• No results found

Earnings management ten tijde van de financiële crisis

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Earnings management ten tijde van de financiële crisis"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Earnings management ten tijde van

de financiële crisis

Nederland vs. Engeland

(2)

Earnings management ten tijde van de financiële crisis

Nederland vs. Engeland

Auteur: Samir Nijemcevic Studentnummer: 2234246 Leeuwarden, 12 juni 2013 Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit der Bedrijfskunde en Economische Wetenschappen Master Thesis Accountancy

(3)

VOORWOORD

Voor u ligt de thesis ‘Earnings management ten tijde van de financiële crisis’. Deze thesis is geschreven ter afsluiting van de Master Accountancy & Controlling aan de Rijksuniversiteit Groningen. Het is een periode geweest die ik als leerzaam heb ervaren. Deze opgedane kennis neem ik mee naar de post initiële opleiding Accountancy, waar ik dit najaar mee ga starten.

Het onderwerp earnings management is voortgekomen uit mijn interesse voor het subjectieve aspect binnen de accounting opleiding en de samenhang met de economische slechtere tijden binnen de Europese grenzen. De discretionary accruals, welke gebruikt worden om earnings management te meten, staan in relatie tot twee diverse Europese landen centraal. De recente ontwikkelingen, zoals de financiële crisis en de verplichte invoering van IFRS, hebben dit voor mij tot een interessant onderzoeksgebied gemaakt. Ik heb met mijn onderzoek getracht de toegankelijkheid voor een ieder te waarborgen. Ik wil u als lezer dan ook van harte uitnodigen om verder te lezen.

Graag zou ik via deze weg een aantal mensen bedanken die hieraan hebben bijgedragen. Allereerst gaat mijn dank uit naar drs. W. Kevelam RA, mijn eerste begeleider vanuit de Rijksuniversiteit Groningen, voor zijn deskundige en sturende opmerkingen. Als eerste begeleider heeft hij mij bijgestaan bij het vormen van deze thesis en het uiteindelijke resultaat. Ten tweede wil ik mijn tweede begeleider vanuit de Rijksuniversiteit Groningen, drs. J.L. Bout RA, hartelijk danken voor zijn feedback bij het schrijven van deze thesis.

Tot slot gaat mijn dank uit naar mijn familie en in het bijzonder mijn ouders en mijn broer. Zij hebben het voor mij mogelijk gemaakt om te kunnen studeren en hebben mij in alles onophoudelijk gesteund en aangemoedigd. Ik heb onder andere vanwege hun betrokkenheid en interesse, deze afgelopen 7 maanden als zeer uitdagend en plezierig ervaren.

Leeuwarden, juni 2013

(4)

SAMENVATTING

Dit betreft een kwantitatief onderzoek naar earnings management van Nederlandse en Engelse beursgenoteerde ondernemingen in de periode 2007 tot en met 2011. Dit onderzoek komt voort uit de verder gaande harmonisatie van de verslaggevingsrichtlijnen. Mijn onderzoek is gericht op twee Europese landen met twee verschillende rechtssystemen. Nederland wordt als een code-law land gekenmerkt en Engeland daarentegen als een common-law land. Mijn onderzoek is gericht op een periode na de verplichte IFRS invoering en op het ontstaan van de financiële crisis, welke een groot impact op de economische omgeving heeft achtergelaten. De centrale vraag van dit onderzoek is als volgt geformuleerd:

“Zijn er significante verschillen waarneembaar tussen Nederlandse en Engelse beursgenoteerde bedrijven met betrekking tot earnings management ten tijde van de financiële crisis (2007 - 2011)?”

(5)

INHOUDSOPGAVE

1. INLEIDING ... - 6 - 1.1 Aanleiding ... - 6 - 1.2 Probleemstelling ... - 8 - 1.3 Wetenschappelijke relevantie ... - 9 - 1.4 Leeswijzer ... - 10 - 2. THEORETISCH KADER ... - 11 - 2.1 Earnings management ... - 11 -

2.2 Meten van earnings management ... - 13 -

2.3 Invoering van IFRS ... - 15 -

2.4 De financiële crisis ... - 16 -

2.5 Rechtssystemen ... - 19 -

2.6 Samenvatting theoretisch kader ... - 21 -

3. ONDERZOEKSOPZET ... - 23 - 3.1 Hypothesevorming ... - 23 - 3.2 Onderzoeksmodel ... - 25 - 3.3 Dataverzameling ... - 27 - 4. RESULTATEN ... - 28 - 4.1 Beschrijvende statistiek ... - 28 - 4.2 Statistische analyse ... - 32 - 5. CONCLUSIE ... - 36 -

5.1 Beantwoording van de deelvragen ... - 36 -

5.2 Conclusie van de hoofdvraag ... - 38 -

5.3 Beperkingen van het onderzoek ... - 39 -

5.4 Mogelijkheden voor een vervolgonderzoek ... - 40 -

REFERENTIES ... - 41 -

Bijlage 1: overzicht van de geselecteerde ondernemingen ... - 45 -

(6)

- 6 -

1. INLEIDING

Dit onderzoek richt zich op winststuring bij Nederlandse en Engelse beursgenoteerde ondernemingen ten tijde van de financiële crisis. In dit hoofdstuk zal eerst de aanleiding tot het onderzoek worden beschreven. Vervolgens wordt de doelstelling van dit onderzoek, middels de centrale hoofdvraag en de bijbehorende deelvragen, weergegeven. Daarnaast wordt dieper ingegaan op de wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek. Tot slot wordt middels een leeswijzer, de opzet en werkwijze van dit onderzoek en hoe deze gestructureerd is, beschreven.

1.1 Aanleiding

“Amerikaanse hypotheekcrisis raakt Europa”, aldus de voorpagina van de Elsevier die op dinsdag

31 juli 2007 verscheen. Dit was het begin van één van de zwaarste financiële crises wereldwijd. De kredietcrisis in de Verenigde Staten keert terug op de Aziatische en Europese aandelenbeurzen (oktober 2007, Elsevier). Dit had grote negatieve impact op de aandelen van beursgenoteerde ondernemingen. Als gevolg hiervan stortten de Europese beurzen in. Elke crisis kent zijn eigen specifieke omstandigheden. Toch heeft elke crisis grote impact op de economie.

Ten tijde van financiële crises kunnen de geformuleerde doelstellingen veranderen, maar ook de werkelijke resultaten van de ondernemingen. Men kan zich afvragen in hoeverre de financiële crisis impact heeft gehad op de mate van winststuring bij beursgenoteerde ondernemingen. Het management is verantwoordelijk voor het communiceren van de financiële resultaten van de onderneming. Een jaarrekening kan de beleggers bruikbare informatie over de ondernemingsprestaties en verwachtingen verschaffen. Een jaarrekening heeft zowel een informatieve als verantwoordingsfunctie. Beleggers maken op basis van deze informatie beslissingen. Op basis van deze informatie kunnen beleggers bijvoorbeeld beslissen om te investeren in de desbetreffende onderneming. Dit kan, ten tijde van de financiële crisis, een extra stimulans zijn om de winsten te sturen.

Xie et al. (2003) heeft de reden van earnings management onder de managers als volgt samengevat:

“In many companies, managers are compensated both directly (in terms of salary and bonus) and indirectly (in terms of prestige, future promotions and job security) depending on a firm’s earnings performance relative to some pre-established benchmark.”

(7)

- 7 -

Volgens Balaciu en Pop Cosmina (2008) is dit ook de echte reden voor earnings management. Managers zijn geïnteresseerd in het minder betalen van belastingen en dividenden, de aandeelhouders in het verkrijgen van hoger dividend, de medewerkers in het verkrijgen van een hoger salaris en een hoger winstaandeel en de autoriteiten in het innen van meer belastingen.

Volgens Xie et al. (2003) wordt, door investeerders en kapitaalverstrekkers, financiële informatie voornamelijk gebruikt als de belangrijkste bron van informatie. De aandelenkoersen kunnen op de kapitaalmarkten misleidend beïnvloed worden, waardoor de efficiëntie van de kapitaalmarkten zal verminderen.

Het effect op aandeelkoersen is één van de belangrijkste motieven van earnings management. Door een winststijging van een bedrijf stijgt ook meestal de aandeelkoers van een bedrijf (Mulford en Comiskey, 2002). Het topmanagement wordt in meeste gevallen ook deels betaald in aandeelopties. Om die reden is een koersstijging, ten tijde van de financiële crisis, ook voor hen van belang. In dit verband zouden de managers meer geneigd zijn de winsten te sturen.

(8)

- 8 -

1.2 Probleemstelling

Het doel van dit onderzoek is om vast te stellen of er significante verschillen zijn in het sturen van winsten door managers van Nederlandse en Engelse beursgenoteerde ondernemingen ten tijde van de financiële crisis. Ofwel zijn er verschillen in het toepassen van earnings management tussen twee rechtssystemen. Dit is ook beter bekend als code-law (Nederland) en common-law (Engeland) (La Porta et al., 1998). Hierbij kan de volgende centrale vraag worden geformuleerd:

“Zijn er significante verschillen waarneembaar tussen Nederlandse en Engelse beursgenoteerde bedrijven met betrekking tot earnings management ten tijde van de financiële crisis (2007 - 2011)?”

De hierboven geformuleerde onderzoeksvraag bevat een drietal essentiële onderdelen. Deze drie onderdelen zijn: earnings management en in hoeverre deze bij beursgenoteerde ondernemingen wordt toegepast, de afbakening van de periode van de financiële crisis en de verschillen tussen twee rechtssystemen.

Onder beursgenoteerde ondernemingen worden ondernemingen verstaan waarvan de aandelen op een aandelenbeurs worden verhandeld. In Nederland bestaan drie aandelenbeurzen, namelijk de Amsterdam Exchange Index (AEX), de Amsterdam Midkap Index (Midkap) en de Amsterdam Small Cap Index (ASCX). In Engeland bestaat de aandelenbeurs uit de London Stock Exchange (LSE). Om antwoord te geven op bovenstaande onderzoeksvraag en dit onderzoek verder te structureren, zijn de volgende deelvragen geformuleerd:

 Wat wordt onder earnings management verstaan?

 Hoe kan earnings management betrouwbaar worden gemeten?  Wat zijn de belangrijkste kenmerken van een financiële crisis?

 Wat wordt onder code-law en common-law verstaan en wat is de relatie met de financiële verslaggeving en earnings management?

 Hoe hebben de verschillen in earnings management zich gedurende de periode 2007 – 2011 ontwikkeld?

(9)

- 9 -

1.3 Wetenschappelijke relevantie

Burgstahler en Dichev (1997) bewijzen dat bedrijven gerapporteerde winst sturen om daling van winsten te vermijden. Ze vinden lage frequenties van een kleine afname in de winst en hoge frequenties van een kleine toename van de winst. Dit duidt op het toepassen van earnings management. Burgstahler et al. (2006) onderzoeken earnings management binnen de Europese grenzen. Hun onderzoek is gericht op zowel de beursgenoteerde als niet-beursgenoteerde bedrijven in dertien Europese landen. Hun onderzoek toont aan dat in code-law landen meer op winst wordt gestuurd dan in common-law landen. Dit ondanks de verregaande harmonisatie inspanning op het gebied van verslaggeving binnen Europa.

Roosenboom et al. (2003) onderzoeken earnings management bij 64 Nederlandse Initial Public Offerings (IPO’s). Dit betreffen ondernemingen die voor het eerst de beurs op gaan. Zij onderzoeken het patroon van de huidige discretionary accruals. Hun resultaten tonen aan dat managers, in het eerste jaar als beursgenoteerd bedrijf, aan winststuring doen, maar niet in de jaren ervoor. Tevens is een negatieve relatie waarneembaar tussen de hoogte van de discretionary accruals, in het eerste jaar als beursgenoteerd bedrijf, en de lange termijn koers van het aandeel over de komende drie jaar.

Voorts onderzoekt Rozendal (2010) of managers van beursgenoteerde ondernemingen meer earnings management toepassen dan managers van niet-beursgenoteerde ondernemingen. Haar steekproef bestaat uit 135 beursgenoteerde en 109 niet-beursgenoteerde ondernemingen in Nederland. Rozendal verzamelt haar data over de periode van 2002 tot en met 2007. Haar resultaten tonen aan dat beursgenoteerde ondernemingen significant meer earnings management toepassen dan niet-beursgenoteerde ondernemingen in Nederland. Volgens Rozendal is dit te wijten aan een hogere druk om goede resultaten te rapporteren en omdat beursgenoteerde ondernemingen met een grotere informatieasymmetrie te maken hebben.

(10)

- 10 -

De periode van dataverzameling is ook interessant vanwege de uitgebreide discussie op het gebied van de internationale harmonisatie van verslaggevingsregels en IFRS. De beursgenoteerde ondernemingen in de Europese Unie zijn, per 1 januari 2005, verplicht om de jaarrekening volgens International Financial Reporting Standards (IFRS) op te stellen. Echter welke rol speelt IFRS bij het toepassen van earnings management? Dit levert een waardevolle toevoeging aan de huidige literatuur op, want de huidige literatuur gebruikt vooral data van vóór 2005, terwijl ik recentere data ga verzamelen.

Zoals het in Burgstahler et al. (2006) ook wordt verwoord: “earnings management is an important

dimension of accounting quality and in the extreme unlikely to be informative”.

Tot slot kan dit onderzoek dienen als een vervolgonderzoek op Rozendal (2010). Zij heeft zich gericht op de beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde ondernemingen in Nederland. Rozendal toont met haar onderzoek aan dat beursgenoteerde ondernemingen significant meer earnings management toepassen dan niet-beursgenoteerde ondernemingen in Nederland. Ik zal mij met dit onderzoek richten op zowel de Nederlandse als Engelse beursgenoteerde ondernemingen. Hierdoor krijgt het onderzoek een andere scope. Dit kan de belanghebbenden van informatie significante informatie opleveren.

De keuze voor Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen spreekt daardoor voor zich. Echter de keuze voor Engelse beursgenoteerde ondernemingen is tweeledig. Enerzijds behoren de beide landen tot de Europese Unie. Dit geeft mij enige houvast, in verband met de invoering van IFRS. Anderzijds wordt Engeland als een common-law land gekenmerkt. Dit is een rechtssysteem waarbij beleggers en crediteuren veel bescherming genieten (Jaggi en Low, 2000). Dit in tegenstelling tot Nederland, waar de investeerders minder bescherming genieten. Dit versterkt, in samenhang met de financiële moeilijke tijden, mijn mening over de relevantie van het onderzoek.

1.4 Leeswijzer

De indeling van deze scriptie ziet er als volgt uit. In hoofdstuk 2 zal dieper worden ingegaan op het begrip earnings management en hoe het meetbaar kan worden gemaakt. Vervolgens zal in dit zelfde hoofdstuk ook worden ingegaan op het begrip financiële crisis en de totstandkoming van deze crisis. Tot slot worden de twee rechtssystemen, code-law en common-law, inzichtelijk gemaakt.

(11)

- 11 -

2. THEORETISCH KADER

In dit hoofdstuk wordt de theoretische literatuur behandeld. Hierbij wordt dieper ingegaan op het begrip earnings management en hoe deze gemeten kan worden. Vervolgens zullen de kenmerken van de financiële crisis besproken worden en tot slot worden de twee rechtssystemen, code-law en common-law, beschreven. Hierbij wordt onder andere ingegaan op de verschillen tussen deze twee rechtssystemen en hoe deze verschillen zich gedurende de onderzoeksperiode (2007-2011) hebben ontwikkeld.

2.1 Earnings management

Binnen deze thesis staan verschillende theorieën centraal. Op basis hiervan kan earnings management en de motivatie daarvoor verklaard worden. Scott (2009) definieert earnings management als volgt:

“Earnings management is opportunistisch gedrag door managers om hun eigen nut te maximaliseren met het oog op beloningen, schuldovereenkomsten en politieke kosten.”

Dit onderbouwt de conclusie van Beatty en Harris (1998). Volgens hun staat earnings management in lijn met agency theorie en informatie asymmetrie. Agency problem treedt op als samenwerkende partijen verschillende doelen voor ogen hebben. Dit wordt ook wel het principal-agent problem genoemd (Ross, 1973; Eisenhardt, 1989). Principal is de opdrachtgever die werkzaamheden aan de opdrachtnemer (agent) delegeert.

Ross (1973) en Eisenhardt (1989) omschrijven agency theorie als volgt: “de opdrachtgever heeft

andere belangen voor ogen dan de opdrachtnemer en de opdrachtgever heeft niet altijd de mogelijkheid om na te gaan of de opdrachtnemer de gezamenlijke doelen nastreeft. De opdrachtnemer heeft informatievoorsprong op de opdrachtgever. Er is sprake van een informatiekloof, ook wel informatie asymmetrie genoemd”. Scott (2009) omschrijft informatie asymmetrie als volgt: “sommige partijen hebben een informatie voordeel ten opzichte van anderen ten aanzien van business-transacties”.

(12)

- 12 -

Volgens Healy en Wahlen (1998) gebruiken managers earnings management om de financiële cijfers in hun eigen belang te beïnvloeden. Als de nettowinst lager is, zal de manager geneigd zijn om de nettowinst te verminderen en deze naar de toekomst te verschuiven om zo de kans op bonussen in de volgende jaren te vergroten. Echter als de nettowinst hoger is, zal de manager ook geneigd zijn om de nettowinst te verminderen omdat de maximale bonus al is bereikt. De manager kan via deze constructie een gedeelte van zijn toekomstige bonus veiligstellen.

Volgens Scott (2009) zijn er twee manieren om de winsten te beheersen. De eerste manier is het beheersen van de accruals. Dit zijn kosten en opbrengsten in de resultatenrekening die niet worden weergegeven in de cashflow. Dus het verschil tussen nettowinst en cashflow van operations. Een aantal voorbeelden van accruals zijn: aflossingen, mutatie debiteurensaldo, mutatie voorraad en mutatie crediteurensaldo. Deze manier van beheersing wordt ook bevestigd in het onderzoek van Bergstresser en Philippon (2006).

Wijzigen van de waarderingsgrondslagen is de tweede manier om de winsten te beheersen. Ik zal mij met dit onderzoek alleen richten op de beheersing van accruals, en meer specifiek beïnvloedbare accruals. Scott (2009) onderkent vier varianten van earnings management. Deze vier varianten zijn onderverdeeld in winstmaximalisatie, winstminimalisatie, winstegalisatie en ‘taking a bath’.

Winstmaximalisatie wordt toegepast door managers om de bonus te maximaliseren en door ondernemingen die het risico lopen niet te kunnen voldoen aan de voorwaarden van schuldovereenkomsten. Hierbij vindt verschuiving plaats van de accruals, om de winst van de onderneming voor dat betreffende tijdperk te verhogen en daar een voordeel mee te behalen.

Winstminimalisatie wordt toegepast door politiek zichtbare ondernemingen in tijden van voorspoed, om de kans op toekomstige te rapporteren winsten te vergroten. Dit blijkt bijvoorbeeld uit snelle afschrijving van activa, toenamen van overige kosten en het toepassen van LIFO. Hierbij wordt de winst bijgesteld om deze te verlagen of de concurrentie te doen verminderen.

Winstegalisatie wordt toegepast door managers die voorkeur geven aan een jaarlijks gelijke bonus. De accruals worden over verschillende perioden gebruikt, om als onderneming een stabiel en evenwichtige winst te kunnen laten zien. Hiermee kan een evenwichtige groei van de winst op lange termijn (winstverwachting) door de onderneming afgegeven worden.

(13)

- 13 -

2.2 Meten van earnings management

Er zijn, zoals in paragraaf 2.1 beschreven, twee manieren om nettowinst te beheersen en te sturen. Enerzijds door beheersing van accruals en anderzijds door het wijzigen van de waarderingsgrondslagen. In dit onderzoek zal de nadruk op de beheersing van accruals liggen. Accruals kunnen verdeeld worden in ‘discretionary accruals’ en ‘non-discretionary accruals’. Discretionairy accruals zijn beïnvloedbare accruals. Dit zijn aanpassingen die door de manager bepaald zijn. Dit betreffen schattingsposten, zoals voorzieningen, waardeverminderingen en afschrijvingen. Vandaar dat deze accruals onvoorspelbaar zijn. Non-discretionary accruals zijn niet beïnvloedbare accruals. Deze komen onafhankelijk van de menselijke handeling tot stand. Een voorbeeld hiervan is de stijging van debiteurensaldo a.g.v. toenemende omzet.

Bergstresser en Philippon (2006) definiëren accruals als volgt: “Accruals are components of earnings

that are not reflected in current cashflows, and a great deal of managerial discretion goes into their construction.”

Accruals kunnen ook beschreven worden als tijdelijke aanpassingen, want de opbrengsten- en/of kostenverantwoording verschuiven naar een eerder of later tijdstip. Accruals ontstaan doordat opbrengsten of kosten eerder worden verantwoord dan het daadwerkelijk wordt ontvangen of betaald. Discretionary accruals worden gebruikt om earnings management te meten, echter het is moeilijk om totale accruals te scheiden in discretionary- en non-discretionary accruals. De totale accruals kunnen worden gemeten door de winst te verminderen met de operationele kasstroom. Dit wordt hieronder schematisch weergegeven.

 Winst = operationele kasstroom +/- netto accruals.

 Winst = operationele kasstroom +/- netto non-discretionary accruals +/- netto discretionary accruals

 Totale accruals = discretionary accruals + non-discretionary accruals.

Gedurende de afgelopen drie decennia zijn er meerdere modellen gebruikt om de accruals te meten. Enkele veelgebruikte modellen zijn die van Healy (1985), DeAngelo (1986), het Jones model (1991) en het adjusted-Jones model van Dechow et al. (1995). De verschillende modellen trachten allemaal om earnings management te detecteren.

McNichols (2003) heeft dit als volgt verwoord: “Although there is huge demand for a straightforward

(14)

- 14 -

Healy (1985) deed als eerste onderzoeker een poging om earnings management middels accruals te meten. Dit deed hij door de afwijkingen van de normale niveaus van accruals te meten. Healy voorspelde dat earnings management in elke periode voorkomt en gebruikt het model om, per onderneming, de hoeveelheid non-discretionary accruals te schatten. Hiervoor gebruikte hij het gemiddelde van totale accruals van het huidige jaar in verhouding tot de totale activa van het voorafgaande jaar. Hierdoor kon hij de geschatte hoeveelheid non-discretionary accruals bepalen. Volgens Healy zijn de discretionary accruals het verschil tussen de totale accruals en non-discretionary accruals. Dit model van Healy gaat ervan uit dat de accruals een constante fractie zijn van de achtergebleven activa. Elke afwijking van het gemiddelde wordt gezien als earnings management.

Waar Healy (1985) naar de gemiddelde hoeveelheid totaal accruals kijkt, richt DeAngelo (1986) zich met haar model naar de verandering van de accruals ten opzichte van het jaar daarvoor. De non-discretionary accruals van de huidige periode worden vergeleken met het totaal aan accruals in de voorgaande periode. Het verschil hiervan zijn de discretionary accruals. Dit model wordt ook bevestigd door Vander Bauwhede et al. (2003). Hierbij wordt een schatting per onderneming gemaakt. In dit model zou de dataset een normale verdeling moeten hebben, want het model van DeAngelo gaat er vanuit dat de gemiddelde verandering van totale accruals ten opzichte van het boekjaar ervoor nihil bedraagt.

Het Jones model (1991) bracht een alternatief voor het Healy (1985) en het DeAngelo (1986) model. Haar model wordt ook wel het “standaard Jones model” genoemd. Volgens Jones is het gebruik van de totale accruals een onnauwkeurige methode om earnings management te meten, omdat hier ook gebruik wordt gemaakt van non-discretionary accruals ofwel niet beïnvloedbare accruals. Het Jones model houdt rekening met de veranderingen in de vaste activa en omzet. De mutaties hiervan kunnen ook een verandering in accruals betekenen. Volgens Rozendal (2010) kunnen non-discretionary accruals worden verklaard door de veranderingen in opbrengsten en de hoogte van de materiële vaste activa. Deze veranderingen hebben invloed op de totale accruals. De discretionary accruals zijn dan het verschil tussen de totale accruals en non-discretionary accruals. Volgens het Jones Model (1991) duidt het bestaan van discretionary accruals op earnings management.

(15)

- 15 -

2.3 Invoering van IFRS

De globalisering van de internationale financiële markten is wereldwijd verspreid. Dit heeft als doel om één gemeenschappelijke taal voor de financiële verslaggeving te ontwikkelen, zodat de vergelijkbaarheid van de jaarverslagen kan toenemen. Van alle mogelijke manieren van uitvoering van één enkele financiële verslaggeving taal, was de toepassing van International Financial Reporting Standards (IFRS) de gekozen aanpak. Meer dan 100 landen zijn akkoord gegaan met de verplichte invoering van IFRS (Jeanjean en Stolowy, 2008). Dit betreffen voornamelijk landen uit de Europese Unie en Azië. De ondernemingen uit de Verenigde Staten maken daarentegen gebruik van de US GAAP. De Harmonisatie van verslaggevingsregels gaat gepaard met flexibele samenvoeging van regels met een aantal verschillende verslaggevingsmogelijkheden, om zo de regels vergelijkbaar te maken en de totale diversiteit te verminderen. Tay en Parker (1990) definiëren harmonisatie als volgt:

“Harmonization is a process of increasing the compatibility of accounting practices by setting limits on how much they can vary”.

(16)

- 16 -

De twee Europese landen representeren de twee verschillende rechtssystemen, namelijk code-law (Frankrijk) en common-law (het Verenigd Koninkrijk). Australië is een common-law land, welke de Australische GAAP, per 1 januari 2005, heeft vervangen met de invoering van IFRS. In andere woorden, Australië volgt de tijdlijn van Europa. Zij vinden bewijs dat, na de overgang naar IFRS, de toepassing van earnings management in Frankrijk is gestegen en in het Verenigd Koninkrijk en Australië stabiel is gebleven. Deze bevinding suggereert dat de invoering van IFRS geen groot effect heeft gehad op de toepassing van earnings management. Iatridis (2010) komt echter tot de conclusie dat de implementatie van IFRS de ruimte voor earnings management vermindert en dat dit gerelateerd is aan meer relevante boekhoudkundige maatregelen. Dit suggereert dat minder informatie-asymmetrie en winstmanipulatie zou leiden tot informatieve en hogere kwaliteit van informatie, welke de investeerders kan helpen bij het maken van geïnformeerde en onpartijdige oordelen.

De bovenstaande bevindingen van Jeanjean en Stolowy (2008) worden ook onderbouwd door de flexibiliteit in principes gebaseerde standaarden, welke nog steeds de gelegenheid biedt voor bedrijven om winsten te sturen. Dit ondanks de aanwezigheid van hogere kwaliteitsnormen (Marra et al., 2011). Een voorbeeld hiervan is de ruimte voor bestuurlijke beslissingen en het gebruik van privé informatie, waardoor bedrijven substantiële discretie rapporteren. De constatering van Marra et al. wordt ook bevestigd in diverse andere onderzoeken (Ball et al., 2000; Leuz et al., 2003; Burgstahler et al., 2006).

De invoering van IFRS is een belangrijke gebeurtenis in de Europese Unie. Het topmanagement van de Europese ondernemingen dienen hun organisatie volgens deze nieuwe richtlijn te besturen. Deze nieuwe richtlijn kan de mate van earnings management doen fluctueren. Om die reden is de invoering van IFRS ook een belangrijke gebeurtenis voor mijn onderzoek. Echter ik verwacht zelf, ondanks de tegenstrijdige uitkomsten van eerdere onderzoeken, niet een groot impact voor mijn onderzoek, omdat totale vergelijkbaarheid tussen verschillende ondernemingen een illusie is. De IFRS kent meerdere grondslagen, waaronder historische kostprijs en fair value. Echter er wordt per balanspost voorgeschreven hoe deze gewaardeerd moet worden, waarbij ondernemingen veelal mogen kiezen welke grondslag zij hanteren. Dit komt de vergelijkbaarheid van de rapportering niet altijd ten goede.

2.4 De financiële crisis

(17)

- 17 -

Desalniettemin blijft de vraag: wat is financiële crisis en wat zijn de kenmerken daarvan? Mishkin (1992) verdeelt de definitie van financiële crisis in twee kampen. Enerzijds een kamp dat de financiële crisis benaderd vanuit het monetarisme. Anderzijds een kamp dat de financiële crisis benaderd vanuit een breder perspectief. Monetarisme richt zich op de vraag en aanbod van geld, als een primaire manier waarop een economische activiteit kan worden geregeld.

Volgens Friedman en Schwartz (1963) bepaalt de mate van dit misbeleid of er sprake is van een financiële crisis. Andere factoren hebben volgens Friedman en Schwartz een beperkte impact op de financiële crisis. Kindleberger (1978 en later 2005) en Minsky (1972) schetsen een tegenovergesteld beeld van de financiële crisis. Beide onderzoekers hebben een veel bredere definitie van wat een echte financiële crisis inhoudt. Volgens hen wordt de financiële crisis gekenmerkt door scherpe daling van de activa prijzen, storingen van zowel grote financiële als niet-financiële ondernemingen, inflatie of deflatie, storingen in buitenlandse beurzen, of een combinatie van al deze kenmerken.

Volgens Mishkin (1992) hebben beide definities beperkingen. De monetaristische blik op de financiële crisis is extreem smal, omdat het zich alleen richt op de bankenpaniek en hun invloed op de geldhoeveelheid. Het bredere perspectief daarentegen voorziet niet een strikte theorie van wat kenmerkend is voor een financiële crisis.

Mishkin (1992) definieert financiële crisis als: “a disruption to financial markets in which adverse

selection and moral hazard problems become much worse, so that financial markets are unable to efficiently channel funds to those who have the most productive investment opportunities.”

Anders gezegd, een financiële crisis is een verstoring van de financiële markten waarin ‘adverse selection’ en ‘moral hazard’ problemen erger worden. Hierdoor zijn de financiële markten niet in staat om efficiënt gelden te sluizen aan degene met de productiefste investeringsmogelijkheden. De termen adverse selection en moral hazard staan in lijn met informatie asymmetrie en earnings management, zoals beschreven door Beatty en Harris (1998). Zie ook paragraaf 2.1.

Mishkin (1992) onderkent vijf primaire factoren in de economische omgeving die tot een financiële crisis kan leiden, namelijk: rentestijgingen, daling van de aandelenmarkt, toename van de onzekerheid, banken die in paniek raken en de onverwachte daling van het totale prijspeil.

(18)

- 18 -

Het belang van eigen vermogen, voor het verminderen van adverse selection en moral hazard problemen, vormt de basis voor de daling van de aandelenmarkt en de daaraan gekoppelde financiële crisis. Een organisatie met een relatief hoge nettowaarde loopt risico, indien zij niet kan voldoen aan de verplichtingen tegenover de bank. De daling van de aandelenmarkt heeft geleid tot de financiële crisis van de afgelopen periode. De AEX beurs heeft zijn dieptepunt in 2009 bereikt. Daaropvolgend is een lichte stijging waarneembaar. Zie volgende pagina voor figuur 1.

Een toename van de onzekerheid op de financiële markten, als gevolg van het falen van een prominente financiële of niet-financiële onderneming, een recessie of een beurscrash, maakt het voor de kredietverstrekkers moeilijker om goede en kwade kredietrisico’s te onderscheiden. De toename van de onzekerheid maakt de informatie op de financiële markten nog meer asymmetrisch. De banken zullen hierop terughoudend reageren, wat leidt tot minder kredietverstrekkingen en dus tot daling van de economische activiteiten.

Volgens Mishkin bezitten banken een belangrijke rol in de financiële markten. Aangezien de banken zeer geschikt zijn om deel te nemen in de informatie activiteiten die investeringen voor de economie produceren. De term ‘bank panic’, of beter gezegd het gelijktijdig falen van vele banken, vermindert de hoeveelheid financiële bemiddelingen door de banken. Dit resulteert in een daling van de investeringen en de totale economische activiteiten. Een voorbeeld hiervan is de Icesave kwestie. Een onverwachte daling van het prijsniveau vermindert ook de waarde van bedrijven. De schuldbetalingen zijn contractueel vastgelegd. Een onverwachte daling van het prijsniveau verhoogt zodoende de schuldwaarde van bedrijven, maar verhoogt niet de reële waarde van de activa. De kredietverstrekker loopt hierdoor een groter risico (Mishkin, 1992).

(19)

- 19 -

De financiële crisis zal naar mijn inzicht wel een impact hebben op de resultaten van mijn onderzoek. Want de managers van een onderneming zijn geneigd om de winsten uit eigen belang en/of ondernemingsbelang te sturen. Hierdoor zouden ze slechte prestaties, ten tijde van de financiële crisis, kunnen verdoezelen en/of de concurrentiepositie van de onderneming op de markt beschermen (Balaciu en Pop Cosmina, 2008). Volgens Mulford en Comiskey (2002) is het effect op de aandelenkoersen één van de belangrijkste motieven van earnings management. Het topmanagement wordt in meeste gevallen ook in aandelenopties uitbetaald. Om die reden is een gezonde financiële positie, ten tijde van de financiële crisis, ook voor hen van belang.

2.5 Rechtssystemen

La Porta et al. (1998) onderscheidt twee typen rechtssystemen, namelijk het common-law en code-law. Onderscheid is te herkennen aan een andere manier van accounting en verslaggeving. Volgens Jaggi en Low (2000) en La Porta et al. (1998) is de bescherming van investeerders en openbaarmaking van informatie door bedrijven, van belang bij het maken van beslissingen over beschermingsconstructies. Een rechtssysteem heeft invloed op de mate van financiële openbaarmaking door ondernemingen en de bescherming van investeerders binnen verschillende landen.

De common-law stamt af van het Engelse recht en steunt op jurisprudentie. In deze landen genieten beleggers en crediteuren veel bescherming (Jaggi en Low, 2000). De Verenigde Staten, Het Verenigd Koninkrijk, Canada, Australië en voormalige kolonies behoren e.d. tot de common-law landen. Code-law is gebaseerd op statuten en uitgebreide codes. Deze landen steunen op de adviezen van de juridisch geleerden en zijn onder te verdelen naar drie takken, namelijk code-law van Frans, Duits of Scandinavische oorsprong (La Porta et al., 1998). In tegenstelling tot common-law landen, genieten investeerders van code-law landen minder bescherming. De investeerders uit de code-law landen die door de Franse wetgeving zijn beïnvloed, waaronder Nederland, genieten de minste bescherming. In de landen met de Scandinavische code-law genieten de beleggers en crediteuren de meeste bescherming. Deze landen zitten qua bescherming van beleggers en crediteuren tussen de common-law en code-common-law landen in (La Porta et al., 1998).

(20)

- 20 -

De verschillen tussen de twee typen rechtssystemen zijn door La Porta et al, samengevat in een tabel.

Common Law Code Law

Fair presentation Legal compliance

Stock market financing Banks and governments financing

Reporting aimed at outside investors Reporting aimed at creditor protection Accounting standard setting by private sector Accounting standard setting by public sector Strong accounting profession Weak accounting profession

Separation between financial and tax accounting Alignment between financial and tax accounting

Anglo-Saxon origin Continental European origin

Stockholder Corporate Governance-model Stakeholder Corporate Governance-model

Tabel 1: verschillen common- en code law (La Porta et al. 1998)

La Porta et al. (1998) toont met tabel 1 aan dat de manier van verslaggeving, accounting, financiering en presentatie in de jaarrekening te relateren zijn aan het rechtssysteem. Het rechtssysteem speelt een belangrijke rol op het gebied van financiële verslaggeving. De invloed op financiële verslaggeving kan zich zowel direct als indirect voordoen. De algemene vereisten die voorgeschreven zijn voor de waardering en vermelding van informatie is een voorbeeld van een directe invloed. De financiële verslaggeving kan ook door middel van de fiscale wetten beïnvloed worden (Jaggi en Low, 2000). De indirecte invloed van het rechtssysteem heeft betrekking op de wijze waarop investeerders en crediteuren beschermd worden (La Porta et al., 1998). ‘The stockholder CG-model’ en ‘Stakeholder CG-model’ van La Porta et al worden door de publieke openbaarmaking en private communicatie aangezien als de oplossing van informatie asymmetrie (Ball et al, 2000).

De bescherming van investeerders kan resulteren in een scheiding tussen eigendom en controle en een hoge mate van financiering door middel van vreemd vermogen. Dit kan leiden tot een hogere vraag van informatie. Dit ligt in samenhang met de kans op informatie asymmetrie en de daarbij samenhangende adverse selection en moral hazard. Deze definities staan in relatie tot earnings management en hoe deze tot stand komt, zie ook paragraaf 2.1.

(21)

- 21 -

2.6 Samenvatting theoretisch kader

Managers van ondernemingen gebruiken earnings management om informatie naar de aandeelhouders over te brengen (Beatty en Harris, 1998) en om de financiële cijfers in hun eigen belang te beïnvloeden (Healy en Wahlen, 1998). Earnings management kan op basis van twee manieren worden toegepast. Beheersen van de accruals en het wijzigen van de waarderingsgrondslagen. Accruals zijn kosten en opbrengsten in de resultatenrekening die niet in de cashflow worden weergegeven. Een aantal voorbeelden van accruals zijn; aflossingen, mutatie in de debiteurensaldo, mutatie in de voorraad en mutatie in de crediteurensaldo (Scott, 2009). De winsten kunnen op basis van de wijzigingen in de waarderingsgrondslagen ook gestuurd worden, echter bij het meten van earnings management wordt voornamelijk gesteund op het meten van accruals.

Accruals kunnen verdeeld worden in ‘discretionary accruals’ en ‘non-discretionary accruals’. Discretionary accruals zijn beïnvloedbare accruals. Dit zijn aanpassingen die door het management bepaald zijn. Accruals kunnen ook beschreven worden als tijdelijke aanpassingen, want de opbrengsten en/of kostenverantwoording verschuiven naar een eerder of later tijdstip. De afgelopen decennia zijn meerdere modellen gebruikt om de accruals te meten. Het Jones Model (1991) en het adjusted-Jones model van Dechow et al. (1995) zijn veelgebruikte modellen. In dit onderzoek wordt het model van Dechow et al. (1995) gebruikt, welke in hoofdstuk 3 verder wordt toegelicht.

De beursgenoteerde ondernemingen in de Europese Unie zijn verplicht om per 1 januari 2005 de jaarrekening volgens International Financial Reporting Standards (IFRS) op te stellen. De invoering van IFRS heeft geleidt tot een betere vergelijkbaarheid van de jaarrekeningen (Maijoor en Vanstraelen, 2006). Echter de verplichte invoering van IFRS wordt volgens onderzoekers niet direct geassocieerd met afname van earnings management.

(22)

- 22 -

De vijf primaire factoren die tot een financiële crisis kunnen leiden, zijn; rentestijgingen, daling van de aandelenmarkt, toename van de onzekerheid, banken die in paniek raken en de onverwachte daling van het totale prijspeil. Een financiële crisis is een verstoring van de financiële markten waarin ‘adverse selection’ en ‘moral hazard’ problemen erger worden. Hierdoor zijn de financiële markten niet in staat om efficiënt gelden te sluizen aan degene met de productiefste investeringsmogelijkheden (Mishkin, 1992).

Volgens Balaciu en Pop Cosmina (2008) is dit ook een reden voor earnings management. De managers van een onderneming zouden de winsten uit eigen belang en/of ondernemingsbelang willen sturen. Hierdoor zouden ze slechte prestaties, ten tijde van de financiële crisis, kunnen verdoezelen en/of de concurrentiepositie van de onderneming op de markt beschermen. Financiële crisis heeft effect op de toepassing van earnings management. Volgens Mulford en Comiskey (2002) is het effect op de aandelenkoersen één van de belangrijkste motieven van earnings management. Door een winststijging van een bedrijf, stijgt ook meestal de aandeelkoers van een bedrijf. Het topmanagement wordt in meeste gevallen ook in aandelenopties uitbetaald. Om die reden is een gezonde financiële positie, ten tijde van de financiële crisis, ook voor hen van belang.

Het onderscheid tussen common-law en code-law is te herkennen aan een andere manier van accounting en verslaggeving (La Porta et al., 1998). De bescherming van investeerders en openbaarmaking van informatie is van belang bij het maken van beslissingen omtrent beschermingsconstructies. Een rechtssysteem heeft invloed op de mate van financiële openbaarmaking door ondernemingen en de bescherming van investeerders binnen diverse landen.

(23)

- 23 -

3. ONDERZOEKSOPZET

In het vorige hoofdstuk is besproken wat earnings management is en hoe dit door middel van verschillende modellen gemeten kan worden. In dit hoofdstuk wordt, middels het vormen van de hypothesen, een verwachting opgebouwd. Daaropvolgend wordt het gebruikte model en de daarbij behorende T-toets en regressieanalyse toegelicht. Tot slot presenteer ik de selectie en de wijze van dataverzameling.

3.1 Hypothesevorming

Ik heb, in hoofdstuk twee, de verschillen tussen de twee typen rechtssystemen in kaart gebracht. Deze verschillen zijn leidend in het stellen van mijn verwachting. Deze verwachting is grotendeels gebaseerd op eerdere onderzoeken. De verwachting wordt weergegeven in vorm van hypothesen, welke van belang zijn bij het beantwoorden van de hoofdvraag.

Daske et al. (2006) tonen aan dat verschillen in earnings management duidelijker waarneembaar zijn in code-law landen, wat op meer earnings management kan duiden. Leuz et al. (2003) onderzoeken de systematische verschillen in earnings management in 31 landen. Zij leveren het bewijs dat bedrijven in landen met ontwikkelde aandelenmarkten, eigendomsstructuren, sterke rechten voor investeerders en juridische handhaving, ofwel common-law landen, zich minder bezighouden met earnings management en dat de bescherming van beleggers een belangrijke rol speelt in het beïnvloeden van internationale verschillen met betrekking tot earnings management.

Coppens en Peek (2005) onderzoeken earnings management bij grote particuliere bedrijven in 8 Europese landen, namelijk: België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. Zij verzamelden hun data tussen 1993 en 1999. Zij tonen aan dat Europese ondernemingen in landen met een lage financiële en fiscale afstemming, ofwel common-law landen, scherpe verliezen vermijden en dat de Europese ondernemingen in landen met een hoge financiële en fiscale afstemming, ofwel code-law landen, winsten sturen om belastingen te verlagen.

(24)

- 24 -

Barth et al. (2008) onderzoeken of de toepassing van International Accounting Standards (IAS) in verband wordt gebracht met een hogere kwaliteit van de boekhouding en het minder toepassen van earnings management. Hun steekproef is gebaseerd op ondernemingen in 21 landen, die IAS tussen 1994 en 2003 hebben geadopteerd. Barth et al. (2008) suggereren dat ondernemingen die IAS toepassen over het algemeen minder earnings management toepassen. Echter de onderzoekers zijn niet zeker of hun bevindingen toe te schrijven zijn aan de verandering in het financiële verslaggeving systeem of de economische omgeving.

Echter Daske et al. (2008) onderzoeken de economische gevolgen van de verplichte invoering van International Financial Reporting Standards (IFRS). Zij concluderen dat de toepassing van IFRS nog altijd ruimte biedt voor diverse bestuurlijke oordelen. Deze constatering wordt ook ondersteunt door Marra et al. (2011) en Jeanjean en Stolowy (2008). Deze bevindingen suggereren dat de invoering van IFRS geen groot effect heeft gehad op de toepassing van earnings management.

Ondanks deze tegenstrijdige studies, heb ik mijn verwachting opgebouwd. Mijn belangrijkste argument berust op het onderscheid tussen de twee typen rechtssystemen. Uit voorgaande studies blijkt dat landen met strengere investeerdersbescherming, common-law landen, hogere winstkwaliteit rapporteren en indirect minder earnings management toepassen. Dit ondanks de harmonisatie van verslaggevingsrichtlijnen. Naar aanleiding hiervan kan de volgende hypothese worden opgesteld:

Hypothese 1: Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen passen, in de periode 2007 tot en

met 2011, significant meer earnings management toe ten opzichte van de Engelse beursgenoteerde ondernemingen.

Hypothese 0: Er zijn geen significante verschillen waarneembaar tussen Nederlandse en

(25)

- 25 -

3.2 Onderzoeksmodel

Zie paragraaf 2.2 voor diverse meetmodellen. Ik gebruik het ‘modified Jones model’ van Dechow et al. (1995). Het Jones model (1991) is één van de meest gebruikte modellen en wordt in de literatuur gezien als een representatieve benadering om duidelijke vormen van winststuring en/of fouten in de financiële verslaggeving te meten (Rozendal, 2010). Echter het Jones model heeft ook zwakke punten. Het Jones model houdt geen rekening met een eventuele manipulatie van de omzet. Het model heeft de neiging om de discretionary accruals foutief te meten wanneer het management invloed uitoefent op de omzet (Dechow et al, 1995). Ondernemingen kunnen de omzet doen stijgen door op het einde van het jaar verkopen op te boeken die pas het volgende jaar plaatsvinden.

In het model dat ik ga gebruiken, worden mutaties in verkoopopbrengsten gecorrigeerd met de mutaties in de vorderingen. Dit model wordt gezien als het meest effectieve model in het opsporen van discretionary accruals. Het gebruikte model zal hieronder verder worden toegelicht. De discretionary accruals zijn, zoals in paragraaf 2.2. beschreven, onderdeel van de totale accruals, welke middels financiële cijfers vanuit de jaarverslagen verzameld kunnen worden. De totale accruals kunnen worden berekend door de operationele kasstroom van de netto winst af te trekken (Erickson en Wang, 1999). Zie hieronder voor de vergelijking:

TACit = NWit – OpKastrit (1)

Waarbij:

 TACit = totale accruals voor onderneming i in jaar t

 NWit = netto winst voor onderneming i in jaar t

 OpKastrit = operationele kasstroom voor onderneming i in jaar t

De eerst volgende stap in het modified Jones model is het bepalen van de coëfficiënten β1, β2 en β3.

Deze coëfficiënten kunnen middels ‘Statistical Package for the Social Sciences’ (SPSS) programma en volgende regressievergelijking worden bepaald:

(TACit / Ait – 1) = β1 [1 / Ait - 1] + β2 [∆REVit - ∆RECit / Ait - 1] + β3 [PPEit / Ait - 1] +

ɛ

it (2)

Waarbij:

 Ait - 1 = totale activa voor onderneming i in voorgaand jaar

 ∆REVit = mutatie in omzet ten opzichte van het voorgaande jaar

 ∆RECit = mutatie in de vorderingen ten opzichte van het voorgaande jaar

 PPEit = materiële vaste activa

 β1, β1, β1 = coëfficiënten van de vergelijking

(26)

- 26 -

In het “modified Jones model” worden alle variabelen geschaald tegen de waarde van de totale activa van het voorgaande jaar. Dit om de heteroscedasticiteit te doen verminderen (Dechow et al, 1995). Heteroscedasticiteit wil zeggen, dat de standaardafwijking van de toevallige afwijkingen, voor iedere waarde van Y niet dezelfde waarde heeft (Field, 2011). De totale accruals zijn het verschil tussen netto winst en operationele kasstromen, zie ook paragraaf 2.2. De enige onbekende in vergelijking (2) is dan de restterm. De restterm drukt het verschil uit tussen de totale accruals en de verwachte accruals. Dit verschil komt overeen met de discretionary accruals. Vervolgens kunnen, op basis van de hierboven geschatte coëfficiënten, de discretionary accruals voor onderneming i in jaar t worden berekend:

DACit = TACit – (β1[1/ Ait - 1] + β2 [( ∆REVit - ∆RECit )] + β3 [ PPEit ]) (3)

Waarbij:

 DACit = Discretionary accruals van onderneming i in jaar t

Ook in het aangepaste Jones model worden alle variabelen geschaald door middel van de totale activa van het voorgaande jaar. De discretionary accruals worden in Excel Worksheet berekend en vervolgens in SPSS geïmporteerd. De data is zowel voor de beschrijvende als statistische statistiek van belang. Op basis van deze data, kunnen de gemiddelde discretionary accruals per land en per jaar worden geanalyseerd. Deze analyse zal in hoofdstuk vier plaatsvinden.

Hierna kan het verband tussen de discretionary accruals en het al dan niet Nederlands of Engels beursgenoteerd zijn van een onderneming worden bepaald. Dit kan door middel van een T-toets worden gemeten. T-toets is een statistische toets die gebruikt wordt om na te gaan of de gemiddelden van twee groepen significant van elkaar afwijken. Er zijn twee T-toets procedures om groepsgemiddelden met elkaar te vergelijken, namelijk ‘Independent-Samples T-Test’ en

‘Dependent-Samples T-Test’ (Field, 2011). Ik zal de independent-samples t-test hanteren, omdat ik een

(27)

- 27 -

3.3 Dataverzameling

Dit onderzoek staat in teken van een kwantitatief onderzoek en wordt getoetst op basis van accruals en de daarbij behorende verwachting, zie hiervoor paragraaf 3.1 en 3.2. De dataset bestaat uit Nederlandse en Engelse beursgenoteerde ondernemingen voor de jaren 2007 tot en met 2011. De dataset beslaat in totaal vijf jaren en bestaat uit top-20 beursgenoteerde ondernemingen uit Nederland en Engeland. Dit betekend dat er in totaal 200 waarnemingen zullen worden verricht.

De financiële ondernemingen, zoals banken en verzekeraars, worden uit de dataset gehaald vanwege hun afwijkende regels op het gebied van verslaggeving (Gorter, 2010; Rozendal, 2010; Coppens en Peek, 2005; Iadridis, 2012). De ondernemingen dienen allen beursgenoteerd te zijn in de periode 2007 tot en met 2011. Een onderneming die niet aan deze eis voldoet, wordt ook niet in de dataset opgenomen. Hierdoor worden alle geselecteerde beursgenoteerde ondernemingen voor alle vijf perioden in de steekproef betrokken.

De selectie voor de Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen zal uit de Amsterdam Exchange Index (AEX) en de Amsterdam Midkap Index (Midkap) bestaan. De selectie voor de Engelse beursgenoteerde ondernemingen zal uit ‘the Financial Times and the London Stock’ (FTSE) 100 bestaan, waarvan de data wordt omgerekend naar euro’s op basis van de geldende valutakoers. De FTSE 100 is een aandelenindex van de 100 meest gekapitaliseerde Britse bedrijven genoteerd op de London Stock Exchange (LSE). Voor de geselecteerde ondernemingen verwijs ik naar bijlage 1. Deze waarnemingen worden op basis van een jaarrekeninganalyse uitgevoerd. Hierbij is gebruik gemaakt van de jaarverslagen van de diverse ondernemingen, welke met behulp van de database company.info zijn gevonden.

De gegevens die per variabele zijn verzameld, worden hieronder weergegeven. Om per onderneming i voor jaar t de accruals (afhankelijke variabele) te schatten, is de volgende data verzameld:

 Netto winst

 Operationele kasstroom

 Totale activa voorgaand boekjaar  Mutatie in de netto omzet  Mutatie in de vorderingen  Materiële vaste activa

(28)

- 28 -

4. RESULTATEN

In dit hoofdstuk worden de resultaten besproken en hoe deze zijn geanalyseerd. Paragraaf 1 gaat in op de beschrijvende statistiek. Hierbij wordt de verzamelde data inzichtelijk gemaakt en beschreven. Tevens worden de gemiddelde discretionary accruals, middels een tabel en een grafiek, in kaart gebracht. Tenslotte worden de gemiddelde discretionary accruals, middels een statistische t-toets, met elkaar vergeleken en de uitkomsten worden toegelicht.

4.1 Beschrijvende statistiek

Alvorens statistische toetsen worden uitgevoerd, is het van belang om de ingevoerde gegevens te analyseren en te beschrijven. Met behulp van de beschrijvende statistiek kan inzicht worden verkregen in het antwoordpatroon van een variabele, zoals bijvoorbeeld de gemiddelde netto winst van de Nederlandse ondernemingen in de periode van 2007 tot en met 2011. De verzamelde data dient als input bij het schatten van de bèta coëfficiënten en het berekenen van de gemiddelde discretionary accruals, welke gebruikt wordt bij het uitvoeren van de statistische toetsen.

Tabel 2. Beschrijvende statistiek: Nederlandse Ondernemingen 2007 - 2011

Mean Median Std. Deviation Minimum Maximum

N=100 Netto winst 1.672.771.818 378.300.000 4.171.051.975 -1.560.000.000 24.068.583.000 Operationele Kasstroom 2.322.547.950 748.400.000 5.284.475.394 -798.000.000 31.414.545.400 Totale Accruals -649.776.132 -339.750.000 1.894.306.945 -12.476.262.600 8.718.000.000 Mutatie omzet 1.640.333.326 226.360.500 18.125.197.679 -125.760.754.000 78.812.357.000 Mutatie vorderingen 168.741.221 8.759.600 2.264.454.211 -15.852.976.000 9.978.993.000

Materiële Vaste Activa 7.824.923.229 2.204.519.000 20.394.549.499 63.869.000 117.376.115.800

Leverage Ratio 0,634 0,628 0,129 0,295 0,924

(29)

- 29 -

Tabel 3. Beschrijvende statistiek: Engelse ondernemingen 2007 - 2011

Mean Median Std. Deviation Minimum Maximum

N=100 Netto winst 1.062.363.931 452.553.625 2.029.077.940 -5.625.232.340 9.687.493.800 Operationele Kasstroom 2.029.373.507 677.386.925 3.229.432.449 -223.851.600 15.289.418.500 Totale Accruals -967.009.575 -234.158.505 1.799.794.545 -9.890.125.700 2.199.881.030 Mutatie omzet 950.805.794 316.665.180 1.945.895.345 -3.514.000.000 10.346.212.800 Mutatie vorderingen 171.270.096 44.335.760 595.688.395 -938.371.500 3.371.067.700

Materiële Vaste Activa 5.473.546.870 2.143.138.500 7.894.051.702 12.702.562 30.270.954.000

Leverage Ratio 0,615 0,646 0,195 0,099 1,092

In tabel 3 staan de beschrijvende kenmerken van de variabelen van de Engelse beursgenoteerde ondernemingen die als input hebben gediend om de discretionary accruals te berekenen. De gemiddelde netto winst van de Engelse beursgenoteerde ondernemingen vertoont een lagere waarde dan de Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. De totale accruals daarentegen vertonen weer een hogere negatieve waarde (-967 miljoen om -649 miljoen). De gemiddelde van de schuldratio kan duiden op een hogere of lagere sturing van de resultaten. Een hoge schuldratio gaat volgens De Angelo et al. (1994) gepaard met een hogere mate van earnings management. Uit de bovenstaande twee tabellen blijkt dat de gemiddelde schuldratio van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen (0,634) hoger is dan de gemiddelde schuldratio van de Engelse beursgenoteerde ondernemingen (0,615). Dit kan duiden op een hogere mate van earnings management bij Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen.

(30)

- 30 -

Tabel 4. Gemiddelde discretionary accruals: 2007 - 2011

Mean Median Std. Deviation Minimum Maximum

Nederland: - 2007 0,137 0,083 0,179 -0,040 0,744 - 2008 0,066 0,079 0,072 -0,042 0,178 - 2009 -0,043 -0,039 0,033 -0,095 0,047 - 2010 -0,060 -0,055 0,043 -0,131 0,004 - 2011 -0,016 -0,011 0,046 -0,093 0,069 - Totale periode 0,016 -0,012 0,116 -0,131 0,744 Engeland: - 2007 0,119 0,066 0,118 -0,029 0,420 - 2008 0,049 0,066 0,117 -0,193 0,231 - 2009 -0,042 -0,035 0,086 -0,225 0,153 - 2010 -0,072 -0,065 0,061 -0,219 0,079 - 2011 -0,005 -0,008 0,038 -0,062 0,074 - Totale periode 0,010 -0,006 0,111 -0,225 0,420 N=200

Tabel 4 weergeeft de gemeten gemiddelde discretionary accruals. Deze accruals zijn berekend op basis van de modified Jones model en de geschatte coëfficiënten uit bijlage 2. Tabel 4 geeft inzicht in de waarden van de discretionary accruals over Nederlandse en Engelse beursgenoteerde ondernemingen. Deze waarden zijn verdeeld over de onderzoeksperiode 2007 tot en met 2011. Uit de bovenstaande tabel valt af te lezen dat het gemiddelde en de mediaan van de discretionary accruals van zowel de Nederlandse als Engelse beursgenoteerde ondernemingen in 2007 en 2008 positief zijn. Dit kan betekenen dat de ondernemingen in 2007 en 2008 gemiddeld meer resultaatverhogende earnings management hebben toegepast dan in de jaren die daarop volgen.

(31)

- 31 -

Verder is het opvallend dat in 2010 de discretionary accruals van Engelse beursgenoteerde ondernemingen een negatievere waarde vertonen dan bij Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen (-0,072 respectievelijk -0,060), wat zou kunnen betekenen dat de Engelse beursgenoteerde ondernemingen in 2010 gemiddeld meer resultaatverlagende earnings management hebben toegepast. Dit kan het gevolg zijn van de financiële crisis, echter zie hoofdstuk 5 voor verdere conclusies.

Opvallend is ook dat de minimale en maximale waarden van de gemiddelde discretionary accruals bij Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen verder uit elkaar liggen dan bij Engelse beursgenoteerde ondernemingen (minimum -0,131 respectievelijk -0,225 en maximum 0,744 respectievelijk 0,420). Beide landen vertonen een maximale waarde in het jaar 2007. Dit staat ook in relatie met de positieve waarde van de discretionary accruals, welke in 2007 voor beide landen de hoogste waarde vertonen. Echter de minimum waarden wijken van elkaar af. De Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen tonen het laagste minimum in het jaar 2010 en de Engelse beursgenoteerde ondernemingen in het jaar 2009. Ondanks dit, passen de Engelse beursgenoteerde ondernemingen in 2010 voor het eerst meer resultaatverlagende earnings management toe.

Op basis van de toelichting hierboven en de onderstaande grafiek, is de ontwikkeling gedurende deze onderzoeksperiode weergegeven en beschreven.

Figuur 2: De ontwikkeling van earnings management gedurende 2007 - 2011

Uit figuur 2 blijkt dat de Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen gedurende de onderzoeksperiode 2007 tot en met 2011 grotendeels meer resultaatverhogende (2007 en 2008) en resultaatverlagende (2009 en 2011) earnings management hebben toegepast. Dit met uitzondering van 2010, waar de Engelse beursgenoteerde ondernemingen meer resultaatverlagende earnings management hebben toegepast. Voor de statistische toetsing en of de verschillen significant zijn, verwijs ik naar de volgende paragraaf.

(32)

- 32 -

4.2 Statistische analyse

In de onderstaande analyse zal middels de statistische t-toets beoordeeld worden of de Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen ten tijde van de financiële crisis significant meer earnings management hebben toegepast. Hiervoor zal ik de ‘independent-samples’ t-test hanteren. Op basis van deze toets kan een vergelijking tussen twee onafhankelijke groepen gemaakt worden. Deze twee groepen betreffen de Nederlandse en Engelse beursgenoteerde ondernemingen. De groepen zijn onafhankelijk van elkaar, omdat er geen samenhang is tussen de beide scores (Field, 2011). Ik zal mijn statistische analyse per jaar uitvoeren en licht deze onderstaand toe.

Tabel 5. Independent t-test 2007

Samples Mean Standard

Deviation Mean difference Significance Equality of variances T-value Significance Nederland 20 0,137 0,179 0,018 0,801 0,311 0,757 Engeland 20 0,119 0,118

In tabel 5 staan de uitkomsten van de ‘Independent-Samples T-Test’ van de Nederlandse en Engelse beursgenoteerde ondernemingen in het jaar 2007. Beide landen vertonen positieve gemiddelde discretionary accruals, wat op resultaatverhogende earnings management duidt. Het kolom ‘mean

difference’ toont het verschil in gemiddelde aan. Hieruit is af te lezen dat de Nederlandse

beursgenoteerde ondernemingen in 2007 meer earnings management hebben toegepast. Het kolom

‘significance Equality of variances’ verondersteld of er sprake is van gelijke varianties. Op basis

hiervan kan vastgesteld worden of de varianties tussen de groepen verschillend zijn. SPSS genereerd de ‘Levene’s test’ bij het uitvoeren van de ‘Independent-Samples T-Test’ (Field, 2011).

(33)

- 33 -

Tabel 6. Independent t-test 2008

Samples Mean Std. Deviation Mean difference Significance Equality of variances T-value Significance Nederland 20 0,066 0,073 0,017 0,031 0,522 0,605 Engeland 20 0,049 0,117

In tabel 6 staan de uitkomsten van de ‘Independent-Samples T-Test’ van de Nederlandse en Engelse beursgenoteerde ondernemingen in het jaar 2008. Beide landen vertonen net als in 2007 een positieve gemiddelde discretionary accruals, wat op resultaatverhogende earnings management duidt. Echter de discretionary accruals vertonen, in vergelijking met 2007, een lagere waarde. Uit de kolom ‘mean

difference’ is af te lezen dat de Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen in 2008, net als in 2007,

meer earnings management hebben toegepast. Significance Equality of variances bedraagt 0,031. Deze waarde is kleiner dan de significantieniveau van 5%, welke verondersteld dat de varianties ongelijk zijn en wij de uitkomsten uit de rij van ‘Equal variances not assumed’ dienen te lezen. Dit in tegenstelling tot 2007, waar werd verondersteld dat de varianties gelijk zijn. De significante waarde bedraagt 0,605. Deze waarde is, net als in 2007, groter dan 0,05 en zodoende kan ik concluderen dat in 2008, in het toepassen van earnings management, ook geen sprake is van een significant verschil.

Tabel 7. Independent t-test 2009

Samples Mean Std. Deviation Mean difference Significance Equality of variances T-value Significance Nederland 20 -0,043 0,033 -0,001 0,025 -0,086 0,933 Engeland 20 -0,042 0,086

(34)

- 34 -

Tabel 8. Independent t-test 2010

Samples Mean Std. Deviation Mean difference Significance Equality of variances T-value Significance Nederland 20 -0,060 0,043 0,012 0,581 0,724 0,473 Engeland 20 -0,072 0,061

In tabel 8 staan de uitkomsten van de ‘Independent-Samples T-Test’ van de Nederlandse en Engelse beursgenoteerde ondernemingen in het jaar 2010. In tegenstelling tot 2007 en 2008, vertonen beide landen in 2010 een negatieve gemiddelde discretionary accruals. In tegenstelling tot 2009 is de waarde van de discretionary accruals nog negatiever. Eveneens is in 2010 sprake van een omkeer. In tegenstelling tot de jaren ervoor, vertonen de Engelse beursgenoteerde ondernemingen in 2010 negatievere discretionary accruals (0,012). De Engelse beursgenoteerde ondernemingen hebben in het jaar 2010 voor het eerst meer resultaatverlagende earnings management toegepast. Significance Equality of variances bedraagt 0,581. Deze waarde is groter dan het significantieniveau van 5%, welke veronderstelt dat de varianties gelijk zijn en wij de uitkomsten uit de rij van ‘Equal variances assumed’ dienen te lezen. De significante waarde van de gemiddelden bedraagt 0,473. Deze waarde is, net als in de voorgaande jaren, groter dan 0,05 en zodoende kan ik voor het jaar 2010 concluderen dat geen sprake is van een significant verschil in de gemiddelden van beide landen. 2010 vertoont tot dusverre, in vergelijking met voorgaande jaren, een laagste significantiewaarde.

Tabel 9. Independent t-test 2011

Samples Mean Std. Deviation Mean difference Significance Equality of variances T-value Significance Nederland 20 -0,016 0,046 -0,011 0,279 -0,872 0,389 Engeland 20 -0,005 0,038

(35)

- 35 -

Tabel 10. Independent t-test 2007-2011

Samples Mean Std. Deviation Mean difference Significance Equality of variances T-value Significance Nederland 100 0,016 0,116 0,006 0,536 0,369 0,712 Engeland 100 0,010 0,111

(36)

- 36 -

5. CONCLUSIE

In dit laatste hoofdstuk zal ik, in paragraaf 5.1, antwoord geven op de deelvragen van dit onderzoek. Vervolgens wordt in paragraaf 5.2 de hoofdvraag beantwoord. Tot slot komen in paragraaf 5.3 en 5.4 de beperkingen van het onderzoek en de mogelijkheden tot een vervolgonderzoek aan bod.

5.1 Beantwoording van de deelvragen

Deze paragraaf geeft antwoord op de eerder in hoofdstuk 1 geformuleerde deelvragen en dient als een korte samenvatting op de beschreven literatuur in hoofdstuk 2. De deelvragen worden hieronder separaat behandeld.

Wat wordt onder earnings management verstaan en hoe kan deze betrouwbaar worden gemeten?

Earnings management is het boekhoudkundig manipuleren van accruals door managers om bewust met een bepaald doel de gerapporteerde winst te verhogen of te verlagen (Scott, 2009). In de literatuur worden vier varianten van earnings management onderscheiden. Deze vier varianten geven een beeld van de situatie waarin earnings management wordt toegepast. Dit betreffen de volgende varianten: winstmaximalisatie, winstminimalisatie, winstegalisatie en ‘taking a bath’.

Earnings management kan op basis van accruals en wijzigingen in de waarderingsgrondslagen beheerst worden. Desondanks is het gebruikmaken van accruals de meest toegepaste methode. Accruals kunnen verdeeld worden in ‘discretionary accruals’ en ‘non-discretionary accruals’. Discretionary accruals zijn beïnvloedbare accruals. Dit zijn aanpassingen die door het management bepaald zijn. De afgelopen decennia zijn meerdere modellen gebruikt om de accruals te meten. Het adjusted-Jones model van Dechow et al. (1995) is één van de veelgebruikte modellen.

Wat zijn de belangrijkste kenmerken van een financiële crisis?

(37)

- 37 -

Wat wordt onder code-law en common-law verstaan en wat is de relatie met de financiële verslaggeving en earnings management?

De common-law stamt af van het Engelse recht en steunt op jurisprudentie. In deze landen genieten beleggers en crediteuren veel bescherming (Jaggi en Low, 2000). Code-law is gebaseerd op statuten en uitgebreide codes. Deze landen steunen op de adviezen van de juridisch geleerden en zijn onder te verdelen naar drie takken, namelijk code-law van Frans, Duits of Scandinavische oorsprong (La Porta et al., 1998). In tegenstelling tot common-law landen, genieten investeerders van code-law landen minder bescherming. Het onderscheid tussen common-law en code-law is te herkennen aan een andere manier van accounting en verslaggeving (La Porta et al., 1998). Een rechtssysteem heeft invloed op de mate van financiële openbaarmaking door ondernemingen en de bescherming van investeerders binnen diverse landen.

Het type rechtssysteem is zowel direct als indirect gerelateerd aan earnings management. De waardering en toelichting van informatie, wat gerelateerd is aan IFRS, is een voorbeeld van een directe invloed op earnings management. De indirecte invloed heeft betrekking op de wijze waarop investeerders en crediteuren worden beschermd, welke een belangrijke rol speelt in het beïnvloeden van internationale verschillen met betrekking tot earnings management (Leuz et al., 2003).

Hoe hebben de verschillen in earnings management zich gedurende de periode 2007 – 2011 ontwikkeld?

Ik kan op basis van mijn resultaten concluderen dat de mate van earnings management, gedurende de onderzoeksperiode, een interessante ontwikkeling laat zien. Ten eerste vertonen zowel de Nederlandse als Engelse beursgenoteerde ondernemingen in 2007 en 2008 een positieve gemiddelde waarde. Echter de gemiddelde discretionary accruals van het jaar 2007 vertonen voor beide landen een hogere positieve waarde dan in 2008, waaruit kan worden gesuggereerd dat de financiële crisis gaandeweg een impact op de financiële markten heeft achtergelaten.

(38)

- 38 -

5.2 Conclusie van de hoofdvraag

Ik heb in dit onderzoek getracht een antwoord te krijgen op de vraag of de toepassing van earnings management door managers van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen significant verschilt van de toepassing van earnings management door managers van Engelse beursgenoteerde ondernemingen. De onderzoeksvraag, zoals in Hoofdstuk 1 geformuleerd, luidt:

“Zijn er significante verschillen waarneembaar tussen Nederlandse en Engelse beursgenoteerde bedrijven met betrekking tot earnings management ten tijde van de financiële crisis (2007 - 2011)?”

De studies die naar dit onderwerp zijn gedaan, laten tegenstrijdige resultaten zien. Verder heeft de verplichte invoering van IFRS ook tegenstrijdige resultaten getoond, zie hiervoor hoofdstuk 3. Ondanks deze tegenstrijdige studies, heb ik mijn hypothese in hoofdstuk 3 gevormd. Mijn belangrijkste argument berust op het onderscheid tussen de twee typen rechtssystemen, welke in hoofdstuk 2 en 3 is uitgewerkt. Mijn hoofdhypothese luidt als volgt:

Hypothese 1: Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen passen, in de periode 2007 tot en

met 2011, significant meer earnings management toe ten opzichte van de Engelse beursgenoteerde ondernemingen.

Mijn resultaten tonen aan dat in de jaren 2007 en 2008 voor zowel de Nederlandse als Engelse beursgenoteerde ondernemingen sprake is van positieve discretionary accruals. Deze positieve resultaten suggereren dat voor deze jaren sprake is van resultaatverhogende earnings management. Voor de jaren 2009 tot en met 2011 vertonen de discretionary accruals, voor zowel de Nederlandse als Engelse beursgenoteerde ondernemingen, een negatieve waarde. Deze negatieve waarde suggereert het tegenovergestelde, namelijk dat er sprake is van resultaatverlagende earnings management.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit biedt ruimte voor aanvullend onderzoek aangezien, zo zal straks blijken, er door veel reeds bestaande literatuur een beeld wordt geschetst dat er opmerkelijke resultaten

Daarbij wordt alleen het gedeelte voorafgaande aan de jaarrekening (i.c. balans, winst-en-verlies- rekening, kasstroomoverzicht en toelichting daarop) meegenomen. B) Daarna wordt

De Code is van toepassing op alle vennootschappen met statutaire zetel in Nederland waarvan de aandelen of certificaten van aandelen zijn toegelaten tot een effectenbeurs,

In deze studie wordt het earnings management onderzocht van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen tijdens de financiële crisis en wordt er met name gekeken naar korte termijn

Kortom, managers van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen zijn geneigd om meer earnings management toe te passen dan managers van niet-beursgenoteerde ondernemingen,

Tenslotte heb ik in het 3 e model de relatie getoetst tussen productdiversificatie en de hoeveelheid risicoverslaggeving zonder rekening te houden met de richting van

Een mogelijke reden voor het niet significant zou kunnen zijn, dat verhoudingsgewijs (AEX- genoteerde ondernemingen rapporteren meer woorden in hun jaarverslag dan AscX-genoteerde

Corporate Governance Report uit 2002. Dit is een rapport van het onderzoek naar  CG