Vraag nr. 93 van 24 maart 2000
van de heer DIDIER RAMOUDT
Aanwerving onderwijspersoneel – Leeftijdsgrens Sinds de invoering van de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de te-werkstelling is het verboden om een maximumleef-tijd te stellen bij werving en selectie.
Op voornoemde wet is er echter een uitzondering, namelijk volgens artikel 4 is het bedoelde verbod niet van toepassing wanneer voor de aanwerving van personeel een maximumleeftijdsgrens wordt opgelegd door een wettelijke bepaling.
Een voorbeeld van een dergelijke uitzondering is het koninklijk besluit (KB) van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het b e s t u u r s- en onderwijzend personeel, van het op-voedend hulppersoneel, van het paramedische per-soneel der inrichtingen voor kleuter-, l a g e r, b u i t e n-g e w o o n ,m i d d e l b a a r, t e c h n i s c h , k u n s t- en normaal-onderwijs van de Staat, van de internaten die van die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen (waarvan artikel 1, 6° bepaalt dat deze personeelscategorieën "de leeftijdsgrens van 50 jaar niet overschreden hebben bij de in-d i e n s t t r e in-d i n g, behouin-dens in-de in-door Ons verleenin-de vrijstelling").
1. Acht de minister het noodzakelijk een situatie in stand te houden waarbij het enerzijds door de wet verboden is een maximumleeftijd voor aan-werving op te leggen en er anderzijds een KB bestaat dat afbreuk doet aan dit principe ? 2. In het KB wordt weliswaar gewag gemaakt van
eventuele vrijstellingen, maar op basis van welke criteria kunnen deze vrijstellingen wor-den verkregen ?
En belet deze methode niet dat iedereen op eenzelfde wijze wordt behandeld ?
Antwoord
In zijn vraag wijst de Vlaamse volksvertegenwoor-diger op een contradictie inzake de leeftijdsgrens gesteld voor de toegang tot een ambt in het onder-w i j s, vervat in enerzijds het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend perso-n e e l , vaperso-n het opvoedeperso-nd hulppersoperso-neel, vaperso-n het
pa-ramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter- , l a g e r, b u i t e n g e w o o n ,m i d d e l b a a r, t e c h n i s c h ,k u n s t -en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der in-ternaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op de inrichtingen, en anderzijds de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling.
Ik meen er echter de aandacht te moeten op vesti-gen dat de door de Vlaamse volksvertevesti-genwoordi- volksvertegenwoordi-ger geviseerde reglementaire bepalingen reeds ge-ruime tijd zijn opgeheven, namelijk bij :
– artikel 101, § 2, 2° van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonder-wijs.
Hierbij werd met ingang van 1 april 1991 het voormeld koninklijk besluit van 22 maart 1969, behoudens de erin vermelde artikelen, o p g e h e-ven ;
– artikel 65, 10° van het besluit van de V l a a m s e regering van 17 juli 1991 tot uitvoering van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie, Dienst voor Onderwijsontwikkeling en pedago-gische begeleidingsdiensten.
Hierbij werd met ingang van 1 september 1991 het voormeld koninklijk besluit van 22 maart 1969 opgeheven wat sommige personeelsleden van de inspectiedienst betreft ;
– artikel 12, 3° van het besluit van de Vlaamse re-gering van 15 december 1993 tot uitvoering van het decreet van 1 december 1993 betreffende in-spectie en de begeleiding van de levensbeschou-welijke vakken.
begeleiding van de levensbeschouwelijke vak-ken.