Vraag nr. 97 van 5 april 2000
van de heer DIDIER RAMOUDT
Stedelijke bouwnormen – Toegankelijkheid voor mindervaliden
In Oostende bepaalt de stedelijke bouwverorde-ning in hoofdstuk VIII :
"Artikel 69
Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 9 mei 1977 tot uitvoering van de wet van 17 juli 1975 betreffende de toegang van gehan-dicapten tot voor het publiek toegankelijke gebou-w e n , gelden de hiernavolgende normen met het oog op het verhogen van de toegankelijkheid van gebouwen voor personen met een handicap.
Artikel 70
De normen van het koninklijk besluit en de bepa-lingen van deze verordening zijn van toepassing op alle voor het publiek toegankelijke gebouwen. D e opsomming van artikel 2 van het koninklijk besluit is niet beperkend.
Voormelde normen en bepalingen zijn in elk geval eveneens van toepassing op de gemeenschappelij-ke delen – zoals toegangen, t r a p p e n , l i f t e n ,g a n g e n , e n z . – van meergezinswoningen met vijf of meer woongelegenheden."
Deze verordening transponeert dus normen die werden vastgesteld voor openbare gebouwen naar p r i v é-g e b o u w e n . Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen grote en kleine (appartements)ge-b o u w e n . Grote ge(appartements)ge-bouwen moeten toegankelijk zijn voor personen met een handicap, kleinere niet. 1. Aangezien personen met een handicap moeten
kunnen wonen waar zij dat zelf willen, en niet alleen in grotere en duurdere appartementsge-b o u w e n , dienen appartementsge-bouwnormen voor iedereen de-zelfde te zijn, ongeacht of het om een apparte-ment met vier, vijf of meer wooneenheden gaat. Is hier bijgevolg geen sprake van een schending van het gelijkheidsbeginsel ?
Zo ja, heeft de minister reeds maatregelen ge-nomen om hieraan een einde te maken ?
2. Is m.b. t . de problematiek van de toegankelijk-heid van gebouwen voor gehandicapten, het op-leggen van normen voor openbare gebouwen
aan privé-gebouwen voorzover de minister be-kend ook gangbaar in andere gemeenten ? N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan
me-vrouw Mieke Vo g e l s, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen.
Gecoördineerd antwoord
1. Aan het gelijkheidsbeginsel is voldaan indien gelijke feitelijke situaties door de wet op dezelf-de wijze wordezelf-den behandezelf-deld. Ongelijke situaties kunnen ongelijk worden behandeld. Het objec-tieve onderscheid tussen de verschillende situ-aties moet redelijkerwijze in verband staan met het nagestreefde doel.
Hier lijkt de stad Oostende mij een duidelijk objectief onderscheid gemaakt te hebben : d e verplichtingen gelden voor alle appartements-gebouwen met vijf of meer woongelegenheden. Dit onderscheid staat ook in verband met het nagestreefde doel. Enerzijds is de kans dat een gebouw door personen met een verminderde mobiliteit wordt betreden of bewoond, u i t e r-aard groter naarmate het aantal woongelegen-heden groter is, anderzijds is het voor kleinere appartementsgebouwen verhoudingsgewijze duurder om de normen inzake toegankelijkheid te implementeren.