• No results found

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RUIMTELIJKE ONDERBOUWING"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING PROJECT Dorpsstaat 32A en 32B te Ilpendam

STATUS 1.0

PROJECTNUMMER 19372

DATUM 9 juni 2020

AUTEUR S. Elfrink BSc

CONTROLE A. van Dam LLB

(2)

COLOFON

Mees Ruimte & Milieu | Postbus 854 | 2700 AW Zoetermeer 085 – 744 08 38

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, elektronisch op geluidsband of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Mees Ruimte & Milieu.

(3)

Inhoudsopgave pagina

1 Inleiding 4

2 Planbeschrijving 5

2.1 Projectlocatie 5

2.2 Projectplan 5

2.3 Vigerend bestemmingsplan 7

3 Ruimtelijk beleid 10

3.1 Rijksbeleid 10

3.2 Provinciaal beleid 11

3.3 Regionaal beleid 14

3.4 Gemeentelijk beleid 16

4 Omgevingsaspecten 25

4.1 Motivering behoefte / Ladder voor duurzame verstedelijking 25

4.2 Verkeer en parkeren 25

4.3 Archeologie en cultuurhistorie 26

4.4 Water 28

4.5 Bedrijven en milieuzonering 29

4.6 Externe veiligheid 30

4.7 Geluid 31

4.8 Luchtkwaliteit 32

4.9 Natuur 33

4.10 Bodem 36

4.11 Duurzaamheid 37

4.12 (Vormvrije) m.e.r-beoordeling 37

5 Beschrijving uitvoerbaarheid 39

5.1 Economische uitvoerbaarheid 39

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 39

6 Conclusie ruimtelijke en functionele inpasbaarheid 40

Bijlagen

Ecologische quickscan Stikstofdepositieberekening Bodemonderzoek

(4)

1 Inleiding

In opdracht van heeft Mees Ruimte & Milieu een ruimtelijke onderbouwing opgesteld voor de gewenste ontwikkeling van twee vrijstaande woningen ter plaatse van de Dorpsstraat 32A en 32B te Ilpendam. Voor deze ontwikkeling dient een planologische procedure te worden doorlopen.

De planologische procedure wordt aan de hand van een omgevingsvergunning doorlopen. Onderdeel van deze omgevingsvergunning is de motivering om af te wijken van het vigerende bestemmingsplan, de zogenaamde ruimtelijke onderbouwing. In de voorliggende rapportage wordt de ruimtelijke onderbouwing gegeven waarin het project zowel ruimtelijk als milieutechnisch gemotiveerd wordt.

(5)

2 Planbeschrijving

2.1 Projectlocatie

De projectlocatie is gelegen aan de Dorpsstraat 32A en 32B te Ilpendam met de kadastrale gegevens Waterland E-2062, E-2064 en E-2908. Het plangebied bevindt zich in de kern van Ilpendam, direct aan het water en achter de woningen aan de Dorpsstraat 35.

figuur 1. luchtfoto projectlocatie (bron: QGIS, eigen bewerking)

2.2 Projectplan

In de huidige situatie is bebouwing in de vorm van een schuur op het perceel aanwezig.

Het doel is om twee vrijstaande woningen te realiseren ter hoogte van de Dorpsstraat 32A en 32B, naast de reeds vergunde appartementen met de huisnummers 32C, 32D, 32E en 32F. Rode bakstenen en rode dakpannen zullen worden gebruikt om aansluiting te vinden bij de recent opgeleverde woningen op 32C tot en met 32F. Tevens wordt er gewerkt met de kleuren groen, grijs en gebroken wit. De woningen zullen worden voorzien van een berging. Bij de westelijke woning komt deze tegen de erfgrens aan de voorzijde en bij de rechter woning komt deze achter in de tuin.

De goot- en nokhoogte van de twee vrijstaande woningen bedraagt respectievelijk 4 meter en maximaal 10 meter.

In de figuren 2 t/m 4 zijn respectievelijk de plattegrondtekening en schetsen van de gevels van de toekomstige situatie weergegeven.

(6)

figuur 2. plattegrondschets toekomstige situatie Dorpsstraat 32, enkel woningnr. 1 en 2 maken deel uit van onderhavige ontwikkeling (bron: W3 architecten en ingenieurs BV)

figuur 3. schets toekomstige situatie voorgevel en linkerzijgevel (bron: W3 architecten en ingenieurs BV)

figuur 4. schets toekomstige situatie achtergevel en rechterzijgevel (bron: W3 architecten en ingenieurs BV)

(7)

2.3 Vigerend bestemmingsplan

De vigerende bestemmingsplannen ter hoogte van de projectlocatie zijn het bestemmingsplan “Kernen Waterland 2013”, vastgesteld op 11 april 2013 en het paraplubestemmingsplan ‘Bestemmingsplan Waterland – Parapluplan 2018’.

2.3.1 Bestemmingsplan ‘Kernen Waterland 2013’

De projectlocatie heeft de bestemming ‘Wonen-2’, met de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 2’ en een functieaanduiding ‘wonen’. Er geldt een maatvoering, waarbinnen maximaal twee woningen gebouwd mogen worden. Daarnaast heeft een kleine strook van de projectlocatie de bestemming ‘Bedrijf’. Een en ander is weergegeven op onderstaand figuur.

figuur 5. uitsnede bestemmingsplankaart (bron: QGIS, eigen bewerking)

Binnen de bestemming ‘Wonen-2’ worden woonhuizen toegestaan, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mantelzorg en kleinschalig toeristisch overnachten. Tevens is het mogelijk om binnen de bestemming ‘Wonen – 2’ bijbehorende bouwwerken, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, kleinschalige duurzame energiewinning, rustpunten, water, tuinen, erven en terreinen en andere bouwwerken te realiseren.

Binnen de bestemming ‘Bedrijf’ zijn woningen niet toegestaan.

Regels Bestemmingsplan Kernen Waterland 2013 Artikel 4: Bedrijf

Artikel 4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:

1. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

2. dienstverlening;

3. een mechanisatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mechanisatiebedrijf';

4. een transportbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf';

5. brandweerkazerne, ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne';

b. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor:

(8)

1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

2. mantelzorg;

3. kleinschalig toeristisch overnachten;

ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

waarbij, indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

c. wegen en paden;

d. nutsvoorzieningen;

e. kleinschalige duurzame energiewinning;

f. parkeervoorzieningen;

g. stallingsruimte voor fietsen;

h. rustpunten;

i. groenvoorzieningen;

j. water;

met de daarbij behorende:

k. erven en terreinen;

l. andere bouwwerken.

a. ….

Artikel 22: Wonen-2

Artikel 22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor:

1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

2. mantelzorg;

3. kleinschalig toeristisch overnachten;

4. kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';

5. dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';

6. maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';

7. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

8. horeca van categorie II, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie II';

9. een theetuin, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - theetuin';

10. een wijnproeverij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wijnproeverij';

11. detailhandel in personenauto's met buitenstalling, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verkoop personenauto's met buitenstalling';

b. bijbehorende bouwwerken;

waarbij, indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

c. wegen en paden;

d. parkeervoorzieningen;

e. groenvoorzieningen;

f. nutsvoorzieningen;

g. kleinschalige duurzame energiewinning;

h. rustpunten;

i. water;

met de daarbij behorende:

j. tuinen, erven en terreinen;

k. andere bouwwerken.

Artikel 22.2 Bouwregels

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a. als hoofdgebouw worden uitsluitend woonhuizen gebouwd;

b. een hoofdgebouw wordt binnen het bouwvlak gebouwd;

c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' bedraagt de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de ter plaatse van die aanduiding aangegeven goothoogte;

d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de ter plaatse van die aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte;

e. de dakhelling van een hoofdgebouw bedraagt ten minste 30°;

f. de dakhelling van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 60°;

g. in afwijking van bovenstaande geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen' ten hoogste het aantal woningen dat ter plaatse van die aanduiding is opgenomen, mag worden gebouwd, waarbij:

(9)

1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden 2' een 2-onder-1 kapwoning mag worden met een inhoud van 400 m³ per woning;

2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden 4' ten hoogste 4 appartementen met een maximale inhoud van 300³ mogen worden gebouwd dan wel 2 vrijstaande woningen met een maximale inhoud van 600 m³ en de goothoogte ten hoogste 6,00 m bedraagt;

3. op eigen erf in de parkeerbehoefte wordt voorzien.

