• No results found

Bestemmingsplan. Gemeente Staphorst. De Slagen, partiële herziening fase 2

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bestemmingsplan. Gemeente Staphorst. De Slagen, partiële herziening fase 2"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bestemmingsplan

De Slagen, partiële herziening fase 2 Gemeente Staphorst

Projectnummer: 2966.01 Datum:

(2)
(3)

Toelichting

(4)
(5)

Inhoudsopgave

Toelichting 3

Hoofdstuk 1 Inleiding 6

1.1 Aanleiding 6

1.2 Plangebied 6

1.3 Geldende planologische regeling 8

1.4 Leeswijzer 9

Hoofdstuk 2 Het initiatief 10

2.1 Algemeen 10

2.2 Bestaande situatie 12

2.3 Toekomstige situatie 12

Hoofdstuk 3 Haalbaarheid 15

3.1 Inleiding 15

3.2 Beleid 15

3.3 Milieu- en omgevingsaspecten 25

Hoofdstuk 4 Juridische planaspecten 40

4.1 Algemeen 40

4.2 Dit bestemmingsplan 41

Hoofdstuk 5 Procedure 44

5.1 Vooroverleg 44

5.2 Zienswijzen 44

(6)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De ontwikkeling van het woongebied De Slagen kent reeds een ruime historie. Oorspronkelijk betrof het een uitwerking van de Structuurnotitie 'Wonen, werken en verkeer' uit 1995, waarin woningbouw werd voorzien ten zuiden van de J.C. van Andelweg tot aan de J.J. Gorterlaan. In dat kader is op 23 november 2004 het bestemmingsplan 'De Slagen, 1e fase' vastgesteld. De realisatie heeft vanaf de J.C. van Andelweg plaatsgevonden, maar door de economische ontwikkelingen van de laatste jaren in een lager tempo dan aanvankelijk was gepland. Uiteindelijk is de beoogde ontwikkeling van De Slagen in oktober 2014 geconsolideerd vastgelegd in het bestemmingsplan 'De Slagen 2014'.

Tijdens de uitwerking van het eerste woonveld binnen De Slagen (fase 1), is een aantal aandachtspunten naar voren is gekomen, die bij de invulling van de volgende velden nadere aandacht behoeven. Dit betreft met name aandachtspunten op het gebied van speelruimte en parkeren. Ten behoeve van de tweede fase, het gedetailleerd bestemde deel van het plangebied, is om die reden gekozen voor een gewijzigde stedenbouwkundige invulling, waarbij meer ruimte is ontstaan voor parkeren en speelgelegenheden.

Naast de aandachtspunten voor fase 2, spelen er voor het overige nog te ontwikkelen deel van het woongebied eveneens ontwikkelingen die vragen om een herijking van de plannen. Zo is inmiddels een uitbreiding van bedrijventerrein De Esch beoogd ter plaatse van het westelijke deel van het woongebied. Mede als gevolg hiervan is aan deze zijde een andere (wijk)ontsluitingsstructuur ontstaan.

Vanwege de voorgaande punten is voor woongebied De Slagen een nieuwe stedenbouwkundige hoofdopzet opgesteld. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 2.1. De nieuwe hoofdopzet en de aangepaste verkaveling van fase 2 van De Slagen kunnen op basis van de geldende juridisch-planologische regelingen niet (geheel) worden gerealiseerd. Om die reden is het noodzakelijk om een nieuw bestemmingsplan vast te stellen.

1.2 Plangebied

Het plangebied betreft het gebied ten zuiden van het reeds gerealiseerde deel van De Slagen (fase 1).

Aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door een groenstrook dat tussen het plangebied en bedrijventerrein De Baarge ligt. De zuidzijde wordt gevormd door agrarische gronden van het buitengebied van Staphorst. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Oude Achthoevenweg.

Het plangebied is op te delen in twee deelgebieden, deelgebied De Slagen, fase 2 en deelgebied Uit te werken. Het eerste deelgebied betreft een deel van De Slagen waarvoor een nieuwe concrete stedenbouwkundige opzet is gemaakt. Het tweede deelgebied betreft het deel van de woonwijk die op langere termijn wordt gerealiseerd. De grens tussen beide deelgebieden wordt globaal gevormd door de Staphorster Kerkweg.

Op de navolgende afbeeldingen zijn de globale ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.

Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan.

(7)

Globale ligging plangebied

Globale begrenzing plangebied

(8)

1.3 Geldende planologische regeling

Voor het plangebied gelden hoofdzakelijk twee juridisch-planologische regelingen. Het grootste deel van het plangebied valt onder de werking van het bestemmingsplan 'De Slagen 2014'. Dit bestemmingsplan is op 21 oktober 2014 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Staphorst.

Voor een klein deel van de zuidoostzijde van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Staphorst'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 25 juni 2013 door de raad. Voor dit deel geldt daarnaast het bestemmingsplan 'Veegplan Buitengebied', dat is vastgesteld op 9 juli 2019. Dit bestemmingsplan betreft een regeling die het bestemmingsplan 'Buitengebied Staphorst' op enkele onderdelen wijzigt in verband met een aantal omissies in het plan en beleidswijzigingen.

Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeeldingen van de geldende bestemmingsplannen weergegeven. Het plangebied is daarop met een rode omlijning weergegeven.

Het onderdeel van het plangebied dat valt onder de werking van het bestemmingsplan 'Buitengebied Staphorst' (en 'Veegplan Buitengebied') is daarbij met een witte omlijning aangeduid.

Uitsnede geldende bestemmingsplannen ter plaatse van het plangebied

De gronden ter plaatse van deelgebied De Slagen, fase 2 kennen de bestemmingen 'Tuin', 'Verkeer-Verblijfsgebied' en 'Wonen'. De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin en erf behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen en ontsluitingspaden. Gronden die bestemd zijn als 'Verkeer-Verblijfsgebied' zijn aangewezen voor wegen met hoofdzakelijk een functie

(9)

ter ontsluiting van aanliggende percelen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en speelvoorzieningen. De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor het wonen in woonhuizen, aan huis verbonden beroepen, ontsluitingspaden, parkeervoorzieningen en tuinen en erven. Binnen deze bestemming zijn bouwvlakken opgenomen. De beoogde woningen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd.

Het meest zuidelijke deel van dit deelgebied is bestemd als 'Agrarisch'. Op basis van deze bestemming zijn de gronden bedoeld voor agrarisch cultuurgrond, dagrecreatief medegebruik en het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden.

