnaast kent Nederland de Nederlandse corporate governance code, bestaande een groot aantal best practice bepalingen. Deze corporate governance code is ook wel bekend als de code Tabaksblat.

Code Tabaksblat

De Nederlandse corporate governance code stelt dat het bestuur en de raad van commissarissen verantwoordelijk zijn voor de corporate governance structuur van de vennootschap. Het bestuur is daarnaast verantwoordelijk voor de naleving van alle relevante wet- en regelgeving, het beheersen van de risico’s verbonden aan de ondernemingsactiviteiten en voor de financiering van de

vennootschap. Het bestuur rapporteert hierover aan en bespreekt de interne risicobeheersings- en controlesystemen met de raad van commissarissen en zijn auditcommissie.

Volgens best practice bepaling II.1.4 moet het bestuur in het jaarverslag een beschrijving geven van de voornaamste risico’s die zijn gerelateerd aan de strategie van de vennootschap. Daarnaast dient het jaarverslag een beschrijving te bevatten van de opzet en de werking van het interne

risicobeheersingssysteem. Hierbij gaat speciale aandacht uit naar de voornaamste risico’s waarmee de vennootschap in het beschreven boekjaar is geconfronteerd. Wanneer is gebleken dat het huidige risicobeheersingssysteem tekort is geschoten, dient dit ook te worden beschreven.

(10)

10 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk Ten aanzien van financiële verslaggevingsrisico’s moet het bestuur, volgens best practice bepaling II.1.5, in het jaarverslag verklaren dat de interne risicobeheersings- en controlesystemen een

redelijke mate van zekerheid geven dat de financiële verslaggeving geen onjuistheden van materieel belang bevat en dat de risicobeheersings- en controlesystemen in het verslagjaar naar behoren hebben gewerkt. Het bestuur geeft hiervan een duidelijke onderbouwing.

In het kort dwingt de Nederlandse corporate governance code bestuursleden actief bezig te zijn met het managen van risico’s. Tevens worden ondernemingen, middels deze code, ertoe aangezet openheid van zaken te geven over de risico’s waarmee de onderneming is geconfronteerd in het afgelopen jaar en hoe zij hiermee om is gegaan.

De Nederlandse corporate governance code heeft ook geleidt tot het instellen van de ‘monitoring commissie corporate governance code’. De monitoring commissie heeft als taak de actualiteit en de bruikbaarheid van de code te bevorderen. Hiertoe inventariseert zij jaarlijks de mate waarin de code wordt nageleefd en signaleert onduidelijkheden (en mazen) in de code. Tenminste eens per jaar rapporteert de monitoring commissie haar bevindingen en een toelichting hierop aan de Minister van Financiën, de Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Economische Zaken.

Risicoverslaggeving

De Nederlandse Corporate Governance code stelt dat Nederlandse beursgenoteerde

ondernemingen dienen te rapporteren over de risico’s waarmee zij te maken hebben en over het interne risicobeheersings- en controlesysteem. Er zijn een drietal punten waar zij in ieder geval aandacht aan dienen te besteden, namelijk (zie best practice bepaling II.1.4. en II.1.5. van de Nederlandse corporate goveranance code):

- de risico’s waarmee zij in aanraking komen of kunnen komen bij het uitvoeren van de strategie;

- het interne risicobeheersings- en controlesysteem; - het verklaren dat de externe rapportage betrouwbaar is.

Door over deze onderwerpen te rapporteren stellen Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen hun investeerders in staat zich een beeld te vormen van de risico’s die de

ondernemingsdoelstellingen bedreigen, de acties die de onderneming heeft genomen om de geïdentificeerde risico’s te beheersen en hoe het organisatiespecifieke risicomanagementsysteem in hoofdlijnen werkt.

(11)

11 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk De Nederlandse corporate governance code bestaat, zoals eerder gezegd, uit een aantal best

practice bepalingen, maar is niet volledig in de wet- en regelgeving verankert. Ondernemingen dienen zich aan deze code te houden of uit te leggen waarom ze dat niet doen (comply-or-explain principe). Deumes & Knechel (2008) stellen dat managers een bewuste keuze maken met betrekking tot internal control disclosures op basis van een kosten baten analyse. Zij baseren deze conclusie onder andere op onderzoek van Healy en Palepu (2001) die stellen dat informatie asymmetrie een incentive voor managers kan creeëren om te voorzien in vrijwillige disclosures en hiermee de kapitaalkosten te reduceren, doordat een verlaging van de informatie asymmetrie leidt tot een verlaging van het risico dat investeerders hanteren in hun berekeningen van toekomstige opbrengsten van hun investeringen (Barry en Brown, 1985, 1986).

Risicoverslaggeving heeft mede door de economische crisis, de laatste jaren extra aandacht gekregen. Met name de mate waarin beursgenoteerde ondernemingen aandacht besteden aan risico’s in hun jaarverslagen is een veelvuldig onderzocht onderwerp. Hierbij wordt getracht te achterhalen welke factoren van invloed zijn op de mate van risicoverslaggeving. Hassan (2009) verkent in zijn onderzoek het verband tussen ondernemingsspecifieke kenmerken, zoals grootte, risicoprofiel, industrie en reserves (wettelijke en statutaire) en het niveau van corporate risk disclosure bij ondernemingen in de Verenigde Arabische Emiraten. Uit dit onderzoek blijkt dat ondernemingen met relatief veel vreemd vermogen (in verhouding tot het eigen vermogen) een hoger niveau van corporate risk disclosure laten zien dan bedrijven met een lagere debt-to-equity ratio. Ook wijst het onderzoek uit dat de industrie (sector) waarin een onderneming opereert van invloed is op het niveau van corporate risk disclosure. Verder verwachtte Hassan dat grote ondernemingen een hoger niveau van corporate risk disclosure zouden hebben dan kleine ondernemingen. Hiervoor heeft hij in zijn onderzoek echter geen bewijs gevonden.

Linsley en Shrives (2006)verkennen in hun onderzoek het niveau van corporate risk disclosure bij een steekproef van 79 ondernemingen in Groot Brittanië. Waar Hassan geen bewijs vindt voor het verband tussen de grootte van een onderneming en het niveau van disclosure, vinden Linsley en Shrives wel een significant verband. Dit is te verklaren vanuit de stakeholder theory. Op het moment dat een onderneming groeit, neemt ook het aantal stakeholders toe, die allen geïnteresseerd zijn in de bezigheden van de onderneming. Ook de industrie waarin een onderneming opereert is van invloed op de mate van de risico disclosures. Industrieën die worden blootgesteld aan meer risico, zoals bijvoorbeeld de infrastructuur industrie, zullen meer zaken hebben om toe te lichten. Naast een verband met de omvang van een onderneming, vinden zij een significant verband tussen het niveau van corporate risk disclosure en het niveau van het omgevingsrisico, zoals gemeten door

(12)

12 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk Innovest EcoValue’21 Ratings. Een eerder onderzoek van Linsley en Shrives (2005) toont aan dat institutionele investeerders erkennen dat het belangrijk is het risicoprofiel van een onderneming te bepalen en dat dit alleen mogelijk is wanneer relevante risico-informatie wordt geleverd. De resultaten van een steekproef enquete onder Britse institutionele investeerders laat zien dat een significant aantal van de respondenten vindt dat directors moeten voorzien in meer gedetailleerde corporate risk disclosure dan generaliserende verklaringen over hun beleid m.b.t.

risicomanagement.