Artikel 31: Waarde – Archeologie 2 Artikel 31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.

Artikel 31.2 Bouwregels

31.2.1. Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,35 m onder het maaiveld plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat:

a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel

b. dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel c. dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord.

Relatie tot ontwikkeling

De voorgenomen ontwikkeling kent een functieaanduiding wonen en een maatvoering van maximaal twee wooneenheden. Uit artikel 22.2 lid g sub 1 valt af te leiden dat ter hoogte van de aanduiding ‘wonen’ in combinatie met de aanduiding ‘maximaal aantal wooneenheden 2’, het uitsluitend is toegestaan om een twee-onder-één-kap-woning te realiseren met een inhoud van maximaal 400 m³. Tevens moet een hoofdgebouw beschikken over een dakhelling tussen de 30° en 60°.

De voorgenomen ontwikkeling is op een aantal onderdelen in strijd met het vigerende bestemmingsplan.

De voorgenomen ontwikkeling bestaat niet uit een twee-onder-één-kap-woning, de inhoud bedraagt meer dan 400 m³ en er wordt een nokhoogte van 10 meter gehanteerd. Tevens dient een archeologisch rapport overhandigd te worden wanneer de grond geroerd wordt over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,35 cm onder het maaiveld. In paragraaf 4.3 van deze ruimtelijke onderbouwing wordt nader ingegaan op het aspect archeologie.

Omdat de voorgenomen ontwikkeling strijdig is met het bestemmingsplan, is een omgevingsvergunning vereist om af te wijken van het bestemmingsplan.

2.3.2 Paraplubestemmingsplan ‘Bestemmingsplan Waterland – Parapluplan 2018’

Het parapluplan ‘Bestemmingsplan Waterland - Parapluplan 2018’ voorziet in een aantal onderwerpen die rechtstreekse doorwerking hebben in het bestemmingsplan ‘Kernen Waterland 2013’. Het parapluplan kan dan ook niet los worden gezien van deze plannen, maar alleen in samenhang met deze plannen worden gelezen. In de regels van het parapluplan is steeds een verwijzing naar de ruimtelijke plannen opgenomen, waardoor de juridische samenhang tussen de ruimtelijke plannen en het parapluplan wordt gewaarborgd. Het bestemmingsplan ‘Kernen Waterland 2013’ is als gevolg van het

paraplubestemmingsplan op de volgende onderdelen gewijzigd:

1. Generatiewonen;

2. Parkeren en laden en lossen;

3. Kleinschalig toeristisch overnachten bij woonschepen;

4. Zichtbaarheid wegprofielen Bestemmingsplan Buitengebied 2013;

5. Cultuurhistorische waarde ensemble dijk & dorp Uitdam.

Relatie tot ontwikkeling

De voorgenomen ontwikkeling voorziet niet in een afwijking van de onder ad. 1 t/m ad. 5 genoemde onderdelen uit het paraplubestemmingsplan ‘Bestemmingsplan Waterland – Parapluplan 2018’. Op het parkeren wordt in paragraaf 4.2 van deze ruimtelijke onderbouwing nader ingegaan.

(10)

3 Ruimtelijk beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, vastgesteld 13 maart 2012) is een structuurvisie van het Rijk, waarin zij ambities schetst voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. De SVIR bundelt alle infrastructurele en ruimtelijke onderwerpen in één structuurvisie voor Nederland.

Met de SVIR is een nieuwe weg ingeslagen, waarbij het Rijk in de eerste plaats verantwoordelijkheden over heeft gedragen aan provincies, gemeenten en waterschappen. Op die manier is de decentralisatie ingezet en brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat. Het Rijk zit daarmee zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel.

Door te kiezen voor de selectieve inzet van het Rijksbeleid op 13 nationale belangen, krijgt de overheid de ruimte om haar hoofddoelstelling na te streven: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig.

Die nationale belangen betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden. Verder blijft het Rijk uiteraard verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening.

Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Het gaat om het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Relatie tot ontwikkeling

Geen van de dertien nationale belangen worden geraakt met voorliggend project. Beleid voor deze specifieke locatie dan wel ontwikkeling wordt daarom overgelaten aan de provincie en de gemeente.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerend ruimtelijk rijksbeleid te borgen en legt daarmee nationale ruimtelijke belangen vast. De ruimtelijke onderwerpen van nationaal belang zijn daardoor beperkt. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. In hoofdstuk 2 van het Barro is, om de nationale belangen te beschermen per onderwerp (één onderwerp per titel) aangegeven welke beperkingen er per welk (ruimtelijk) gebied gelden.

Relatie tot ontwikkeling

Het Barro legt geen restricties op voor de locatie waar de ontwikkeling wordt voorzien.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Het Bro stelt vanuit de Rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de

verschillende overheden. Onderwerpen zoals Ladder voor duurzame verstedelijking en de proceseisen voor goed ontwerp, aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed zijn allen geborgd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De relevante onderwerpen voor onderhavig project worden behandeld in hoofdstuk 4, waarin de ruimtelijke en milieutechnische aspecten worden behandeld.

(11)

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie NH2050 en Provinciale Ruimtelijke Verordening

De Omgevingsvisie NH2050 is vastgesteld door de Provinciale Staten van Noord-Holland op 19 november 2018. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. De Omgevingsvisie richt zich op lange termijn ambities en –doelen, met oog voor kwaliteiten die de provincie langjarig wil koesteren en die proberen in te spelen op veranderingen en transities die tijd nodig hebben. De visie spreekt zich dus uit over het Waarom en ten dele over het Wat. Onder de hoofd- ambitie ‘Balans tussen economische groei en leefbaarheid’, zijn samenhangende ambities geformuleerd.

De ambities zijn uitgewerkt in zogenaamde samenhangende bewegingen naar de toekomst. In die bewegingen worden meerdere ontwikkelprincipes gehanteerd. Alle ontwikkelprincipes hangen met elkaar samen.

De visie laat in algemene zin zien wat onze ontwikkelprincipes zijn voor de hele provincie om een hoge leefomgevingskwaliteit te bieden. Deze principes zijn overkoepelend: ze gelden voor de hele provincie.

Hierbij komen de thema’s gezondheid, veiligheid, klimaatadaptatie en landschap aan bod, alsook een aantal generieke principes voor het gebruik van de fysieke leefomgeving. Daarnaast schetst de provincie vijf samenhangende bewegingen. Bewegingen die laten zien hoe wordt omgegaan met opgaven die op de samenleving afkomen en die de provincie wil faciliteren. Dat wordt gedaan door een aantal ontwikkel- principes en randvoorwaarden mee te geven om de beweging naar de toekomst te kunnen maken. Het gaat om de volgende vijf bewegingen:

 Dynamisch schiereiland – hier is het benutten van de unieke ligging leidend waarbij de

kustverdediging voorop staat en waar toeristische en recreatieve kansen benut kunnen worden en natuurwaarden worden toegevoegd.

 Metropool in ontwikkeling – hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad gaat functioneren en dat de reikwijdte van de metropool groter wordt. Door het

ontwikkelen van een samenhangend metropolitaans systeem wordt de agglomeratiekracht vergroot.

 Sterke kernen, sterke regio’s – deze beweging gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die daarmee het voorzieningenniveau in de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden en de kernen hun herkenbare identiteit behouden.

 Nieuwe energie – in deze beweging gaat het over het benutten van de economische kansen van de energietransitie en circulaire economie.

 Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving – deze beweging gaat over het ontwikkelen van natuurwaarden in combinatie met het versterken van de (duurzame) agrifoodsector.

Alle vijf bewegingen hebben een economische drijver.

Naast de Omgevingsvisie heeft de provincie een verordening vastgesteld waarin regels zijn opgenomen die de provinciale belangen beschermen. De provincie is momenteel bezig met het schrijven van een Omgevingsverordening. Aangezien deze nog niet is vastgesteld, geldt momenteel nog de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV), zoals deze op 1 februari 2019 in werking is getreden.