Het zuidoostelijke deel van deelgebied Uit te werken is ook bestemd als 'Agrarisch'. Het overige en grootste deel van dit deelgebied is bestemd als 'Wonen - Uit te werken'. Dit betreft een uit te werken bestemming voor een woonwijk. De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor woondoeleinden, tuinen en erven, groenvoorzieningen parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en voet- en fietspaden. Voor de gronden zal door burgemeester en wethouders een uitwerkingsplan moeten worden opgesteld. In de bestemming zijn uitwerkingscriteria opgenomen. Deze moeten in acht worden genomen bij de uitwerking van de bestemming. Het tempo van uitwerken wordt bepaald door het gemeentelijke woningbouwprogramma. De uitwerking dient aan te sluiten bij de stedenbouwkundige hoofdopzet die voor het gebied is vervaardigd en is opgenomen in de regels van deze bestemming.

De voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied kunnen op basis van de geldende juridisch-planologische regelingen niet (geheel) worden gerealiseerd. Om die reden is het noodzakelijk om een nieuw bestemmingsplan vast te stellen.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding vormt samen met de regels het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.

De toelichting bestaat uit vijf hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie en de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het ruimtelijke beleidskader en de milieu- en de omgevingsaspecten van het plan. In hoofdstuk 4 volgen de juridische planaspecten. Het vijfde en laatste hoofdstuk is gewijd aan de gevolgde procedure.

(10)

Hoofdstuk 2 Het initiatief

2.1 Algemeen

Zoals aangegeven in paragraaf 1.1 is, vanwege diverse ontwikkelingen, de oorspronkelijke stedenbouwkundige hoofdopzet niet langer bruikbaar om als leidraad te dienen voor de toekomstige ontwikkeling van De Slagen. Om die reden is een nieuwe stedenbouwkundige hoofdopzet opgesteld.

Op de navolgende afbeeldingen worden de oorspronkelijke en nieuwe stedenbouwkundige hoofdopzet weergegeven. In Bijlage 2 van de regels is een grotere versie van de schets opgenomen.

Oorspronkelijke stedenbouwkundige hoofdopzet De Slagen

(11)

Nieuwe stedenbouwkundige hoofdopzet De Slagen

De nieuwe stedenbouwkundige hoofdopzet is geïnspireerd op de oorspronkelijke opzet. De hoofdwaterstructuur blijft behouden en wordt verder doorgezet in het plangebied. Aan de westzijde is de uitbreiding van bedrijventerrein De Esch beoogd. De gronden die op de plek van de uitbreiding van het bedrijventerrein in de oorspronkelijke hoofdopzet nog als woongebied waren bedoeld, zijn nu als het ware verplaatst naar het midden van het zuidelijke deel van De Slagen. De uitbreiding van het bedrijventerrein wordt mogelijk gemaakt door middel van een separate planologische procedure en maakt geen deel uit van voorliggend bestemmingsplan. Op de kaart is tevens de nieuw hoofdontsluiting weergegeven. Deze ontsluit het woongebied op de Achthoevenweg ter hoogte van de Wethouder Kuijerstraat.

In de hoofdopzet zijn negen woonvelden opgenomen. Twee van deze woonvelden zijn reeds gerealiseerd. In de woonvelden is een oppervlaktemaat opgenomen, deze maat is van belang voor het aantal toegestane woningen in het woonveld (zie tevens paragraaf 4.2.1).

Verder is het behoud en de integratie van de bestaande dijkenstructuur van belang. Het gaat hierbij om de groenstructuur tussen het woongebied en bedrijventerrein De Baarge, de Staphorster Kerkweg, de Achthoevenweg en de Kleine Hoogteweg. Ten zuiden van het plangebied is in de toekomst ruimte voor (kleinschalig) landschappelijk wonen in de rand en landschapsontwikkeling.

(12)

Navolgend wordt de bestaande situatie in het plangebied omschreven. Daarna wordt per deelgebied de beoogde ontwikkeling nader toegelicht.

2.2 Bestaande situatie

Het plangebied is gelegen aan de zuidkant van Staphorst, nabij het recent gerealiseerde woonveld in het plan De Slagen, fase 1. In de huidige situatie is zowel deelgebied De Slagen, fase 2 als deelgebied Uit te werken agrarisch in gebruik.

De navolgende afbeeldingen geven een beeld van de huidige situatie en het gebruik binnen het plangebied. Op de afbeeldingen is de nieuw gerealiseerde woonbebouwing uit fase 1 van De Slagen duidelijk zichtbaar.

Impressie huidige situatie plangebied

2.3 Toekomstige situatie

2.3.1 Deelgebied De Slagen, fase 2

Voor dit deelgebied is een concreter stedenbouwkundige verkaveling uitgewerkt. Dit deelgebied zal dan ook als eerstvolgend worden ontwikkeld.

Op de navolgende afbeelding wordt het stedenbouwkundig schetsplan voor het plangebied weergegeven.

(13)

Indicatief woonprogramma, schetsplan deelgebied De Slagen, fase 2

Zoals aangegeven in paragraaf 1.1 zijn naar aanleiding van de ervaringen uit fase 1 van De Slagen een aantal aanpassingen gemaakt aan de stedenbouwkundige principes voor De Slagen. In het deelgebied is meer ruimte voor groen, spelen en parkeren. De profielen van de wegen worden breder, zodat er meer ruimte is voor parkeren nabij de woningen. Daarnaast worden in fase 2, in tegenstelling tot fase 1, geen doodlopende wegen meer aangelegd. Ook worden het aantal zijstraten verminderd doordat er is gekozen voor meer efficiëntere blokgroottes.

Het deelgebied bestaat uit vijf woonblokken met verschillende woningtypen. Binnen het deelgebied zijn vrijstaande, twee-aaneengebouwde en rijwoningen mogelijk. In het stedenbouwkundig plan is uitgegaan van veertien vrijstaande woningen, 52 twee-aaneengebouwde woningen en 48 rijwoningen.

Het stedenbouwkundig schetsplan geeft globaal de opzet van fase 2 weer. Het schetsplan is uitgewerkt tot een gemaatvoerd voorlopig ontwerp. Deze is als Bijlage 1 bijgevoegd. Op basis van voorliggend bestemmingsplan kunnen beperkt aanpassingen aan de opzet worden gedaan. Hierbij zal wel moeten worden voldaan aan de juridisch-planologische kaders die in de regels en op de verbeelding zijn opgenomen (zie hiervoor tevens paragraaf 4.2.1). De woonblokken zijn vastgelegd. De exacte positionering van de woning op de kavel echter nog niet. Het maximum aantal woningen is ook vastgelegd. Er kan echter nog gevarieerd worden in woningbouwtypen. Dit geeft flexibiliteit om,

(14)

bijvoorbeeld door veranderende marktomstandigheden of specifieke woonwensen, kleine aanpassingen te doen aan de stedenbouwkundig opzet.

