• No results found

Vraag nr. 63 van 28 april 2000 van de heer DIDIER RAMOUDT

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 63 van 28 april 2000 van de heer DIDIER RAMOUDT"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 63 van 28 april 2000

van de heer DIDIER RAMOUDT

Zonevreemde campings – Herbestemming en com-pensaties

De minister van Toerisme overweegt de sluiting van verschillende zonevreemde campings aan de kust.

Deze maatregel heeft een aantal belangrijke gevol-gen :

– een aantal gronden/gebieden zal vrijkomen en voor een ander doel kunnen worden aange-wend ;

– een aanzienlijk aantal van de toeristen die hun vakantie doorbrengen op campings, kan z i c h geen andere logiesvorm veroorloven. Zij zullen bijgevolg moeten uitwijken naar een vergunde camping of afzien van het nemen van vakantie aan de kust ;

– door het wegvallen van de zonevreemde cam-pings vermindert de logiescapaciteit aan de kust.

1. Hoe groot is de totale oppervlakte van de gron-den die moeten worgron-den ontruimd ? Om welke soort terreinen gaat het precies ?

2. Wat gebeurt er met deze vrijgemaakte gronden ?

Worden de eigenaars van ecologisch waardevol-le grond onteigend en zo ja, tegen welke voor-waarden ?

Worden deze terreinen in hun oorspronkelijke staat hersteld ? Wat wordt hieronder verstaan en door wie zal dit gebeuren ?

3. Bestaan er mogelijkheden om deze gronden – of althans een deel ervan – alsnog een toeris-t i s c h-recreatoeris-tieve bestoeris-temming toeris-te geven of woden ze, net zoals zoveel andere duinen, n a t u u r-g e b i e d , hermetisch afr-gesloten met prikkel-draad ?

4. Door het wegvallen van de illegale campings krijgt het logiesaanbod een flinke deuk. C o m-pensaties zijn noodzakelijk.

Hoe groot is de totale oppervlakte van de ter-reinen bestemd voor nieuwe openluchtrecre-atieve bedrijven ?

N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media.

Gecoördineerd antwoord

Vooreerst wens ik de Vlaamse volksvertegenwoor-diger te verduidelijken dat ik helemaal geen be-voegdheid heb om zonevreemde campings te slui-t e n . Ik verwijs in dislui-t verband naar mijn anslui-twoord op vraag nr. 61 van 18 april 2000 van Vlaams volks-vertegenwoordiger mevrouw Margriet Hermans, i n het bijzonder naar het luik "Handhavingsmaatre-gelen" (Bulletin van Vragen en A n t w o o rden nr. 1 5 van 16 juni 2000, b l z . 1488 – red.). Ik verwijs ook naar de nota die ik daarover in de Commissie voor E c o n o m i e, L a n d b o u w, Werkgelegenheid en To e r i s-me van het Vlaams Parles-ment van 5 s-mei laatstle-den heb neergelegd en de bespreking terzake, d i e trouwens in dezelfde commissie van 8 juni zal wor-den voortgezet.

Aangezien de Vlaamse volksvertegenwoordiger vertrekt van een verkeerde veronderstelling, z u l l e n de antwoorden op de gestelde vragen dan ook van algemene aard zijn.

1. Omdat er verschillende redenen kunnen zijn voor de eventuele sluiting van zonevreemde c a m p i n g s, waarvan de zonevreemde ligging er slechts één is, en omdat de sluiting van campings gebeurt door een vonnis of arrest van de rech-terlijke macht, kan door onze administraties niet worden aangegeven wat de mogelijke tota-le oppervlakte zal zijn van de terreinen van de zonevreemde campings die op termijn zouden moeten ontruimd worden.

2. Deze vraag is momenteel nog niet aan de orde ( c f. vraag 1). Beoogd wordt om vanuit een ge-biedsgerichte benadering in een ruimtelijk uit-voeringsplan de uiteindelijke bestemming van de eventueel vrijgekomen gronden vast te leg-gen.

(2)

Ingeval het om ecologisch waardevolle grond g a a t , kan er worden nagegaan of deze zich be-vindt in een gebied waar het recht van voor-koop van toepassing is overeenkomstig het de-creet van 21 oktober 1997 betreffende het na-tuurbehoud en het natuurlijk milieu.

3. Indien het behoud van een bestaande zone-vreemde camping in een bepaald gebied ruimte-lijk niet gewenst is, zullen de mogeruimte-lijkheid en de wenselijkheid van een eventuele andere toeris-tisch-recreatieve functie in datzelfde gebied moeten worden bekeken vanuit een gebiedsge-richte visie op de gewenste ruimtelijke ontwik-keling van dat gebied.

De provinciale en gemeentelijke ruimtelijke s t r u c t u u r p l a n n i n g, gevolgd door de opmaak en uitvaardiging van ruimtelijke uitvoeringsplan-n e uitvoeringsplan-n , biedeuitvoeringsplan-n de mogelijkheid om grouitvoeringsplan-ndeuitvoeringsplan-n of eeuitvoeringsplan-n deel ervan een toeristisch-recreatieve bestem-ming te geven.

4. De huidige aanpak van de problematiek van de zonevreemde campings, waarvoor op 12 mei 2000 een ontwerpbesluit tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1995 betreffende de exploitatievoorwaarden van de terreinen voor openluchtrecreatieve ver-blijven principieel werd goedgekeurd door de Vlaamse regering, betreft enkel een overgangs-vergadering voor de bestaande zonevreemde terreinen die aan de in het ontwerpbesluit opge-nomen vereiste voorwaarden voldoen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

D e keuze viel op Brugge wegens zijn status als in- ternationale toeristische bestemming en wegens de dwingende behoeften in 2002, het jaar waar- in de stad Culturele Hoofdstad

Afgezien van het feit dat het vrij verkeer van werknemers gewaarborgd is binnen de Europe- se economische ruimte, en dat het de werkge- vers uiteraard vrij staat om vreemde werkne-

Vaak wordt immers vastgesteld dat leerlingen uit het visserijonderwijs op deze leeftijd ofwel een andere richting uitgaan, ofwel met een leercontract in een heel andere

Op voornoemde wet is er echter een uitzondering, namelijk volgens artikel 4 is het bedoelde verbod niet van toepassing wanneer voor de aanwerving van personeel een

Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 9 mei 1977 tot uitvoering van de wet van 17 juli 1975 betreffende de toegang van gehan- dicapten tot voor het

De geviseerde bepaling bestaat derhalve niet meer en de genoemde decreten van 27 maart 1991, 1 7 juli 1991 en 1 december 1993 bevatten terzake geen beperking meer, zodat

Op voornoemde wet is er echter een uitzondering, namelijk volgens artikel 4 is het bedoelde verbod niet van toepassing wanneer voor de aanwerving van personeel een

Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 9 mei 1977 tot uitvoering van de wet van 17 juli 1975 betreffende de toegang van gehan- dicapten tot voor het