Omdat het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) via de Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) al regels stelt over 1) aantonen nut en noodzaak en 2) onderzoeken van binnenstedelijke mogelijkheden, zijn deze regels niet meer in de PRV opgenomen. Daarmee komt de regionale afstemming in de PRV centraal te staan als het gaat om nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Regionale afstemming is niet in het Bro via de Ladder geregeld en blijft daarom in de PRV gehandhaafd.

Relatie tot ontwikkeling

In onderstaande tabel wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan de relevante bepalingen uit de PRV.

Hierbij is het uitgangspunt genomen dat de ontwikkeling in het bestaand stedelijk gebied is gelegen. Het plangebied heeft immers reeds een stedelijke functie (woonbestemming en bedrijvenbestemming) en maakt onderdeel uit van een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van

(12)

wonen. Het plangebied past daarmee binnen de definitie van bestaand stedelijk gebied ex. artikel 1.1.1, eerste lid, onder h van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), waarnaar de PRV verwijst.

Artikel PRV Inhoud Conclusie

Artikel 1 Algemene bepalingen

1. Onder bestaande functies en bebouwing worden begrepen:

a. functies en bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening rechtmatig aanwezig zijn of op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend of kan worden verleend;

b. functies en bebouwing die kunnen worden

toegestaan op grond van onherroepelijke besluiten van gedeputeerde staten of provinciale staten op het moment van inwerkingtreding van deze verordening of;

c. het vervangen van rechtmatig aanwezig zijnde bebouwing door bebouwing van gelijke aard, omvang en karakter.

2. In andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid is sprake van nieuwe functies en nieuwe bebouwing, daaronder begrepen uitbreiding van bestaande functies en bestaande bebouwing, tenzij anders is bepaald.

De ontwikkeling behelst de realisatie van nieuwe bebouwing zoals bedoeld in artikel 1, tweede lid PRV.

Artikel 5a Nieuwe stedelijke ontwikkeling

1. Een bestemmingsplan (of omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan) kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze

ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.

2. Gedeputeerde staten stellen nadere regels aan de afspraken bedoeld in het eerste lid.

Met dit artikel wordt aangesloten op de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Het artikel is in de PRV opgenomen zodat regionale afstemming gehandhaafd blijft.

Er is echter geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, onder i Bro, omdat de voorgenomen ontwikkeling geen toevoeging van woningen behelst.

Artikel 5c Kleinschalige ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied

Een bestemmingsplan maakt kleinschalige ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied uitsluitend mogelijk binnen bestaande

bestemmingsvlakken die al voorzien in een stedelijke functie.

Het bestemmingsplan voorziet niet in een kleinschalige ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied. Derhalve is dit artikel niet van toepassing. Overigens wordt de beoogde ontwikkeling wel binnen een bestaand bestemmingsvlak gerealiseerd die al voorziet in een stedelijke functie, namelijk de woonfunctie.

Artikel 8 Aardkundige waarden

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 6 van de Provinciale Milieuverordening wordt in de toelichting van een bestemmingsplan aangegeven in hoeverre rekening is gehouden met de in het gebied, zoals aangegeven op kaart 10 en op de digitale verbeelding ervan, voorkomende bijzondere aardkundige waarden zoals beschreven in het bijlage-rapport Actualisatie Intentieprogramma Bodembeschermingsgebieden (vastgesteld door Provinciale Staten d.d. 12 januari 2004, nr. 68).

De projectlocatie bevindt zich niet binnen een gebied met aardkundige waarden.

Artikel 8a

Overstromings-robuust inrichten

In de toelichting van een bestemmingsplan wordt een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico's van en bij overstroming en de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken.

In de huidige planologische situatie zijn twee-onder-een-kapwoningen

toegestaan. Door de transformatie naar twee vrijstaande woningen veranderd de waterhuishoudkundige situatie niet. Het aspect water wordt nader behandeld in paragraaf 4.4 van deze ruimtelijke onderbouwing.

Artikel 25

Weidevogelleefgebied

1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op weidevogelleefgebieden, voorziet niet in:

a. de mogelijkheid van nieuwe bebouwing, anders dan binnen een bestaand bouwblok of een uitbreiding daarvan;

Het plangebied is niet gelegen in een weidevogelleefgebied.

(13)

b. de mogelijkheid van aanleg van nieuwe weginfrastructuur;

c. de mogelijkheid van aanleg van bossen of boomgaarden;

d. de mogelijkheid verstorende activiteiten, buiten de huidige agrarische activiteiten, te verrichten die het weidevogelleefgebied verstoren, en;

e. de mogelijkheid werken uit te voeren die realisatie van nieuwe peilverlagingen mogelijk maken.

2. In een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid wordt de aanleg van hoog opgaande beplantingen of laanbeplanting afhankelijk gesteld van een

aanlegvergunning, als bedoeld in artikel 3.3. sub a. van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 32 Windturbines

Een bestemmingsplan voorziet niet in bestemmingen en regels die het bouwen of opschalen van een of meer windturbines mogelijk maken.

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe windturbines als bedoeld in de PRV mogelijk.

Artikel 33 Energie en duurzaam bouwen

1. Bestemmingsplannen voor woningbouw, renovatie, (herstructurering) bedrijventerreinen, kantoorlocaties en glastuinbouw dienen te beschrijven op welke wijze invulling wordt gegeven aan energiebesparing en inzet van duurzame energiebesparing en inzet van duurzame energie, waaronder mede wordt verstaan het gebruik van restwarmte, Warmte Koude Opslag en aardwarmte, zonne-energie, biomassa.

2. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling dient aan eisen van duurzaam bouwen te voldoen.

In de bestemmingsregeling ten aanzien van wonen is geregeld dat ondergeschikt aan de hoofdfunctie de gronden mede bestemd zijn voor kleinschalige duurzame energieopwekking. Daarnaast wordt verwezen naar paragraaf 4.11, waarin is aangegeven op welke wijze het aspect duurzaamheid is verwerkt in onderhavig plan.

Conclusie

Door rekening te houden met de relevante provinciale belangen is de voorgenomen ontwikkeling in lijn met het provinciale beleid.

3.2.2 Provinciale Woonvisie 2010 – 2020 'Goed Wonen in Noord-Holland'

De provincie heeft op 25 mei 2010 de woonvisie ‘Goed wonen in Noord-Holland’ vastgesteld. De woonvisie beschrijft drie speerpunten:

1. Afstemming vraag en aanbod;

2. Voorzieningen in de woonomgeving;

3. Duurzaamheid en transformatie.

De provinciale woonvisie komt voort uit de provinciale structuurvisie (welke inmiddels is vervangen door de Omgevingsvisie). Op basis van de woonvisie wil de provincie Noord-Holland samen met de gemeenten en corporaties en andere woonpartners afspraken maken over de aantallen en het soort woningen dat moet worden gerealiseerd. Deze afspraken zijn vastgelegd in bestuurlijke overeenkomsten, in de vorm van Regionale Actieprogramma's (RAP's). De RAP’s Wonen geven hiermee uitvoering aan de Provinciale Woonvisie 2010-2020 'Goed Wonen in Noord-Holland'. Voor de projectlocatie is het RAP Wonen 2016 t/m 2020 van Stadsregio Amsterdam van toepassing.

Relatie tot ontwikkeling

Uit de woonvisie blijkt dat de realisatie van nieuwe woningen goed moet aansluiten bij de behoefte daarvan. De voorgenomen ontwikkeling voorziet niet in de toevoeging van extra woningen op de

projectlocatie, maar heeft enkel betrekking op de wijziging van het type woningen dat is toegestaan op de projectlocatie. De provinciale woonvisie vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen

ontwikkeling.

(14)

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regiovisie Waterland 2040

In de regiovisie Waterland 2040 (januari 2009) hebben de zeven Waterlandse gemeenten (nog) in ISW- verband de koers bepaald voor het ruimtelijk beleid op lange termijn. In de visie staat het behoud en de versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop. Om de kernen vitaal te houden en de bereikbaarheid van de regio binnen de Metropoolregio Amsterdam te waarborgen worden de noodzakelijke sociaaleconomische en infrastructurele maatregelen uitgevoerd.

Waterland maakt qua woningmarkt en werkgelegenheid duidelijk deel uit van de Metropoolregio Amsterdam en de Randstad. In deze regio is nog een behoefte aan 150.000 extra woningen. In de Randstad als totaal is de geschatte behoefte 500.000 woningen over een periode van 2009 tot 2040.