2.3.2 Deelgebied Uit te werken

Voor deelgebied Uit te werken is nog geen concrete invulling bepaald. Dit deelgebied zal na de ontwikkeling van fase 2, per één of meerdere woonvelden worden uitgewerkt, conform de stedenbouwkundige hoofdopzet. Hiervoor zullen één of meerdere uitwerkingsplannen moeten worden opgesteld. Een uitwerkingsplan moet voldoen aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de regels van voorliggend bestemmingsplan.

Op basis van de voorwaarden moeten en mogen in dit deelgebied ten minste 60% en ten hoogste 70%

van de oppervlakte van de gronden is beschikbaar voor de bouw van woonhuizen. Het aantal te bouwen woonhuizen bedraagt minimaal 18 per hectare en maximaal 28 per hectare. Het deelgebied heeft een omvang van 16 ha. Dit betekent dat minimaal 9,6 ha (60%) en maximaal 11,2 ha (70%) beschikbaar is voor woningen. Het totaal aantal toegestane woningen binnen het deelgebied bedraagt daarmee tussen de 172 (18 woningen/ha) en 313 (28 woningen/ha).

Een belangrijke voorwaarde is dat de verdere uitwerking van het woongebied de eerder benoemde stedenbouwkundige hoofdopzet volgt. In deze hoofdopzet zijn de verschillende woonvelden al aangegeven en is ook bepaald waar globaal de hoofdwaterstructuur moet worden gerealiseerd.

In paragraaf 4.2.1 wordt nader ingegaan op de voorwaarden van de uit te werken bestemming.

(15)

Hoofdstuk 3 Haalbaarheid

3.1 Inleiding

Ten behoeve van de planologische procedure moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuwe ontwikkeling ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij moet worden gedacht aan onder meer het ruimtelijke beleid van de hogere overheden en de gemeente zelf, milieuaspecten als geluid, bodem en hinder van bedrijven, water, externe veiligheid, archeologie en economische haalbaarheid. De beoogde ontwikkeling is op deze aspecten getoetst. In dit hoofdstuk is aangegeven wat hiervan de resultaten zijn.

3.2 Beleid

3.2.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt een analyse gegeven van het relevante beleidskader. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in voorliggend bestemmingsplan, worden in deze paragraaf behandeld. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied is het relevante beleid op Europees niveau buiten beschouwing gelaten en op Rijksniveau beperkt gehouden. Per bestuurslaag is een korte samenvatting gegeven van de meest relevante aspecten uit de verschillende beleidsnota's, alsmede de consequenties voor het voorliggende plan.

3.2.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen eno hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen.

Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 3.1.6 tweede lid)

Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek is opgenomen. In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Dit belang staat beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte binnen een breder kader van een goed systeem van ruimtelijke ordening. Met de ladder worden eisen gesteld aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De toelichting bij een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien die ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied

(16)

in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing aan rijksbeleid

Met het plan is sprake van een herijking van de stedenbouwkundige uitgangspunten voor een reeds beoogde woonwijk. Het aantal toegestane woningen binnen het plangebied neemt niet toe ten opzichte van de mogelijkheden uit de geldende juridisch-planologische regelingen. De nieuwe woningen zijn afgestemd op de huidige en toekomstige woningbehoefte (zie hiervoor paragraaf 3.2.4). Het initiatief voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking.

Met de ontwikkelingen binnen het plangebied zijn geen overige nationale belangen gemoeid.

3.2.3 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken kleur' is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en is vanaf 1 mei 2017 van kracht. De provinciale Omgevingsvisie wordt elk jaar bijgewerkt. Dat gebeurt met de jaarlijkse Actualisatie. Het gaat om alle eerder vastgestelde beleidswijzigingen die nog moeten worden doorvertaald in de Omgevingsvisie. Het ontwerp van de Actualisatie 2018/2019 heeft van 21 maart tot en met 8 mei 2019 ter inzage gelegen.

De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.

De ambities in het kader van duurzaamheid zijn: klimaatbestendigheid, het realiseren van een duurzame energiehuishouding, het sluiten van kringlopen (circulaire economie) en het beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur.

Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit wordt ingezet op het vergroten van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is daarbij van belang, waarbij een vitaal en samenhangend stelsel van gebieden met een hoge natuur- en waterkwaliteit wordt ontwikkeld. Ook de ontwikkeling van een continu en beleefbaar watersysteem, het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen en het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken, zijn ambities op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Het zorgvuldig inpassen van nieuwe initiatieven heeft als doel om de samenhang in en de identiteit van een gebied te versterken en nieuwe kwaliteiten te laten ontstaan. Een zichtbaar en beleefbaar landschap en het behouden en waar mogelijk verbreden van het bestaande aanbod aan woon-, werk- en mixmilieu's betreffen ruimtelijke kwaliteitsambities.

De ambitie van de provincie Overijssel is dat elk project bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en dat nieuwe initiatieven worden verbonden met bestaande kwaliteiten. De Catalogus Gebiedskenmerken, die per gebiedstype beschrijft welke kwaliteiten behouden, versterkt en ontwikkeld moeten worden, is daarbij een instrument om te sturen op ruimtelijke kwaliteit. Ten aanzien van sociale kwaliteit is het koesteren en het gebruik maken van 'noaberschap' de ambitie, evenals het stimuleren van culturele identiteit van de provincie Overijssel, zowel lokaal als regionaal. Duurzame ontwikkeling van cultureel erfgoed (bijvoorbeeld herbestemmen/hergebruik monumenten en karakteristieke bebouwing) hoort hier bij. Het realiseren van sociale kwaliteit wordt gedaan door het actief betrekken van bewoners bij projecten en het bieden

(17)

van ruimte aan initiatieven van onderop.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel 2017. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

generieke beleidskeuzes;

ontwikkelingsperspectieven;

gebiedskenmerken.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2017 Of - Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel

(18)

mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zogenaamde 'SER-ladder' gehanteerd.

Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Het plangebied is niet gelegen binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) of een nationaal landschap.

Daarnaast maakt het geen deel uit van een gebied dat wordt beschermd in verband de drinkwatervoorziening.

Waar - Ontwikkelingsperspectieven

Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de omgevingsvisie op de toekomst van Overijssel onderscheid de provincie zes ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.

De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Die dient dan wel te passen binnen de – voor dat ontwikkelingsperspectief – geldende kwaliteitsambities. Daarbij dienen de nieuwe ontwikkelingen verbonden te worden met de bestaande kenmerken van het gebied, conform de Catalogus Gebiedskenmerken (de derde stap in het uitvoeringsmodel). Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.

Voor het plangebied geldt het ontwikkelkingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. Het ontwikkelingsperspectief richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.

Hoe - Gebiedskenmerken

Nieuwe ruimtelijke opgaven wil de provincie verbinden met bestaande gebiedskenmerken. De gebiedskenmerken spelen zo een belangrijke rol bij de vraag hoe een initiatief invulling kan krijgen.

