• No results found

Vraag nr. 218 van 28 juni 2001 van de heer JOHAN MALCORPS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 218 van 28 juni 2001 van de heer JOHAN MALCORPS"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 218 van 28 juni 2001

van de heer JOHAN MALCORPS

Lokaal duurzaamheidsbeleid – Organisatie

De minister wil de bestaande milieuconvenants een facelift geven en ombouwen tot duurzaam-h e i d s c o n v e n a n t s. De structuur van duurzaam-het nieuwe mi-lieuconvenant 2002-2 0 0 7 , met een basiscluster en zeven inhoudelijke clusters enerzijds, en drie ambi-tieniveaus anderzijds, vormt een ingewikkeld ras-t e r. Hierover worden door gemeenras-ten, de Ve r e n i-ging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), maar ook door veel mensen op het terrein de nodi-ge vranodi-gen nodi-gesteld.

1. Het is duidelijk dat een aantal taken als basista-ken van een gemeente, en dus niet langer als v r i j b l i j v e n d , kunnen worden beschouwd. De mi-nister wil daarom de taken vervat in het basis-cluster (milieudienst – MINA-raad – milieu-beleidsplan – milieu-inventaris en databank) verplicht stellen via opname in een uitvoerings-besluit.

Is er wel een voldoende decretale onderbouw voor een uitvoeringsbesluit dat meer regelt dan de opmaak van een gemeentelijk milieubeleids-plan in uitvoering van de artikelen 2.1.21-2 . 1 . 2 6 van het DABM (decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid) ?

Is er niet veeleer een echte decretale veranke-ring nodig van de gemeentelijke mobiliteitscon-venants ?

2. Op welke wijze wordt er zorg voor gedragen dat het verplicht stellen van milieuplannen tot meer leidt dan "papieren" verplichtingen en welkome opdrachten voor studiebureaus ?

Zal de controle op de uitvoering van de milieu-programma's ook effectief gebeuren op het ter-r e i n , via bijvooter-rbeeld visitatiecommissies (bv. samengesteld uit vertegenwoordiger(s) van ge-west en provincie) ?

Nu worden gemeenten beloond voor de op-maak van mooie plannen op papier en zijn er vooral papieren controles ...

3. De opmaak van het milieuconvenant-n i e u w e-stijl is gebaseerd op een studie van de werking van bestaande milieuconvenants door het H o g e r Instituut voor de Arbeid (HIVA) en het

Cen-trum voor Duurzame Ontwikkeling (CDO). Met de clustervorming beoogt men de overstap te maken van een unidimensioneel milieubeleid naar een meer gecoördineerd beleid, w a a r b i j naast milieu, natuur en afval (vaste stoffen), o o k h i n d e r, e n e r g i e, ruimtelijk of gebiedsgericht be-l e i d , mobibe-liteit en dergebe-lijke worden geïnte-g r e e r d . Wat een belangeïnte-grijke stap vooruit is. E n op het derde ambitieniveau kan uitmonden in een volwaardige duurzaamheidsstrategie voor de gemeente.

Toch kan het koppelen van te veel pakketten ook een averechts effect hebben. Zeker als de voorwaarden voor het eerste ambitieniveau voor sommige thematische clusters al uitzonder-lijk hoog liggen. Eén voorbeeld : de opmaak van een energieboekhouding voor alle gemeentelij-ke gebouwen in het "minimumniveau". B o v e n-dien lijkt het er sterk op dat de verschillende basisniveaus weinig of niet op mekaar afge-stemd zijn.

Moet het niet de bedoeling zijn de drempel tot het minimumniveau zo laag mogelijk te houden, opdat zoveel mogelijk gemeenten mee zouden instappen in het systeem, in plaats van vast te houden aan een mooi ogend maar al te mecha-nisch model, dat wellicht veeleer gemeenten zal afremmen dan stimuleren ?

Is het niet beter te werken met meer vrijstaande modules waar apart voor kan worden gekozen, en met een surplus-ondersteuning als meerdere modules die logischerwijze samenhoren, g e c o m-bineerd worden ? In plaats van bijna te ver-plichten om pakketten die weinig directe sa-menhang vertonen, op straffe van financiële boete toch te combineren ?

Dit was juist één van de duidelijke minpunten van de vroegere duurzaamheidsoptie 7, die men nu in feite op grote schaal gaat overnemen en doorduwen.

Is het niet aangewezen te kiezen voor een soe-peler systeem (zoals ook de VVSG vraagt), maar wel een systeem dat uitnodigt tot meerde-re combinaties ? Is het niet beter maatwerk mo-gelijk te maken, rekening houdende met de ver-schillende startposities van gemeenten ?

(2)

Zo bijvoorbeeld de schoolvervoerplannen, d i e zowel onder niveau 2 van de mobiliteitscluster van het milieuconvenant, als onder bijakte 10 van het mobiliteitsconvenant zouden worden geregeld.

Is het niet nodig terzake eerst sluitende afspra-ken te maafspra-ken ? En verschillende soorten conve-nants en plannen te integreren tot één duur-zaamheidsconvenant en één plan DO (Agenda 21) voor de gemeente ?

5. Uit de studie van de VVSG over de duurzaam-heidsambtenaren blijkt dat ze voorlopig best kunnen worden geïntegreerd in de milieudien-sten of samenwerken met de milieuambtenaren, in afwachting dat het hele lokale beleid meer in duurzame richting kan worden bewogen. D e VVSG stelt voor om in plaats van vast te hou-den aan een (eenzame positie van de) duur-zaamheidsambtenaar naast de gemeentesecreta-r i s, veeleegemeentesecreta-r te wegemeentesecreta-rken met een stuugemeentesecreta-rggemeentesecreta-roep met daarin de duurzaamheidsambtenaar, de milieu-a m b t e n milieu-a milieu-a r, de bevoegde schepen en de dienst-hoofden van de diverse betrokken diensten. Is de minister geneigd dit model te volgen ?

Antwoord

1. De voorbereiding van een samenwerkingsover-eenkomst met de gemeenten en provincies vindt plaats in het kader van het strategisch pro-ject "duurzaam lokaal beleid". In de stuurgroep die dit project begeleidt, zijn onder meer verte-genwoordigers van de steden en gemeenten (VVSG) en van de provincies (VVP) opgeno-men (VVP : Vereniging van Vlaamse Prov i n c i e s – red.). De lokale overheden worden dan ook permanent op de hoogte gehouden van de stand van zaken en werken zelfs actief en op construc-tief kritische wijze mee aan de totstandkoming van de nieuwe samenwerkingsovereenkomst. Er zal inderdaad gewerkt worden met een "ver-ankering" van enkele basistaken, in de vorm van een uitvoeringsbesluit bij het "decreet alge-mene bepalingen inzake milieubeleid". In het voorliggende voorstel zullen het milieubeleids-p l a n , het milieujaarmilieubeleids-programma en de advies-raad voor milieu en natuur in de gemeenten en provincies verankerd worden.

Voor een verdere decretale verankering van het basismilieubeleid en de samenwerkingsovereen-komst is wellicht een wijziging van het DA B M

n o o d z a k e l i j k . Dit proces is echter omslachtig en moet zeer doordacht gebeuren. Dit mag even-wel niet beletten dat in tussentijd al met de nieuwe samenwerkingsovereenkomst van start wordt gegaan.

2. De lokale overheden zullen er in het kader van de nieuwe samenwerkingsovereenkomst toe worden aangemoedigd hun milieudienst te ver-s t e r k e n . In die zin moet het voor meer gemeen-ten mogelijk worden om zélf een plan op te stel-l e n . Bovendien zastel-l het mistel-lieubestel-leidspstel-lan de facto de uitvoering omvatten van de samenwer-k i n g s o v e r e e n samenwer-k o m s t . Over beide zal oosamenwer-k geïnte-greerd moeten worden gerapporteerd via het milieujaarprogramma.

Het voeren van een gemeentelijk milieubeleid en het opmaken van een gemeentelijk milieube-leidsplan zullen meer dan in het verleden op el-kaar inspelen. Door een sterkere nadruk te leg-gen op deze integratie, zal het voor de lokale overheden logischer en makkelijker worden om zélf in te staan voor de opmaak van het plan. Het is inderdaad een lovenswaardig principe om via bezoeken op het terrein een evaluatie te maken van het gevoerde milieubeleid. Maar dit is een zeer arbeidsintensieve bezigheid. Eén en ander zal terzake afhangen van de mogelijkhe-den om extra personeel aan te werven. M a a r een eerste bezorgdheid is de ondersteuning en omkadering van gemeentelijke milieudiensten vanuit de Vlaamse overheid te versterken. 3. Op dit moment wordt nog volop gewerkt aan de

uitvoering van de nieuwe samenwerkingsover-e samenwerkingsover-e n k o m s t . Hsamenwerkingsover-et mag indsamenwerkingsover-erdaad nisamenwerkingsover-et dsamenwerkingsover-e bsamenwerkingsover-edosamenwerkingsover-eling zijn dat met het eerste ambitieniveau de lat reeds zodanig hoog wordt gelegd dat het voor een aantal gemeenten (te) moeilijk wordt hier-aan te voldoen.

In juni 2000 werd een "tekst op hoofdlijnen" verspreid onder de lokale overheden, d e M I NA-raad en andere belanghebbenden. R e a c-ties worden ingewacht en het is expliciet de be-doeling om met de suggesties die in de loop van dit consultatieproces worden gegeven, r e k e n i n g te houden. Zoals hierboven al vermeld, w o r d e n de lokale overheden zelf overigens volop be-trokken bij de verdere uitwerking van de over-eenkomst.

(3)

shoppen "à la carte" aan te moedigen op het ni-veau van een basismilieubeleid (nini-veau 1). H e t leggen van belangrijke verbanden tussen bij-voorbeeld waterbeleid en natuur (integratie) is een belangrijke voorwaarde voor het realiseren van een duurzaam milieubeleid op termijn. We l blijft een gemeente recht hebben op een – wel-iswaar verlaagd – subsidiebedrag als niet alle clusters of thema's worden gerealiseerd (cfr. systeem optie 7).

Vanaf het tweede niveau, dat iets ambitieuzer is, wordt het shoppen wel mogelijk gemaakt. En gemeenten die echt de stap wensen te doen richting duurzame ontwikkeling, kunnen een eigen ambitieus project indienen op niveau 3. Bij de komende bespreking met de partners zal in ieder geval voldoende rekening gehouden worden met de mogelijkheden van de gemeen-ten.

4. Onderlinge afstemming van verschillende ge-meentelijke plannen moet en zal effectief wor-den aangemoedigd. Bij de uitwerking van de overeenkomst zijn dan ook niet enkel milieu-ambtenaren betrokken, maar ook milieu-ambtenaren uit andere administraties en departementen en de respectieve kabinetten, precies om duidelijke afspraken te maken.

Het kan zinvol zijn om op termijn te evolueren naar een "duurzaamheidsconvenant" en een "plan duurzame ontwikkeling", maar dit proces vraagt zeer veel overleg tussen de diverse be-l e i d s d o m e i n e n . Bovendien doet een integratie in één convenant/plan ook praktische proble-men rijzen. Het zou daarom niet zinvol zijn om onder dit mom de uitwerking van de nieuwe sa-menwerkingsovereenkomst inzake milieu en natuur uit te stellen.

De afstemming tussen mobiliteitsconvenant en milieuconvenant is in de ontwerptekst opgeno-men.

5. De plaats van de duurzaamheidsambtenaar in de lokale besturen is momenteel nog volop een d i s c u s s i e p u n t . De voor- en nadelen van de ver-schillende opties worden nog onderzocht. In elk geval mag duidelijk zijn dat de duurzaam-heidsambtenaar niet "geïsoleerd" zal werken. Zo zullen de lokale overheden er in het basisni-veau van de samenwerkingsovereenkomst toe worden gestimuleerd een ambtelijk overlegor-gaan op te richten dat zal instaan voor het

uit-werken van een visie op integratie en voor de coördinatie van de opmaak en uitvoering van het milieujaarprogramma.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Onder impuls van de Dienst voor de Scheep- vaart werden voor een deel van de terreinen van de firma Van Damme in staat van faillisse- m e n t , intussen nieuwe huurders

Het ta- rief voor het geregeld vervoer op het net van het s t a d s- en streekvervoer van het Vlaams Gewest voor de -25-jarigen (Buzzy Pazz) kon daarentegen vanaf 1 juli 2001

Ik kan ter informatie wel meedelen dat de Vlaamse regering onlangs een wijziging van titel II van het Vlarem heeft goedgekeurd, in uitvoe- ring van Europese regelgeving,

Het verslag over de stand van zaken en uitvoering van de preventieve maatregelen en aanbevelingen in- zake de veiligheid werd opgesteld tegen 1 juni 2001 door een extern deskundige,

Daarbij is het "inkomensverlies" dat volgens arti- kel 19, § 1 in aanmerking komt voor de toekenning van de bedoelde vergoeding, het actuele verlies dat een mandataris

Opgemerkt dient te worden dat OVAM uitslui- tend op de hoogte wordt gebracht wanneer het de overbrenging betreft van zogenaamde oran- je- en rodelijstafvalstoffen, dit zijn

Aangezien de Stichting Vlaams Erfgoed erf- pachthouder is van de site, kan deze vraag niet beantwoord worden vanuit mijn bevoegdheden5. De Vlaamse Vervoermaatschappij

b) Uit de ervaring op het terrein blijkt dat er meer schroot onder het groenelijstregime wordt uitgevoerd dan ingevoerd, en dit ge- beurt vooral via zeeschepen en per spoor.