Waterland kan en wil zich daar niet aan onttrekken, maar kiest vanwege het waardevolle landschappelijke karakter en de mobiliteitsproblematiek niet voor grootschalige verstedelijkingsopties. Wel kiest Waterland er bewust voor als regio niet in bevolkingsaantal terug te lopen. Dat kan door een kwalitatieve impuls van ongeveer 5.000 woningen tussen 2020 en 2040. Daarmee levert de regio een bijdrage aan het vergroten van de nodige diversiteit aan woonmilieus op Randstadniveau en de vitaliteit van de eigen regio.

In de Bouwstenennotitie is berekend dat met de bouw van ongeveer van 2.200 woningen de regio na 2020 qua inwoneraantal constant kan blijven. Dit acht men in Waterland een minimale opgave in ons streven naar sociaaleconomisch vitale kernen. Hierbij kiest de regio expliciet niet voor grootschalige woningbouwlocaties, maar voor bescheiden ontwikkelingen die passen in de aard en schaal van de regio.

Relatie tot ontwikkeling

Met de beoogde ontwikkeling worden twee nieuwe vrijstaande woningen gerealiseerd in plaats van een twee-onder-één-kap-woning, welke reeds planologisch is toegestaan. De wijziging in het type woning een kleine, bescheiden ontwikkeling die past in de aard en schaal van de regio. Daarmee is het project in lijn met Regiovisie Waterland.

3.3.2 Samenwerkingsagenda Regionale Woningmarkt 2016-2020

Op 30 juni 2016 is de Samenwerkingsagenda Regionale Woningmarkt 2016-2020 vastgesteld. Hierin is opgenomen op welke thema’s de gemeenten in de Stadsregio Amsterdam op het gebied van de

woningmarkt willen blijven samenwerken. Dit zijn de thema’s woningbouwproductie, betaalbare voorraad en woonruimteverdeling.

De regionale samenwerkingsagenda is de ‘paraplu’ voor de diverse gemeentelijke woonvisies in de regio en geeft de gezamenlijke ambities en opgaven weer. De gemeenten werken dit verder uit in hun lokale woonvisie. Op regionaal niveau wordt afgestemd over de vraag in hoeverre de lokale plannen bijdragen aan de regionale ambities en opgaven. De opgaven en acties uit deze samenwerkingsagenda vormen een belangrijke basis voor het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020 (RAP 2016-2020) van de Stadsregio Amsterdam.

Op basis van de opgaven en rekening houdend met de randvoorwaarden die zijn opgenomen in de Samenwerkingsagenda Regionale Woningmarkt 2016-2020 heeft een verder uitwerking plaatsgevonden in de Woonvisie Waterland 2020.

Relatie tot ontwikkeling

Met de beoogde ontwikkeling worden twee vrijstaande woningen mogelijk gemaakt die voldoen aan de huidige kwaliteitseisen voor wonen. Hiermee wordt invulling gegeven aan het regionaal beleid.

3.3.3 Regionaal Actieprogramma Wonen 2016 t/m 2020

Het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016 t/m 2020 Amstelland-Meerlanden, Amsterdam en Zaanstreek-Waterland is in juli 2017 door de Provincie Noord-Holland goedgekeurd.

(15)

In het RAP ligt de voorkeur bij woningbouw op binnenstedelijke ontwikkeling. Wordt een buitenstedelijke ontwikkeling voorbereid dan moet naast de toets aan de behoefte, zowel kwantitatief als kwalitatief, worden onderbouwd dat deze redelijkerwijs niet elders binnen de marktregio wel binnenstedelijk kan worden uitgevoerd. Dit brengt de noodzaak tot regionale afstemming tussen gemeenten met zich mee.

Woningzoekenden verhuizen immers tussen gemeenten en samen moeten gemeenten voldoen aan de bouw voor extra instroom van buiten de regio en demografische groei binnen de regio zelf. Met de woningbouwplannen wordt daarop ingespeeld, de gevraagde afstemming en onderbouwing voor de Ladder moet voorkomen dat teveel plannen worden ingezet op dezelfde segmenten. Ook wordt

zorgvuldigheid afgedwongen bij het ontwikkelen buiten bestaand stedelijk gebied (BSG). Ruimte is immers een schaars goed. In overeenstemming met de samenhang op de woningmarkt in deze regio is de

volgende indeling in marktregio’s gemaakt:

 Plannen voor de deelregio Zaanstreek-Waterland worden getoetst aan behoefte in de marktregio Zaanstreek-Waterland inclusief Amsterdam.

Voor de regio Zaanstreek-Waterland wordt de groei van de woningbehoefte in de periode 2017-2027 geraamd op ca. 61.120 woningen. Hier staat een harde plancapaciteit van 50.230 woningen tegenover, waardoor een tekort aan harde plannen van circa 10.890 woningen bestaat.

Voor Zaanstreek-Waterland geldt dat:

 Tekorten zijn in vrijwel alle marktsegmenten;

 Met name tekort aan betaalbare huurwoningen en koopwoningen in het middeldure en betaalbare segment;

 Een iets groter aanbod stedelijke appartementen en dure huurwoningen dan vraag.

Relatie tot ontwikkeling

Er is een grote regionale behoefte aan nieuwbouwwoningen, waaronder zich tekorten in alle

marktsegmenten bevinden. Met de voorgenomen wijziging van een twee-onder-een-kapwoning naar twee vrijstaande woningen wordt nog altijd bijgedragen aan de woningbehoefte.

3.3.4 Woonagenda Zaanstreek Waterland

Op 28 augustus 2017 is de regionale Woonagenda Zaanstreek Waterland vastgesteld. Deze woonagenda vormt de uitwerking van het RAP voor de deelregio Zaanstreek-Waterland. De focus ligt daarbij op de jaren 2017-2020, met een doorkijk naar de jaren 2025-2035. In deze Woonagenda kiezen de gemeenten een gezamenlijke koers, die recht doet aan lokale omstandigheden, gebaseerd is op inzicht in de

(toekomstige) woningmarkt in Zaanstreek-Waterland en die rekening houdt met en een eigen inkleuring geeft aan de samenwerkingsafspraken met de andere deelregio’s in de MRA. De gezamenlijke koers bestaat uit een visie, doelen en acties. Daarmee trekken de gemeenten gezamenlijk op, zowel binnen Zaanstreek-Waterland als in het overleg met de andere deelregio ’s en andere samenwerkingspartners.

Relatie tot ontwikkeling

Uit het RAP Zaanstreek-Waterland is reeds gebleken dat er behoefte bestaat aan nieuwbouw woningen.

Het project is daarmee ook in lijn met de woonagenda Zaanstreek Waterland.

3.3.5 Gezamenlijke visie en samenwerkingsagenda Zaanstreek-Waterland

Op 28 augustus 2017 is de gezamenlijke visie en samenwerkingsagenda Zaanstreek-Waterland

vastgesteld. In deze visie komen de volgende thema’s aan bod: wonen, economie, toerisme en recreatie, landschap en erfgoed, duurzaamheid, bereikbaarheid, ruimtelijke ontwikkeling en big data. Per thema worden de ontwikkelingen, kansen en acties benoemd en toegelicht. De samenwerkingsagenda heeft een dynamisch karakter. De thema’s en acties die worden voorgesteld kunnen, waar nieuwe ontwikkelingen dat nodig maken, worden aangepast.

(16)

Zaanstreek-Waterland is als woongebied uniek in zijn verscheidenheid. Op een steenworp van

Amsterdam biedt Zaanstreek-Waterland een variëteit aan steden, stadjes, woonkernen en vrij liggende woningen in een prachtig landelijk gebied van veenweiden en droogmakerijen. De toenemende

woningvraag biedt kansen om de verscheidenheid – die wij koesteren- nog op een hoger plan te brengen.

We willen die vraag benutten om de contrasten en de dynamiek te vergroten, de kwaliteit van de steden en de vitaliteit van de kernen te verhogen en het draagvlak voor (regionale) voorzieningen te versterken.

Met de genoemde verscheidenheid en de versterking daarvan onderscheiden wij ons van andere delen van de MRA en dragen zo bij aan een complete metropool.