Onder gebiedskenmerken wordt verstaan: de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Er worden vier lagen onderscheiden:

Natuurlijke laag

De natuurlijke laag is de laag van de bodem, het reliëf, het watersysteem en de natuur die zich hier 'van nature' op vestigt. In de natuurlijke laag onderscheiden we gebiedstypen. Voor het plangebied geldt gebiedstype: Zandgebieden (Dekzandvlakte en ruggen).

(19)

Laag van het agrarische cultuurlandschap

De tweede laag beschrijft het palet van agrarische cultuurlandschappen met hun dragende structuren en nederzettingsvormen. Deze laag is het resultaat van de wisselwerking tussen verschillen in de natuurlijke ondergrond en de manier waarop gebieden in cultuur werden – en worden – gebracht. In de laag van het agrarisch cultuurlandschap worden een aantal gebiedstypen onderscheiden. Voor het plangebied geldt gebiedstype: Zandgebieden (Jonge heide- en broekontginningslandschap).

Stedelijke laag

De stedelijke laag is de laag van de steden, dorpen, verspreide bebouwing, wegen, spoorwegen en waterwegen. Het gaat in deze laag om de dynamiek van de steden en de grote infrastructurele verbindingen, maar ook om de rust van de dorpen en de landelijke wegen en paden. In de stedelijke laag onderscheiden we gebiedstypen. Het plangebied is niet opgenomen in de stedelijke laag.

Laag van de beleving

In de laag van de beleving komen de natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar. Dit is de laag die gaat over de beleefbaarheid van ruimtelijke kwaliteit, identiteit en tijdsdiepte, van recreatieve gebruiksmogelijkheden die een belangrijke rol spelen bij de waardering van de leefomgeving In de laag van de beleving onderscheiden we gebiedstypen. Het plangebied is aangeduid als 'Donkerte'. De ambitie is gericht op het koesteren van donkerte als kwaliteit. Het streven is gericht op het handhaven van de donkerte en, waar mogelijk, de gebieden bij ontwikkelingen nog donkerder te maken. De richting van de sturing is gericht op het minimaal toelaten van kunstlicht. Het vereist het selectief inzetten en 'richten' van kunstlicht en het vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen. Op basis van de laag van beleving is de Staphorster Kerkweg aangemerkt voor 'Fietsroutes'.

Toetsing provinciaal beleid

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een herijking van de stedenbouwkundige uitgangspunten voor de reeds beoogde woonwijk De Slagen. Op basis van de geldende juridisch planologische regeling voor het plangebied is de realisatie van de woonwijk reeds grotendeels mogelijk.

Het doel van het bestemmingsplan is om te voorzien in mogelijkheden voor woningbouw dat voorziet in de actuele en toekomstige behoefte aan woningen. Deze behoefte blijkt uit paragraaf 3.2.4. Voor het plangebied geldt het ontwikkelkingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap' op basis van de kaart Ontwikkelingsperspectieven. Het plangebied maakt echter deel uit van het 'bestaand bebouwd gebied'1 op basis van begripsbepalingen in de Omgevingsverordening.

Voor deelgebied De Slagen, fase 2 is een concreet stedenbouwkundig plan opgesteld dat inspeelt op de actuele behoefte van een gevarieerd woningbouwtype. Naar aanleiding van de ervaringen uit fase 1 van De Slagen zijn een aantal aanpassingen gemaakt aan de stedenbouwkundige principes voor fase 2, waardoor er meer ruimte ontstaat voor groen, spelen en parkeren. Dit zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in dit deelgebied.

Naast de aanpassingen voor fase 2, spelen er voor het overige nog te ontwikkelen deel van het woongebied (deelgebied Uit te werken) eveneens ontwikkelingen die vragen om een herijking van de plannen. Zo is inmiddels een uitbreiding van bedrijventerrein De Esch beoogd ter plaatse van het westelijke deel van het woongebied. Mede als gevolg hiervan is aan deze zijde een andere

(20)

(wijk)ontsluitingsstructuur ontstaan. Voor dit deelgebied is een uit te werken bestemming opgenomen.

In de voorwaarde van deze bestemming is opgenomen dat het tempo van uitwerken wordt bepaald door het gemeentelijke woningbouwprogramma, waarbij rekening zal worden gehouden met het provinciale ruimtelijke beleid. De uitwerking dient daarnaast aan te sluiten bij de nieuwe stedenbouwkundige hoofdopzet die voor het gebied is vervaardigd.

Het initiatief is in overeenstemming met de uitgangspunten van het provinciaal beleid.

3.2.4 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie Staphorst 'voor elkaar'

De Omgevingsvisie Staphorst 'voor elkaar' is gericht op verbetering van de 'omgevingskwaliteit'. De visie geeft de kaders voor (particuliere) initiatieven en nodigt inwoners en partijen uit met ontwikkelingen te komen die bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij gaat het niet alleen om ruimtelijke kwaliteit, maar ook om kwaliteitsverbetering op bijvoorbeeld het gebied van recreatie, ecologie, leefbaarheid, zorg, duurzaamheid en (agrarische) economie. De omgevingsvisie bevat de koers van Staphorst richting de toekomst met 2030 als stip op de horizon en een doorkijk naar 2050.

In de omgevingsvisie zijn drie verbindende thema’s geformuleerd die de kapstok vormen voor het integraal werken binnen de gemeente. Dit doet de gemeente omdat zij wil breken met de gewoonte sectoraal te denken en te werken. De gemeente wil niet alleen integraal opereren binnen de fysieke leefomgeving, maar ook het fysieke en sociale domein met elkaar verbinden. Daarom is het van belang sector-overstijgende thema’s te formuleren die door de sectoren heen lopen en met het ene been in het sociale en met het andere been in het fysieke domein staan. Dit zijn in Staphorst:

Innovatieve plattelandseconomie

de economie kent een sterke fysieke component (bedrijventerreinen), maar ook een sterke sociale kant (arbeidsmarkt).

Gezonde en dynamische samenleving

dit lijkt op het eerste gezicht misschien vooral een sociaal thema, maar gezondheid heeft ook een belangrijke fysieke component, in de vorm van beweegvriendelijke omgeving en goede leefomstandigheden.

Verantwoord vernieuwen

dit gaat over het op een manier vernieuwen van de fysieke leefomgeving die oog heeft voor duurzaamheid, het culturele erfgoed, de ruimtelijke kwaliteit en de andere twee sector-overstijgende thema’s. Zodoende ligt er ook een sterke relatie met het sociale domein.

De voorgaande verbindende thema's zijn verder uitgewerkt in acht thema's:

1. Landbouw en landschap hand in hand 2. Een fantastisch woon- en leefklimaat 3. Ondernemend Staphorst

4. Bereikbaar langs alle wegen

5. Verbinden van onderwijs en arbeidsmarkt 6. Versterken van sociale cohesie en integratie 7. Jongeren gezond en ouderen vitaal

8. Duurzaam voor elkaar

Voor voorliggend bestemmingsplan is het thema 'Een fantastisch woon- en leefklimaat' van belang. Het is goed wonen in Staphorst. De kwaliteit van woningen en de woonomgeving zijn over het algemeen

(21)

naar tevredenheid van de inwoners. Dat wil de gemeente graag zo houden: Staphorst heeft de ambitie om een goed woon- en leefklimaat aan te blijven bieden, niet alleen in de kern Staphorst, maar ook in de kernen Rouveen en IJhorst. Daarbij ligt de focus op zowel kwaliteit (groen en prettige leefomgeving) als kwantiteit (meer woningen).

Kaart Wonen en Leefbaarheid

Op de kaart 'Wonen en Leefbaarheid' behorende bij de omgevingsvisie is het plangebied deels aangeduid als 'Woningbouwlocatie in ontwikkeling' en deels als 'Uitbreidingslocatie woningbouw'. Het plangebied is daarmee expliciet opgenomen als woningbouwlocatie. In de omgevingsvisie wordt aangegeven dat de woningen, al naar gelang de behoefte, in verschillende typologieën worden gebouwd. In de omgevingsvisie worden de volgende doelgroepen onderscheiden:

Om te voorkomen dat Staphorsters noodgedwongen naar omliggende gemeenten verhuizen, wordt voorzien in een voldoende ruim woningaanbod. De gemeente richt zich ook op terugkeerders die eerder vanwege de krapte op de woningmarkt geen geschikte woning konden vinden. Staphorst wil een doorbraak forceren in de stagnatie van woonwijk De Slagen. Dit is ook voor de komende visieperiode de uitleglocatie. Wanneer blijkt dat hierin geen beweging zit dan wordt ook gekeken naar andere locaties.

De demografische ontwikkelingen leiden met name tot een grote vraag naar woningen voor starters.

Daarbij vraagt de betaalbaarheid van woningen voor starters en kleine huishoudens de aandacht.

De gemeente anticipeert op de vergrijzing door te zorgen voor levensloopbestendige woningen (zoals nultredenwoningen) en verdichting met name in de nabijheid van voorzieningen.

Daarnaast is er vraag naar woningen in het duurdere segment. Daarbij gaat het met name om grote kavels in een groen woonmilieu.

Staphorst biedt alternatieve (tijdelijke) huisvestingsoplossingen voor vergunninghouders en andere doelgroepen en maken hierover prestatieafspraken met de woningcorporatie.

(22)

Woonvisie 2016 – 2020: ‘De woningmarkt in beweging’

Op 1 november 2016 heeft de gemeenteraad van Staphorst de Woonvisie 2016 - 2020 vastgesteld. De Woonvisie geeft inzicht in de actuele vraag naar en het aanbod van woningen en de woningbouwplannen die in voorbereiding zijn. Centraal staat hoe men wil bereiken dat vraag en aanbod op de woningmarkt, ook in de toekomst, zo optimaal mogelijk op elkaar worden afgestemd. De ambitie van de gemeente is dat ze zich wil inzetten voor een kwalitatief goed woon- en leefklimaat voor de inwoners, nu en in de toekomst. De woonvisie beschrijft hoe het gemeentelijk woonbeleid er de komende vijf jaar uit moet zien, met een doorkijkje naar 2024.

De gemeente wil in de woonvisie inzetten op een drietal hoofdthema’s:

1. Passende kwaliteit van het wonen: Hierbij gaat het om de kwaliteit van de bestaande woningen en woonomgeving en passende nieuwbouw.

2. Betaalbaar wonen voor verschillende doelgroepen: Hierbij gaat het om voldoende betaalbare huisvesting van huishoudens met een laag inkomen, (koop)starters en specifieke doelgroepen.

3. Langer zelfstandig wonen: Hierbij gaat het om passende woningen, toegankelijke openbare ruimte,ontmoeting en bereikbaarheid van diensten en zorg.

In de woonvisie wordt aangegeven dat verwacht wordt dat het aantal huishoudens de komende jaren blijft groeien in de gemeente Staphorst. Ook op de lange termijn (2030/2040). In de periode 2016 tot en met 2020 gaat het naar verwachting om een toename met 350 huishoudens en in de periode 2021 tot en met 2025 om 320 huishoudens. In totaal gaat het om 670 huishoudens in de periode 2016 tot en met 2025.

Daarnaast wordt aangegeven dat de behoefte aan geschikte zelfstandige woningen voor senioren en andere doelgroepen met een ondersteuningsvraag toeneemt als gevolg van vergrijzing en het langer zelfstandig wonen. Het gaat hier om het aanpassen van bestaande woningen, maar ook om de behoefte aan combinaties van wonen met zorg.

In de woonvisie wordt aangegeven dat de behoefte voor Staphorst Zuid (De Slagen) tot en met 2020 120-210 woningen bedraagt. In de woonvisie wordt gesteld dat de afzetbaarheid van woningen kan toenemen bij een betere programmatische mix vrije kavels, tweekappers, eventueel ook rijwoningen).

Ook een goede prijs-kwaliteitverhouding verbetert de afzetbaarheid van nieuwbouw in Staphorst Zuid.

Groenbeleidsplan Staphorst 2019-2030

Het Groenbeleidsplan Staphorst 2019-2030 is een parapluplan voor alle beleid en uitvoering van beleid over groen binnen de gemeente Staphorst. In het plan staat een duidelijke visie over het groen, zodat inwoners weten wat zij van de gemeente mogen verwachten. De gemeente Staphorst formuleert de volgende groenvisie als grondslag en richting voor de toekomst van het openbaar groen:

Het openbaar groen is een basisvoorziening waarin waarden als gezondheid, welzijn, ontmoeting en klimaatadaptie letterlijk de ruimte krijgen. Het is een integraal, maar belangrijk onderdeel van de openbare ruimte. Gekozen wordt voor openbaar groen dat:

herkenbaar, robuust en duurzaam is;

de kenmerken van de verschillende woonkernen en landschapstypen benadrukt;

haar inwoners een gezond en plezierig woon-, leef- en werkklimaat biedt;

gelegenheid geeft aan activiteiten, zoals sporten, wandelen en fietsen, spelen, bewegen, rusten en ontmoeten;

ruimte biedt voor waterberging, klimaatdemping, natuurontwikkeling en natuurbeleving (meer plek

(23)

voor flora en fauna);

logisch aansluit op particuliere eigendommen en andere onderdelen en structuren van de openbare ruimte.

De groenvisie is verder uitgewerkt in basisgroenstructuurkaarten en beleidsrichtingen.

Als verbeelding van de groenvisie zijn vier kaarten gemaakt met daarop weergegeven de zogenaamde basisgroenstructuur. Op deze kaarten staan belangrijke groenelementen opgenomen, zoals groene verbindingsstroken, grootschalige groenplekken, bomenrijen, gebruiksfuncties, routes e.d. De basisgroenstructuur is de ruggengraat van het openbaar groen. Zij heeft een duurzaam karakter, verdient extra aandacht bij inrichting en beheer en heeft een beschermde status. Voor het plangebied is de kaart 'basisgroenstructuur woonkernen Staphorst, Punthorst en Slingenberg' van belang. Navolgend is een uitsnede van de kaart opgenomen.

(24)

In aansluiting op de visie en de basisgroenstructuur worden voor de volgende onderdelen de onderstaande acht beleidsrichtingen voorgesteld:

Het opnemen van de dorpsrandzones en de groenstructuren in nieuwe gemeentelijke bestemmingsplannen en deze verder ontwikkelen in inrichtings- en beheerplannen.

Het verder ontwikkelen, verbeteren en verbinden van ommetjes, fiets- en wandelpaden, inclusief de lange afstandswandelpaden.

Het bieden van visgelegenheid langs watergangen en vijvers (inclusief wedstrijdlocaties), door het op eenvoudige wijze inrichten van de op kaart aangegeven vislocaties.

Het beschermen, verbinden en verder ontwikkelen van de basisgroenstroken en deze inzetten voor allerlei activiteiten en functies.

Het accentueren van de centra en entrees tot woonkernen en woonwijken door het toepassen van hoogwaardig groen.

Het verbreden van de functie van speelplaatsen ten gunste van sporten, bewegen en ontmoeten.

Het verder ontwikkelen van voldoende aantrekkelijke plekken om elkaar te ontmoeten.

Het toepassen van kwantitatief en kwalitatief voldoende wijkgroen ten gunste van een gezond en aangenaam woon-, leef- en werkklimaat. Uitgangspunt hierbij is: uitzicht op groen voor iedereen.

Toetsing gemeentelijk beleid

Voorliggend bestemmingsplan ziet toe op een geactualiseerde regeling voor de verdere ontwikkeling van de woonwijk De Slagen in Staphorst. In het plangebied is op basis van de geldende juridisch-planologische regeling reeds grotendeels woningbouw mogelijk. In de omgevingsvisie is het plangebied deels aangegeven als 'Woningbouwlocatie in ontwikkeling' en deels als 'Uitbreidingslocatie woningbouw'. In de omgevingsvisie is tevens de beoogde uitbreiding voor bedrijventerrein De Esch opgenomen ter plaatse van de gronden die op basis van het geldende bestemmingsplan nog bestemd zijn ten behoeve van woningbouw.

In de woonvisie wordt het plangebied benoemd als één van de locatie waar nieuwe woningbouw is beoogd. Voor De Slagen geldt een actuele behoefte aan woningen op korte termijn. Daarnaast bestaat er een behoefte voor de langere termijn in de gehele gemeente in verband met de groei van het aantal huishoudens.

Voor deelgebied De Slagen, fase 2 is een concreet stedenbouwkundig plan opgesteld dat inspeelt op de actuele behoefte van een gevarieerd woningbouwtype. In fase 2 is een mix van vrijstaande, twee-aaneengebouwde en rijwoningen beoogd. Voor deelgebied Uit te werken is een uit te werken bestemming opgenomen. In de voorwaarde van deze bestemming is opgenomen dat het tempo van uitwerken wordt bepaald door het gemeentelijke woningbouwprogramma. De uitwerking dient daarnaast aan te sluiten bij de nieuwe stedenbouwkundige hoofdopzet die voor het gebied is vervaardigd.

De beoogde hoofdgroenstructuur voor het plangebied komt overeen met de beoogde groenstructuur uit het groenbeleidsplan. In deelgebied fase 2 is de groenstructuur verder uitgewerkt. In het deelgebied fase 2 zijn twee groenstroken beoogd die naast ruimte voor spelen tevens dient als ruimte voor waterberging (wadi).

Met het bestemmingsplan wordt uitvoering gegeven aan de beleidsuitgangspunten van het gemeentelijke beleid.

(25)

3.3 Milieu- en omgevingsaspecten

3.3.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende milieu- en omgevingsaspecten waar rekening mee moet worden gehouden. Om de haalbaarheid van het bestemmingsplan aan te tonen, is voor een deel van deze aspecten voor deelgebied De Slagen, fase 2 onderzoek verricht. In de betreffende paragrafen worden de bevindingen uit de onderzoeken nader toegelicht.

3.3.2 Bodem

Algemeen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet aangetoond worden dat de bodem- en grondwaterkwaliteit ter plaatse van het plangebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

Toetsing

Deelgebied De Slagen, fase 2

Door Buro Ontwerp & Omgeving is in november 2019 een actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd2. Het onderzoek is als Bijlage 2 bij dit bestemmingsplan gevoegd. De conclusies uit het onderzoek worden hierna kort behandeld.

In het verleden zijn er reeds meerdere onderzoeken uitgevoerd op de locatie. Op basis van deze onderzoeken is de locatie aangemerkt als een onverdachte locatie voor wat betreft bodemverontreiniging.

Uit de veldwerkzaamheden komt naar voren dat de bovengrond voornamelijk uit zwak humeus en zwak siltig, matig fijn zand bestaat. De ondergrond bestaat voornamelijk uit zwak siltig, matig fijn zand. In het overige opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen bijmengingen waargenomen.

Uit de analyses komt naar voren dat zowel de boven- als de ondergrond niet is verontreinigd. Het grondwater is vanwege de onderzoeksuitkomsten uit de eerder uitgevoerde onderzoeken niet onderzocht.

Op basis van het onderzoek vormt de vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit geen belemmering voor de herziening van het bestemmingsplan en de beoogde woningbouw.

Deelgebied Uit te werken

In het verleden is voor een deel van dit deelgebied reeds bodemonderzoek gedaan. Daarbij zijn geen milieuhygiënische belemmeringen voor woningbouw geconstateerd.

Deelgebied Uit te werken is bestemd met een uit te werken bestemming voor een woongebied. Dit betekent dat voor dit deelgebied eerst één of meerdere uitwerkingsplannen moet worden opgesteld. In een dergelijk uitwerkingsplan moet ook worden aangetoond dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de toekomstige functie. Om die reden zal te zijner tijd (actualiserend) bodemonderzoek worden

(26)

uitgevoerd.

Op basis van de reeds uitgevoerde onderzoeken en gezien de huidige functie van het deelgebied (agrarisch productieland), zijn er vooralsnog geen redenen om aan te nemen dat de bodemkwaliteit ter plaatse niet geschikt is voor de toekomstige functie (woongebied) in dit deelgebied.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

3.3.3 Geluid

Algemeen

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door industrie, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en gezoneerde industrieterreinen.

Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.

Toetsing

Voor het initiatief is door Buro Ontwerp & Omgeving in december 2019 een akoestisch onderzoek uitgevoerd3. Het onderzoek is als Bijlage 3 bijgevoegd.

De beoogde woningen in het plangebied zijn gelegen binnen de onderzoekszones van de spoorlijn Zwolle - Meppel, de Industrieweg en de Achthoevenweg. Daarnaast is onderzoek gedaan naar de Staphorster Kerkweg en de J.C. van Andelweg. Dit zijn 30 km-wegen. Formeel gelden voor deze wegen volgens de Wgh geen onderzoeksplicht, omdat de maximaal toegestane snelheid 30 km/uur bedraagt.

De verkeersintensiteit op deze wegen zijn echter dusdanig dat een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet kan worden uitgesloten. Daarom is in het kader van een goede ruimtelijke ordening toch akoestisch onderzoek uitgevoerd naar deze omliggende 30 km-wegen.

Deelgebied De Slagen, fase 2

Uit het onderzoek komt naar voren dat bij de beoogde woningen in dit deelgebied wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor de Industrieweg, de Achthoevenweg en de omliggende 30 km-wegen. Ook voldoen de woningen aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB van de spoorlijn Zwolle – Meppel.

Er zijn voor de realisatie van de woningen vanuit akoestisch oogpunt dan ook geen nadere maatregelen, zoals hogere waarden, noodzakelijk.

Deelgebied Uit te werken

Voor dit deelgebied is nog geen concrete uitwerking bekend. Om die reden is de rand van het bestemmingsvlak van de bestemming 'Wonen - Uit te werken' als uitgangspunt gebruikt voor het bepalen van de geluidsbelasting.

(27)

Op de rand van de uit te werken bestemming wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB van de spoorlijn Zwolle – Meppel.

Voor wegverkeer geldt dat op de rand van de uit te werken bestemming de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden door het geluid afkomstig van de Achthoevenweg en de J.C. van Andelweg (30 km-weg). De maximaal toelaatbare geluidsbelasting van 63 dB wordt echter niet overschreden. Daardoor wordt bij de toekomstige woningen binnen het deelgebied Uit te werken wel voldaan aan de geluidsnormen uit de Wgh.

Wanneer de woningen worden mogelijk gemaakt door middel van een uitwerkingsplan, dan is akoestisch onderzoek naar de exacte geluidsbelastingen noodzakelijk. Rekening moet worden gehouden met de geluidshinder afkomstig van met name de Achthoevenweg. Waarschijnlijk zal de voorkeursgrenswaarde van 48 dB bij de toekomstige woningen worden overschreden. In het kader van het uitwerkingsplan zullen naar verwachting dan ook hogere waarden moeten worden verleend om de woningen mogelijk te maken.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat er vanuit het aspect geluid geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied.

3.3.4 Luchtkwaliteit

Algemeen

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof:

Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 øg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit

(28)

gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

Toetsing

Het bestemmingsplan ziet toe op het mogelijk maken van minimaal 172 en maximaal 313 in deelgebied Uit te werken en maximaal 114 woningen in deelgebied De Slagen fase 2. In totaal kunnen daarmee maximaal 427 woningen worden gerealiseerd. Volgens de ministeriële regeling NIBM draagt een bouwplan met minder dan 1.500 nieuwe woningen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Toetsing aan de grenswaarden is derhalve niet noodzakelijk.

In het plangebied worden geen gevoelige functies beoogd zoals bedoeld in het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Toetsing aan de grenswaarden is daarom niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is de monitoringstool4 uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van de rijksoverheid geraadpleegd. De monitoringstool geeft inzicht in de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in het plangebied tussen 2017 en 2030. De monitoringstool kent scenario's zonder en met lokale maatregelen die er voor moeten zorgen dat op termijn overal aan de grenswaarden wordt voldaan. Beide typen scenario's laten in de toekomst een afname van de concentraties zien. Dit komt doordat bedrijven en het verkeer steeds schoner worden door technologische verbeteringen. De monitoringstool maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2017, 2020 en 2030 in het plangebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

3.3.5 Externe veiligheid Algemeen

Bepaalde maatschappelijke en bedrijfsmatige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat

(29)

veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten.

De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het Bevi). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Groepsrisico

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.

Toetsing

Binnen het plangebied wordt voorzien in nieuwe kwetsbare objecten in de vorm van woningen. Het aantal woningen neemt ten opzichte van de het geldende bestemmingsplan niet toe.

De navolgende afbeelding bevat een fragment van de risicokaart Nederland. De globale ligging van het plangebied is aangeduid met een blauwe stippellijn.

(30)

Uitsnede risicokaart Nederland

Stationaire risicobronnen

In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen Bevi-inrichtingen. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.

Mobiele risicobronnen

Ten westen van het plangebied liggen twee buisleidingen van Gasunie (N-550-40 en N-550-32). De plaatsgebonden risicocontour ligt op de leidingen. Het invloedsgebied van de buisleidingen reikt niet tot het plangebied.

Ten westen van het plangebied ligt, op een afstand van ruim 600 meter, de snelweg A28. Over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Ook over de spoorlijn Zwolle - Meppel vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De spoorlijn ligt op 300 meter ten oosten van het plangebied.

Het plangebied ligt daarmee binnen het invloedsgebied van de snelweg en de spoorlijn, maar buiten de toetsafstand van 200 m (op basis van artikel 8 van het Bevt). Om die reden hoeft het groepsrisico niet kwantitatief inzichtelijk te worden gemaakt. Wel geldt er een (beperkte) verantwoordingsplicht van het groepsrisico.

Beperkte verantwoording groepsrisico

De maatgevende scenario's voor de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid bij calamiteiten met brandbare en toxische vloeistoffen/gassen zijn een wolkbrandexplosie en een toxische wolk. Navolgend is vanuit deze scenario's ingegaan op de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

(31)

De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp

Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om effecten ten gevolge van het incident te beperken of te voorkomen. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. Eventuele secundaire branden in het plangebied kunnen met behulp van de primaire bluswatervoorzieningen worden bestreden door de brandweer. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.

De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen

Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen, is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. Bij een wolkbrandexplosie scenario is het advies om te vluchten van de risicobron af.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.3.6 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

Indien door middel van een plan nieuwe, gevoelige functies of milieuhinderveroorzakende functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu binnen en buiten het plangebied mogelijk is. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van nieuwe gevoelige functies.

Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies is de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als leidraad voor milieuzonering gebruikt. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en gebiedstypen opgenomen. Het gaat onder andere om de volgende omgevings- en gebiedstypen: 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningen, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Voor gemengde gebieden kunnen de aanbevolen richtafstanden met één stap worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf de grens van de locatie van de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande gevoelige functies.