Zo zijn er nu een aantal factoren gevonden die de mate van corporate risk disclosure beïnvloeden. Ook Abraham en Cox (2007) hebben een aantal factoren gevonden die van invloed zijn op de mate van disclosure. Zo toont het onderzoek aan dat beursgenoteerde ondernemingen uit Groot

Brittannië, die tevens zijn genoteerd aan de US Stock Exchange, meer risicoinformatie opnemen in hun jaarverslag dan ondernemingen die niet zijn genoteerd aan de US Stock Exchange. Tevens vinden zij dat ondernemingen met veel korte termijn institutionele investeerders een hoger niveau van corporate financial risk disclosure hebben dan ondernemingen met veel lange termijn

institutionele investeerders.

Net als Linsley en Shrives (2006) vinden ook Amran e.a. (2009) een verband tussen de omvang van een onderneming en het aantal risico disclosures. Het doel van dit onderzoek is de aanwezigheid van risico disclosures te verkennen in de jaarverslagen van Maleisische ondernemingen. Wat opvalt is dat over het algemeen het aantal zinnen gewijd aan risicoinformatie bij de onderzochte Maleisische ondernemingen veel lager ligt dan bij een vergelijkbaar onderzoek uitgevoerd in Groot Brittannië (Linsley en Shrives, 2006).

2.2. Leesbaarheid

Impression management is een theorie die leesbaarheidsonderzoeken een wetenschappelijke basis geeft en waarbij het management van een organisatie met behulp van verschillende strategieën probeert de interpretatie van jaarverslagen te beïnvloeden. Het is het management dat de

informatie voor jaarverslagen selecteert en kiest voor een bepaalde wijze van presenteren van deze informatie om hiermee de waarnemingen, over bijvoorbeeld de prestaties van een onderneming, te vervormen (Gibbins et al., 1990; Neu, 1991; Graves et al., 1996 en Mather et al., 2000). Één van de strategieën die management hierbij kan gebruiken is het manipuleren van de leesbaarheid van teksten, bijvoorbeeld door het gebruik van veel vaktechnische woorden en lange zinnen.

(13)

13 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk Leesbaarheid is een maat voor de begrijpelijkheid en duidelijkheid van geschreven tekst. Er zijn verschillende formules en methodes om de mate van leesbaarheid te bepalen. Veel van deze formules zijn gericht op het indelen van teksten naar leeftijdscategorieën of opleidingsniveaus (Flesch, 1949; Courtis, 1995). De meest gebruikte formule om de leesbaarheid van teksten te kwantificeren is de Reading Ease formule van Flesch, welke teksten aan de hand van de verkregen scores indeelt in categorieën van ‘zeer gemakkelijk’ tot ‘zeer moeilijk’. De Flesch formule is ontwikkeld in 1948 en is ontworpen voor Engelse teksten. De formule kan derhalve niet worden toegepast op Nederlandse teksten. In de jaren ’60 heeft Douma de formule van Flesch aangepast naar Nederlandse maatstaven.

In de afgelopen jaren zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar leesbaarheid. Zo hebben Clatworthy & Jones (2001) het onderwerp van variabiliteit in de leesbaarheid van jaarverslagen verkent. Eerder onderzoek suggereert dat er variabiliteit aanwezig is zowel tussen verschillende secties binnen één jaarverslag als ook tussen dezelfde secties in verschillende jaarverslagen. Courtis (1998) suggereert dat variabiliteit in de leesbaarheid van jaarverslagen van Hong Kong ondernemingen bijdraagt aan de poging van managers om de overdracht van slecht nieuws te verduisteren. Meer specifiek, slecht nieuws wordt verborgen in het middelste (moeilijkst leesbare) deel van de chairman’s statement in de hoop dat er geen aandacht aan wordt besteed door de lezers. Clatworthy & Jones (2001) voerden een replicatie van deze studie uit bij 30 winstgevende en 30 niet winstgevende

ondernemingen uit Groot Brittanië, maar slagen er niet in de hypothese van Courtis (1998), met betrekking tot het verduisteren van informatie, te onderbouwen. Wel blijkt ook uit dit onderzoek, net als bij Courtis, dat het eerste deel van de chairman’s statement het meest gemakkelijk te lezen is. Dit is het meest gemakkelijk te verklaren door de onderliggende thematische inhoud van de chairman’s statement. Management lijkt erop gebrand een easy-to-understand introductie te schrijven, welke een overzicht biedt van de jaarlijkse resultaten in een meer leesbare manier dan de onderwerpen in het middelste en laatste deel. Variabiliteit in de leesbaarheid van verschillende passages in de chairman’s statement lijkt eerder toe te schrijven aan factoren in de thematische structuur van de tekst, dan een opzettelijke poging om ongunstig of negatief nieuws te verbergen. Tenzij managers opzettelijk de chairman’s statement structureren met de verduistering in hun achterhoofd. Dit onderzoek suggereert derhalve, in tegenstelling tot Courtis (1998), dat

management verduistering geen bepalende factor is van variabiliteit in leesbaarheid. Variabiliteit in leesbaarheid is eerder gelieerd aan de thematische structuur van de statement.

(14)

14 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk Eerder onderzoek naar leesbaarheid toont niet alleen aanzienlijke intra-study (bijv. in hetzelfde jaarverslag) variabiliteit, maar ook inter-study (bijv. verschillende jaarverslagen) variabiliteit. Een viertal studies onderzochten de verschillen in leesbaarheid van verschillende secties van een

jaarverslag (Barnett and Leoffler , 1979; Courtis, 1986; Schroeder and Gibson, 1990; Courtis, 1995b). In een aantal studies komen verschillen voor in de gemiddelde leesbaarheid van verschillende secties van een jaarverslag. Zo onderzocht Courtis (1986) de chairman’s statement en footnotes van 142 jaarverslagen. De footnotes bleken consequent moeilijker leesbaar dan de chairman’s

statement. Dit weerspiegelt het verschil in de functies van deze secties. De chairman’s statement is ontworpen om een gemakkelijk leesbare beschrijvende samenvatting van het jaar te bieden, terwijl de footnotes noodzakelijkerwijs technischer zijn. De bevinding dat leesbaarheid varieert tussen verschillende secties van hetzelfde jaarverslag is consistent met de resultaten van een analyse van verschillende studies van verschillende jaarverslagen. De drie meest gebruikelijke bestudeerde aspecten zijn: om de pagina (every other page), footnotes en chairman’s statement. Helaas geeft de leesbaarheid om de pagina een mengelmoes van scores door een jaarverslag en is daardoor niet effectief voor het detecteren van leesbaarheid variabiliteit (Courtis, 1986). Bovengenoemde onderzoeken bevestigen dat footnotes het meest moeilijk zijn om te lezen. Onderzoek naar de leesbaarheid van de chairman’s statement toont echter dat deze aanzienlijk gemakkelijk te lezen is dan andere secties. Deze resultaten hebben belangrijke gevolgen voor onderzoek naar de

leesbaarheid van jaarverslagen, waarbij verschillende secties van een jaarverslag soms als representatief voor het gehele verslag worden gezien.

2.3. Leesbaarheid van risicoverslaggeving

Zoals uit bovenstaande informatie blijkt is er in eerdere jaren veel onderzoek gedaan naar zowel de risicoverslaggeving als naar leesbaarheid. De leesbaarheid van risicoverslaggeving is echter minder vaak onderzocht. In 2006 hebben Linsley en Lawrence het niveau van de leesbaarheid van risk disclosures van Britse ondernemingen in kaart gebracht en is onderzocht of directors bewust slecht nieuws met betrekking tot risico’s verbergen, door deze te publiceren in moeilijk leesbare teksten. Één van de bevindingen is dat risk disclosures in het algemeen moeilijk tot zeer moeilijk leesbaar zijn. In Groot Brittannië wordt met regelmaat geroepen dat ondernemingen meer risico informatie zouden moeten publiceren. Het publiceren van meer informatie zal echter niet per definitie leiden tot een verbetering van de leesbaarheid van de risk disclosures. Om dit te bewerkstelligen zullen directors de communicatie over risico’s helderder moeten gaan maken.

(15)

15 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk Een andere bevinding in het onderzoek van Linsley en Lawrence (2006) is dat directors niet bewust informatie verbergen. Directors proberen niet bewust de lezer te manipuleren met hun lastige taalgebruik. Dit zou erop kunnen wijzen dat directors niet afwijzend tegenover een meer effectieve (leesbare) wijze van communiceren staan, met betrekking tot risico informatie.

2.4. Factoren van invloed op leesbaarheid

Uit eerder onderzoek zijn een grote verscheidenheid aan factoren onderzocht die mogelijk van invloed kunnen zijn op de leesbaarheid van jaarverslagen (Li, 2008; Merkl-Davies, 2007; Courtis, 1995). In deze paragraaf is uit deze grote verscheidenheid een selectie gemaakt van vijf

ondernemingsfactoren. Van deze factoren wordt onderzocht of zij mogelijk van invloed zijn op de leesbaarheid van de risicoparagraaf. Per ondernemingsfactor wordt eerst een korte samenvatting gegeven van de bestaande literatuur. Op basis van eerder uitgevoerde onderzoeken en bestaande literatuur worden hypotheses opgesteld. Van de volgende ondernemings specifieke factoren zal de invloed op de leesbaarheid van de risicoparagraaf van beursgenoteerde Nederlandse

ondernemingen verder onderzocht worden: - Grootte van de onderneming

- Prestatie van de onderneming - Financieringsstructuur

- Aantal bestuurders

- Aanwezigheid van vrouwen in het bestuur

Grootte van de onderneming

Verschillende onderzoekers hebben gekeken of de grootte van een onderneming van invloed is op de leesbaarheid van een jaarverslag. Zo blijkt uit het onderzoek van Li (2008) dat de jaarverslagen van grote ondernemingen over het algemeen moeilijker leesbaar zijn dan de jaarverslagen van kleine ondernemingen. Rutherford (2003) verkrijgt met zijn onderzoek echter geen bewijs voor deze stelling. Merkl-Davies (2007) onderzocht de invloed van de grootte van de onderneming op de leesbaarheid van één specifiek deel van een jaarverslag, namelijk de brief van de bestuursvoorzitter (Chairmans report). Net als bij Li, blijkt ook hier dat de brieven van de bestuursvoorzitter bij grote ondernemingen moeilijker leesbaar is dan bij kleine ondernemingen. Jones (1988) stelt dat een onderneming meer complex wordt naarmate hij groeit. Dit kan tot uiting komen in het jaarverslag, dat hierdoor moeilijker te lezen is. Een onderzoeker die een tegenovergestelde denkwijze hanteert is Courtis (1995). Hij is van mening dat grote ondernemingen meer middelen ter beschikking hebben voor het schrijven van een helder, duidelijk en vooral leesbaar jaarverslag. Hij vindt echter geen bewijs voor zijn theorie.

(16)

16 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk In dit onderzoek wordt de grootte van een onderneming bepaald aan de hand van de behaalde omzet in 2009. De resultaten van bovenstaande onderzoeken neigen grotendeels naar een negatieve relatie tussen de grootte van een onderneming en de leesbaarheid van een jaarverslag. Hierdoor is mijn eerste hypothese:

H1: Des te groter een onderneming, des te moeilijker is de risicoparagraaf te lezen.

Prestaties van de onderneming

Bloomfeld (2002) stelt dat wanneer markten niet volledig reageren op informatie die minder gemakkelijk los te krijgen is uit publieke disclosures, dit managers meer stimulans geeft om informatie te verdoezelen op het moment dat een onderneming slecht presteert. Conform deze ‘management verduisterings hypothese’, laat eerder onderzoek zien dat management wel bereid is toeschietelijker te zijn in de disclosure van informatie wanneer hun ondernemingen goed presteren. (Lang en Lundholm – 1993, Schrand en Walther – 2000). Li (2008) onderzocht de lengte en

leesbaarheid van jaarverslagen en het verband met de prestaties van een onderneming, uitgedrukt in actuele winsten en de duurzaamheid van deze winsten. Één van de belangrijkste resultaten van dit onderzoek is dat de jaarverslagen van slecht presterende ondernemingen moeilijker te lezen zijn dan de jaarverslagen van goed presterende ondernemingen. Daarnaast blijkt dat de winsten van

ondernemingen met een gemakkelijk leesbaar jaarverslag standvastiger zijn dan de winsten van een onderneming met een moeilijk leesbaar jaarverslag. Ook Subramanian e.a. (1993) stelt dat de jaarverslagen ondernemingen met goede prestaties beter leesbaar zijn dan de jaarverslagen van ondernemingen met slechte prestaties. Volgens Subramanian komt dit met name tot uiting in het positieve woordgebruik van de goed presterende ondernemingen. Courtis (1986) vindt echter geen verband tussen de winst van een onderneming en de leesbaarheid van haar jaarverslag. Het onderzoek van Jones (1988) toont aan dat het management van ondernemingen met een lagere nettowinst, een schrijfstijl hanteren die moeilijker leesbaar is dan die van ondernemingen met een hogere nettowinst. De resultaten van bovenstaande onderzoeken neigen grotendeels naar een positieve relatie tussen de prestaties van een onderneming en de leesbaarheid van een jaarverslag. Hierdoor is mijn tweede hypothese:

H2: Des te beter de prestaties van een onderneming, des te gemakkelijker is de risicoparagraaf te lezen.

(17)

17 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk

Financieringsstructuur

Er zijn meerdere onderzoeken uitgevoerd naar de invloed van de financieringsstructuur op de mate van disclosure van ondernemingen. Zo heeft Hassan (2009) het verband verkend tussen

ondernemingsspecifieke kenmerken, zoals grootte, risicoprofiel, industrie en reserves en het niveau van corporate risk disclosure bij ondernemingen in de Verenigde Arabische Emiraten. Uit dit

onderzoek blijkt dat ondernemingen met relatief veel vreemd vermogen (in verhouding tot het eigen vermogen) een hoger niveau van corporate risk disclosure laten zien dan bedrijven met een lagere debt-to-equity ratio. De uitkomsten van verschillende onderzoeken naar de relatie tussen schuld en disclosure is echter niet eenduidig. Ook Abraham en Cox (2007) hebben een aantal factoren

gevonden die van invloed zijn op de mate van disclosure. Zo toont het onderzoek aan dat met veel korte termijn institutionele investeerders een hoger niveau van corporate financial risk disclosure hebben dan ondernemingen met veel lange termijn institutionele investeerders. Er zijn verschillende tegenstellende bevindingen gedaan (Ahmed en Courtis, 1999). Volgens meerdere onderzoekers (Meek, Roberts en Gray, 1995; Ahmed en Courtis, 1999) kan verwacht worden dat de disclosure toeneemt, naar mate de schuld van een onderneming hoger is. Andere onderzoeken vonden geen verband tussen de schuld van een organisatie en de mate van disclosure. De resultaten van bovenstaande onderzoeken neigen naar een positieve relatie tussen de debt-to-equity ratio en de mate van disclosure. Een hoge mate van disclosure doet neigen naar een hoge mate van openheid. Hierdoor is mijn derde hypothese:

H3: Des te hoger de debt-to-equity ratio, des te gemakkelijker is de risicoparagraaf te lezen.

Aantal bestuurders

Abraham en Cox (2007) onderzochten bij niet-financiële ondernemingen, genoteerd aan de FTSE 100 index in 2002, de relatie tussen de hoeveelheid risicoverslaggeving en (a) het aantal bestuurders. Uit dit onderzoek blijkt dat het aantal bestuurders een positieve invloed heeft op de hoeveelheid risicoverslaggeving. Echter blijkt ook dat verschillende typen bestuurders een hier een andere invloed op hebben. Zo blijkt het aantal ‘independent directors’ een positieve- en het aantal ‘dependent non-executive directors’ een negatieve invloed te hebben op de hoeveelheid

risicoverslaggeving. Ook hier kan weer een verband worden vermoed tussen de mate van disclosure en de leesbaarheid van de risicoparagraaf. Een hoge mate van disclosure doet neigen naar een hoge mate van openheid. Hierdoor is mijn vierde hypothese:

(18)

18 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk

Aanwezigheid van vrouwen in het bestuur

Van de bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen in Europa is gemiddeld 11 procent een vrouw. Het is de laatste jaren een trend geworden om binnen organisaties meer leidinggevende posities te laten vervullen door vrouwen. In nederland worden zelfs wetsvoorstellen gedaan voor het instellen van een minimumpercentage vrouwen dat ondernemingen in hun bestuur moeten opnemen. Niet alleen overheidsinstellingen, maar ook commerciële bedrijven voeren steeds vaker een beleid om meer vrouwen op topposities te krijgen. Maar heeft de aanwezigheid van vrouwen invloed op de risicoparagraaf van ondernemingen?

Onderzoek onder professionele investeerders toont aan dat vrouwelijke investeerders, onder gelijke omstandigheden, een investering eerder als risicovol bestempelen dan mannelijke investeerders (Olsen en Cox, 2001). Ook andere onderzoeken tonen aan dat vrouwen over het algemeen meer risico-avers zijn dan mannen (Nationwide Financial, 2000; Neelakanten, 2010 en Arano e.a., 2010). Daarnaast blijkt dat mannen ten opzichte van vrouwen vaker onrealistisch optimistisch zijn (Lin en Raghubir, 2005) en dat vrouwen minder risicotolerant zijn dan mannen (Olsen en Cox, 2001). Hierdoor zullen ze mogelijk meer aandacht zullen besteden aan het beheersen van risico’s. Volgens van den Broeck (2008) zijn het vooral de mannen, die gedreven door testosteron, zorgen voor een machocultuur en hoge interne rivaliteit. Mannen willen dat hun bedrijf wint, groeit en nog meer winst gaat maken en het liefst zo snel mogelijk. Vrouwen hebben minder last van deze neiging. Zij hebben een brede blik op de zaken en zijn meer op de lange termijn gericht, waarbij ze rekening houden met hun maatschappelijke verantwoordelijkheden. Allerd Stikker (2000) bevestigt dit beeld. Hij stelt dat vrouwen minder individualistisch zijn en meer gericht op samenwerking, waardoor de interne rivaliteit zal afnemen. Dat mannen meer individualistische besluitvormers zijn, blijkt ook uit onderzoek van McKinsey (2008).Een toename van het aantal vrouwen in de organisatie zal dus zorgen voor minder machogedrag, minder interne rivaliteit en meer ethische besluitvorming. Dit zal een positieve bijdrage hebben aan de kwaliteit van risicomanagement. Een onderneming dat een risicomanagement van hoge kwaliteit heeft zal eerder geneigd zijn hier helder, duidelijk en leesbaar over te rapporteren. Mijn vijfde hypothese is derhalve:

H5: Des te hoger het aantal vrouwen in het bestuur van een onderneming, des te gemakkelijker is de risicoparagraaf van deze onderneming te lezen.

(19)

19 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk

3. Onderzoeksopzet

Dit onderzoek richt zich op de leesbaarheid van de risicoparagraaf in de jaarverslagen van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. De risicoparagraven zijn afkomstig uit de

jaarverslagen van 2009. In paragraaf 3.1 wordt beschreven welke populatie is gebruikt en op welke wijze een steekproef uit deze populatie is getrokken. Vervolgens worden de bronnen behandeld waaruit de benodigde data zijn verzameld. Paragraaf 3.2 zal ingaan op de wijze waarop de leesbaarheid van de risicoparagrafen is bepaald. Daarna zullenl in paragraaf 3.3 de

ondernemingsspecifieke factoren worden beschreven die mogelijk van invloed zijn op de

leesbaarheid van risicoparagrafen. In paragraaf 3.4 wordt vervolgens beschreven met behulp van welke statistische toetsen de mogelijke invloed van ondernemingsspecifieke factoren is onderzocht.

3.1. Selectie

Om de populatie te bepalen zijn op www.euronext.com de bedrijven geselecteerd die genoteerd zijn aan de Euronext. Vervolgens zijn de ondernemingen die vallen onder de locale aandelen van de Amsterdamse markt uit deze populatie geselecteerd. Dit levert een groep van 148 ondernemingen op. Om uit deze groep de ware Nederlandse ondernemingen te filteren, zijn de bedrijven

geselecteerd wiens Euronext-code begint met NL. Dit onderzoek richt zich op de Nederlandse jaarverslagen. Ondernemingen die hun jaarverslagen alleen in het Engels publiceren of die slechts een verkorte versie van het jaarverslag in het Nederlands publiceren zijn niet meegenomen in de steekproef. Deze keuze is gemaakt om een zo zuiver mogelijke steekproef over te houden. De verschillen in cultuur tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk kunnen van invloed zijn op zinsbouw en woordgebruik en daarmee de leesbaarheidsscores beïnvloeden. Om externe factoren zoveel mogelijk gelijkwaardig te houden voor alle ondernemingen in de steekproef, zijn de

ondernemingen met een gebroken boekjaar uit de steekproef gehaald. Dit leidt tot een steekproef van 56 ondernemingen.

De 55 risicoparagrafen die deel uitmaken van de steekproef zijn vervolgens bewerkt voor toepassing van de formule van Douma. Dit betekent dat dat titels, subtitels en tabellen uit de tekst zijn

verwijderd. De leesbaarheid van de risicoparagrafen is bepaald door de leesbaarheid van de eerste, de middelste en de laatste 100 woorden te berekenen. Het gemiddelde van deze drie scores bepaald de leesbaarheid van de volledige tekst.

Om deze methode consequent te kunnen toepassen zijn risicoparagrafen met minder dan 300 woorden verwijderd uit de steekproef.

(20)

20 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk Naast de leesbaarheid van de risicoparagrafen wordt in dit rapport ook onderzocht of er

ondernemingsspecifieke factoren zijn die de leesbaarheid beïnvloeden. Om de benodigde data voor dit onderzoek te verzamelen is gebruikt gemaakt van diverse bronnen. De meeste data zijn uit de uit de jaarverslagen van de geselecteerde ondernemingen te verkrijgen. Ter aanvulling is informatie op de websites van de betreffende ondernemingen geraadpleegd.

3.2. Leesbaarheid

De leesbaarheid van de risicoparagrafen is op de volgende wijze bepaald:

Allereerst zijn, conform de in Li (2008) gevolgde procedure, de titels, subtitels en tabellen verwijderd uit de risicoparagrafen. Vervolgens zijn de risicoparagrafen met minder dan 300 woorden uit de selectie gehaald. Daarna is de leesbaarheid van drie passages van 100 woorden bepaald met de formule van Douma. De eerste passage bevat de eerste 100 woorden van de risicoparagraaf, de tweede bevat 100 woorden uit het midden van de paragraaf en de derde passage bevat de laatste 100 woorden uit de risicoparagraaf. Het gemiddelde van de drie scores vormt de de

leesbaarheidsscore van de risicoparagraaf.

Voor de berekening van de leesbaarheidsscores met de formule van Douma is gebruik gemaakt van de website http://standards-schmandards.com/exhibits/rix. De verschillende passages zijn

ingegeven in het tekstvak. Bij de methode is de formule van Douma geselecteerd en vervolgens is de leesbaarheid van de betreffende passage berekend door de functie ‘calculate score’ te kiezen. De leesbaarheidsscore verschijnt vervolgens onderin beeld.

3.3. Factoren

In dit onderzoek wordt de invloed van een vijftal ondernemingsspecifieke factoren op de

leesbaarheid van de risicoparagraaf onderzocht. In deze paragraaf zal kort worden besproken op welke wijze deze factoren gemeten zullen worden. De vijf ondernemingsspecifieke factoren die deel uit maken van dit onderzoek zijn:

- Grootte van de onderneming - Prestatie van de onderneming - Financieringsstructuur

- Aantal bestuurders

(21)

21 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk

Grootte van de onderneming

De eerste factor waarvan de invloed wordt onderzocht is de grootte van de onderneming. Er zijn verschillende methodes om de grootte van een onderneming tot uitdrukking te brengen. In dit onderzoek zal de omzet over 2009 als maatstaf voor de grootte van de onderneming worden gebruikt. Aan de hand hiervan zal worden gekeken of de grootte van de onderneming van invloed is op de leesbaarheid van de risicoparagraaf. Ik gebruik de natuurlijke logaritme (Ln) voor de grootte van de onderneming:

Grootte onderneming = Ln(Omzet)

Ik gebruik de (Ln) omdat de grootte van de omzet tussen de ondernemingen erg verschillend zijn. Door het gebruik van(Ln) worden de extreme omzetresultaten verminderd (Li, 2008).

Prestatie van de onderneming

De tweede factor waarvan de invloed wordt onderzocht zijn de prestaties van de onderneming. Ook voor het meten van de prestaties van een onderneming zijn verschillende methodes toegepast. In dit onderzoek is gekozen voor de Return On Assets (ROA) als maatstaf voor de prestaties van de

onderneming. De ROA wordt berekend door de winst (voor belastingen) uit te drukken in een percentage van de totale activa. Waarbij geldt: Des te hoger de ROA, des te beter de prestaties van een onderneming. Door de ROA als maatstaf te gebruiken worden de verschillen in grootte, tussen de ondernemingen in de steekproef, deels gecompenseerd.

Voor bedrijven in de financiële sector is de ROA niet geschikt als maatstaf voor de prestaties. Bij het uitvoeren van deze test zijn de ondernemingen in de financiële sector dan ook buiten beschouwing gelaten.

Financieringsstructuur

De derde factor in dit onderzoek is de financieringsstructuur. In een financieringsstructuur is meestal sprake van verschillende vermogenstypen. Het belangrijkste onderscheid is dat tussen vreemd vermogen en eigen vermogen. In dit onderzoek is de debt-to-equity ratio als maatstaf voor de financieringsstructuur gekozen. Deze ratio wordt berekend door het bedrag aan vreemd vermogen te delen door het bedrag aan eigen vermogen. Ook hier geldt dat deze ratio niet geschikt is voor bedrijven in de financiële. Bij het uitvoeren van deze test zijn wederom de ondernemingen in de financiële sector buiten beschouwing gelaten.

Aantal bestuurders

De vierde ondernemingsspecifieke factor die onderdeel uitmaakt van dit onderzoek is het aantal bestuurders. Hierbij is gekeken naar de raad van bestuur. Het aantal leden van deze raad is als maatstaf genomen voor het aantal bestuurders.

(22)

22 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk

Aanwezigheid van vrouwen in het bestuur

De vijfde en laatste factor die is meegenomen in dit onderzoek is de aanwezigheid van vrouwen in het bestuur van een onderneming. Hierbij is in eerste instantie gekeken of de aanwezigheid op zich invloed heeft op de leesbaarheid van de risicoparagraaf. Voor dit doel is een variabele opgenomen die de status ‘ja’ of ‘nee’ mee kon krijgen. Vervolgens is als verdieping op deze

ondernemingsspecifieke factor gekeken of de aanwezigheid van meerdere vrouwen invloed had op de leesbaarheid van de risicoparagraaf. Voor dit doel is het aantal aanwezige vrouwen opgenomen als variabele. Het aantal vrouwen is uitgedrukt als percentage van het totale aantal leden van de raad van bestuur.

3.4. Regressieanalyse

De hypotheses uit hoofdstuk 2 zijn getest middels statische toetsen. Hiermee is de relatie tussen de ondernemingsspecifieke factoren en de leesbaarheid van de risicoparagraaf onderzocht. Dit

onderzoek is uitgevoerd met behulp van regressieanalyses. Hierbij zijn een zestal enkelvoudige regressieanalyses uitgevoerd en één meervoudige regressieanalyse. De analyses zijn uitgevoerd met een significantieniveau van 0,1. De analyses geven aan of er een significante relatie is tussen

ondernemingsspecifieke factoren en de leesbaarheid, maar ook of het gaat om een positieve of negatieve relatie. Voor het uitvoeren van het onderzoek is gebruik gemaakt van SPSS.

(23)

23 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk

4. Onderzoeksresultaten

Dit hoofdstuk zal de resultaten van het uitgevoerde onderzoek beschrijven. In paragraaf 4.1 wordt eerst de beschrijvende statistiek behandeld. Hierin wordt onder meer beschreven wat de

leesbaarheidsscores zijn van de onderzochte risicoparagrafen. Ook de verschillende

ondernemingsspecifieke factoren zullen hierbij kort aan bod komen. Vervolgens zal paragraaf 4.2 behandelen wat de invloed van de ondernemingsspecifieke factoren is op de leesbaarheid van de risicoparagraaf. Deze paragraaf zal een antwoord geven op de in hoofdstuk 2 geformuleerde hypotheses.

4.1. Beschrijvende statistiek

In deze paragraaf zal de beschrijvende statistiek per variabele worden behandeld.

Leesbaarheid

De leesbaarheid van de verschillende risicoparagrafen in dit onderzoek is gemeten door het gemiddelde te nemen van de leesbaarheidsscores, berekend aan de hand van de Douma

formule,van de eerste 100 woorden, 100 woorden uit het midden van de paragraaf en de laatste 100 woorden van de risicoparagraaf. Hieruit blijkt dat de gemiddelde leesbaarheidsscore van de

onderzochte risicoparagrafen 22 bedraagt. De Douma leesbaarheidsindex kent aan deze score de omschrijving ‘zeer moeilijk’ toe. Er zijn slechts zeven risicoparagrafen met een leesbaarheidsscore tussen 30 en 50, wat betekent dat deze paragrafen moeilijk leesbaar zijn. Geen enkele

risicoparagraaf heeft een score hoger dan 50, wat betekent dat alle risicoparagrafen moeilijk tot zeer moeilijk leesbaar zijn. Wat verder opvalt is dat de gemiddelde leesbaarheidsscores van de

verschillende onderdelen van de risicoparagraaf zeer dicht bij elkaar liggen. Dit verteld ons dat gemiddeld de risicoparagraaf in zijn geheel moeilijk tot zeer moeilijk leesbaar is. De hierboven vermelde resultaten zijn samengevat in onderstaande tabel.

Eerste 100 Midden 100 Laatste 100 Leesbaarheidsscore

Gemiddeld 20 23 24 22

Maximum 61 49 76 44

Minimum (9) (26) (24) (3)

(24)

24 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk

Grootte van de onderneming

De grootte van de ondernemingen is gemeten aan de hand van de omzet over 2009. Omdat

deomvang van de ondernemingen nogal uiteenlopen is ervoor gekozen deze onderlinge afstanden te verkleinen door gebruik te maken van een natuurlijk logaritme (ln) en deze toe te passen op de omzet. In onderstaande tabel zijn de gegevens met betrekking tot de grootte van de onderneming samengevat. Omzet 2009 Ln omzet 2009 Gemiddeld 1.939.119.667 19 Maximum 47.765.000.000 25 Minimum 30.000 10 Mediaan 211.589.000 19

De grootste onderneming uit het onderzoek is de ING Groep met een omzet van 47,8 miljard euro. Wanneer het natuurlijk logaritme hierop wordt toegepast, leidt dit tot een (ln) omzet van 25. De kleinste onderneming uit het onderzoek is Bever Holding met een omzet van 30 duizend euro. De (ln) omzet van deze onderneming bedraagt 10. De gemiddelde omzet van de ondernemingen in het onderzoek bedraagt 1,9 miljard euro, met een bijbehorende (ln) omzet van 19.

Prestaties van de onderneming

De prestaties van de onderneming zijn in dit onderzoek gemeten aan de hand van de return on assets over 2009. In onderstaande tabel zijn de gegevens met betrekking tot de prestaties van de onderneming samengevat.

Balanstotaal

Winst voor bel.

2009 ROA

Gemiddelde 26.071.453.679 -4.434.709 2%

Maximum 1.163.643.000.000 504.000.000 29%

Minimum 5.167.000 -1.525.000.000 -72%

Mediaan 537.500.000 3.068.000 1%

De prestaties van de onderzochte ondernemingen verschillen onderling sterk. Gemiddeld halen de onderzochte ondernemingen een rendement van 2% op ieder geïnvesteerde euro. Dat 2009 voor veel ondernemingen een zwaar jaar is geweest blijkt wel uit het feit dat van de onderzochte ondernemingen zijn er 21 die een negatieve return on assets laten zien.

(25)

25 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk

Financieringsstructuur

De financieringsstructuur van de onderneming is in dit onderzoek in kaart gebracht met behulp van de debt-to-equity ratio. In onderstaande tabel zijn de gegevens met betrekking tot deze ratio samengevat.

Vreemd vermogen Eigen vermogen Debt-to-equity

Gemiddelde 24.820.595.546 1.250.858.132 3,53

Maximum 1.123.865.000.000 39.778.000.000 31,76

Minimum 458.000 3.697.000 0,00

Mediaan 293.499.000 166.964.000 1,27

Gemiddeld zijn de ondernemingen in dit onderzoek gefinancierd met meer vreemd vermogen dan eigen vermogen. Er zijn echter 21 ondernemingen die meer eigen vermogen dan vreemd vermogen op hun balans hebben staan.

Aantal bestuurders

Het aantal bestuurders is bepaald door het aantal leden van de raad van bestuur te tellen. Uit het onderzoek blijkt dat de raad van bestuur bij de meegenomen ondernemingen gemiddeld uit drie leden bestaat. Vier ondernemingen hebben een raad van bestuur bestaande uit vijf leden. Vijf ondernemingen hebben een raad van bestuur die uit slechts één persoon bestaat.

Aanwezigheid van vrouwen in het bestuur

Bij deze variabele is gekeken naar de aanwezigheid van vrouwen in de raad van bestuur in absolute, maar ook in relatieve zin. Van de onderzochte ondernemingen zijn er slechts drie raden van bestuur met een vrouwelijk lid. Corio heeft een raad van bestuur bestaande uit vier leden, waarvan één vrouw. De raad van bestuur van Rolinco bestaat uit drie leden, waaronder één vrouw. Hes Beheer heeft een raad van bestuur bestaande uit twee leden, waarvan één vrouw.

(26)

26 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk

4.2. Toetsen hypotheses

Deze paragraaf beschrijft de invloed van de verschillende ondernemingsspecifieke factoren op de leesbaarheid van de risicoparagraaf. Aan de hand van de uitkomsten kunnen de hypotheses, zoals beschreven in hoofdstuk 2, worden verworpen of geaccepteerd. De hypotheses zijn getoetst met behulp van enkelvoudige regressieanalyses. In onderstaande tabel zijn de uitkomsten van deze enkelvoudige regressieanalyses opgenomen.

Ondernemingsspecifieke factor β T-waarde Significantie

Grootte van de onderneming -0,031 -0,224 0,823

Prestaties van de onderneming -0,002 -0,012 -0,991

Financieringsstructuur 0,166 1,053 0,299

Aantal bestuurders -0,135 -0,993 0,325

Aanwezigheid van vrouwen (absoluut) 0,158 1,168 0,248

Aanwezigheid van vrouwen (relatief) 0,146 1,077 0,286

Grootte van de onderneming

H1: Des te groter een onderneming, des te moeilijker is de risicoparagraaf te lezen.

Uit de eerste enkelvoudige regressieanalyse blijkt dat er een negatief verband bestaat tussen de grootte van een onderneming, uitgedrukt in (ln) omzet, en de leesbaarheid van de risicoparagraaf (β=-0,031). Het verband blijkt echter niet significant te zijn (sig.=0,823). Hierdoor moet de eerste hypothese verworpen worden.

Prestaties van de onderneming

H2: Des te beter de prestaties van een onderneming, des te gemakkelijker is de risicoparagraaf te lezen.

Bij het uitvoeren van de tweede enkelvoudige regressieanalyse zijn allereerst de gegevens van de ondernemingen in de financiële sector (8000 Financials)uit de selectie verwijderd, omdat de gebruikte indicator voor de ondernemingsprestaties (return on assets) niet geschikt is als indicator voor de prestaties van ondernemingen in de financiële sector. De resultaten van deze tweede regressieanalyse tonen een negatief verband tussen de prestaties van de onderneming en de leesbaarheid van de risicoparagraaf (β=-0,002). Ook hier blijkt dit verband niet significant te zijn (sig.=0,991). Hierdoor moet ook de tweede hypothese worden verworpen.

(27)

27 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk

Financieringsstructuur

H3: Des te hoger de debt-to-equity ratio, des te gemakkelijker is de risicoparagraaf te lezen.

Net als bij het uitvoeren van de analyse op de prestaties van de onderneming zijn ook bij de enkelvoudige regressieanalyse op de financieringsstructuur de ondernemingen in de financiële sector verwijderd, omdat ook hier geldt dat de gebruikte indicator (debt-to-equity ratio) niet

geschikt is als indicator voor de financieringsstructuur van ondernemingen in de financiële sector. De resultaten van de regressieanalyse op de financieringsstructuur tonen een positief verband de debt-to-equity ratio en de leesbaarheid van de risicoparagraaf (β=0,166), wat betekent dat

ondernemingen die relatief met meer vreemd vermogen zijn gefinancierd een risicoparagraaf hebben die gemakkelijker leesbaar is. Wederom blijkt het verband tussen beide variabelen niet significant (sig.=0,299), waardoor ook de derde hypothese verworpen moet worden.

Aantal bestuurders

H4: Des te hoger het aantal bestuurders, des te gemakkelijker is de risicoparagraaf te lezen.

De vierde regressieanalyse die is uitgevoerd heeft het aantal leden van de raad van bestuur meegenomen als onafhankelijke variabele. Uit de resultaten van deze analyse blijkt een negatief verband tussen het aantal bestuurders en de leesbaarheid van de risicoparagraaf (β=-0,135). Dit zou betekenen dat de leesbaarheid van de risicoparagraaf af neemt op het moment dat het aantal leden van de raad van bestuur toeneemt. Het verband tussen het aantal bestuurders en de leesbaarheid blijkt echter niet significant (sig.=0,325). Ook de vierde hypothese dient derhalve verworpen te worden.

Aanwezigheid van vrouwen in het bestuur

H5: Des te hoger het aantal vrouwen in het bestuur van een onderneming, des te gemakkelijker is de risicoparagraaf van deze onderneming te lezen.

Om de invloed van de aanwezigheid van vrouwen in het bestuur op de leesbaarheid van de risicoparagraaf te analyseren zijn twee enkelvoudige regressieanalyses uitgevoerd. In de eerste analyse is gekeken naar de invloed van de aanwezigheid van vrouwen in absolute zin, waarbij de variabele twee waarden kon aannemen, namelijk 1 (ja) en 0 (nee). Bij de tweede analyse is gekeken naar de aanwezigheid van vrouwen in relatieve zin, waarbij het aantal vrouwen in het bestuur is afgezet tegen het totaal aantal leden van de raad van bestuur. Beide regressieanalyses tonen een positief verband tussen de aanwezigheid van vrouwen in de raad van bestuur en de leesbaarheid van de risicoparagraaf. De aanwezigheid van vrouwen in absolute zin laat een sterker positief verband zien (β=0,158) dan de aanwezigheid van vrouwen in relatieve zin (β=0,146).

(28)

28 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk Wederom blijken de verbanden niet significant (absoluut sig.=0,248 en relatief sig.=0,286). Dit betekent dat ook de laatste hypothese verworpen moet worden.

Meervoudige regressieanalyse

Tot slot is er naast de enkelvoudige regressieanalyses ook een multivariate regressieanalyse uitgevoerd. Deze analyse bekijkt de relatie tussen de leesbaarheid van de risicoparagraaf en alle ondernemingsspecifieke factoren en toont welke gezamenlijke ondernemingsspecifieke factoren de grootste invloed hebben op de leesbaarheid. Bij deze analyse zijn de ondernemingen in de financiële sectore weggelaten, omdat niet alle variabelen op deze ondernemingen toegepast kunnen worden. In onderstaande tabel zijn de resultaten van deze meervoudige regressieanalyse samengevat.

Ondernemingsspecifieke factor β T-waarde Significantie

Constant - 2,595 0,014

Grootte van de onderneming -0,254 -1,118 0,271

Prestaties van de onderneming 0,046 0,257 0,799

Financieringsstructuur 0,301 1,432 0,161

Aantal bestuurders 0,182 1,078 0,288

Aanwezigheid van vrouwen (relatief) 0,143 0,870 0,390

De resultaten tonen dat vier ondernemingsspecifieke factoren (prestaties van de onderneming, financieringsstructuur, aantal bestuurders en aanwezigheid van vrouwen) een positief verband hebben met de leesbaarheid van de risicoparagraaf. Één factor (grootte) heeft een negatief verband met de leesbaarheid van de risicoparagraaf. Ook bij de meervoudige regressieanalyse blijken de aangetroffen verbanden niet significant, doordat alle significantieniveaus groter dan 0,1 zijn. Hierdoor is practisch gezien geen verband aangetoond. De richting van de verbanden die in de resultaten van de meervoudige regressieanalyse naar voren komen, blijken wel in lijn te liggen met de verwachtingen die zijn gevormd op basis van de literatuur. Deze verwachtingen zijn in hoofdstuk 2 verwerkt tot hypotheses en op basis van de gegevens in bovenstaande tabel zouden deze

(29)

29 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk

4.3. Discussie van de resultaten

Dit hoofstuk zal behandelen hoe bovenstaande resultaten zich verhouden tot eerder uitgevoerde onderzoeken, zoals besproken in hoofdstuk 2. Hierbij zal worden geprobeerd een verklaring te vinden voor eventueel aanwezige verschillen.

De resultaten van dit onderzoek tonen aan dat de risicoparagrafen van Nederlandse

beursgenoteerde ondernemingen moeilijk tot zeer moeilijk leesbaar zijn. Dit ligt in lijn met eerder onderzoek van onder andere Courtis (1986) en Jones (1988), die in hun onderzoek aantonen dat jaarverslagen in het algemeen moeilijk leesbaar zijn. Linsley en Lawrence hebben specifiek de leesbaarheid van risk disclosures onderzocht en kwamen tot de conclusie dat ook dit onderdeel van het jaarverslag moeilijk tot zeer moeilijk leesbaar is.

Zowel de enkelvoudige als de meervoudige regressieanalyse tonen een negatief verband tussen de grootte van de onderneming en de leesbaarheid van de risicoparagraaf. Eerder onderzoek naar dit onderwerp is niet eenduidig. Li (2008) toont met zijn onderzoek aan dat jaarverslagen van grote ondernemingen over het algemen moeilijker leesbaar zijn de jaarverslagen van kleine

ondernemingen. Merkl-Davies (2007) komt tot dezelfde conclusie op basis van een onderzoek naar de leesbaarheid van de brief van de bestuursvoorzitter. Rutherford (2003) verkrijgt met zijn

onderzoek echter geen bewijs voor dit verband.

De enkelvoudige en de meervoudige regressieanalyse tonen met betrekking tot de prestaties van de onderneming tegenovergestelde resultaten. De enkelvoudige regressieanalyse toont een negatief verband tussen de prestaties van de onderneming en de leesbaarheid van de risicoparagraaf. De meervoudige regressieanalyse toont een positief verband. De omslag van een negatief naar een positief verband wordt veroorzaakt doordat er blijkbaar een indirect verband is tussen de presaties van de onderneming en de leesbaarheid van de risicoparagraaf, dat veroorzaakt wordt door de overige ondernemingsspecifieke factoren. De resultaten van de meervoudige regressieanalyse liggen in lijn met eerder onderzoek van Li (2008) die aantoont dat jaarverslagen van slecht presterende ondernemingen moeilijker te lezen zijn dan de jaarverslagen van goed presterende ondernemingen. Subramanian (1993) komt tot dezelfde conclusie. Courtis (1986) vindt echter geen verband tussen de winst van de onderneming en de leesbaarheid van haar jaarverslag.

De financieringsstructuur heeft volgens zowel de enkelvoudige als de meervoudige regressieanalyse een positief verband op de leesbaarheid van de risicoparagraaf. Weinig is bekend over een

rechtstreeks verband tussen de financieringsstructuur van een onderneming en de leesbaarheid van de risicoparagraaf. Uit onderzoek van Hassan (2009) blijkt wel dat ondernemingen met relatief veel

(30)

30 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk vreemd vermogen een hoger niveau van corporate risk disclosure laten zien dan ondernemingen met een lagere debt-to-equity ratio. In hoofdstuk 2 is mate van disclosure gekoppeld aan mate van openheid en daarmee een risicoparagraaf die gemakkelijker leesbaar is. Dit zou betekenen dat de resultaten van dit onderzoek in lijn liggen met de resultaten van Hassan (2009). Meerdere

onderzoekers (Meek, Roberts en Gray, 1995; Ahmed en Courtis, 1999) stellen dat verwacht kan worden dat de disclosure toeneemt, naar mate de schuld van een onderneming hoger is. Allen zouden een positief verband tussen de debt-to-equity ratio en de leesbaarheid van de

risicoparagraaf onderschrijven.

Ook over het rechtstreekse verband tussen het aantal bestuurders en de leesbaarheid van de risicoparagraaf is weinig bekend. Wel hebben Abraham en Cox (2007) een positief verband gevonden tussen het aantal bestuurders en de omvang van de risicoverslaggeving. Ook hier kan weer een verband worden vermoed tussen de mate van disclosure en de leesbaarheid van de risicoparagraaf. De enkelvoudige regressieanalyse toont echter een negatief verband. De

meervoudige regressieanalyse toont wel een positief verband tussen het aantal bestuurders en de leesbaarheid van de risicoparagraaf. Ook hier is dus sprake van een indirect verband tussen het aantal bestuurders en de leesbaarheid van de risicoparagraaf, dat veroorzaakt wordt door de overige ondernemingsspecifieke factoren.

De resultaten van zowel de enkelvoudige als meervoudige regressieanalyse tonen een positief verband tussen de aanwezigheid van vrouwen in de raad van bestuur van een onderneming en de leesbaarheid van de risicoparagraaf. Dit ligt in lijn met onderzoek van McKinsey (2008) die stelt dat een toename van het aantal vrouwen in een organisatie een positieve bijdrage heeft op de kwaliteit van risicomanagement. Ook andere onderzoeken wijzen in deze richting. Lin en Raghubir (2005) tonen aan dat mannen ten opzichte van vrouwen vaker onrealistisch optimistisch zijn. Olsen en Cox (2001) stellen dat vrouwen minder risicotolerant zijn dan mannen, waardoor zij mogelijk meer aandacht zullen besteden aan het beheersen van risico’s en het rapporteren hierover in de risicoparagraaf.

(31)

31 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk

5. Conclusies en beperkingen

In dit hoofdstuk zullen de conclusies en de beperkingen van het onderzoek worden besproken. Paragraaf 5.1 behandelt de conclusies. Hierin wordt onder andere gekeken of de centrale vraag van het onderzoek is beantwoord. Vervolgens zullen in paragraaf 5.2 de beperkingen van het onderzoek worden behandeld.

5.1. Conclusies

De centrale vraag in dit onderzoek is:

In welke mate wordt de leesbaarheid van de risicoparagraaf in de jaarverslagen van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen beïnvloed door ondernemingsspecifieke factoren?

Allereerst is middels literatuuronderzoek meer inzicht gekregen in concept ‘leesbaarheid’ en eerdere onderzoeken naar dit onderwerp. Aan de hand van dit literatuuronderzoek is de onderzoeksopzet opgesteld en is bepaald welke variabelen meegenomen gingen worden. Aan de hand van een aantal enkelvoudige regressieanalyses in combinatie met een meervoudige regressieanalyse is onderzocht wat het verband is tussen de geselecteerde ondernemingsspecifieke factoren en de leesbaarheid van de risicoparagraaf van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. De belangrijkste conclusies die aan de hand van dit onderzoek kunnen worden getrokken zijn:

* Leesbaarheid is een maat voor de begrijpelijkheid en duidelijkheid van geschreven tekst. De leesbaarheid van teksten kan worden bepaald met behulp van verschillende leesbaarheidsformules. Deze formules kennen een leesbaarheidsscore toe aan een tekst aan de hand van woordlengte en zinslengte.

* Impression management is een theorie die leesbaarheidsonderzoeken een wetenschappelijke basis geeft en waarbij het management van een organisatie probeert de interpretatie van

jaarverslagen te beïnvloeden. Één van de strategieën die hierbij wordt gebruikt is het manipuleren van de leesbaarheid van een jaarverslag.

* De risicoparagraaf van Nederlands beursgenoteerde ondernemingen zijn moeilijk tot zeer moeilijk leesbaar. Geen enkele risicoparagraaf in het onderzoek scoort beter dan bovenstaande kwalificaties. * De ondernemingsspecifieke factoren die in het onderzoek zijn meegenomen (grootte van de onderneming, prestaties van de onderneming, financieringsstructuur, aantal bestuurders en aanwezigheid vrouwen in bestuur) heeft een significante relatie met de leesbaarheid van de risicoparagraaf.

(32)

32 | Master Scriptie Accountancy - Alie Heemskerk * De gemiddelde scores van de verschillende onderdelen van de risicoparagraaf (eerste 100

woorden, 100 woorden uit het midden, laatste 100 woorden) verschillen weinig tot niets van elkaar, wat impliceert dat er geen verschillen zijn in de leesbaarheid van de verschillende onderdelen van de risicoparagraaf.

Ondanks het feit dat de resultaten niet significant zijn, kan wel worden gesteld dat de resultaten in lijn zijn met verwachtingen op basis van eerder uitgevoerde onderzoeken.

5.2. Beperkingen van het onderzoek

Ieder onderzoek kent zijn beperkingen, zo ook dit onderzoek. Één van deze beperkingen ligt in het gebruik van, in dit geval, de Douma leesbaarheidsformule. Verschillende onderzoekers hebben het gebruik van leesbaarheidsformules bekritiseerd. Een belangrijk kritiekpunt is het feit dat

leesbaarheidsformules puur kijken naar de zinsbouw en woordlengte. Schrijfstijl, vakjargon, interesses en opleiding van de lezers zijn slechts enkele componenten die door

leesbaarheidsformules volledig buiten beschouwing worden gelaten. Een andere beperking van dit onderzoek is de wijze van meten van de leesbaarheid. In dit onderzoek is gekozen voor het

berekenen van een leesbaarheidsscore door het gemiddelde te nemen van de leesbaarheidsscores van drie separate passages van 100 woorden uit de risicoparagraaf. Met name het selecteren van de tweede passage, 100 woorden uit het midden van de paragraaf, kan met een andere selectie leiden tot andere resultaten. Tevens is door deze wijze van berekenen niet de leesbaarheid van de

risicoparagraaf als geheel gemeten. Ook dit zou tot andere resultaten kunnen leiden. Tot slot is de gehanteerde Douma leesbaarheidsformule inmiddels 50 jaar oud. In die 50 jaar is veel veranderd, ook op het gebied van woordgebruik en taal. De leesbaarheidsformule zou inmiddels aan

aanpassingen toe kunnen zijn.

Dit onderzoek heeft zich volledig gericht op Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen met volledig in het Nederlands gepubliceerde jaarverslagen. Aangezien niet alle ondernemingen hun jaarverslag in het Nederlands hebben gepubliceerd zijn ook niet alle ondernemingen meegenomen in het onderzoek. Andere keuzes en afbakeningen kunnen leiden tot andere uitkomsten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit de gevonden afname van de leesbaarheid van de risicoparagrafen uit de gepaarde t-toetsen, blijkt dat olie- en gasondernemingen zich naar aanleiding van de olieramp

Uit de resultaten van de enquête komt namelijk naar voren dat er verschillen zijn tussen de mate van strategisch risicomanagement bij kleine

Maar het gebruik van deze twee variabelen blijft een beperkte selectie, de omvang en prestaties zijn niet de enige factoren die invloed hebben op de relatie tussen de

Wanneer het directe verband tussen de mate van narcisme en de leesbaarheid van de risicoparagraaf in de jaarrekening wordt onderzocht, blijkt deze relatie niet significant te zijn

Op basis van de resultaten uit de correlatieanalyse kunnen we dus concluderen dat van de variabelen omvang, competentie en nationaliteit er geen een significante relatie

De grootte van de onderneming, de aanwezigheid en het aantal vergaderingen van de remuneratiecommissie hebben een positieve relatie met de leesbaarheid echter zijn de relaties

Dit boek vormt de uitgewerkte tekst van de inaugurele rede die ik op 25 maart 2011 heb uitgesproken ter gelegenheid van de openbare aanvaarding van het ambt als bijzonder

Een belangrijk resultaat van deze analyse is dat de tijdsvoorkeurvoet van de aandeelhouders niet langer hetzelfde is als de kostenvoet van eigen vermogen, waardoor het voor