De bouwopgave biedt een kans om de diversiteit van de woningvoorraad te vergroten, de vitaliteit van de kernen te versterken en tegelijkertijd de sociale woningvoorraad op peil te houden. Zaanstreek-Waterland wil haar aanzienlijke betaalbare voorraad en ‘middensegment koop’ behouden en daarnaast meer dure woningen toevoegen. Ook wil Zaanstreek-Waterland tegemoetkomen aan de vraag naar middel dure huurwoningen, een segment dat nog grotendeels ontbreekt. In de gehele deelregio zijn naast

eengezinswoningen meer appartementen nodig, onder andere voor senioren en jonge één- en tweepersoonshuishoudens.

Relatie tot ontwikkeling

Met de beoogde ontwikkeling worden twee woningen mogelijk gemaakt die voldoen aan de huidige kwaliteitseisen voor wonen. Hiermee wordt invulling gegeven aan het regionaal beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Omgevingsvisie Waterland 2030

Op 9 maart 2017 heeft de raad van de gemeente Waterland de Omgevingsvisie Waterland 2030 gewijzigd vastgesteld.

Het motto van de Omgevingsvisie

‘Het Nieuw Waterlands Peil’ is de nieuwe handelsgeest van de gemeente Waterland. Een vitale

samenleving stoelt op contact en initiatief. Daar moet wel ruimte voor zijn. Ruimte om elkaar te ontmoeten en ruimte om te ondernemen. Dat is de belangrijkste uitkomst van het interactieve proces van, met en tussen de bewoners, belanghebbenden en geïnteresseerden van Waterland. Het is nog geen

vanzelfsprekendheid dat die ruimte er is. Daar is ontmoeting en organisatie voor nodig: in het openbaar gebied, binnen openbare voorzieningen, meegroeiend met de eisen van de tijd.

Het vraagt ook ruimte in het denken, bemiddelen en faciliteren van initiatieven die bijdragen aan de vitaliteit van de gemeente en de samenwerkingsvormen in de regio. Dit durven wij de nieuwe handelsgeest te noemen. Een handelsgeest die bijdraagt aan versterking van de identiteit van de gemeente Waterland. Kernprincipes die daar bij horen zijn:

 vertrek vanuit historie, landschap en natuur;

 wees groot in kleinschaligheid;

 houd de stad op afstand maar versterk de verbindingen;

 ga voor duurzaam;

 beleef en respecteer het water.

Het gezamenlijk ontwikkelen van, communiceren over en toetsen aan deze kernprincipes van de gemeente Waterland wordt de nieuwe cultuur van werken tussen de gemeentelijke organisatie en haar partners: het Nieuw Waterlands Peil.

Kernprincipes Waterland

De bovenstaande vijf kernprincipes zijn van belang bij nieuwe ontwikkelingen. De specifieke identiteit van Waterland verschilt per gebied. Deze gebieden zijn zichtbaar op de ID-kaart van Waterland en worden

(17)

hierna toegelicht. De waarden van het gebied zijn in de eigen woorden van bewoners en belanghebbenden weergegeven; zoals ze naar voren zijn gebracht in het interactieve proces.

Ontwikkelingen in een gebied moeten zijn geënt op deze waarden en moeten deze waarden het liefst niet alleen respecteren maar ook versterken.

Kaders

Nationaal landschap ‘Laag Holland’

Het gemeentelijk grondgebied maakt deel uit van het Nationaal Landschap ‘Laag Holland’, vanwege de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteit. De kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap ‘Laag Holland’ en de in Waterland aanwezige landschapstypen zijn uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied.

Waterkering

De primaire en regionale waterkeringen in Waterland zijn beschermd met een vrijwaringszone van 100 tot 175 meter. Nieuwe bebouwing of functies zijn niet mogelijk als deze de waterkerende functie, nu of in de toekomst, schaden.

Ladder voor duurzame verstedelijking en bestaand bebouwd gebied/Metropoolregio Amsterdam en Bufferzonebeleid

Waterland is belangrijk als open landelijk gebied en moet zoveel mogelijk gevrijwaard blijven van stedelijke ontwikkeling. Onderzoek naar nut en noodzaak van verstedelijking en het respecteren en toevoegen van ruimtelijke kwaliteit is nodig, in het bijzonder buiten bestaand bebouwd gebied. Daarnaast wordt de groene en recreatieve kwaliteit versterkt.

Wonen

Waterland is een aantrekkelijke ruime, groene gemeente met ruim 17.000 inwoners. De woongemeente bestaat uit tien kernen (Broek in Waterland, Ilpendam, Katwoude, Marken, Monnickendam, Overleek, de Purmer, Uitdam, Watergang en Zuiderwoude). De woningvoorraad in de gemeente is gemiddeld van hoge kwaliteit.

Trends en ontwikkeling

De woningmarkt is sterk aan verandering onderhevig, vanwege demografische en economische ontwikkelingen. Hoewel de toekomstige vraag naar woningen hierdoor moeilijk is te voorspellen, zijn er duidelijke trends van invloed op de woningbehoefte binnen de gemeente.

Bevolking en behoefte

Zowel het aantal inwoners als het aantal huishoudens zal zeker tot 2030 stijgen. Daarna vlakt de groei van het aantal huishoudens af en vindt een stijging van het aantal alleenstaanden plaats. Er wordt een

toenemende vergrijzing en een toenemende ontgroening verwacht.

Vergrijzing en ontgroening

Kwalitatief staat de gemeente voor de opgave om de jongeren aan zich te binden en tegemoet te komen aan de specifieke woningvraag van het groeiende aantal ouderen en alleenstaanden. Ouderen wonen langer thuis. Dit levert niet alleen een aanpassingsvraag op voor woningen maar ook voor de openbare ruimte, verkeer en vervoer en zorg en dienstverlening.

Woningbehoefte en druk vanuit Amsterdam

In het hele land is er een trek naar de stad. Vanuit de regio Amsterdam is er een autonome behoefte aan wonen in de landelijke omgeving van gezinnen met jonge kinderen en een hoger inkomen, terwijl jonge huishoudens met (vooralsnog) een laag inkomen naar de stad trekken. Verwacht mag worden dat ten gevolge van de opvang van vluchtelingen die recent op gang is gekomen ook geschikte permanente woonruimte moet worden gevonden. De woningvraag in de gemeente Waterland spitst zich toe op het

(18)

goedkope en dure segment in de koop en alle segmenten van de huursector, met in het bijzonder de sociale huur.

Kernopgaven

In de Omgevingsvisie zijn naast de vijf kernprincipes die van belang zijn bij nieuwe ontwikkelingen, tevens kernopgaven opgenomen. Eén van deze kernopgaven is het voorzien in woonruimte voor starters, jongeren en senioren. Deze kernopgaven maakt met name onderdeel uit van de gebiedsopgaven voor de kernen. Waterland biedt een zeer gewaardeerd woonmilieu voor verschillende doelgroepen. De vraag naar woningen is groot. Vraag gestuurd bouwen is niet mogelijk en zou betekenen dat Waterland haar waarde als tuin van de stad geweld aandoet.

Er wordt daarom gekozen voor woningen die nodig zijn voor de natuurlijke aanwas en daarmee in verhouding staan tot de bestaande bevolkingsomvang. Voor de periode tot 2030 is een aantal van circa 500 woningen richtinggevend. Het uiteindelijke aantal zal bepaald worden door de ruimtelijke draagkracht van het gebied, de identiteit en balans in maat en schaal staan voorop. Daarbij ligt, in lijn met de

woonvisie, de focus op woningen voor senioren, jongeren en starters of woningen die kunnen zorgen voor doorstroming waardoor elders woningen voor senioren, jongeren en starters vrijkomen. Ook ligt de nadruk op huurwoningen.

De ervaring leert dat het vinden van geschikte locaties moeilijk is en de planvorming tijdrovend.

Binnenstedelijk zijn weinig of geen mogelijkheden en buiten stedelijk geldt zwaar beperkend beleid van de provincie. Daarnaast zijn de huurwoningen binnen de gemeente in bezit bij corporaties die, in het

werkgebied binnen de gemeente Waterland, door landelijke regelgeving op dit moment nog geen investeringen mogen doen. Dit betekent dat herstructurering (gericht op intensivering en/of aanpassing van de woningvoorraad) in ieder geval op korte termijn niet te realiseren is. Om de natuurlijke aanwas te kunnen bedienen moeten alle zeilen worden bijgezet.