Toetsing

Deelgebied De Slagen, fase 2

Hinderveroorzakende functies in het deelgebied

Binnen het deelgebied worden geen functies gerealiseerd die milieuhinder veroorzaken. De woningen

(32)

kunnen worden aangemerkt als milieuhindergevoelig.

Hinderveroorzakende functies in de omgeving van het deelgebied

Ten noordoosten van het deelgebied ligt het bedrijventerrein De Baarge. Tussen het deelgebied en dit bedrijventerrein ligt een groenwal. Op het dichtstbijzijnde deel van het bedrijventerrein (ten westen van de Industrieweg) zijn bedrijven met een maximale milieucategorie van 2 (zoals opgenomen in de bijlage van het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein) toegestaan. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken zodat bedrijven in hogere categorie, welke naar aard en omvang gelijk te stellen zijn bedrijven uit categorie 1 en 2, ook zijn toegestaan.

Een bedrijf waarvoor de maximaal toegestane milieucategorie 2 bedraagt, heeft op basis van de VNG-publicatie een maximale richtafstand van 30 meter. De kortste afstand tussen de beoogde woningen (bestemmingsvlak Wonen) en de grens van het bestemmingsvlak van het bedrijventerrein bedraagt 34 meter. De afstand tussen de nieuw te realiseren woningen en het bedrijventerrein is daarmee, op basis van de richtafstanden uit de VNG-brochure, voldoende groot. Daarnaast geldt dat de beoogde woningen, ten opzichte van de mogelijkheden uit het geldend bestemmingsplan, verder van het bedrijventerrein af komen te liggen.

Deelgebied Uit te werken

Hinderveroorzakende functies in het deelgebied

Binnen het deelgebied worden geen functies gerealiseerd die milieuhinder veroorzaken. De toekomstige woningen kunnen worden aangemerkt als milieuhindergevoelig.

Hinderveroorzakende functies in de omgeving van het deelgebied

Ten westen van het deelgebied ligt het bedrijventerrein De Esch. Op het dichtstbijzijnde deel van het bedrijventerrein (grenzend aan de Achthoevenweg) zijn bedrijven met een maximale milieucategorie van 2 (zoals opgenomen in de bijlage van het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein) toegestaan.

Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken zodat bedrijven in hogere categorie, welke naar aard en omvang gelijk te stellen zijn bedrijven uit categorie 1 en 2, ook zijn toegestaan.

Een bedrijf waarvoor de maximaal toegestane milieucategorie 2 bedraagt, heeft op basis van de VNG-publicatie een maximale richtafstand van 30 meter. De kortste afstand tussen de toekomstige woningen (bestemmingsvlak Wonen - Uit te werken) en de grens van het bestemmingsvlak van het bedrijventerrein bedraagt 35 meter. De afstand tussen de woningen en het bedrijventerrein is daarmee, op basis van de richtafstanden uit de VNG-brochure, voldoende groot.

Ten noorden van dit deelgebied bevindt zich een vestiging van scholengemeenschap Pieter Zandt. Op basis van de VNG-publicatie geldt voor deze school een richtafstand van 30 m (categorie 'Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs'). In de uitwerkingsregels voor de bestemming Wonen - uit te werken is opgenomen dat woonhuizen niet gebouwd mogen worden binnen een afstand van 30 m tot de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk'. De school is bestemd als 'Maatschappelijk'. De afstand tussen de school en de toekomstige woningen in het deelgebied zal daarmee voldoende groot zijn.

Conclusie

(33)

Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen aanwezig zijn voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.3.7 Water Beleid

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Waterschappen hebben een speciale verantwoordelijkheid voor het water. Wettelijk vastgelegde taken zijn onder andere:

een goede bescherming tegen hoogwater: Overstromingen, wateroverlast of droogte voorkomen of beperken.

een goed functionerend regionaal watersysteem: Beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het water in de volle breedte.

het zuiveren van afvalwater: afvalwater in de afvalwaterzuiveringsinstallaties effectief en efficiënt behandelen. Het waterschap probeert niet alleen schadelijke stoffen uit het water te halen, ook is het een ambitie om van deze stoffen nieuwe producten te maken en nieuwe toepassingen te zoeken.

In het waterbeheerplan wordt beschreven hoe het waterschap deze taken wil uitvoeren in de periode 2016-2021. Ook worden in het plan de benodigde maatregelen voorgesteld. Het waterbeheerplan geeft vooral de koers aan voor de komende jaren.

Situatie plangebied

Voor het initiatief is in juni 2020 door Buro Ontwerp & Omgeving een waterhuishoudkundig plan opgesteld5. Dit plan is als Bijlage 4 bijgevoegd.

Afvoer hemelwater

Als gevolg van de ontwikkeling zal het verhard oppervlak in het plangebied met circa 27.840 m2 toenemen. Op basis van de uitgangspunten van het waterschap bedraagt de benodigde berging 80 mm.

De bergingsopgave voor het plangebied is hiermee circa 2.230 m³.

De gemeente voert het beleid (Hemelwaterverordening) uit dat bij nieuwbouw de eigenaar zorgt voor een infiltratievoorziening (bijvoorbeeld kratten of een laagte in de tuin) met een inhoud van minimaal 10 mm over het verhard oppervlak op eigen terrein. In het schetsontwerp is het oppervlak van de daken en verharding op particulier terrein 15.510 m². Hiermee kan de bergingsopgave in mindering worden gebracht en komt de restopgave neer op 2.072 m³.

Het uitgangspunt bij de verder uitwerking van het plan is dat het vloerpeil (onderzijde vloer) van de woningen minimaal 0,8 m boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) ligt. Dit betekent dat het plangebied naar verwachting plaatselijk opgehoogd dient te worden. Bij bouwen zonder kruipruimte kan een geringere ontwateringsdiepte worden aangehouden. In het waterhuishoudingsplan wordt geadviseerd een drempelhoogte van 0,3 meter boven het straatpeil aan te houden.

Het toekomstig hemelwatersysteem in de openbare ruimte zal bestaan uit een bovengrondse afvoer via goten naar diverse hemelwatervoorzieningen en een drainage transport (DT) riool. De hemelwatervoorzieningen bestaan uit wadi's, een zaksloot en waterpasserende parkeervakken. Het DT-riool heeft meerdere functies; het zorgt voor een betere verdeling van het hemelwater tussen de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien

Toetsing aan de nieuwe Ladder houdt in dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt een beschrijving bevat van de behoefte aan

Deze wijzi- ging betekent dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen het natuurnetwerk Nederland bevat geen nieuwe bestemmingen en regels die ruimtelijke ontwikkelingen toestaan die

“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien

Deze wijzi- ging betekent dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die

“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien