Legalisering activiteiten jachthaven te Willemstad
projectnummer 01.0258075 definitief revisie
23 december 2015
Ruimtelijke onderbouwing
SEQ Part \r0 \h ColofonInhoud Kop 1 Bijlage
Colofon
Colofon
Projectgroep bestaande uit
ing. P.F.G.M. Kennes ing. M. Winkel-Bootsma ir. D.F. Hollemans
Datum van uitgave:
23 december 2015
Contactgegevens:
Beneluxweg 125 4904 SJ OOSTERHOUT Postbus 40
4900 AA OOSTERHOUT T. (0162) 48 70 00
E. maaike.winkel@anteagroup.com
Copyright ©
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
Inhoud Blz.
1 Inleiding 6
1.1 Aanleiding en doel ruimtelijke ontwikkeling 6
1.2 Ligging en begrenzing 6
1.3 Vigerend bestemmingsplan 6
1.4 Leeswijzer 6
2 Huidige situatie en begrenzing projectgebied 8
2.1 Begrenzing projectgebied 8
2.2 Huidige situatie 8
2.3 Vigerend bestemmingsplan 11
3 Beleidskader 14
3.1 Rijksbeleid 14
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 14
3.1.2 Barro 14
3.2 Provinciaal beleid 15
3.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening 15
3.3 Verordening ruimte 2014 17
3.4 Provinciaal Waterplan 2010-2015 21
3.5 Gemeentelijk beleid 23
3.5.1 Paraplunota Leefomgeving 24
3.5.2 Paraplunota Economisch Klimaat 25
3.5.3 Paraplunota Maatschappij 26
4 Randvoorwaarden 27
4.1 Externe veiligheid 27
4.2 Water 28
4.3 Ecologie 29
4.3.1 Natuurbeschermingswet 1998 29
4.3.2 Ecologische hoofdstructuur 29
4.3.3 Flora- en faunawet 30
5 Investering in ruimtelijke kwaliteit 31
6 Uitvoerbaarheid 33
6.1 Economische uitvoerbaarheid 33
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 33
Inhoudsopgave
Bijlagen
Bijlage I: Nota externe veiligheid Bijlage II: Natuurtoets
Bijlage III: Inspraakreactie provincie Noord-Brabant Bijlage IV: Inspraakreactie Waterschap Brabantse Delta Bijlage V: Investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit
Ruimtelijke onderbouwing Inleiding
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
1 Inleiding
1.1 Aanleiding en doel ruimtelijke ontwikkeling
Ten behoeve van de jachthaven van Willemstad zijn verschillende voorzieningen in de haven gerealiseerd. De voorzieningen dragen bij aan een betere exploitatie en de verzelfstandiging van de jachthaven. Tot deze voorzieningen behoren een bunkerschip voor de brandstofvoorziening, het havenkantoor, een sanitairgebouw en een afvalverzamelpunt.
In het vigerende bestemmingsplan zijn twee activiteiten opgenomen waaraan goedkeuring onthouden is. De gemeente Moerdijk is voornemens om deze activiteiten te legaliseren.
De gemeente is voornemens een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan te verlenen, conform artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 van de Wabo. Dit rapport vormt de ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van het besluit tot het verlenen van de
omgevingsvergunning.
1.2 Ligging en begrenzing
Het projectgebied ligt noordoostelijk van de kern Willemstad. De zuidgrens wordt gevormd door de waterkering ter hoogte van de molen D'Oranjemolen, westelijk door de vestingwerken, noordelijk door de monding van de haven en oostelijk door het buitengebied van Moerdijk. In Figuur 1.1 is de ligging van de genoemde voorzieningen aangegeven.
1.3 Vigerend bestemmingsplan
Voor het projectgebied is het bestemmingsplan 'Vesting Willemstad' vigerend. Dit plan is door de gemeenteraad vastgesteld op 20 november 2003.
Het projectgebied heeft grotendeels de bestemming 'Jachthaven'. Deze gronden zijn over het algemeen bestemd voor uitoefening van een jachthavenbedrijf. Ter plaatse van het
afvalverzamelpunt geldt de bestemming 'Groen' met dubbelbestemming 'Waterkering'.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 zijn de begrenzing van en de te legaliseren voorzieningen in het projectgebied beschreven. Hoofdstuk 3 gaat in op het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid dat betrekking heeft op het projectgebied. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de milieukundige en planologische randvoorwaarden die van toepassing zijn op het projectgebied.
Tot slot komt in hoofdstuk 5 de economische- en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod.
Ruimtelijke onderbouwing Inleiding
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
Figuur 1.1.1 Ligging en globale begrenzing van het projectgebied (bron: Google Maps)
Bunkerschip Havenkantoor
Afvalverzamel- punt
Sanitairgebouw
Ruimtelijke onderbouwing Huidige situatie en begrenzing projectgebied
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
2 Huidige situatie en begrenzing projectgebied
2.1 Begrenzing projectgebied
De begrenzing van het projectgebied is op figuur 2.1 aangegeven en omvat vier voorzieningen in de jachthaven van Willemstad. Het projectgebied bevindt zich zowel op het land als op het water.
Figuur 2.1.1 Begrenzing projectgebied en huidige situatie (bron: Bing Maps)
2.2 Huidige situatie
De jachthaven telt circa 150 ligplaatsen. Het bunkerschip, havenkantoor, sanitairgebouw en afvalverzamelpunt zijn in de huidige situatie al aanwezig en in gebruik. Al deze voorzieningen staan ten dienste van de haven.
Het bunkerschip ligt aan de Benedenkade nabij de rotonde. Het havenkantoor ligt in de monding van de haven en het sanitairgebouw ligt in het zuiden van de haven. Het afvalverzamelpunt ligt op de zuidelijk gelegen waterkering (ligt aan en wordt ontsloten door de Oostdijk). In figuren 2.2 tot en met 2.6 wordt de bestaande situatie gevisualiseerd.
Ondanks het feit dat bovengenoemde vier voorzieningen reeds in het projectgebied aanwezig zijn en al jaren in gebruik zijn, passen zij niet in het gebruik van het projectgebied zoals dat in het bestemmingsplan bepaald is. Om de planologisch-juridische situatie in lijn te brengen met de feitelijke situatie, wordt een vergunningstraject doorlopen. Om de aanwezigheid en het gebruik van de voorzieningen te legaliseren, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het vigerende bestemmingsplan. De aanvraag van zo een omgevingsvergunning verloopt op basis de zogenoemde uitgebreide procedure zoals vastgelegd in de Wabo.
Ruimtelijke onderbouwing Huidige situatie en begrenzing projectgebied
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
Figuur 2.2 Bunkerschip aan de Benedenkade (bron: Google Maps)
Figuur 2.3 Havenkantoor in de monding van haven (bron: Google Maps)
Ruimtelijke onderbouwing Huidige situatie en begrenzing projectgebied
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
Figuur 2.4 Kade ten zuiden van de haven met het sanitairgebouw (midden) (bron: Google Maps)
Figuur 2.5 Impressie van het afvalverzamelpunt vanaf de kade van de jachthaven, achter het afvalverzamelpunt ligt de Oostdijk
Ruimtelijke onderbouwing Huidige situatie en begrenzing projectgebied
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
Figuur 2.6 Zicht op het afvalverzamelpunt vanaf de loopbrug tussen de steiger in de jachthaven en het afvalverzamelpunt
Onder het afvalverzamelpunt wordt een bouwwerk verstaan met containers waar watersporters afval dat, vrijkomt tijdens recreatief verblijf op het water of in de jachthaven, in kunnen
deponeren. De huidige maatvoering van het afvalverzamelpunt is acht bij vijf meter. Deze ruimtelijke onderbouwing legaliseert louter de aanwezigheid en het gebruik van onder andere het afvalverzamelpunt. Dat brengt de planologisch-juridische situatie in lijn met de feitelijke situatie en het feitelijke gebruik. Deze ruimtelijke onderbouwing voorziet daarmee niet in een toekomstige uitbreiding van het afvalverzamelpunt.
2.3 Vigerend bestemmingsplan
Het vigerend bestemmingsplan dat op het projectgebied van toepassing is, is het
bestemmingsplan 'Vesting Willemstad' dat in 2003 is vastgesteld. In dat bestemmingsplan is het projectgebied bestemd als 'Jachthaven' en 'Groen'. De zuidelijke waterkering, nabij het
sanitairgebouw en het afvalverzamelpunt, heeft daarnaast de dubbelbestemming 'Waterkering'.
Het deel van het projectgebied in de nabijheid van de D’Oranjemolen heeft de
dubbelbestemming molenbiotoop. Een uitsnede van de plankaart behorende bij het vigerend bestemmingsplan is opgenomen als figuur 2.7. Dat figuur visualiseert de ligging van het
bunkerschip met een rode cirkel, de ligging van het havenkantoor is gevisualiseerd met een geel vierkant, de ligging van het sanitairgebouw is weergegeven door middel van een groene driehoek en de ligging van het afvalverzamelpunt is weergegeven door middel van een roze ruit. Figuur 2.7 laat zien dat het:
bunkerschip;
havenkantoor;
sanitairgebouw.
in het als ‘Jachthaven’ bestemde gebied liggen. Het afvalverzamelpunt ligt op gronden die de bestemming ‘Groen’ hebben.
Ruimtelijke onderbouwing Huidige situatie en begrenzing projectgebied
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
Figuur 2.7 Uitsnede uit de plankaart bij het vigerende bestemmingsplan. De rode cirkel geeft het bunkerschip weer, het gele vierkant geeft het havenkantoor weer en de groene driehoek heeft het sanitairgebouw weer
Krachtens artikel 9.1 van het vigerende bestemmingsplan zijn de voor jachthaven bestemde gronden bedoeld voor:
recreatie op en in het water in de vorm van een jachthaven met bijbehorende (bouw)werken en voorzieningen.
nutsvoorzieningen.
instandhouding, bescherming en herstel van de binnen het beschermde stadsgezicht voorkomende, dan wel daaraan eigen cultuurhistorische waarden.
instandhouding en bescherming van de als “Rijksmonument” op de plankaart aangeduide gebouwen.
Op de als ‘Jachthaven’ bestemde gronden zijn uitsluitend bouwwerken en voorzieningen toegestaan die ten dienste staan van de bestemming ‘Jachthaven’ (artikel 9.2). De vier
voorzieningen staan ten dienste van de bestemming ‘Jachthaven’ omdat zij het mogelijk maken om boten te voorzien van brandstof (bunkerschip), fungeren als coördinatiepunt voor de verdeling van ligplaatsen en de controle over de jachthaven (havenkantoor) of bijdragen aan het comfort van watersporters (sanitairgebouw en afvalverzamelpunt). Toch passen de activiteiten niet in het vigerende bestemmingsplan.
In het vigerende bestemmingsplan is ter plaatse van het sanitairgebouw de functieaanduiding 'ponton' opgenomen en ter plaatse van het afvalverzamelpunt de functieaanduiding 'afvaldepot' opgenomen. Hieraan is door de provincie Noord-Brabant op 1 juni 2004 goedkeuring onthouden.
De provincie Noord-Brabant veronderstelt dat de bestemming “afvaldepot” in strijd is met de ecologische hoofdstructuur (tegenwoordig Natuurnetwerk Nederland, maar in dit document ten bate van consistentie aangeduid als ecologische hoofdstructuur) en heeft daarom aan zowel de
Ruimtelijke onderbouwing Huidige situatie en begrenzing projectgebied
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
aanduiding “afvaldepot” op de plankaart [van het bestemmingsplan] als aan de artikelen 12.1, 5e streepje, en 12.2.1 goedkeuring onthouden. Echter, gelet op de gemeentelijke AWB-reactie d.d.
19 mei 2004 inzake het voornemen op dit punt van de provincie, is de provincie Noord-Brabant van oordeel dat de bestaande afvalcontainer mag worden gehandhaafd. De provincie Noord- Brabant stelt dat de onthouding van goedkeuring aan het punt van artikel 12.2.1
(bebouwingsbepaling die de oprichting van een gebouw ter plaatse mogelijk maakt) kan worden volstaan.
Gezien dit gegeven en gezien het feit da deze ruimtelijke onderbouwing enkel de vier voorzieningen legaliseert en geen uitbreidingsmogelijkheden biedt, kan de huidige situatie gehandhaafd blijven en zijn geen vervolgstappen in het beschermingsregime van de ecologische hoofdstructuur nodig. Om de aanwezigheid en het gebruik van de vier voorzieningen duurzaam te behouden en om de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de nabijheid van het
projectgebied nog groter te maken, voorziet dit plan ook in een investering in de ruimtelijke kwaliteit. Deze investering is beschreven in hoofdstuk 5 en bijlage V.
Ruimtelijke onderbouwing Beleidskader
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
3 Beleidskader
In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid ten aanzien van de beoogde ontwikkeling opgenomen.
3.1 Rijksbeleid
In deze paragraaf wordt ingegaan op het rijksbeleid dat van toepassing is op het projectgebied.
Het voor het projectgebied relevante beleid is opgenomen in:
de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte;
het Barro (AMvB Ruimte).
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het
landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed
vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie rijksdoelen geformuleerd:
1. de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
2. de bereikbaarheid verbeteren;
3. zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Deze ruimtelijke onderbouwing past in die lijn.
3.1.2 Barro
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regelt de doorwerking van nationale belangen op ruimtelijk gebied in gemeentelijke bestemmingsplannen door het stellen van de juridische kaders. Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte. Het besluit is per 17 december 2011 in werking getreden. In het huidige Barro zijn opgenomen:
het Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
militaire terreinen en -objecten;
de Wadden;
de kust (inclusief primaire kering);
de grote rivieren;
de Werelderfgoederen.
Ruimtelijke onderbouwing Beleidskader
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
Per 1 oktober 2012 is een wijziging van het Barro in werking getreden. In deze wijziging zijn de volgende onderwerpen toegevoegd:
reserveringen uitbreidingen weg en spoor;
veiligheid vaarwegen;
het netwerk voor elektriciteitsvoorziening;
de buitendijkse uitbreidingsruimte in het IJsselmeer;
bescherming van de (overige) primaire waterkeringen;
reservering voor rivierverruiming Maas;
de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
In het Barro is het projectgebied aangegeven als rivierbed (zie ook paragraaf 3.3). In artikel 2.4.3 van het Barro is aangegeven dat in dat rivierbed alleen bestemmingen zijn toegestaan die vergroting van de afvoercapaciteit van een waterlichaam niet verhinderen en die leiden tot een zo klein mogelijke verhoging van de waterstand.
Het waterschap Brabantse Delta heeft in het vooroverleg niet kenbaar gemaakt dat de activiteiten nadelige effecten hebben op de werking en instandhouding van de primaire
waterkering in het zuiden van het projectgebied. In deze ruimtelijke onderbouwing wordt verder alleen voorzien in het in lijn brengen van de planologisch-juridische situatie met de feitelijke situatie, dus ook in die zin zijn er geen effecten op de waterkering in of de waterafvoer/-stand van het projectgebied. Derhalve past het voornemen tot legalisatie binnen de gedachtegang van het Barro.
3.2 Provinciaal beleid
In onderstaande paragrafen wordt het beleid van de provincie Noord-Brabant zoals dat van toepassing is op het projectgebied beschreven en getoetst.
3.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening
Op 1 oktober 2010 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO) voor de provincie Noord-Brabant vastgesteld, die op 1 januari 2011 in werking is getreden. In de structuurvisie zijn de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040) opgenomen.
Sinds de vaststelling van de Structuurvisie in 2010 hebben Provinciale Staten diverse besluiten genomen die een verandering brengen in de provinciale rol en sturing, of van provinciaal beleid.
Deze besluiten zijn nu vertaald in de ‘Structuurvisie RO 2010 – partiële herziening 2014’, die op 7 februari 2014 vastgesteld. Er is bewust niet gekozen om een geheel nieuwe visie op te stellen. Dit omdat de bestaande structuurvisie recentelijk is vastgesteld en de visie en sturingsfilosofie voor het overgrote deel nog actueel zijn. Op onderdelen vindt er bijsturing plaats.
De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het vormt de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten, zoals die geboden worden door de Wet ruimtelijke ordening, inzet. Eén van deze instrumenten is de provinciale verordening. In de Verordening Ruimte 2014 (zie onder) zijn de kaderstellende elementen uit de structuurvisie vertaald in concrete regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen.
Ruimtelijke onderbouwing Beleidskader
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
De provincie stuurt door middel van vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Binnen deze structuren worden de belangrijkste, maatschappelijke ontwikkelingen opgevangen en kiest de provincie voor een bepaalde ordening van functies. Hiermee wil de provincie een gevarieerd en aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat ontwikkelen waarin een kenniseconomie het meest van belang is voor een duurzaam Brabant. Het principe van 'behoud en ontwikkeling' staat hierbij centraal.
Beoordeling
Op de structurenkaart van de Structuurvisie ruimtelijke ordening is het projectgebied
aangewezen als groenblauwe mantel (figuur 3.1). Deze gebieden dragen bij aan de bescherming en ontwikkeling van natuur en water. Binnen de groenblauwe mantel worden kansen geboden voor recreatie en toerisme. De delen van de groenblauwe mantel die zich in de nabijheid van een stedelijke omgeving (zoals Willemstad) bevinden overwegend gericht op het recreatieve gebruik en de beleving van dat groenblauwe gebied. In dergelijke zones komen stad en land samen. De te legaliseren voorzieningen dragen bij aan de gebruikswaarde van de jachthaven en geven op die manier een impuls aan de recreatieve kwaliteit van zowel de jachthaven als de groenblauwe mantel.
Verder is de provincie Noord-Brabant voornemens om de gebruikswaarde van groen en water en de toegankelijkheid van natuur te verbeteren. De realisatie van recreatieve poorten levert een bijdrage aan deze ambitie omdat het voorziet in het toegankelijker maken van natuur en het verdelen van recreatieve druk op die natuur. Legalisatie van de vier voorzieningen maakt de jachthaven van Willemstad nog aantrekkelijker voor de watersporter en biedt daarmee mogelijkheden om de jachthaven uit te laten groeien tot recreatieve poort tot de groenblauwe mantel en het kerngebied groenblauw rondom Willemstad (zie figuur 3.1).
Figuur 3.1 Uitsnede uit de structurenkaart van de Structuurvisie ruimtelijke ordening, de blauwe ovaal geeft de globale ligging van het projectgebied weer, de oranje vlek die omringd wordt door het roze kader is de vesting van Willemstad
Ruimtelijke onderbouwing Beleidskader
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
Conclusie
Het voornemen tot legalisatie van de vier voorzieningen past in het provinciaal beleid zoals geformuleerd in de Structuurvisie ruimtelijke ordening omdat het voorziet in het vergroten van de recreatieve waarde van de jachthaven van Willemstad en de groenblauwe mantel waarin die jachthaven ligt. Het initiatief voorziet niet in activiteiten leiden tot verstoring van de groenblauwe mantel, ook daarmee past het initiatief in het provinciaal beleid.
Legalisatie van de vier voorzieningen zorgt er verder voor dat de jachthaven van Willemstad verder uit kan groeien tot een de recreatieve poort die toegang biedt tot de groenblauwe mantel en het kerngebied groenblauw rondom Willemstad. Daarmee past legalisatie van de vier
voorzieningen ook in het provinciaal beleid zoals geformuleerd in de Structuurvisie ruimtelijke ordening.
3.3 Verordening ruimte 2014
In hun vergadering van 10 juli 2015 hebben Provinciale Staten de Verordening ruimte Noord- Brabant 2014 opnieuw vastgesteld. Met ingang van 15 juli 2015 is deze verordening in werking getreden.
De onderwerpen die in de verordening staan, zijn afgeleid uit bovengenoemde structuurvisie. In de structuurvisie is beschreven welke belangen de provincie wil behartigen en hoe zij dat wil doen. De verordening is daarbij één van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. In de Verordening ruimte zijn regels opgenomen waaraan ruimtelijke plannen dienen te voldoen.
Beoordeling
Figuur 3.2 laat zien dat in de Verordening ruimte het projectgebied aangemerkt is als:
groenblauwe mantel;
ecologische hoofdstructuur;
zoekgebied voor windturbines;
beperkingen veehouderij;
rivierbed.
Daarnaast ligt het afvalverzamelpunt in een cultuurhistorisch vlak. Gebieden die als
cultuurhistorisch vlak aangewezen zijn, zijn bedoeld voor activiteiten die strekken tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van cultuurhistorische waarden. Daarnaast moeten
cultuurhistorische waarden in een dergelijk gebied beschermd worden.
Ruimtelijke onderbouwing Beleidskader
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
Figuur 3.2 Uitsnede uit de integrale plankaart bij de Verordening ruimte 2014, de rode cirkel geeft de indicatieve ligging van het projectgebied weer
Groenblauwe mantel
De groenblauwe mantel vormt de bescherming van het zogenoemde ‘kerngebied groenblauw’
(ecologische hoofdstructuur) en verbindt dat gebied met de omringende gebieden. De groenblauwe mantel is voornamelijk gericht op behoud en ontwikkeling van natuur, het watersysteem en het landschap. De groenblauwe mantel biedt daarbij ook ruimte voor de versterking van de agrarische en recreatieve functies, mits deze bijdrage aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap. In die context is met name de versterking van habitatten van flora en fauna van belang. In principe biedt de groenblauwe mantel geen mogelijkheden voor de
ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie. Het vastleggen van het bestaande gebruik van de bestaande voorzieningen brengt geen verandering in de feitelijke situatie en voorziet niet in de vestiging van nieuwe of kapitaalintensieve recreatie.
Er is echter geen sprake van nieuwvestiging van voorzieningen. De vier te legaliseren
voorzieningen zijn al een aantal jaar in gebruik. Deze ruimtelijke onderbouwing dient vooral om de planologische situatie in lijn te brengen met deze bestaande situatie.
Het bunkerschip, het havenkantoor en het sanitairgebouw liggen alle in het als groenblauwe mantel bestemde gebied. Omdat deze voorzieningen of de activiteiten die in deze voorzieningen plaatsvinden geen negatieve effecten op de groenblauwe mantel hebben (zoals beschreven in paragraaf 3.2.1 en paragraaf 3.3), zijn de voorzieningen inpasbaar in de groenblauwe mantel.
Ruimtelijke kwaliteit
In de Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant (art. 3.2) is ook vastgelegd dat iedere ontwikkeling in het buitengebied gepaard moet gaan met een fysieke kwaliteitsverbetering. Hoe deze kwaliteitsverbetering eruit moet zien en welke waarde deze moet vertegenwoordigen, hangt af van de impact van het plan op het landschap en de te verwachten
grondwaardevermeerdering.
Ruimtelijke onderbouwing Beleidskader
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
Om deze reden is, in overleg met de gemeente Moerdijk, besloten om gebruik te maken van de 'Investeringsregeling Ruimtelijke Kwaliteit'. Dit instrumentarium is ontwikkeld door
CroonenBuro5 en Read Advies. De investeringsregeling werkt vanuit het basisprincipe dat elke ontwikkeling een compenserende bijdrage levert door ‘zelfrealisatie’ of door middel van een bijdrage aan een fonds. Doordat op grond van deze systematiek de benodigde uitwerking wordt gevisualiseerd én berekend, wordt concreet gemaakt wat de waarde en omvang van de
gevraagde investering is.
Ecologische hoofdstructuur
Het doel van het op de ecologische hoofdstructuur gericht beleid is het beschermen van ecosystemen en het realiseren van leefgebieden met goede biodiversiteitscondities. Dergelijke leefgebieden zijn belangrijk voor flora en fauna. De ecologische hoofdstructuur is niet alleen bedoeld voor behoud, herstel en bescherming van bestaande (natuur)waarden, er is ook ruimte voor ontwikkelingen. Daarmee ontstaan mogelijkheden voor realisatie en verdere versterking van de ecologische hoofdstructuur. Een belangrijk toetsingscriterium bij ontwikkelingen in de
ecologische hoofdstructuur is dat plannen, projecten of activiteiten niet mogen leiden tot significante aantasting van de kenmerken of waarden van een gebied. Indien er sprake is van een significant effect, is een ingreep alleen toegestaan wanneer er sprake is van een groot openbaar belang waarvoor geen alternatieven beschikbaar zijn.
De vierde voorziening, het afvalverzamelpunt, ligt in de ecologische hoofdstructuur. In paragraaf 4.3 worden de effecten van deze voorziening en bijbehorende activiteiten op de ecologische hoofdstructuur beschreven. Die paragraaf licht toe dat de voorziening noch de activiteiten effecten hebben op de ecologische hoofdstructuur.
Daarnaast moet voor activiteiten in de ecologische hoofdstructuur een investering worden gedaan in natuur en/of landschap. Daarop wordt in hoofdstuk 5 en bijlage V nader ingegaan.
Ten aanzien van het afvalverzamelpunt wordt opgemerkt dat het gelegen is in de ecologische hoofdstructuur. Paragraaf 4.3 en bijlage II beschrijven de ligging van dit object in de ecologische hoofdstructuur en het ruimtebeslag dat die voorziening heeft op de ecologische hoofdstructuur.
In die paragraaf wordt ook ingegaan op de eventuele effecten van (de activiteiten bij) het afvalverzamelpunt op de ecologische hoofdstructuur en de wijze waarop het afvalverzamelpunt zich verhoudt tot de ecologische hoofdstructuur.
Zoekgebied windturbines
De provincie Noord-Brabant wil de opwekking van duurzame energie door middel van
windmolens stimuleren. Omdat windmolens, volgens de provincie Noord-Brabant, grote invloed hebben op de ruimtelijke kwaliteit wordt een aantal algemene regels voor de inpassing van windmolens gesteld. Omdat het voornemen tot legalisatie van het bunkerschip, havenkantoor en sanitairgebouw niet voorziet in de realisatie van één of meerdere windmolens, is deze
aanduiding niet relevant voor deze ruimtelijke onderbouwing.
Beperkingen veehouderij
In de Verordening ruimte 2014 is opgenomen dat in bestaand stedelijk gebied geen
ontwikkelingsruimte aan veehouderijen mag worden geboden. Het initiatief tot legalisatie van de vier voorzieningen voorziet niet het bieden van ruimte voor veehouderij, dit aspect heeft dus geen invloed op de voorgenomen legalisatie.
Ruimtelijke onderbouwing Beleidskader
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
Rivierbed
De aanduiding rivierbed zoals opgenomen in de Verordening ruimte 2014 is overgenomen uit het Barro. Bescherming tegen hoogwater en buitendijkse bebouwing verdienen volgens de provincie Noord-Brabant echter een regeling die het Barro aanvult. In het Provinciaal Waterplan (zie paragraaf 3.4) is om die reden opgenomen dat nieuwvestiging van kapitaalintensieve functies en permanente verblijfsfuncties in het rivierbed niet zijn toegestaan. Ontwikkelingen die natuur en recreatie stimuleren zijn wel toegestaan. Een groot deel van het rivierbed is daarnaast
aangewezen als ecologische hoofdstructuur, dus ook ten aanzien van dat aspect gelden beperkingen.
Naast het bieden van ruimte voor verdere ontwikkeling van natuur en recreatie in het rivierbed mogen bestaande activiteiten en functies, zoals haventerreinen, blijven bestaan. Er is ruimte voor watergerelateerde bedrijvigheid nodig en het is niet de bedoeling van de provincie om
ontwikkelmogelijkheden te beperken. Het voornemen tot legalisatie van de vier voorzieningen voorziet in legalisatie van voorzieningen die al als zodanig en gebruik zijn en die een bijdrage leveren aan de recreatieve kwaliteit van de Willemstadse jachthaven. Ook het haventerrein is een bestaande voorziening in het rivierbed. Het voornemen tot legalisatie past in het provinciale beleid ten aanzien van de bescherming van het rivierbed.
Conclusie
De ligging van de vier voorzieningen in de groenblauwe mantel leidt niet tot verstoring van die groenblauwe mantel. Daarnaast is er geen sprake van nieuwvestiging van (kapitaal)intensieve voorzieningen in de groenblauwe mantel, er is slechts sprake van het legaliseren van bestaande en al in gebruik zijnde voorzieningen. De gedeeltelijke ligging van het projectgebied in de groenblauwe mantel vormt dus geen belemmering voor de voorgenomen legalisatie.
De ligging van het projectgebied in de ecologische hoofdstructuur betekent dat gedetailleerd beschreven moet worden wat de effecten van het afvalverzamelpunt en het gebruik van die voorziening op de ecologische hoofdstructuur zijn, dit staat in hoofdstuk 4.
De ligging van het projectgebied in het zoekgebied voor windturbines en in het gebied waar beperkingen voor de veehouderij gelden, heeft geen invloed op het voornemen tot legalisatie van de vier voorzieningen omdat er niet wordt voorzien in de oprichting van één of meerdere windturbines of veehouderijen.
De ligging van het projectgebied in een gebied dat aangeduid is als rivierbed levert ook geen belemmeringen voor legalisatie van de vier voorzieningen op. Er wordt namelijk niet voorzien in de nieuwvestiging van (kapitaalintensieve) functies maar van legalisatie van vier bestaande voorzieningen die een bijdrage leveren aan de recreatieve kwaliteit van de jachthaven van Willemstad. Dat past in het provinciale beleid ten aanzien van als rivierbed aangeduide gebieden.
De ligging van het projectgebied in de groenblauwe mantel en in het buitengebied betekent verder dat dat krachtens artikel 6.10, lid 2 van de Verordening ruimte 2014 rekening moet worden gehouden met de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit als bedoeld in artikel 3.2 van die verordening. Om te voldoen aan die zorgplicht is een separaat plan opgesteld waarin de investering in natuur en/of landschap nader omschreven is. Dat plan is opgenomen in bijlage V en voorziet in de aanleg van bloemrijk grasland op het talud van het dijlichaam ten oosten van de jachthaven. Uit de berekening die ten grondslag ligt aan de ‘Investeringsregeling Ruimtelijke Kwaliteit’ en hoort bij het inrichtingsplan in bijlage V, volgt dat de kosten van de landschappelijke kwaliteitsinvestering voldoen aan de minimaal vereiste tegenprestatie van 20% van de
berekende toename van de grondwaarde. Daarmee wordt voldaan aan de vereiste
Ruimtelijke onderbouwing Beleidskader
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
kwaliteitsverbetering van het landschap volgens artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014 (zie verder hoofdstuk 5).
Bij de verdere planvorming wordt rekening gehouden met de cultuurhistorische waarde van het dijklichaam dat grenst aan de oostzijde van het projectgebied. Legalisatie van de vier
voorzieningen heeft geen gevolgen voor de cultuurhistorische waarde van dit dijklichaam, dus (ook) vanuit cultuurhistorisch perspectief verzet de Verordening ruimte 2014 zich niet tegen de voorgenomen legalisatie van de vier voorzieningen.
3.4 Provinciaal Waterplan 2010-2015
Op 1 oktober 2010 is het Provinciaal Waterplan 2010- 2015 door Provinciale Staten vastgesteld.
Het Provinciaal Waterplan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2010-2015. Naast het beleidskader is het waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water.
Om met de diverse belangen met betrekking tot water te kunnen omgaan, hanteert de provincie in het waterplan de people-planet-profit-benadering.
Vanuit de sociaal-maatschappelijke invalshoek (people) krijgen bescherming tegen overstroming, bescherming tegen wateroverlast, een betrouwbare drinkwatervoorziening en goede
recreatievoorzieningen aandacht. Vanuit de economische invalshoek (profit) heeft het plan aandacht voor onder meer een goede watervoorziening voor industrie en landbouw en voor het transport over water.
Bij de derde invalshoek (planet) wordt uitgegaan van water als voorwaarde voor een gezonde leefomgeving voor mens en natuur. Belangrijke thema’s hierbij zijn de verbetering van de waterkwaliteit, de verdrogingsbestrijding en de meer natuurlijke inrichting van de provinciale watersystemen.
Ruimtelijke onderbouwing Beleidskader
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
Figuur 3.3 Uitsnede provinciaal waterplan van de provincie Noord-Brabant, de rode cirkel geeft de globale ligging van het projectgebied weer
Beoordeling
Het projectgebied ligt in een gebied dat in het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is aangemerkt als primaire waterkering. Daarnaast grenst het projectgebied aan een zone die een
langetermijnreservering voor het winterbed kent. In dergelijke gebieden wordt overwegend ingezet op het voorkomen van hoogwateroverlast, bescherming tegen overstromingen en het behouden en indien nodig vergroten van de afvoercapaciteiten van waterlichamen.
Ruimtelijke onderbouwing Beleidskader
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
Met het legaliseren van de vier voorzieningen wordt niet voorzien in ontwikkelingen die een negatief effect hebben op het voorkomen van overlast veroorzaakt door hoogwater,
bescherming tegen overstromingen of de afvoercapaciteit van waterlichamen. De te legaliseren functies zijn bestaande functies die al een aantal jaar in gebruik zijn. Het voornemen tot legalisatie voorziet dus niet in ingrepen die invloed hebben op de fysieke toestand van waterkeringen, waterlopen of waterlichamen.
Conclusie
Het beleid zoals dat is geformuleerd in het Provinciaal Waterplan 2010-2015 verzet zich niet tegen het voornemen tot legalisatie van de vier voorzieningen. Die voorzieningen hebben namelijk geen invloed op de fysieke gesteldheid van de primaire waterkering in het
projectgebied, of op de waterbergende/-afvoerende capaciteit van het reserveringsgebied voor winterberging waar het projectgebied aan grenst.
3.5 Gemeentelijk beleid
Het beleid van de gemeente Moerdijk dat van toepassing is op het projectgebied is uiteengezet in een drietal paraplunota’s. De thema’s van de paraplunota’s en de samenhang tussen die
paraplunota’s is weergegeven in figuur 3.4.
Figuur 3.4 Thema's en samenhang van de gemeentelijke paraplunota's (bron: gemeente Moerdijk) Een paraplunota is een plan dat alle speerpunten en acties voor de thema’s uit figuur 3.3 samenvat. De centrale uitdaging is om steeds een balans te zoeken tussen de thema’s uit bovenstaande figuur. In onderstaande alinea’s wordt de relevante paraplunota’s beschreven en geanalyseerd.
Ruimtelijke onderbouwing Beleidskader
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
3.5.1 Paraplunota Leefomgeving
In de Paraplunota Leefomgeving worden de ambities voor de fysieke leefomgeving van de gemeente Moerdijk uitgesproken. Vervolgens worden die ambities vertaald in doelen. Concreet hebben de ambities en doelen betrekking op:
de bodemgesteldheid;
de waterkwaliteit;
luchtkwaliteit;
duurzaam gebruik van grondstoffen;
flora en fauna.
Het deel van de paraplunota over de bodemgesteldheid van de gemeente Moerdijk beschrijft dat aan het aspect natuur een bepaalde minimale bodemkwaliteit is gekoppeld. Het
afvalverzamelpunt ligt op gronden die bestemd zijn als natuur (ecologische hoofdstructuur). Dit betekent onder meer dat het afvalverzamelpunt en/of de activiteiten die bij dat
afvalverzamelpunt plaatsvinden geen nadelige effecten op de bodem mogen hebben.
Samen met het Waterschap Brabantse Delta zet de gemeente Moerdijk zich in om wateroverlast door zwaardere regenbuien te voorkomen. Om de ecologische kwaliteit van het water te verbeteren en het areaal aan natuurgebied te vergroten, zet de gemeente Moerdijk ook in op de aanleg van ecologische verbindingszones. Speerpunten ten aanzien van het aspect water zijn:
aandacht voor water vergroten;
in 2015 moet het watersysteem voldoen aan de normen die gesteld zijn in de
‘Kwaliteitsopgave Waterbeleid in de 21e eeuw’ en het ‘Nationaal Bestuursakkoord Water’;
de waterkwaliteit moet in 2015 voldoen aan de normen zoals die gesteld zijn in de Kaderrichtlijn Water;
bij alle (her)inrichtings- en reconstructieplannen fungeert water mede als ordenend principe;
voorkoming van grondwateroverlast;
waterbeheer- en onderhoud afgestemd op de verschillende functies.
Verder is het van belang dat het watersysteem geschikt is voor de functies die het moet vervullen. Het bunkerschip, havenkantoor en sanitairgebouw moeten dus in deze randvoorwaarden passen.
Conclusie
Paragraaf 4.3 beschrijft dat het afvalverzamelpunt en/of de activiteiten die er plaatsvinden geen effecten hebben op de omringende gronden met een natuurfunctie (ecologische
hoofdstructuur). Uit die paragraaf blijkt ook dat het bunkerschip, havenkantoor, sanitairgebouw en afvalverzamelpunt geen invloed hebben op de waterkwaliteit, wijze van waterbeheer, afvoer of waterbergend vermogen, de voorkoming van grondwateroverlast of de nomen zoals die gesteld zijn in de ‘Kwaliteitsopgave Waterbeleid in de 21e eeuw’ of het ‘Nationaal
Bestuursakkoord Water’. Het voornemen tot legalisatie van de vier voorzieningen past dus in het beleid, zoals dat in de Paraplunota Leefomgeving is vastgelegd.
Ruimtelijke onderbouwing Beleidskader
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
3.5.2 Paraplunota Economisch Klimaat
Zoals de naam al impliceert bevat de Paraplunota Economisch Klimaat de ambities die de gemeente Moerdijk heeft voor de verdere ontwikkeling van economie en bedrijvigheid. Maar er wordt niet alleen aandacht besteed aan economie en bedrijvigheid, ook Moerdijk als toeristische bestemming en Moerdijk als gemeente waar het fijn wonen, werken en recreëren zijn belangrijke elementen in deze paraplunota. Fijn wonen wordt gezien als wonen in een omgeving met voldoende voorzieningen zoals winkels en recreatiemogelijkheden.
Centrale thema’s in deze paraplunota zijn:
1. de economische basis op orde;
2. levendige kernen;
3. toeristische bestemming Moerdijk;
4. hoogwaardig logistiek- en industrieel knooppunt Moerdijk.
In het hoofdstuk ‘levendige kernen’ wordt beschreven dat Willemstad een lokaal voorzieningenniveau heeft. Deze kern is daarnaast gericht op recreatie.
Ten aanzien van het thema ‘toeristische bestemming Moerdijk’ streeft de gemeente naar versterking van het recreatieve en toeristische mogelijkheden. Water is een belangrijke drager van die recreatieve en toeristische mogelijkheden. Zo wordt onder andere gestreefd naar extra aanmeermogelijkheden voor boten en worden oevers geschikt gemaakt voor recreatie. Recreatie en toerisme hebben zowel een economische als een maatschappelijke functie. Dat maakt dat het benutten van deze aspecten tot win-winsituaties kan leiden.
Willemstad is een belangrijke recreatieve en toeristische trekpleister, in de paraplunota wordt de nadruk gelegd op de verder ontwikkeling van Willemstad als zo een trekpleister. Willemstad fungeert zelfs als zwaartepunt voor watergerelateerde recreatie en watergerelateerd toerisme in de gemeente Moerdijk. De toeristisch-recreatieve potentie van het water in en om de gemeente moet sterker benut worden. De nadruk ligt daarbij op recreatie op en bij het water. Ontwikkeling en versterking van routestructuren vormen belangrijke kernpunten van deze ambitie.
Ten aanzien van recreatie heeft de gemeente Moerdijk de ambitie om het aantal toeristische overnachtingen en bestedingen met 5% te vergroten. Verder spreekt de gemeente de ambitie uit om qua toeristische en recreatieve voorzieningen door zowel inwoners van als toeristen in de gemeente met een 8 beoordeeld te worden.
Conclusie
Willemstad is een kern die volgens het gemeentelijk beleid zoals vastgelegd in de Paraplunota Economisch Klimaat sterk gericht is op recreatie. Die recreatiegerichtheid mag zelfs nog verder versterkt worden. Water is een belangrijke drager van recreatie en toerisme en er wordt dan ook nadruk gelegd op versterking van recreatie in en op het water. Legalisatie van de vier
voorzieningen past hierin omdat het de recreatieve aantrekkelijkheid van de jachthaven op niveau houdt. De jachthaven kan hierdoor blijven functioneren als een centrale plek voor watersporters van waaruit zij via routestructuren de gemeente kunnen verkennen.
Legalisatie van de voorzieningen past ook in de gemeentelijke ambitie om het aantal toeristische overnachtingen en bestedingen met 5% te vergroten. Immers, als de voorzieningen niet
gelegaliseerd worden en daardoor niet meer gebruikt mogen worden nemen de
Ruimtelijke onderbouwing Beleidskader
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
aantrekkelijkheid en de bruikbaarheid van de jachthaven als overnachtingsplaats voor
watersporters af. Een goed voorzieningenniveau van de jachthaven draagt er ook aan bij dat het niveau van toeristisch-recreatieve voorzieningen door recreanten goed beoordeeld wordt.
3.5.3 Paraplunota Maatschappij
Deze paraplunota bevat een uitwerking van ambities om te komen tot een duurzame
maatschappij. Het onderwerpen van de paraplunota zijn de mensen die in de gemeente Moerdijk samenleven en de omgeving waarin zij dat doen. De Paraplunota Maatschappij is verdeeld in de volgende vijf thema’s:
1. wonen;
2. gezondheid;
3. woonomgeving;
4. sociale structuur;
5. ondersteuning.
Onder het thema wonen wordt toegelicht hoe gestreefd wordt naar een passende
woningvoorraad en levensloopbestendigheid van die woningvoorraad. Ten aanzien van het thema gezondheid wordt gemeld dat de gemeente Moerdijk een gezonde levensstijl onder haar inwoners wil stimuleren. Verder wordt ingezet op een goede en veilige woonomgeving die gebaseerd is op behoeften en het draagvlak van bewoners. De sociale structuur wordt gezien als de basis voor levendige kernen en ondersteuning dichtbij. Daarmee wordt bedoeld dat mensen door andere in hun directe omgeving worden ondersteund.
Het thema uit deze paraplunota dat relevant is voor de voorgenomen legalisatie van de vier voorzieningen is het thema ‘woonomgeving’.
In de Paraplunota wordt voorzien dat de gemeente Moerdijk in 2030 een gemeente is die voorziet in een leefbare woonomgeving met werkgelegenheid in de nabijheid. Een gemeente die rust, ruimte en recreatie en toeristische mogelijkheden biedt. Verder streeft de gemeente Moerdijk naar het handhaven van buitensportvoorzieningen in iedere kern.
Conclusie
De vier voorzieningen zijn bestaand en in gebruik door watersporters die de jachthaven aandoen.
Zonder deze voorzieningen, dus zonder legalisering, zal de aantrekkelijkheid van de jachthaven voor watersporters afnemen. Legalisatie van de voorzieningen is noodzakelijk om het recreatieve en toeristische potentieel van Willemstad op minstens het huidige niveau te houden. In de Paraplunota Maatschappij wordt ingezet op de verdere ontwikkeling van de gemeente Moerdijk die grote recreatieve en toeristische mogelijkheden biedt. Legalisatie van de vier voorzieningen past in het gemeentelijk beleid om het recreatief en toeristisch potentieel van de gemeente Moerdijk te behouden of nog verder te versterken.
Ruimtelijke onderbouwing Randvoorwaarden
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
4 Randvoorwaarden
Voor externe veiligheid, water en ecologie is in verband met de omgevingsvergunning aanvullend onderzoek vereist. In dit hoofdstuk worden deze onderzoeken en de effecten behandeld.
4.1 Externe veiligheid
Algemeen
In het kader van de omgevingsvergunning van de in de jachthaven van Willemstad gelegen bunkerschip is een kwalitatieve risicoanalyse uitgevoerd1. De resultaten hiervan zijn te vinden het rapport 'kwalitatieve risicoanalyse', welke als bijlage is opgenomen bij deze ruimtelijke
onderbouwing.
Regelgeving
Welke ongewenste gebeurtenissen voor de risicoanalyse moeten worden gehanteerd zijn over het algemeen vastgelegd in de Handleiding Risicoberekeningen Bevi (HRB). De meest recente versie van deze handleiding betreft versie 3.2 van 1 juli 2009.
Het bunkerschip valt niet onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Voor de berekeningswijze en de normering is echter wel aangesloten bij dit besluit.
Onderzoek
De jachthaven wordt hoofdzakelijk aangedaan door de pleziervaart, en de sterkte van het bunkerschip is berekend voor het weerstaan van dergelijke botsingen. De kans op aanvaring gevolgd door een grote uitstroming is daarom verwaarloosbaar verondersteld.
Twee van de te vergunnen activiteiten van het bunkerschip zijn potentieel relevant wat betreft externe veiligheid: de verkoop van brandstoffen én de opslag van propaan/butaangas in flessen.
De relevante brandstoffen en gassen die zijn meegenomen in de QRA zijn benzine, propaan en butaan.
Plaatsgebonden risico
De berekeningsresultaten laten zien dat het berekende plaatsgebonden risico groter is dan 10-
6/jaar.
Binnen de 10-6/jaarcontour is een snackbar aanwezig. Dit is aan te merken als een beperkt kwetsbaar object. Uitgaande van de normstelling van het Bevi is de 10-6/jaar een richtwaarde en moet de aanwezigheid van een beperkt kwetsbaar object onderbouwd worden. Tevens wordt opgemerkt dat het schip ten noordoosten van het bunkerschip zich voor een klein deel binnen de 10-6/jaar plaatsgebonden risicocontour bevindt. Een uitgebreidere analyse van het aspect externe veiligheid is opgenomen als bijlage I.
Groepsrisico
De grafiek van het groepsrisico laat zien dat er maximaal twee slachtoffers vallen binnen het groepsrisicovenster van de grafiek. Formeel begint een groepsrisico (volgens Bevi) bij tien slachtoffers of meer. Volgens het Bevi is het groepsrisico nihil.
1 Kwalitatieve risicoanalyse, Advies - en ingenieursbureau Oranjewoud, 28-02-13
Ruimtelijke onderbouwing Randvoorwaarden
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
Conclusie
In de kwalitatieve risicoanalyse is de externe veiligheidssituatie van het bunkerschip in beeld gebracht. Dit heeft geleid tot de volgende bevindingen:
Plaatsgebonden risico
De berekeningsresultaten laten zien dat het berekende plaatsgebonden risico groter is dan 10-6- jaar. Binnen de 10-6/jaarcontour is een beperkt kwetsbaar object aanwezig of bestemd. Echter gelet op het feit dat het bunkerschip geen Bevi-inrichting is, vormt het plaatsgebonden risico geen beperking voor de legalisering van het bunkerschip.
Groepsrisico
Het maximaal aantal slachtoffers in de groepsrisico berekening blijft lager dan of gelijk aan twee.
Aangezien een groepsrisico formeel begint vanaf tien personen of meer kan gesteld worden dat het groepsrisico nihil is en geen beperking vormt.
4.2 Water
Op grond van artikel 3.1.6 Bro is voor ruimtelijke plannen een waterparagraaf verplicht.
Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle relevante waterhuishoudkundige ruimtelijke plannen en besluiten van rijk, provincies en gemeenten. In het kader van de waterhuishouding is contact opgenomen met Rijkswaterstaat als (water)beheerder en met het Waterschap Brabantse Delta.
Waterkwaliteit/lozingen
Met voorliggende ruimtelijke procedure worden geen 'activiteiten' mogelijk gemaakt die betrekking hebben op het lozen van huishoudelijk afvalwater. Dus wat betreft lozingen zijn er volgens Rijkswaterstaat verder geen obstakels.
Beleidsregels grote rivieren (Bgr)
Volgens kaartblad 041 van de Bgr is het Hollands Diep (inclusief de haven van Willemstad) bergend regime. Drijvende objecten in bergend regime zijn niet vergunningsplichtig maar meldingsplichtig en dienen te worden gemeld bij Rijkswaterstaat (Waterwet). Rijkswaterstaat treedt op als waterkwaliteit en –kwantiteitbeheerder. De drijvende objecten die in het havenbekken liggen worden voor zover dit nog niet is gebeurd gemeld bij RWS (vergunningen.wnz@rws.nl). Vanuit waterstaatskundig oogpunt zijn er namens de
(water)beheerder verder geen bezwaren tegen de legalisering van de vier voorzieningen in de jachthaven van Willemstad.
Keur Brabantse Delta 2011
Het waterschap heeft regels opgesteld om te voorkomen dat dijken en oevers beschadigen. Ook zijn er regels voor het onderhoud van sloten, beken, rivieren en andere waterlopen om de waterafvoer in dit oppervlaktewater te waarborgen. De Keur kent verbodsbepalingen over zaken die niet mogen in of om waterlopen en dijken. De Keur heeft betrekking op alle werkzaamheden of activiteiten in en om waterlopen of dijken. In de Keur wordt gesteld dat het verboden is om afval, voorwerpen of stoffen te hebben, te plaatsen, te deponeren of op te slaan zonder een watergunning.
Het afvalverzamelpunt ligt binnen de waterkeringszone en het profiel van vrije ruimte van de primaire waterkering. Het Waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het beheer van deze primaire waterkering. Voor werkzaamheden op en/of in de nabijheid van waterkeringen
Ruimtelijke onderbouwing Randvoorwaarden
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
kan, op basis van de Keur, een vergunning benodigd zijn. Een dergelijke vergunning moet bij het waterschap worden aangevraagd.
Aangezien bij het afvalverzamelpunt sprake is van een bestaande situatie, waarbij geen activiteiten voorkomen die de sterkte en stabiliteit van de waterkering in het geding brengen, treden in het kader van de legalisering van de verschillende activiteiten geen nadelige gevolgen op voor de waterhuishoudkundige situatie.
Het verhard oppervlak neemt niet toe. Ook wordt de werking van de waterkering niet aangetast door het afvalverzamelpunt.
Conclusie
Voor de legalisering van de verschillende voorzieningen vormt het aspect water geen belemmering.
4.3 Ecologie
Het resultaat van de natuurtoets is dat de vier voorzieningen en het gebruik van die voorzieningen geen (negatieve) effecten hebben op de flora en fauna in de omgeving. In onderstaande paragrafen is deze conclusie nader toegelicht. De volledige natuurtoets is opgenomen als bijlage II.
4.3.1 Natuurbeschermingswet 1998
Alhoewel mogelijke storingsfactoren op kunnen treden bij het in gebruik hebben van de vier voorzieningen, betreffen deze enkel zeer lokale effecten en zijn deze niet wezenlijk te onderscheiden van de verstoring die vrijkomt bij de bestemming van de jachthaven en de bebouwde omgeving.
De vier aanwezige voorzieningen in de jachthaven te Willemstad vormen geen belemmering voor de instandhoudingsdoelstellingen beschermd volgens de Natuurbeschermingswet 1998. De voorzieningen en het gebruik ervan veroorzaken geen (significant) negatieve effecten op het nabijgelegen Natura 2000-gebied “Hollands Diep” alsook niet op Natura 2000-gebieden die op een verdere afstand van het projectgebied gelegen zijn. Vervolgstappen zijn niet noodzakelijk.
4.3.2 Ecologische hoofdstructuur
Drie voorzieningen (het bunkerschip, het havenkantoor en het sanitairgebouw) liggen buiten de EHS (Natuurnetwerk Nederland) en één voorziening (het afvalverzamelpunt) ligt binnen de grenzen van de EHS (natuurbeheertype “Wintergastenweide”). De vier aanwezige voorzieningen in de jachthaven te Willemstad leiden niet tot directe of indirecte aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het EHS-gebied. Alhoewel het afvalverzamelpunt binnen de grenzen van de EHS ligt en dit in de regel in strijd is met de bestemming van de locatie als EHS, stelt de provincie Noord-Brabant dat deze situatie gehandhaafd mag worden (gelet op de gemeentelijke AWB-reactie d.d. 19 mei 2004) mits er geen uitbreidingen plaatsvinden. Aangezien er geen sprake is van uitbreidingsmogelijkheden en de situatie derhalve kan worden gehandhaafd, zijn in het kader van het EHS-beschermingsregime geen vervolgstappen aan de orde.
Ruimtelijke onderbouwing Randvoorwaarden
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
4.3.3 Flora- en faunawet
Samengevat is het resultaat van de toetsing aan de Flora- en faunawet (het door ecologen van Antea Group uitgevoerde bureauonderzoek en terreinbezoek) dat de voorzieningen en het gebruik ervan geen (negatieve) effecten hebben op de flora en fauna in de omgeving. Ter plaatse en in de directe omgeving van de voorzieningen zijn de natuurwaarden laag en zijn er geen voor de soorten unieke en essentiële groenelementen aanwezig. Daarnaast hebben de voorzieningen een verwaarloosbare invloed op de omgeving. De Flora- en faunawet zorgt niet voor een belemmering voor het legaliseren van de voorzieningen.
Ruimtelijke onderbouwing Investering in ruimtelijke kwaliteit
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
5 Investering in ruimtelijke kwaliteit
De ligging van het projectgebied in de groenblauwe mantel noodzaakt tot het in acht nemen van artikel 6.10, lid 2 van de Verordening ruimte 2014. Dat artikel stelt dat rekening gehouden moet worden met de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals bedoeld in artikel 3.2 van die
verordening. Kort gezegd betekent dit dat een investering in de landschappelijke kwaliteit gedaan moet worden om te compenseren voor de mogelijke negatieve consequenties die (de activiteiten in) het projectgebied heeft/hebben op de groenblauwe mantel.
Het afvalverzamelpunt ligt in de ecologische hoofdstructuur (tegenwoordig Natuurnetwerk Nederland). Voor activiteiten in de ecologische hoofdstructuur is een investering in natuur en/of landschap nodig. Deze investering in natuur en/of landschap compenseert als het ware de ligging van het afvalverzamelpunt in de ecologische hoofdstructuur. En met die investering wordt voldaan aan het provinciaal beleid ten aanzien van de ecologische hoofdstructuur en groenblauwe mantel zoals beschreven in paragraaf 3.3.
Bijlage V beschrijft dat deze investering concreet bestaat uit verdere versterking van de als ecologische hoofdstructuur (Natuurnetwerk Nederland) aangewezen gronden ten oosten van de jachthaven. Deze gronden hebben het natuurbeheertype ‘bloemdijk’ en de voorgenomen investering voorziet dan ook in uitbreiding van het areaal ‘bloemdijk’ in de nabijheid van het projectgebied. Hiertoe wordt een nieuw stuk ‘bloemdijk’ (circa 3.715 m2) gerealiseerd op het talud van het bestaande dijklichaam direct ten oosten van de jachthaven, dat betekent dat de nieuw te realiseren ‘bloemdijk’ direct aan de jachthaven grenst. De nieuw te realiseren
‘bloemdijk’ heeft een breedte van circa 10 meter en beslaat daarmee het volledige aan de jachthaven grenzende talud van de dijk ten westen van de jachthaven (zie ook figuur 5.1). Bijlage V bevat de volledige specificatie van de investering in natuur en/of landschap.
Met de bovenstaand beschreven maatregelen wordt zowel voldaan aan de eisen gesteld in artikel 3.2 (zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit) van de Verordening ruimte 2014 als aan de investering in natuur en/of landschap die noodzakelijk is omdat het afvalverzamelpunt in de ecologische hoofdstructuur ligt.
Op basis van de berekening die ten grondslag ligt aan de ‘Investeringsregeling Ruimtelijke Kwaliteit’ (zie bijlage V), kan worden gesteld dat de kosten van de landschappelijke kwaliteitsinvestering voldoen aan de minimaal vereiste tegenprestatie van 20% van de berekende toename van de grondwaarde. Dat betekent dat wordt voldaan aan de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap volgens artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014.
Ruimtelijke onderbouwing Investering in ruimtelijke kwaliteit
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
Figuur 5.1 Visualisatie van de te realiseren ‘bloemdijk’
Zoals de naam al impliceert bestaat de ‘bloemdijk’ uit bloemrijk grasland. De realisatie van bloemrijk grasland tast de cultuurhistorische waarden van het dijklichaam in kwestie niet aan, maar versterkt die juist omdat dijken met bloemrijk grasland cultuurhistorische elementen zijn (zie bijlage V). Daarmee voldoet de investering in landschappelijke kwaliteit aan het beleid ten aanzien van cultuurhistorie zoals dat beschreven is in de Verordening ruimte 2014 (zie ook paragraaf 3.3).
Ruimtelijke onderbouwing Uitvoerbaarheid
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische uitvoerbaarheid
In het geval dat met een omgevingsvergunning een bouwplan, conform artikel 6.2.1 Bro, mogelijk wordt gemaakt, moet op basis van artikel 6.12 Wro een exploitatieplan worden opgesteld. Dit geldt niet indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd. De aan te vragen
omgevingsvergunning maakt geen bouwplan mogelijk conform artikel 6.12 Wro. In dat kader is het opstellen van een exploitatieplan niet nodig.
De voorgenomen legalisering is een initiatief van de gemeente Moerdijk. De te legaliseren activiteiten liggen reeds in en rondom de haven. Om te voldoen aan de zorgplicht zoals bedoeld in artikel 3.2 van de Verordening ruimte moet een investering in natuur en/of landschap gedaan worden. Die investering bestaat in dit geval uit het aanleggen van een bloemrijk grasland op het talud van het dijklichaam aan de oostkant van de jachthaven. Met het aanleggen van dat bloemrijk grasland is een bedrag van € 4.108,79 gemoeid (zie bijlage V). Dit bedrag moet door de gemeente gereserveerd worden. De gronden waarop de investering plaatsvindt zijn reeds gemeentelijk bezit. Deze investering compenseert voor zowel de ligging van het projectgebied in de groenblauwe mantel als voor de ligging van het afvalverzamelpunt in de ecologische
hoofdstructuur.
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Voor deze ontwikkeling heeft vooroverleg plaatsgevonden met de provincie Noord-Brabant en het waterschap Brabantse Delta. Een eerste versie van deze ruimtelijke onderbouwing is ook toegezonden aan Rijkswaterstaat. Deze organisatie heeft echter geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de reageren op de conceptversie van de ruimtelijke onderbouwing. De
vooroverlegreacties van deze organisaties zijn opgenomen als bijlage III respectievelijk bijlage IV.
Verdere procedure
Het ontwerpbesluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. In deze periode kan eenieder zienswijzen kenbaar maken. Het ontwerpbesluit wordt ter inzage gelegd op het gemeentehuis van de gemeente Moerdijk en is in te zien via de gemeentelijke website. De aankondiging van de terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Staatscourant, de lokale huis-aan-huiskrant en op de gemeentelijke website. Het ontwerpbesluit wordt eveneens toegezonden aan de betreffende overlegpartners.
Vervolgens wordt het definitieve besluit genomen tot het verlenen van de omgevingsvergunning.
Ook dit besluit ligt gedurende zes weken ter inzage. In deze periode kunnen belanghebbenden bij de rechtbank beroep instellen. Het besluit wordt ter inzage gelegd op het gemeentehuis en is in te zien via de gemeentelijke website en via ‘ruimtelijkeplannen.nl’. De aankondiging van de terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Staatscourant, de lokale huis-aan-huiskrant en op de gemeentelijke website. Het besluit wordt toegezonden aan degenen die naar aanleiding van het ontwerpbesluit zienswijzen hebben ingediend.
Ruimtelijke onderbouwing Bijlagen
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
Bijlagen
Bijlage I: Nota externe veiligheid Bijlage II: Natuurtoets
Bijlage III: Inspraakreactie provincie Noord-Brabant
Bijlage IV: Inspraakreactie Waterschap Brabantse Delta
Bijlage V: Investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit
Ruimtelijke onderbouwing Bijlage I Nota externe veiligheid
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
Bijlage I Nota externe veiligheid
Ruimtelijke onderbouwing Bijlage I Nota externe veiligheid projectnummer 01.0258075
23 december 2015, revisie 06
Ruimtelijke onderbouwing Bijlage I Nota externe veiligheid projectnummer 01.0258075
23 december 2015, revisie 06
Ruimtelijke onderbouwing Bijlage I Nota externe veiligheid projectnummer 01.0258075
23 december 2015, revisie 06
Ruimtelijke onderbouwing Bijlage I Nota externe veiligheid projectnummer 01.0258075
23 december 2015, revisie 06
Ruimtelijke onderbouwing Bijlage I Nota externe veiligheid projectnummer 01.0258075
23 december 2015, revisie 06
Ruimtelijke onderbouwing Bijlage I Nota externe veiligheid projectnummer 01.0258075
23 december 2015, revisie 06
Ruimtelijke onderbouwing Bijlage I Nota externe veiligheid projectnummer 01.0258075
23 december 2015, revisie 06
Ruimtelijke onderbouwing Bijlage I Nota externe veiligheid projectnummer 01.0258075
23 december 2015, revisie 06
Ruimtelijke onderbouwing Bijlage I Nota externe veiligheid projectnummer 01.0258075
23 december 2015, revisie 06
Ruimtelijke onderbouwing Bijlage I Nota externe veiligheid projectnummer 01.0258075
23 december 2015, revisie 06
Ruimtelijke onderbouwing Bijlage I Nota externe veiligheid projectnummer 01.0258075
23 december 2015, revisie 06
Ruimtelijke onderbouwing Bijlage II Natuurtoets
projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06
Bijlage II Natuurtoets
Toetsing aan de natuurwetgeving
Legalisering activiteiten jachthaven te
Willemstad
SEQ Part \r0 \h ColofonInhoud Kop 1 Bijlage
Colofon
Colofon
Projectgroep bestaande uit:
L.C. Smitskamp L.J.G. Koks
Contactgegevens:
Beneluxweg 125 4904 SJ OOSTERHOUT Postbus 40
4900 AA OOSTERHOUT
E. info.nl@anteagroup.nl
Copyright © Antea Group
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
Inhoud
Blz.
1 Inleiding 1
1.1 Aanleiding 1
1.2 Doel 1
1.3 Opzet 1
1.4 Leeswijzer 3
2 Wettelijk kader 5
2.1 Gebiedsbescherming 5
2.2 Soortbescherming 6
3 Huidige situatie en begrenzing plangebied 9
3.1 Huidige situatie 9
3.2 Ligging plangebied ten opzichte van de natuurwaarden in de omgeving 11
4 Natuurbeschermingswet 1998 13
4.1 Algemeen 13
4.2 Beschrijving Natura 2000-gebied ‘Hollands Diep’ 13
4.2.1 Beschrijving 13
4.2.2 Instandhoudingsdoelen 14
4.3 Storingsfactoren als gevolg van de voorzieningen 15
4.4 Beoordeling storingsfactoren 15
4.5 Resumé 16
5 Ecologische Hoofdstructuur 17
5.1 Algemeen 17
5.2 Ligging t.o.v. EHS-gebied 17
5.3 Toetsing Ecologische Hoofdstructuur 19
5.3.1 Stappenplan 20
5.4 Effectbeoordeling 21
5.4.1 Tegenstrijdigheid bestemming 21
5.4.2 Locatiekeuze 22
5.5 Resumé 22
6 Flora- en faunawet 23
6.1 Algemeen 23
6.2 Methodiek 23
6.2.1 Algemeen 23
6.2.2 Bureaustudie 23
6.2.3 Terreinbezoek 24
6.3 Resultaten 25
Inhoudsopgave
6.4 Effectbeoordeling 25
6.5 Conclusie Flora- en faunawet 26
7 Conclusies en aanbevelingen 27
7.1 Conclusies Natuurbeschermingswet 1998 27
7.2 Ecologische hoofdstructuur 27
7.3 Flora- en faunawet 27