Voor de kernen Broek in Waterland, Ilpendam, Marken en Monnickendam, wordt samen met de kernraad een onderzoek opgestart naar mogelijkheden voor vergroting van de woningvoorraad; een zoektocht naar kansen voor woningbouw. De kernprincipes en waarden zoals aangegeven zijn daarbij leidend. Dat betekent dat zeer zorgvuldig wordt gekeken welk aantal woningen per kern inpasbaar is en waar dit past.

Allereerst wordt gekeken naar invulplekken en transformatieplekken. Slechts in uitzonderlijke situaties en in kleinschalige vorm zal gekeken worden naar locaties buiten bestaand bebouwd gebied. De gemeente agendeert haar ambitie om te bouwen voor de natuurlijke aanwas bij de provincie. De gemeente zet zich in voor een bijzondere status voor de gemeente Waterland gezien alle belemmeringen die er spelen.

Daarbij is bouwen buiten bestaand bebouwd gebied in goed afgewogen schaal en vorm bespreekbaar.

Ruimte

Terwijl de kleinschaligheid overal als waarde wordt genoemd, zijn er belangrijke verschillen in ligging, ontstaansbasis, structuur en bebouwingsbeeld.

Waarde van de kernen:

 beschermd stadsgezicht en beschermde dorpsgezichten;

 kleinschalige en karakteristieke huizen;

 lintdorpen;

 recreatieve aantrekkingskracht.

Cultuur

Actief en betrokken zijn de bewoners van Waterland. Zodanig dat er in de meeste kernen een platform (kernraad) is, waarin bewoners zich verenigen om de belangen van hun kern te behartigen. De cultuur verschilt van dorp tot dorp. Er zijn verschillen in uitdrukkingen, activiteiten en gewoontes. Marken is bijvoorbeeld echt anders dan Broek in Waterland of Katwoude. Woonplaatsen zijn daarom ook niet zonder meer tegen elkaar uit te wisselen.

(19)

Waarde van de kernen:

 actief en betrokken;

 specifieke dorpscultuur;

 troeters, beren en vlaggen;

 duurzame grondhouding.

Belangrijk bij een ontwikkeling in de kernen:

 voldoe aan de 5 kernprincipes;

 sluit aan bij de identiteit en cultuur van de specifieke kern waarin de ontwikkeling plaatsvindt;

 kies voor een waterrobuuste inrichting en bouw;

 kies voor activiteiten die passen bij de schaal van het dorp/de stad en bedenk hoe overlast (hinder, verkeer, parkeren) kan worden voorkomen;

 maak daarbij onderscheid tussen de vooroorlogse kern met een sterke menging van functies en de planmatige uitbreidingen met relatieve rust.

Relatie tot ontwikkeling

De projectlocatie is gelegen in deelgebied ‘natuur(lijk) met boeren’. Daarnaast is op de projectlocatie voor- en naoorlogse bebouwing aanwezig. Daar waar over de kernen van Waterland gesproken is, komen twee belangrijke waarden naar voren: de kleinschaligheid van kernen en bebouwing en de actieve en betrokken bevolking. Naast de grote gemene deler zijn er ook markante verschillen. Met de beoogde ontwikkeling worden, in plaats van een twee-onder-een-kapwoning, twee vrijstaande woningen mogelijk gemaakt die aan de huidige woonkwaliteitseisen voldoen. Deze woningen zijn volledig in lijn met de eerder bebouwing, maar kennen een groter volume en een andere dakhelling dan de planologisch reeds

toegestane twee-onder-een-kapwoning. De wijziging in het type woning doet geen afbreuk aan de vijf kernprincipes en waarden van de kernen in Waterland. Daar komt nog bij dat de vrijstaande woningen in de karakteristieke stijl van de gemeente Waterland gebouwd, ontworpen door W3-Architecten.

Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met de Omgevingsvisie Waterland.

3.4.2 Proceswijzer – een goed plan is goed voorbereid

In de vastgestelde Omgevingsvisie Waterland 2030 is een proceswijzer opgenomen voor plannen die in strijd zijn met het bestemmingsplan. In de proceswijzer wordt stap voor stap omschreven hoe een plan kan worden voorbereid. De gemeente Waterland gaat er vanuit dat indieners van plannen deze proceswijzer toepassen.

Stap 1 – bepaal in welk identiteitsgebied uw ontwikkeling ligt en wat daar belangrijk is

De projectlocatie is gelegen in deelgebied I ‘De veenweiden: natuur(lijk) met boeren’. In de omgevingsvisie zijn voor nieuwe ontwikkelingen vijf kernprincipes geformuleerd, bestaande uit:

1. vertrek vanuit historie, landschap en natuur;

2. wees groot in kleinschaligheid;

3. houd de stad op afstand, maar versterk de verbindingen;

4. ga voor duurzaam;

5. beleef en respecteer het water.

De ontwikkeling is in overeenstemming met de volgende algemeen geldende kernprincipes en waarden van deelgebied I:

 Vertrek vanuit historie, landschap en natuur: de voorgenomen ontwikkeling voorziet enkel in de wijziging van het type woning (vrijstaand in plaats van twee-onder-een-kapwoning). Deze wijziging heeft geen invloed op de historie, landschap en natuur op de projectlocatie.

 Wees groot in kleinschaligheid: het projectplan voorziet in de realisatie van twee vrijstaande woningen in plaats van de planologische toegestane twee-onder-een-kapwoning. De ontwikkeling wijzigt

(20)

derhalve niets aan het aantal toegestane woningen op de projectlocatie, waardoor de kleinschaligheid van de ontwikkeling geborgd blijft.

 Ga voor duurzaam: de woningen worden gasloos uitgevoerd.

 Open, groen, relatief stil en donker & beleef en respecteer het water: de beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van twee woningen die ruim worden opgezet, waarbij het groen en het aangrenzende water een relatief stil karakter vormen. Tevens wordt het open karakter in stand gehouden, door de ruime opzetting van de vrijstaande woningen. Doorzichten worden hierdoor benadrukt. De realisatie van twee woningen vindt plaats aan het water, waardoor het relatief stille en donkere karakter van de gemeente Waterland wordt benadrukt.

Aan stap 1 van de proceswijzer wordt voldaan.

Stap 2 – zijn er elementen die van invloed zijn op uw initiatief en zijn deze in te passen in uw plan?

De elementen zoals bedoeld in stap 2 van de proceswijzer luiden als volgt:

1. Nationaal landschap ‘Laag Holland’: de projectlocatie bevindt zich binnen het Nationaal Landschap Laag Holland. Op basis van de omgevingsvisie geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen dat de

kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap ‘Laag Holland’ en de in Waterland aanwezige landschapstypen het uitgangspunt zijn. De voorgenomen ontwikkeling is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied, waardoor de kwaliteiten en landschapstypen in dit gebied niet duidelijk naar voren komen. Tevens zijn twee-onder-één-kap-woningen al mogelijk ter hoogte van de projectlocatie en betreft de wijziging enkel een transformatie naar twee vrijstaande woningen. Deze wijziging doet geen afbreuk aan de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Laag Holland.

2. Natuurnetwerk Nederland: de projectlocatie maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) maar is wel op circa 150 meter gelegen van een NNN-gebied. Tevens bevindt zich op een afstand van circa 600 meter het Natura 2000-gebied ‘Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld &

Twiske’. Op de invloed van de voorgenomen ontwikkeling op het NNN en het Natura 2000-gebied wordt nader ingegaan in paragraaf 5.10 van deze ruimtelijke onderbouwing.

3. Weidevogelleefgebieden: het dichtstbijzijnde weidevogelleefgebied bevindt zich op circa 125 meter van de projectlocatie. Het plangebied zelf is niet gelegen in het weidevogelleefgebied, daarom vormt dit aspect geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4. Ladder voor duurzame verstedelijking en bestaand bebouwd gebied/metropoolregio Amsterdam: de voorgenomen ontwikkeling voorziet niet in het toevoegen van extra woningen ten opzichte van de huidige planologische situatie. Er is daarmee geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, onder i van het Besluit ruimtelijke ordening. De ontwikkeling vindt wel plaats binnen bestaand bebouwd dan wel bestaand stedelijk gebied.

5. Beschermde stads- en dorpsgezichten: de gemeente Waterland heeft vier beschermde stads- en dorpsgezichten, namelijk:

I. Binnenstad van Monnickendam (aangewezen 1970);

II. Historische kern Broek in Waterland (aangewezen 1971);

III. Eiland Marken (aangewezen 1971);

IV. Historische kern Zuiderwoude (aangewezen 1991).

Geen van de beschermde stads- en dorpsgezichten bevindt zich binnen Ilpendam, de projectlocatie ligt dan ook niet binnen beschermd stads- of dorpsgezicht.

6. Waterkering: het aspect water wordt verder uitgewerkt in paragraaf 4.5 van deze ruimtelijke onderbouwing.

7. Archeologiebeleid en aardkundige waarden: het aspect archeologie en cultuurhistorie wordt verder uitgewerkt in paragraaf 4.4.

8. Stiltegebied: de projectlocatie is niet gelegen binnen een stiltegebied.

9. Beschermde natuurmonumenten: de projectlocatie is niet gelegen binnen een beschermd natuurmonument.

(21)

Geconcludeerd kan worden dat diverse elementen van toepassing zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Deze elementen zijn echter allemaal in te passen in het plan. Aan stap 2 van de proceswijzer wordt voldaan.

Stap 3 – past het plan binnen de kernvisie van de gemeente of zijn er mogelijkheden daar een bijdrage aan te leveren?

De kernvisie van de gemeente Waterland is opgenomen in de omgevingsvisie. In deze kernvisie zijn kernopgaven geformuleerd. De kernopgaven zijn weergegeven op de visiekaart behorende bij de Omgevingsvisie.. De voorgenomen ontwikkeling voorziet in ieder geval in de kernopgaven 1 ‘gebruik identiteit als leidend principe, versterk de waterentree en maak ruimte om verouderde bedrijventerreinen te transformeren’ en 2 ‘voorzie in woonruimte voor starters, jongeren en senioren’. In de vormgeving van de woning wordt rekening gehouden met de identiteit van Waterland (1) en daarnaast wordt met de voorgenomen ontwikkeling voorzien in de woonbehoefte (2). Echter zijn twee vrijstaande woningen meestal niet bedoeld voor starters, jongeren en senioren. Toch zal deze ontwikkeling de doorstroming van woningen stimuleren, waardoor woningen vrijkomen voor de zojuist besproken doelgroepen. Op de kaart behorende bij de kernvisie is Ilpendam aangewezen als een zoekgebied voor versterking van de

woonvoorraad. De voorgenomen ontwikkeling is dus in lijn met de kernvisie zoals reeds besproken in paragraaf 3.4.1.

figuur 6. visiekaart gemeente Waterland, projectlocatie rood omcirkeld (bron: Omgevingsvisie Waterland 2030)

Aan stap 3 van de proceswijzer wordt voldaan.

Stap 4 – Draagvlak in de omgeving/samenwerkingspartijen

De gemeente Waterland heeft aangegeven haar medewerking te willen verlenen aan de voorgenomen ontwikkeling. Daarnaast is de directe omgeving rondom de projectlocatie geïnformeerd over de voorgenomen wijziging. Aan stap 4 van de proceswijzer wordt voldaan.

Stap 5 & 6 – plan indienen en advies gemeente

Middels een principeverzoek is advies aan de gemeente Waterland gevraagd en in de ruimtelijke onderbouwing verwerkt. Met de omgevingsvergunningaanvraag wordt het plan formeel voorgelegd aan de gemeente Waterland.

3.4.3 Woonvisie Waterland 2020

De woonvisie Waterland 2020 (23 december 2015) is een compacte woonvisie, die helderheid geeft over de opgaven waar Waterland voor staat en over de beleidskaders. De woonvisie heft een breed draagvlak en vormt een basis voor verdere keuzes van gemeente, samenwerkingspartners en bewoners. De woonvisie heeft tevens als input gediend voor de Omgevingsvisie.

(22)

In de basis wil de gemeente tegemoet komen aan de natuurlijke groei van de gemeente en de kernen. De verwachte groei van de woningbehoefte zou idealiter leiden tot een uitbreiding van de woningvoorraad met circa 50-80 woningen per jaar. Waterland wil echter groeien met behoud van kwaliteit! En daarin speelt het groene karakter van de gemeente een hoofdrol. Dit stelt grenzen aan de groei. Mogelijk kan het aantal van 900 woningen tot 2040 niet gerealiseerd worden. Dit betekent wel dat niet aan de vraag van iedereen tegemoet kan worden gekomen. Op dit moment bedraagt de plancapaciteit circa 500 woningen.

Het betreft vooral uitbreiding, dit is ook de grens. Voor toekomstige locaties gaat de voorkeur uit naar bouwen binnen bestaand bebouwd gebied (BBG). Daarbij kan worden gedacht aan terreinen die hun (bedrijf)functie hebben verloren. Voor buiten BBG geldt: ‘nee, tenzij’ (Programma-akkoord). Dit is ook in lijn met de landelijke procesvereiste Ladder voor duurzame verstedelijking. Afstemming over het voorzien in de lokale/regionale behoefte is nodig in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking met de andere gemeenten in de regio.

1. Aanpassen van de bestaande woningvoorraad, daarbij wordt ingezet op:

 Verandering van de samenstelling van de voorraad door middel van sloop, (vervangende) nieuwbouw, woningsplitsing.

 Aanpassingen voor senioren door flexibilisering van het ruimtelijk beleid door middel van ruimere mogelijkheden voor herbestemming, splitsing, aanbouw, bebouwing tuinen voor zowel bestaande bouw als nieuwbouw.

 Doorstroming/vergroting van het aanbod door de doorstroming van mensen te bevorderen die niet meer tot de doelgroep behoren en van ouderen voor wie de woning niet langer geschikt is.

 Behoud en zo mogelijk uitbreiding van de sociale voorraad.

 Verduurzaming voor alle segmenten van de woningmarkt.

2. Selectief toevoegen van nieuwe woningen, daarbij wordt ingezet op:

 Plancapaciteit: uitgegaan wordt van natuurlijke groei zijnde ongeveer 50-80 woningen per jaar.

Op dit moment bedraagt de plancapaciteit ongeveer 500 woningen. Dit betreft vooral uitbreiding.

Voor de toekomst gaat de voorkeur uit naar bouwen binnen bestaande bebouwd gebied.

Afstemming over het voorzien in de lokale/regionale behoefte is nodig in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking met de andere gemeenten in de regio.

 Woningbouwprogramma: gestreefd wordt naar 30% sociaal, 10% sociaal plus en 60% vrije sector. Waterland wil daarmee het nieuwbouwaanbod realiseren voor verschillende

inkomensgroepen en tegelijkertijd doorstroming bevorderen. Gezien de vergrijzing is speciale aandacht nodig voor aantrekkelijke appartementen en andere levensloopbestendige woningen in de nabijheid van voorzieningen. De ontwikkelingen van locaties vraagt om maatwerk, waarbij steeds ingespeeld wordt op de specifieke kansen die elke locatie biedt, kijkend naar het marktsegment, naar de lokale behoefte en naar de locatie. Doorstroming is daarbij steeds het sleutelwoord.

3. Zorgdragen voor langer zelfstandig wonen, daarbij wordt ingezet op:

 Bewustwording bij (toekomstige) ouderen door het bewustwordings- en denkproces te faciliteren met een goede informatievoorziening. Door het schetsen c.q. inzichtelijk maken van alternatieven voor ouderen kan een positieve bijdrage worden geleverd aan de doorstroming.

 Vergroten en differentiëren woningaanbod ouderen door het vergroten van het woningaanbod voor ouderen. Het gaat daarbij niet alleen over de ruimtelijke spreiding maar ook over de variëteit.

 Verkennen mogelijkheden beschermd wonen.

 Wonen met mantelzorg.

 Waarborgen leefbaarheid.

