Vraag nr. 37 van 1 februari 2000
van de heer DIDIER RAMOUDT
Luchthavenbedrijven Oostende – Franse arbeiders Er werd mij gemeld dat verschillende bedrijven op de Oostendse luchthaven, via een interimkantoor, Franse arbeiders inzetten om, vooral tijdens de weekends, vliegtuigen te laden en te lossen.
Nochtans wordt de streek rond Oostende geplaagd door een hoge werkloosheid.
1. Is de minister op de hoogte van dit gegeven ? 2. Weet de minister welke bedrijven deze
werkwij-ze toepassen ? Houden dewerkwij-ze bedrijven zich aan de wettelijke bepalingen terzake ?
3. Waarom doet men een beroep op buitenlandse krachten ? Vindt men de nodige arbeiders dan niet op de lokale arbeidsmarkt ? Als dit zo is, wat is hiervan dan de oorzaak ?
4. Welke stimuli kunnen volgens de minister wor-den gegeven om enerzijds deze bedrijven aan te sporen om lokale arbeiders in dienst te nemen e n , a n d e r z i j d s, om de werklozen te motiveren om dit werk – in eigen streek – te aanvaarden ? Speelt hier de zogenaamde werkloosheidsval ?
Antwoord
1. Ja . R e c e n t e l i j k , op 17 en 18 februari 2000 wer-den door mijn inspectiediensten onderzoeken ter plaatse uitgevoerd. Hieruit blijkt onder meer het volgende.
2. Momenteel zijn er op de luchthaven van Oos-tende twee luchthavenbedrijven actief waarvan de eigenlijke activiteit bestaat uit het laden en lossen van vliegtuigen. In beide bedrijven wordt bij toename van werk of bij vervanging van een werknemer in geval van ziekte, g e b r u i k g e m a a k t van uitzendarbeid.
Eén bedrijf heeft in 2000 nog geen beroep ge-daan op uitzendkrachten. Eind 1999 was dit wel het geval. Een gedeelte van de toen ter beschik-king gestelde werknemers (+/- 25 %) was af-komstig uit Noord-Frankrijk.
Bij het andere bedrijf werden er sinds januari 2000 een tiental uitzendkrachten ter beschik-king gesteld. Het betrof hier allen werknemers
die in Oostende of in de onmiddellijke omge-ving wonen. Naast zeven personen van Belgi-sche nationaliteit, waren er ook nog drie perso-nen van vreemde nationaliteit (van buiten de Europese Unie), die allen over een geldige ar-beidskaart beschikten. Ook de in 1999 bij dit be-drijf ter beschikking gestelde werknemers waren mensen uit de regio.
Uit voormeld onderzoek is verder gebleken dat bij de andere bedrijven (de niet-bevrachters) die op de luchthaven gevestigd zijn, slechts zeer occasioneel een beroep wordt gedaan op z e n d k r a c h t e n . Het gaat hierbij indien niet uit-sluitend dan toch bijna steeds om Belgische werknemers.
Uit navraag bij de Inspectie van de Sociale We t-ten Brugge (bevoegd voor de controle op de ar-beidsreglementering) blijkt dat deze dienst naar aanleiding van een recente controle geen in-breuken heeft vastgesteld, noch bij de bevrach-ters, noch bij de andere bedrijven.
3. Afgezien van het feit dat het vrij verkeer van werknemers gewaarborgd is binnen de Europe-se economische ruimte, en dat het de werkge-vers uiteraard vrij staat om vreemde werkne-mers van binnen de Unie tewerk te stellen, is er uit het onderzoek gebleken dat er bij de lucht-havenbedrijven zeker geen specifieke vraag be-staat naar Franse uitzendkrachten.
De Franse uitzendkrachten die eind vorig jaar werden ter beschikking gesteld, hadden zich allen persoonlijk aangeboden bij de betrokken uitzendkantoren in Oostende. Het bureau zegt ook zelf niet te rekruteren of te adverteren in Frankrijk.
Het aangeboden interimwerk blijkt een hoge graad van flexibiliteit te eisen. Het betreft hier zware arbeid, in ploegen, vaak ’s nachts en in het weekend. Dit zou een weerslag hebben op de bereidheid van de werkzoekenden om in te gaan op dit soort werk.
4. Zoals uit het inspectieonderzoek blijkt, is de aangehaalde problematiek op dit ogenblik veel-eer minimaal van omvang en zeker niet de regel.
Desalniettemin zal ik de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding ( V DAB) vragen om dit fenomeen van nabij op te volgen, opdat er door een nog intensere sa-menwerking tussen de private en publieke be-middelaars nog meer "lokale arbeiders" zouden worden voorgesteld aan de betrokken bedrij-ven.