• No results found

Algemeen

In het kader van de omgevingsvergunning van de in de jachthaven van Willemstad gelegen bunkerschip is een kwalitatieve risicoanalyse uitgevoerd1. De resultaten hiervan zijn te vinden het rapport 'kwalitatieve risicoanalyse', welke als bijlage is opgenomen bij deze ruimtelijke

onderbouwing.

Regelgeving

Welke ongewenste gebeurtenissen voor de risicoanalyse moeten worden gehanteerd zijn over het algemeen vastgelegd in de Handleiding Risicoberekeningen Bevi (HRB). De meest recente versie van deze handleiding betreft versie 3.2 van 1 juli 2009.

Het bunkerschip valt niet onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Voor de berekeningswijze en de normering is echter wel aangesloten bij dit besluit.

Onderzoek

De jachthaven wordt hoofdzakelijk aangedaan door de pleziervaart, en de sterkte van het bunkerschip is berekend voor het weerstaan van dergelijke botsingen. De kans op aanvaring gevolgd door een grote uitstroming is daarom verwaarloosbaar verondersteld.

Twee van de te vergunnen activiteiten van het bunkerschip zijn potentieel relevant wat betreft externe veiligheid: de verkoop van brandstoffen én de opslag van propaan/butaangas in flessen.

De relevante brandstoffen en gassen die zijn meegenomen in de QRA zijn benzine, propaan en butaan.

Plaatsgebonden risico

De berekeningsresultaten laten zien dat het berekende plaatsgebonden risico groter is dan 10

-6/jaar.

Binnen de 10-6/jaarcontour is een snackbar aanwezig. Dit is aan te merken als een beperkt kwetsbaar object. Uitgaande van de normstelling van het Bevi is de 10-6/jaar een richtwaarde en moet de aanwezigheid van een beperkt kwetsbaar object onderbouwd worden. Tevens wordt opgemerkt dat het schip ten noordoosten van het bunkerschip zich voor een klein deel binnen de 10-6/jaar plaatsgebonden risicocontour bevindt. Een uitgebreidere analyse van het aspect externe veiligheid is opgenomen als bijlage I.

Groepsrisico

De grafiek van het groepsrisico laat zien dat er maximaal twee slachtoffers vallen binnen het groepsrisicovenster van de grafiek. Formeel begint een groepsrisico (volgens Bevi) bij tien slachtoffers of meer. Volgens het Bevi is het groepsrisico nihil.

1 Kwalitatieve risicoanalyse, Advies - en ingenieursbureau Oranjewoud, 28-02-13

Ruimtelijke onderbouwing Randvoorwaarden

projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06

Conclusie

In de kwalitatieve risicoanalyse is de externe veiligheidssituatie van het bunkerschip in beeld gebracht. Dit heeft geleid tot de volgende bevindingen:

Plaatsgebonden risico

De berekeningsresultaten laten zien dat het berekende plaatsgebonden risico groter is dan 10-6 -jaar. Binnen de 10-6/jaarcontour is een beperkt kwetsbaar object aanwezig of bestemd. Echter gelet op het feit dat het bunkerschip geen Bevi-inrichting is, vormt het plaatsgebonden risico geen beperking voor de legalisering van het bunkerschip.

Groepsrisico

Het maximaal aantal slachtoffers in de groepsrisico berekening blijft lager dan of gelijk aan twee.

Aangezien een groepsrisico formeel begint vanaf tien personen of meer kan gesteld worden dat het groepsrisico nihil is en geen beperking vormt.

4.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 Bro is voor ruimtelijke plannen een waterparagraaf verplicht.

Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle relevante waterhuishoudkundige ruimtelijke plannen en besluiten van rijk, provincies en gemeenten. In het kader van de waterhuishouding is contact opgenomen met Rijkswaterstaat als (water)beheerder en met het Waterschap Brabantse Delta.

Waterkwaliteit/lozingen

Met voorliggende ruimtelijke procedure worden geen 'activiteiten' mogelijk gemaakt die betrekking hebben op het lozen van huishoudelijk afvalwater. Dus wat betreft lozingen zijn er volgens Rijkswaterstaat verder geen obstakels.

Beleidsregels grote rivieren (Bgr)

Volgens kaartblad 041 van de Bgr is het Hollands Diep (inclusief de haven van Willemstad) bergend regime. Drijvende objecten in bergend regime zijn niet vergunningsplichtig maar meldingsplichtig en dienen te worden gemeld bij Rijkswaterstaat (Waterwet). Rijkswaterstaat treedt op als waterkwaliteit en –kwantiteitbeheerder. De drijvende objecten die in het havenbekken liggen worden voor zover dit nog niet is gebeurd gemeld bij RWS (vergunningen.wnz@rws.nl). Vanuit waterstaatskundig oogpunt zijn er namens de

(water)beheerder verder geen bezwaren tegen de legalisering van de vier voorzieningen in de jachthaven van Willemstad.

Keur Brabantse Delta 2011

Het waterschap heeft regels opgesteld om te voorkomen dat dijken en oevers beschadigen. Ook zijn er regels voor het onderhoud van sloten, beken, rivieren en andere waterlopen om de waterafvoer in dit oppervlaktewater te waarborgen. De Keur kent verbodsbepalingen over zaken die niet mogen in of om waterlopen en dijken. De Keur heeft betrekking op alle werkzaamheden of activiteiten in en om waterlopen of dijken. In de Keur wordt gesteld dat het verboden is om afval, voorwerpen of stoffen te hebben, te plaatsen, te deponeren of op te slaan zonder een watergunning.

Het afvalverzamelpunt ligt binnen de waterkeringszone en het profiel van vrije ruimte van de primaire waterkering. Het Waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het beheer van deze primaire waterkering. Voor werkzaamheden op en/of in de nabijheid van waterkeringen

Ruimtelijke onderbouwing Randvoorwaarden

projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06

kan, op basis van de Keur, een vergunning benodigd zijn. Een dergelijke vergunning moet bij het waterschap worden aangevraagd.

Aangezien bij het afvalverzamelpunt sprake is van een bestaande situatie, waarbij geen activiteiten voorkomen die de sterkte en stabiliteit van de waterkering in het geding brengen, treden in het kader van de legalisering van de verschillende activiteiten geen nadelige gevolgen op voor de waterhuishoudkundige situatie.

Het verhard oppervlak neemt niet toe. Ook wordt de werking van de waterkering niet aangetast door het afvalverzamelpunt.

Conclusie

Voor de legalisering van de verschillende voorzieningen vormt het aspect water geen belemmering.

4.3 Ecologie

Het resultaat van de natuurtoets is dat de vier voorzieningen en het gebruik van die voorzieningen geen (negatieve) effecten hebben op de flora en fauna in de omgeving. In onderstaande paragrafen is deze conclusie nader toegelicht. De volledige natuurtoets is opgenomen als bijlage II.

4.3.1 Natuurbeschermingswet 1998

Alhoewel mogelijke storingsfactoren op kunnen treden bij het in gebruik hebben van de vier voorzieningen, betreffen deze enkel zeer lokale effecten en zijn deze niet wezenlijk te onderscheiden van de verstoring die vrijkomt bij de bestemming van de jachthaven en de bebouwde omgeving.

De vier aanwezige voorzieningen in de jachthaven te Willemstad vormen geen belemmering voor de instandhoudingsdoelstellingen beschermd volgens de Natuurbeschermingswet 1998. De voorzieningen en het gebruik ervan veroorzaken geen (significant) negatieve effecten op het nabijgelegen Natura 2000-gebied “Hollands Diep” alsook niet op Natura 2000-gebieden die op een verdere afstand van het projectgebied gelegen zijn. Vervolgstappen zijn niet noodzakelijk.

4.3.2 Ecologische hoofdstructuur

Drie voorzieningen (het bunkerschip, het havenkantoor en het sanitairgebouw) liggen buiten de EHS (Natuurnetwerk Nederland) en één voorziening (het afvalverzamelpunt) ligt binnen de grenzen van de EHS (natuurbeheertype “Wintergastenweide”). De vier aanwezige voorzieningen in de jachthaven te Willemstad leiden niet tot directe of indirecte aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het EHS-gebied. Alhoewel het afvalverzamelpunt binnen de grenzen van de EHS ligt en dit in de regel in strijd is met de bestemming van de locatie als EHS, stelt de provincie Noord-Brabant dat deze situatie gehandhaafd mag worden (gelet op de gemeentelijke AWB-reactie d.d. 19 mei 2004) mits er geen uitbreidingen plaatsvinden. Aangezien er geen sprake is van uitbreidingsmogelijkheden en de situatie derhalve kan worden gehandhaafd, zijn in het kader van het EHS-beschermingsregime geen vervolgstappen aan de orde.

Ruimtelijke onderbouwing Randvoorwaarden

projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06

4.3.3 Flora- en faunawet

Samengevat is het resultaat van de toetsing aan de Flora- en faunawet (het door ecologen van Antea Group uitgevoerde bureauonderzoek en terreinbezoek) dat de voorzieningen en het gebruik ervan geen (negatieve) effecten hebben op de flora en fauna in de omgeving. Ter plaatse en in de directe omgeving van de voorzieningen zijn de natuurwaarden laag en zijn er geen voor de soorten unieke en essentiële groenelementen aanwezig. Daarnaast hebben de voorzieningen een verwaarloosbare invloed op de omgeving. De Flora- en faunawet zorgt niet voor een belemmering voor het legaliseren van de voorzieningen.

Ruimtelijke onderbouwing Investering in ruimtelijke kwaliteit

projectnummer 01.0258075 23 december 2015, revisie 06