Relatie tot ontwikkeling

Uit de woonvisie blijkt de behoefte aan woningen in de gemeente Waterland. Hierbij wordt vooral ingezet op woningen binnen bestaand bebouwd gebied. In de woonvisie wordt tevens ingezet op het aanpassen van de bestaande woningvoorraad. Dit kan door verandering van de samenstelling van de voorraad door middel van sloop, (vervangende) nieuwbouw, woningsplitsing. De beoogde ontwikkeling vindt plaats

(23)

binnen bestaand bebouwd gebied. Daarnaast bestaat de ontwikkeling uit de realisatie van twee vrijstaande woningen, welke reeds vergund zijn. De ontwikkeling draagt bij aan de doelstellingen uit de woonvisie van Waterland, omdat de woningen bestemd zijn voor de vrije sector en er gebouwd wordt binnen bestaand stedelijk gebied.

3.4.4 Nota uiterlijk van bouwwerken Waterland 2018

De eisen van de welstandscommissie staan opgeschreven in de Nota uiterlijk van bouwwerken Waterland 2018. Voorgenomen locatie ligt binnen ‘Historische kernen’

Broek in Waterland bestaat uit lintbebouwing langs de Erven, Leeteinde, Roomeinde, Havenrak, Dorpsstraat, Molengouw en het Zuideinde. De oorspronkelijke organisch gegroeide lintstructuur is bewaard gebleven. Kenmerkend zijn de doorzichten tussen de panden op het achterliggende erf en naar het open weidegebied. Het grootste deel ten noorden van de N247 valt onder het beschermd

dorpsgezicht ‘Broek in Waterland’.

De hoofdstructuur bestaat uit een open water ’t Havenrak waarop een aantal vaarten samen komen (Molengouw, Zesstedenvaart, ’t Dee, Broekervaart). Aan ’t Havenrak en langs de verschillende vaarten zijn bebouwingslinten ontstaan. De doorgaans vrij ruime percelen liggen deels haaks (bijvoorbeeld langs Havenrak) en deels onder een bepaalde hoek (bijvoorbeeld langs De Erven) op de hoofdwegen. De verspringende rooilijnen en de verscheidenheid in bebouwing hebben tot gevolg dat de dorpskern een gevarieerd straatbeeld heeft. In het hart van de oude kern staat een aantal bijzondere gebouwen: de Nederlands Hervormde Kerk en een oud schoolgebouw.

Kenmerkend zijn de karakteristieke houten woningen. Ook bakstenen panden uit de achttiende, negentiende en vroeg twintigste eeuw zijn veelvuldig aan te treffen in de oude kern. De bebouwing bestaat over het algemeen uit één woonlaag met een kap. Er komen zowel lijstgevels en topgevels, als daarvan afgeleide varianten voor. De gebouwen zijn meestal rijk gedetailleerd. Dit uit zich bijvoorbeeld in de versierde topgevels of gevellijsten.

Het materiaalgebruik is doorgaans hout en steen. Voor de dakbedekking zijn keramische dakpannen (rood en zwart) gebruikelijk. Broeker grijs en Bentheimer (voor beschot), groen of wit (voor ramen) en gebroken wit (voor lijstwerk) zijn kleuren die voor bebouwing in de dorpskern kenmerkend zijn.

Kernkwaliteiten

 Oorspronkelijke hoofdstructuur en kleinschaligheid in bebouwing;

 Individuele eigenheid, structuur en karakteristiek van de verschillende kernen;

 Monnickendam: een stedelijke verkavelingspatroon met gesloten gevelwanden en smalle diepe percelen haaks op de hoofdwegen;

 Broek in Waterland: een dorpse lintstructuur met ruime percelen, diversiteit in bebouwing, kenmerkende houtbouw (veelal in Broekergrijs) en doorzichten tussen de panden naar het open weidegebied;

 Ilpendam: een dorpse lintstructuur met diversiteit in bebouwing aan een smal straatprofiel met overwegend bebouwing direct aan de straat;

 De werven op Marken met een concentratie aan karakteristieke houten Markerwoningen, die door de hogere ligging boven het open grasland uitsteken;

 De Kerkbuurt op Marken met een zeer eigen ovale structuur met een hoofdweg en haaks daarop smalle stegen en karakteristieke straatbeeld van aaneengesloten houten Markerwoningen;

Ambities

 Bescherming van de typerende cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische karakteristieken (zie ook de redengevende omschrijvingen behorende bij de Rijksbeschermde stad- en dorpsgezichten);

 Per kern respecteren van de individuele eigenheid in structuur en karakteristiek;

(24)

 Behoud van bestaande verkavelingsstructuur, korrelgrootte en schaal;

 Behouden van de doorzichten en geleidelijke overgang vanuit Broek in Waterland naar het open weidegebied en voorkomen van een te grote scheiding tussen privé en openbaar gebied;

 De opwekking van duurzame energie in de vorm van zonnepanelen op gebouwen is in beginsel toegestaan, waarbij in de beschermde stads- en dorpsgezichten een afweging wordt gemaakt ten aanzien van de aanwezige cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden;

 Geen windturbines;

 Bij nieuw- of verbouw in de beschermde stads- en dorpsgezichten geen kunststoftoepassingen, tenzij sprake is van een gevel(deel) of dakvlak die geheel niet zichtbaar is vanaf openbaar gebied. Dan zijn hout gelijkende materialen en detailleringen ook mogelijk;

Relatie tot ontwikkeling

De voorgenomen ontwikkeling is in lijn met de welstandsnota, waarin het volgende uitgangspunt centraal staat: het behouden en waar mogelijk versterken van de cultuurhistorisch waardevolle

stedenbouwkundige structuur en bebouwingskarakteristieken. De voorgenomen ontwikkeling doet geen afbreuk aan de dorpse lintenstructuur van Ilpendam, daar de voorgenomen ontwikkeling enkel voorziet in de wijziging van het type woning (van twee-onder-een-kapwoning naar twee vrijstaande woningen).

(25)

4 Omgevingsaspecten

4.1 Motivering behoefte / Ladder voor duurzame verstedelijking

Algemeen

De Ladder voor duurzame verstedelijking is voor het eerst geïntroduceerd in de SVIR en is als

motiveringseis verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de Ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

Wettelijk kader

De Ladder voor duurzame verstedelijking is verankerd in het Bro. Artikel 1.1.1. definieert relevante begrippen:

 Bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur;

 Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Artikel 3.1.6 van het Bro:

 Lid 2: de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toelichting op gebruik

De Ladder is in de Nota van Toelichting (Stb. 2017, 182) gemotiveerd: “Zowel voor nieuwe stedelijke

ontwikkelingen binnen als buiten bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven. Uitgangspunt is dat met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, een nieuwe stedelijke ontwikkeling in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient dat nadrukkelijk te worden gemotiveerd in de toelichting.

Relatie tot ontwikkeling

De voorgenomen ontwikkeling voorziet niet in het toevoegen van extra woningen ten opzichte van de huidige planologische situatie. Er is daarmee geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, onder i van het Besluit ruimtelijke ordening. De Ladder voor duurzame

verstedelijking hoeft niet doorlopen te worden. De voorgenomen ontwikkeling voorziet enkel in de wijziging van het type woning, van twee-onder-een-kapwoning naar twee vrijstaande woningen daar dit beter aansluit op de behoefte van potentiële kopers.

4.2 Verkeer en parkeren

4.2.1 Algemeen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dienen verkeer- en parkeeraspecten in kaart te worden gebracht. Daarbij is de parkeerbehoefte, verkeersgeneratie en de ontsluiting van belang. Hierdoor kan de realisatie van voldoende parkeerplaatsen worden gewaarborgd en worden ongewenste of onveilige verkeerssituaties tegengegaan. De genoemde verkeersaspecten worden hierna achtereenvolgens behandeld.

4.2.2 Relatie tot ontwikkeling Parkeren

Auto

Voor het bepalen van de parkeerbehoefte dient het Beleid 'Parkeerbehoefte, laad- en losruimte gemeente Waterland' in acht te worden genomen. Dit beleid verwijst naar de kencijfers van de CROW (publicatie 381) en geeft hierop enkele aanvullingen/voorwaarden voor de berekening.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De toelichting bij een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling bevat een beschrijving van de behoefte aan die

“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien

Deze wijzi- ging betekent dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mo- gelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien

“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien

bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die

“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien

 lid 2: de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien