• No results found

ALGEMEENE INLEIDING 844

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ALGEMEENE INLEIDING 844"

Copied!
144
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

844

" " O » »01KWKUNIX

* 6«'enstr*«f !4

'J-6I

hr I

ALGEMEENE INLEIDING

TOT DE STUDIE VAN HET

NEDERLANDSCH-INDISCHE RECHT

VOOR ONDERWIJS EN ZELFSTUDIE

DOOR

Mr. J. V I S S E R,

Leeraar in de Rechtswetenschap en aanverwante vakken bij de Opleidingsschool voor Inlandsche

Ambtenaren te Probolinggo.

• o •

BOEKHANDEL EN DRUKKERIJ V / H

G. C T. VAN D O R P & Co?"

SEMARANG-SOERABAIA BANDOENO.

(2)

BIBLIOTHEEK KITLV

0093 6425

(3)

t

%

f

HET NEDERLANDSCH-INDISCHE RECHT

L -

(4)
(5)

ALGEMEENE INLEIDING

TOT DE STUDIE VAN HET

NEDERLANDSOHNDISCHE RECHT

. VOOR ÖNDERWIJS~ËN~ZËLFSTUDIE

DOOR

Mr. J. V I S S E R,

Leeraar in de Rechtswetenschap en aanverwante vakken bij de Opleidingsschool voor Inlandsche

Ambtenaren te Probolinggo.

o o o o o

o

(6)
(7)

V O O R B E R I C H T .

Het gunstige onthaal dat mijn van wege het Departement van Onderwijs en Eeredienst uitgegeven bij het Dépôt van Leer- middelen verkrijgbaar gestelde werkje, getiteld „Hoofdzaken van het Staatsrecht van Nederland en Nederlandsch-Indië" van de zijde mijner medeleeraren aan Opleidingsscholen voor Inlandsche Amb- tenaren ten deele is gevallen en de dikwijls geuite wensch mijner

leerlingen om zoo spoedig mogelijk ontslagen te worden van het copieeren der nog overblijvende dictaten, hebben mij er toe ge- bracht, zoo kort na het verschijnen van den genoemden leiddraad dit werkje het licht te doen zien.

Het bevat hetgeen ik de eerste maanden met eene nieuwe klasse behandel, teneinde de leerlingen eenigszins wegwijs te maken op het geheele terrein der Rechtswetenschap en daarmee verwante vakken en hen de meest noodzakelijke rechtsbegrippen en begrippen van algemeenen aard eigen te maken.

In den loop van een à twee maanden worden de eerste vijf hoofdstukken doorgewerkt, waarna deuren verdeeld worden voor de bespreking naast elkaar van hoofdstukken VI en VII.

Zoodra het sub 1° genoemde in hoofdstuk VII is behandeld, worden eenige uren per week uitgetrokken vooreene opzettelijke studie van het Staatsrecht (eerst van de belangrijkste hoofdza- ken van het Nederlandsche, daarna ook van het Indische Staats- recht meer in bijzonderheden) ; na het sub 2° genoemde sluit aan eene gezette behandeling van het Strafrecht (eerst alleen

de algemeene leerstukken, in de hoogste klasse ook de speciale delicten). De Rechterlijke Organisatie is sub 3° in vergelijking van het overige deel dezer Inleiding eenigszins te uitgebreid behandeld, omdat de praktijk mij heeft geleerd, dat de hier bespro- ken leerstof voldoende is voor onze leerlingen, zoodat hiernaast door mij geen afzonderlijk dictaat R.O. meer gebruikt wordt.

(8)

Bij de keuze en verdeeling der behandelde stof heb ik mif gehouden aan hetgeen het overeenkomstige dictaat van den vroe- geren Leeraar aan de Opleidingsschool te Magelang Mr. F.DE.

van Ossenbruggen, thans President van den Raad van Justitie te Soerabaia, bevatte, van wiens welwillend aanbod, om zijne dictaten als model te gebruiken, ik in 1914, toen ik gelijktijdig belast werd met het onderwijs in Rechtswetenschap aan de beide Opleidings- scholen te Blitar en Madioen, dankbaar gebruik heb gemaakt.

De meeste hoofdstukken zijn langzamerhand door mij omge- werkt, alleen de twee laatste zijn vrijwel onveranderd gebleven.

Ik hóóp, dat dit werkje bij het onderwijs aan de Oplei- dingsscholen goede diensten moge bewijzen; verder stel ik mij voor, dat het geheel of gedeeltelijk zal kunnen worden gebruikt aan andere inrichtingen van onderwijs, waar een of meer onder- deden van het Indische Recht worden onderwezen en door hen.

die belangstelling gevoelen voor ons Indisch Recht of zich in eenig onderdeel daarvan moeten bekwamen, hetgeen toch niet wel mogelijk is zonder eenige oppervlakkige kennis van het ge- heele Recht en eenige vertrouwdheid met algemeene rechtsbe- grippen.

Voor welwillende op- en aanmerkingen houd ik mij ten zeerste aanbevolen.

Probolinggo, November 1922.

J. VISSER.

(9)

v

INHOUD.

HOOFDSTUK I. Huisgezin — Familie — Stam.

Oorzaken van samenleving Huisgezin . . . .

Familie . . . .

Stam. Stamhoofd.

Verdeeling van werkzaamheden. Ontstaan van ambachten en bedrijven .

Bestuur . . . .

Samensmelting der stammen tot volken

BLADZ.

2 2 3

HOOFDSTUK II. Huisgezin — Maatschappij — Staat.

Oorzaken van vereeniging . . . . Verschijnselen aan elke vereeniging gemeen Het huisgezin als kleinste samenleving Vormen van vereeniging

Maatschap . Zedelijk lichaam .

Rechtspersoon Maatschappij Normen

Soorten van normen . Rechtsnormen

Definitie van Recht Staat . . . . Definitie van staat Doel van den staat

Organen van den staat. Ambtenaren

4 4 4 5 5 5 6 7 7 8 9 10 10 11 11 11 HOOFDSTUK III. Ontwikkeling van Recht en Staat 13

Stamhoofd. Vorst

De vorst als maker van Recht .

Rechtspraak leidt tot het maken van wetten Wet-Wetgever

Rechtspraak . . .

13 13 13 14 14

(10)

Ongeschreven en geschreven Recht . Perioden in de ontwikkeling van het Recht Vrijheid door Recht . . . Privaat- en Publiek Recht.

Verschil tusschen Privaat- en Publiek Recht

BLADZ.

tJ 99

y y

15 15 17 18 18 HOOFDSTUK IV. Internationaal Recht. 21

Ontstaan „ 21

Onderscheiding , , 2 2 Bronnen van het Intern. Recht „ 22

Nadere beschouwing van het Volkenrecht 23 HOOFDSTUK V. De zoogenaamde Aanverwante We-

tenschappen van de Rechtswetenschap. ,, 25 Sociologische tegenover Natuurwetenschappen . ,, 25

Staathuishoudkunde , 2 5

Productie , , ' 2 6

Productiemiddelen . . . 26

Arbeidsverdeeling. Ruilhandel . . . . , , 26

Geld als ruilmiddel „ 2 7

Waarde. Waardemaat . . . . . . ,, 27

Deelname in de Productie. . . , . , , 28 Bankiers . . . „ 28 Verdeeling van de eindopbrengst der producten. ,, 29

Statistiek 30 Grafische methode . . . . 31

HOOFDSTUK VI. Overzicht van het Europeesche

Privaatrecht . . . . ,, 32

Afdeeling I. Indeeling , , 3 2 Burgerlijk en'Handelsrecht , . 3 2

Indeeling van het Burgerlijk Recht. Persoon en

Vermogen . . . 33

Verdere verdeeling , , 3 4 Subjectieve rechten tegenover het Objectieve Recht. ,, 35

Absolute en relatieve rechten . . . . , , 35

Zakenrecht. Verbintenissenrecht. 36

Résumé 37

(11)

VII

Afdeeling II. Overzicht van het Personenrecht BLADZ. 37 Rechtsbevoegd. Handelingsbevoegd

Algemeene Personenrecht . Familierecht

Burgerlijke stand.

Afdeeling III. Overzicht van het Erfrecht Erven bij versterf.

Testament . Legitieme portie.

Legaat.

Verwerpen .

Aanvaarden onder het voorrecht van boedel beschrijving

Afdeeling IV. Overzicht van het Zakenrecht Eigendom .

Bezit .

Eigendomsverkrijging 1° Toeëigening.

2° Verjaring

Acquisitieve en extinctieve verjaring 3° Overdracht of levering.

Inschrijving.

Uitwijzing van eigendom Bewijs van eigendomsrecht.

Houder . . . .

Zakelijke rechten op eens anders zaak 1° Erfdienstbaarheden.

Erfpacht.

Opstal . Vruchtgebruik.

Pand en Hypotheek.

Afdeeling V. Overzicht van het Verbintenissenrecht Ontstaan der Verbintenissen.

1° Overeenkomst

Definitie . . .

Verdere vereischten voor eene overeenkomst Wederzijds en eenzijdig verbindende overeen-

komsten 57

(12)

Vorm eener overeenkomst . . Inhoud en uitlegging eener overeenkomst II0 Verbintenissen uit de Wet .

a. Zaakwaarneming

b. Onverschuldigde betaling c. Onrechtmatige daad

III0 Verbintenissen uit Handelspapier.

Wissel

Acceptatie . Endossement Orderbriefje.

Toonderpapier

Nadere beschouwing van de verbintenis en hare onderscheidingen

Wanpraestatie Schadevergoeding

Opzet, schuld, overmacht . Zorg van een goed huisvader Nalatigheid of verzuim

In gebrekestelling Regeling van het risico, Waarin de schade bestaat.

Berekening der schade Wettelijke interessen .

Vooruit bedongen schadebedrag. Strafbeding HOOFDSTUK VII. Overzicht van het Publiek Recht

Onderdeden van het Publiek Recht 1° Staats- en Administratief Recht .

Bronnen van dit Recht Staatsfuncties

Verschillende staatsvormen Nederlandsche Staatsvorm Moederland en Koloniën Bestuur over Ned. Oost-Indië Centralisatie. Decentralisatie Politiek. Politieke partijen . 2° Strafrecht . . . .

Straf

Algemeene leerstukken van Strafrecht Speciale delicten

Politiezorg .

(13)

IX 3° Rechterlijke Organisatie

indeeling der Rechterlijke Macht Instanties

Hooger beroep . . . . Revisie. .

Cassatie

Bevoegdheid der Rechterlijke Macht

Samenstelling en bevoegdheid van de v.erschil lende rechtbanken en gerechten

Samenstelling en absolute competentie der In landsche rechtbanken en gerechten

A. Samenstelling

B. Absolute competentie .

Competentie in eersten aanleg in burgerlijke zaken Competentie in eersten aanleg in strafzaken Hoogere Voorziening

Samenstelling en absolute competentie der Eu ropeesche rechtbanken en gerechten

A. Samenstelling.

B. Absolute competentie Hoogere Voorziening .

Bij rechtbanken en gerechten behoorende tenaren

A. Openbaar Ministerie B. Griffiers .

C. Deurwaarders.

4° Burgerlijke Procesrecht 5° Strafprocesrecht .

o. Voor de Europeanen Rechtsingang

Voorloopige Instructie Terechtstelling

Dagvaarding.

Openbare terechtzittin Vonnis .

b. Landgerecht.

c. Voor Inlanders

HOOFDSTUK VIII. Geschiedenis van de Rechtsont- wikkeling in Nederland en Nederlandsch-Indië Germaansch Recht

Romeinsch Recht

amb

BLADZ. 85

104 104 104

(14)

Corpus Juris Civilis .

Receptie van het Romeinsche Recht Roomsch-HoUandsch Recht.

Fransche Codificatie . Nederlandsche Codificatie . Het Recht in Nederlandsch-Indië . Plakaatboek

Bataviasche Statuten . Nieuwe Bataviasche Statuten Rechtsregeling na 1816 Codificatie voor N. I.

Kon. Besl. van 16 Mei 1846

Uitvoering van het Kon. Besl. van 16 Mei Geschiedenis van het Strafrecht.

5 Mei

. BLADZ. 105

„ 105

„ 105

„ 106

„ 106

„ 107

• „ 107 107

„ 107

„ 108

„ 108

„ 109 1846. .„ 110

„ 110 HOOFDSTUK IX. De Wetgevers van N. I.

Algemeene Bepalingen van Wetgeving.

Toepassing en Uitlegging der Wet. 113 Afdeeling I. De Wetgevers van N. 1

De drie algemeene wetgevers. Afkondiging en voering . . . .• . .

Verhouding der drie algemeene wetgevers.

Onderlinge bevoegdheid . . . . Uitvoeringsvoorschriften van den G. G. . Wetgevende bevoegdheid van den resident.

Wetgevende bevoegdheid der Locale Raden.

Einde van de werking eener wet.

Afdeeling II. Overzicht der Algemeene Bepalingen van Wetgeving

Recht en Gewoonte .

Verhouding van rechter tot wet.

Afdeeling III. Toepassing en uitlegging der wet Soorten van Wetsuitlegging

Redeneeringen naar analogie en à contrario.

Voorbeelden

Strikte uitlegging van uitzonderingsbepalingen

113

J f

ï)

M

' t »

y )

van

M

• M

* » »

J) y>

* >»

113 114 115 115 116 117 118

119 120 120 122 122 123 123 124

(15)

XI

LIJST

van in dit boek gebruikte afkortingen.

a. h. w. beteekent als het ware.

al.

A. B. ' „

art. ,, artt.

ass. res. (A. R.) ,, B. Rv.

B. S.

bv

B. W. en Ind. B. W. „ Comp. W. of C. W. „ D. B.

d. i. „ di.

d. w. z. ,, d. z.

E.

enk. ,, enz. „ Eur. „ Ged. „ G. G.

Gouv. besi. ,, G. W.

H. G. H.

Ind.

Ini.

Int. of intern. ,, Inv. Swb. ,, I. R.

J. en M. ,, jo.

jis.

alinea.

Algemeene Bepalingen van Wetgeving.

artikel.

artikelen.

assistent-resident.

Reglement op de Burgerlijke Rechts- vordering.

Burgerlijke Stand.

bij voorbeeld.

Burgerlijk Wetboek voor Nederl.-Indië.

Comptabiliteitswet.

Decentralisatiebesluit.

dat is.

deel.

dat wil zeggen.

dat zijn.

Eischer.

enkelvoud.

en zoo voort.

Europeesch.

Gedaagde.

Gouverneur-Generaal.

Gouvernementsbesluit.

Grondwet.

Hooggerechtshof.

Indisch.

Inlandsch.

internationaal.

Invoeringsverordening van het Wetboek van Strafrecht voor Nederlandsch-Indië

Inlandsch Reglement.

Java en Madoera.

juncto ( = gelezen te zamen met een ander voorschrift).

junctis ( = gelezen te zamen met meer- dere andere voorschriften).

(16)

Kh. of W. v.

Lat.

lett.

L. R.

m. a.

m. h.

Ned.

N. I.

nl.

0 . M Ov.

0.

w.

g- of Ned.

K.

Ind.

K. B. of Kon. besi. beteekent Koninklijk besluit.

,, Wetboek van Koophandel.

„ Latijn.

letterlijk.

„ Locale Raden-ordonnantie.

,, met andere woorden.

,, met hen gelijkgestelden.

,, Nederlandsch.

„ Nederlandsch-Indië of Nederl.-Indisch.

,, namelijk.

Openbaar Ministerie.

Bepalingen omtrent de invoering van- en den overgang tot de Nieuwe Wetgeving.

Ov. ord. „ Ordonnantie op de overschrijving van den eigendom van vaste goederen en het inschrijven van hypotheken op dezelve in Nederlandsch-Indië.

O. v. J. „ Officier van Justitie.

R. O. „ Reglement op de Rechterlijke Organi- satie en het beleid der Justitie in Nederlandsch-Indië.

R. R. „ Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië.

R. v. J. „ Raad van Justitie.

Sb_ () Staatsblad voor Nederlandsch-Indië.

spr. „ spreek uit.

Sv_ ;I Reglement op de Strafvordering.

Swb. „ Wetboek van Strafrecht voor Neder- landsch-Indië.

t. a. v. ,, ten aanzien van.

t/m. u tot en met.

verg. „ vergelijk.

V. O. » Vreemde Oosterlingen, vnl. ». voornamelijk, w . >> en volgende.

ia. ,, zoogenaamd.

(17)

ERRATA.

Op bladz. 11, 22, 33, 54, 61, 62, 62, 91, 98 115, 118, 119,

19ie regel 4de 4de l l d e 26ste

8ste 15de 19de 7de 19de 12de 10de

r

n

va a

»

»

boven, st onderen,

n

boven,

onderen

boven

iat:

„ '•

„ :

»

..

hoe l a n g e r meer mogelijk soliditiet kom wettelijk eersteen termijnwisse, : speciaal R. 0 .

laatstefunctie (Sb. 1905 137) verordening : gesloten

lees:

»

«

»

»

»

»

»

n

-

»

»

noe langer noe n mogelijke soliditeit . komt

wettelijke : eerst een : termijnwissel, : speciaal in R. 0 : laatste functie : (Sb. 1E05— 137) : verordeningen : gestolen

(18)
(19)

H O O F D S T U K I.

Huisgezin — Familie — Stam.

Oorzaken van Een groot gedeelte onzer aarde is thans bewoond door men- samenleving. sehen. Dit is niet altijd zoo geweest. Langzamerhand zijn zij

vanuit bepaalde streken, die reeds in overoude tijden bewoond geweest moeten zijn, doorgedrongen in nog onbekende en onbe- volkte landen en hebben zich daar gevestigd.

De zin voor gezelligheid, die den mensch aangeboren is, dikwijls ook de behoefte aan wederzijdsche bescherming, maak- ten, dat meerdere individuen bij elkander gingen leven. Wij zien ditzelfde nog heden ten dage bij de minst ontwikkelde volken, de zoogenaamde natuurvolken.

Huisgezin. De voornaamste oorzaak van samenwoning van menschen wordt gevonden in het verschil in geslacht. We kunnen natuur- lijk niet met zekerheid zeggen, dat reeds bij de in voorhistorische tijden levende menschen een gezinsleven bestond, maar eene ver- gelijking met de zoogenaamde hoogere zoogdieren, zooals de apen en groote roofdieren, doet ons besluiten, dat het bij de menschen ook wel zoo geweest zal zijn, dat een volwassen man samenleefde met een of meer vrouwen om samen met haar voor de uit die vereeniging geboren wordende kinderen te zorgen.

Familie. Werden deze kinderen groot en leverde de landstreek voldoende voedsel op, dan bleven ze bij of althans in de nabijheid van hunne ouders wonen en vormden op hunne beurt nieuwe huisgezinnen.

Deze verschillende gezinnen in eene bepaalde streek waren door banden van bloedverwantschap verbonden, die maakten, dat ze zich aaneensloten, elkander hielpen bij hunnen arbeid en elkander steunden tegen gevaren, zooals wilde dieren. Deze verzameling van menschen kunnen we echter niet meer een gezin noemen, we geven ze den naam Familie.

Stam. Bleef zulk eene familie eeuwen lang in dezelfde streek wonen, Stamhoofd. dan vertakten de afzonderlijke gezinnen zich langzamerhand zoo-

zeer, dat niet meer precies was na te gaan, in welken graad van

(20)

bloedverwantschap elk lid stond tot het andere. Toch gevoelden allen nog wel, dat ze bijeenhoorden en vooral bleek dit, wanneer ze aanraking kregen met menschen, die in eene andere streek woon- den of zich in hunne nabijheid nederzetten. Dan sloten zich allen nauwer aaneen en beschouwden de anderen als hunne ge- meenschappelijke vijanden, Oorlogen bleven niet uit en teneinde in zulk een strijd gezamenlijk te kunnen optreden, kwam men ertoe, den oudsten of krachtigsten man te benoemen tot alge- meen leider. Zulk eene uit eene familie gegroeide verzameling bijeenbehoorende menschen noemt men een stam en de alge- meene leider heet stamhoofd.

Langzamerhand kwam men ertoe, ook in tijd van vrede te luisteren naar de bevelen van zulke stamhoofden. Zij verdeelden den grond, regelden de werkzaamheden, beslechtten de onder- linge geschillen. Zoo kregen deze stamhoofden een zeker over- wicht over hunne stamgenooten, wat vanzelf ook over ging op hunne kinderen. Hunne familie vormde de aanzienlijken, de voornaamsten van den stam.

Verdeeling Werd langzamerhand de landstreek dichter bevolkt, zoodat van werkzaam-de stamgenooten dichter bij elkaar kwamen te wonen, dan deed heden. zich de behoefte aan eene dagelijksche regeling van hunne ver- Ontstaan van schillende aangelegenheden gevoelen. Kon het eene gezin zich ambachtenen oorspronkelijk voeden met de vruchten der in het wild groeiende bedrijven. planten, de eieren der vogels, kortom met allés, wat de streek

reeds opleverde, met de familie en later met den stam ging dit niet meer zoo. Het toenemen der behoeften bracht de menschen er vanzelf toe, meerdere vruchtdragende planten op een stuk grond te kweeken, vogels, wier eieren men at, dieren, wier melk men dronk, of wier vleesch men gebruikte, in ééne ruimte op te sluiten, zoodat men er ten allen tijde de beschikking over had.

Zoo kwam men tot landbouw en veeteelt. Verschil in aanleg bij de afzonderlijke individuen maakte, dat men zich met ver- schillende werkzaamheden ging bezighouden en zoo moeten we ons voorstellen, dat langzamerhand ambachten en bedrijven ontstonden.

Bestuur. Reeds in het meest eenvoudige huisgezin zal de een zich moeten schikken naar den ander, hoeveel te meer in eene bijeen- wonende familie of stam. Dagelijks zouden oneenigheden ont- staan, indien ieder maar kon doen en laten, wat hijzelf verkoos.

(21)

3

De dieren van den een zouden de planten van den ander opeten, bleek, dat een . bepaald stuk grond vruchtbaarder was dan een ander, ieder zou het willen bebouwen. We zien, dat eene voortdurende regeling noodig is. Het stamhoofd alleen kon dit niet meer doen, toen de stam te talrijk en zijn gebied te groot werd, hijzelf stelde anderen aan, die hem vervingen dan wel degenen, die het hoogst in aanzien stonden, werden door hunne stamgenooten met het bestuur belast.

Langzamerhand leerden de leden van verschillende stammen elkander kennen en verdragen, huwelijken werden onderling ge- sloten en zoo verdween het oude^stamverband. De stammen losten in elkander op, alleen dei huisgezinnen en families bleven. Door meerderen omgang vormden zich grootere eenheden dan destam- men, welker grenzen aangegeven werden door de natuurlijke ver- deeling van den bodem. Een hemelhoog gebergte, een breede rivier bleven natuurlijke afscheidingen, die maakten, dat de men- schen aan weerszijden hiervan weinig of heelemaal niet met elkander in aanraking kwamen. Zij, die binnen zulke natuurlijke grenzen woonden, sloten zich echter meer aaneen en doordat zij met elkander leerden spreken en langzamerhand één taal kregen, ontstond uit verschillende stammen één volk. Naast de gemeen- schappelijke taal bleven dan de vroegere talen der afzonderlijke stammen nog als dialecten voortleven.

Zoo is de algemeene regel, waarop echter verscheidene uit- zonderingen bestaan. Wanneer toch de natuurlijke gesteldheid van den bodem meebracht, dat slechts hier en daar bewoning mogelijk was, zooals in de Arabische woestijn of in de prai- riën van Noord-Amerika, dan bleven de verschillende stammen afzonderlijk van elkander bestaan en sloten zich alleen aaneen tot een grootere, sterkere eenheid, wanneer de behoefte zich daaraan deed gevoelen, door het optreden van een gemeen- schappelijk gevaar, b.v. in een oorlog. Dan werd een gemeen- schappelijk leider of gezamenlijk bestuur gekozen, aan wiens bevelen allen zich onderwierpen, zoolang het noodig was. Was de oorlog echter weer voorbij, dan werd de gemeenschappelijke band opgeheven en bleven alleen weer de afzonderlijke stam- men over.

(22)

Huisgezin — Maatschappij — Staat.

vereeniging.

In het vorige hoofdstuk zagen we, dat het verschil in geslacht de oorzaak is van het ontstaan van huisgezinnen, dat hieruit vanzelf de families en stammen voortkomen en dat de laatste zich in de meeste gevallen oplossen tot volken.

Oorzaken van Verder wezen we er reeds op, dat de zin tot gezelligheid en de behoefte aan wederzijdsche bescherming de menschen er reeds

van de vroegste tijden toe gebracht heeft, in elkanders nabijheid te gaan leven en zich bij elkander aan te sluiten. Meerdere ontwikkeling brengt ook meerdere oorzaken mee, die tot vereeni- ging leiden, zooals onderlinge sympathie, gelijke belangen, onder- linge hulp tot bereiking van een gemeenschappelijk doel, enz.

In dit hoofdstuk zullen we ons meer in het bijzonder bezig- houden met dat algemeen menschelijk streven om tot vereeniging te komen, dat zich vooral in onzen tijd zoo krachtig openbaart.

Denken we maar eens aan onze voetbal- en andere sportvereni- gingen, aan sociëteiten, muziekclubs, vak-en handelsverenigingen.

Het lid zijn eener vereeniging brengt noodzakelijk mee, dat ieder zich moet aanpassen bij zijn medeleden, hierin bestaande, dat ieder zijn handelingen niet meer alleen kan bepalen naar eigen verlangens, maar rekening heeft te houden met de belangen der anderen. Elke samenleving van menschen brengt aan den eenen kant mee onderling hulpbetoon, wederzijdsche bescherming en bevoordeeling, verdeeling der gemeenschappelijke werkzaam- heden, maar kan ook aan den anderen kant voortdurend aanleiding geven tot onderlinge twisten, ontstaan doordat de belangen van den een in strijd komen met die van den ander. Dit maakt steeds gemeenschappelijke leiding noodig, een bestuur, dat macht heeft over allen.

Het huisgezin Al deze verschijnselen, die het noodzakelijk gevolg zijn van als kleinste het leven in vereeniging met anderen, zien we reeds in de kleinste samenleving, der menschelijke samenlevingen, het huisgezin, dat het geluk- Verschijnselen

aan elke vereeniging gemeen.

(23)

5

kigst is, wanneer de leden door een band van liefde vereenigd, geza- menlijk en voor elkander leven. Dezen toestand van eendracht wordt het best bereikt, wanneer de kinderen er van jongs af aan gewend worden, zich te gedragen overeenkomstig de voorschriften der ouders.

Vormen van Boven wezen we er reeds op, dat vooral in onzen tijd naast vereeniging. de huisgezinnen verschillende vormen van vereenigingen ontstaan,

die alle een minder algemeen doel hebben. Naast de algemeene kenmerken van iedere vereeniging vertoonen ze eigenaardige verschillen, meental hieruit voortkomende, dat het geheel meerdere of mindere zelfstandigheid vertoont los van de samen- stellende leden.

We zullen enkele dier vormen van vereeniging nader beschouwen.

Maatschap. De eenvoudigste vorm is de Maatschap of Vennootschap. Ze wordt gevormd door een zeer beperkt aantal leden (meestal niet meer dan 3 of 4), die ieder een aantal goederen, geld of arbeid inbrengen om gezamenlijk een doel te bereiken, dat alleen hen persoonlijk aangaat en waartoe zij ieder afzonderlijk niet in staat zouden zijn. De maatschap bestaat echter alleen tusschen deze bepaalde personen, treedt een van hen eruit, dan vervalt ze. De maatschap wordt ook geen eigenares der ingebrachte goederen of gelden, deze zijn alleen voor den tijd van het bestaan der maatschap voor de bereiking van het gemeenschappelijk doel bijeengebracht, bij ontbinding der maatschap ontvangt ieder zijn aandeel van het gemeenschappelijk bezit terug. De buitenwereld merkt meestal weinig van het bestaan der maatschap, want indien een der leden met een buitenstaander handelt, bv. een huis huurt, al zegt hij, dat dit is ten bate der maatschap, dan blijft hij toch persoonlijk voor de betaling der huur aansprakelijk, deze kan niet op de overige leden of op de maatschap worden verhaald.

We drukken dit uit door te zeggen, dat „de maatschap niet tegen derden werkt."

Zedelijk Meerdere zelfstandigheid vertoonen de boven reeds genoemde lichaam. vereenigingen, zooalsde voetbal-,tennis-of muziekvereeniging. Zulk

eene vereeniging toch blijft bestaan, al bedanken eenige harer leden, terwijl er steeds nieuwe leden kunnen toetreden. Het aantal is meest- al onbeperkt of althans vrij groot. Het doel der vereeniging, dat we vinden omschreven in de statuten, is meestal meer algemeen dan dat van de maatschap, niet louter bevordering van het persoonlijk

(24)

belang der leden. Het mag alleen niet strijdig zijn met de goede zeden, vandaar de eenigszins vreemde naam voor deze vereeniging: Zedelijk lichaam. Dit woord lichaam duidt aan, dat de vereeniging op zich zelf een geheel vormt, afgescheiden van de leden, waaruit ze bestaat. Behalve toch, dat de vereeniging blijft bestaan ondanks de wisseling der leden, wordt zij ook eige- nares van de door de leden betaalde vaste bijdragen, contributies- genaamd. Deze vormen te zamen de kas der vereeniging, die beheerd wordt door het bestuur, dat deze gelden gebruikt ter verwezenlijking van het doel der vereeniging en voor aankoop van de voor de vereeniging noodige zaken. Verder kunnen deze bestuursleden echter niet gaan. Wanneer een der bestuursleden iets heeft aangekocht, dat niet uit de kas der vereeniging kan wor- den betaald, dan is hijzelf ervoor aansprakelijk. De vereeniging kan geen eigenlijke schulden hebben, terwijl de leden nooit kunnen worden aangesproken voor hetgeen de bestuursleden hebben gedaan. We zeggen, dat het zedelijk lichaam eene beperkte werking heeft tegen derden, nl. voorzoover de inhoud der kas strekt.

In bovengenoemde statuten vinden we, behalve het doel der vereeniging, meestal omschreven, hoe zij en hoe het bestuur is samengesteld, welke de rechten en verplichtingen der leden en<

der bestuursleden zijn, op welke wijze de vereeniging handelend optreedt naar buiten, enz.

Rechtspersoon. Een zeer bijzondere vorm van vereeniging is de Rechtsper- soon. Dit is eene vereeniging, wier statuten door de regeering van het land, dus in Nederlandsch-lndië door den Gouverneur- Generaal zijn goedgekeurd of die door de regeering zelf is ingesteld. Zoo kan elk zedelijk lichaam goedkeuring zijner sta- tuten en erkenning als rechtspersoon verzoeken. Rechtspersonen, die haar ontstaan te danken hebben aan instelling door de regee- ring zelf, zijn bv. de gemeenten. Zulk een rechtspersoon is niet alleen een zelfstandig lichaam, maar ze gelijkt in alle opzichten op een zg. natuurlijke persoon, ze treedt zelfstandig op, kan goederen koopen en verkoopen, kan gelden leenen, schulden maken, het bestuur handelt wel voor de vereeniging, maar zuiver als orgaan, het is niet persoonlijk aansprakelijk, d. w. z. kan niet ,,in eigen goederen worden aangesproken" voor de schulden van de rechtspersoon, als deze niet voldoende bezit, om hare schulden te betalen.

(25)

7 Maatschappij.

Normen.

De meestalgemeene naam voormenschelijke samenleving ismaat- schappij. In onzen tijc^denken we bij dat woord meestal aan eene groote vereeniging, die ten doel heeft uitoefening van eenigen tak van industrie of het drijven van handel. De oorspronkelijke meer al- gemeene beteekenis komt echter nog goed uit, als we spreken van de Inlandsche, de Europeesche maatschappij of in het algemeen van de maatschappij. We denken dan aan eene samenleving van menschen, opgebouwd, uit huisgezinnen, die echter niet naast elkaar staan en geheel van elkander gescheiden zijn. Ieder indi- vidu toch is lid van eene kleine samenleving, die we huisgezin noemen en eveneens van de groote samenleving, die maatschappij heet. Eén persoon op een onbewoond eiland, één gezin in eene overigens onbevolkte landstreek vormt nog geen maatschappij; daar- voor zijn noodig meerdere individuen, meerdere gezinnen, die tot

elkaar in verschillende verhoudingen staan, welke als even zoovele banden werken, zoodat we allen samen als eene grootere eenheid kunnen beschouwen.

Deze onderlinge verhoudingen, die vanzelf ontstaan, wanneer menschen met elkaar in dagelijksche aanraking komen, en die we daarom maatschappelijke verhoudingen zullen noemen, zijn van tweeërlei aard, nl. aantrekkend en afstootend, al naarmate de belangen der met elkander in aanraking komende individuen over- eenstemmen dan wel tegenstrijdig zijn.

In eene primitieve samenleving van individuen met weinig behoef- ten vooral wanneer de natuur ook nog heel gemakkelijk in die behoeften voorziet, zooals hier in Indië, is het aantal onderlinge verhoudingen zeer klein. Naarmate echter de behoeften toenemen, de werkzaamheden meer verdeeld worden en de onderlinge ruil van producten meerder wordt, komen de leden derzelfde samen- leving ook meer en op meer verschillende wijzen met elkander in aanraking. Ze hebben elkander meer noodig, terwijl aan den anderen kant de aanleiding tot onderlinge twisten ook steeds toe- neemt In den beginne zal botsing van belangen ook werkelijk onderlingen strijd tengevolge hebben, maar de oudere en wijzere leden der samenleving zullen al spoedig inzien, dat dit met bevor- derlijk is voor de algemeene welvaart. Zelf zullen zij trachten, oneenigheden te voorkomen door liever iets te verdragen van hunne medeleden dan in alles eene [aanleiding te zoeken voor onderlingen twist en door bij hun doen en laten steeds rekening te houden met de belangen van anderen. Zij zullen dit op hunne beurt leeren aan hunne kinderen en zoo zal langzamerhand een

(26)

toestand ontstaan, dat allen in bepaalde gevallen op dezelfde wijze handelen, er zal eene zekere uniformiteit, regelmaat ont- staan in de wijze, waarop de leden derzelfde samenleving zich ten opzichte van elkander gedragen; het zal zijn, alsof ieder bij zijn doen en laten gehoorzaamt aan bepaalde regels, waardoor hij zich gebonden gevoelt. Wij zullen deze regels of normen noemen: regels van maatschappelijke verhoudingen. Ze ontstaan vanzelf, indien de behoefte eraan zich doet gevoelen. Naarmate de maatschappij zich ontwikkelt, zullen de onderlinge verhoudin- gen der leden ook ingewikkelder worden en zal het aantal regels daarvoor toenemen. Dit gaat geleidelijk, bijna ongemerkt. Wij weten niet eens, hoe ingewikkeld de maatschappij wel is, waarin wij leven, omdat wij er van kind af in zijn opgegroeid. Een be- zoek aan Europa doet ons echter al spoedig gevoelen, hoe veel ingewikkelder daar de maatschappij nog geworden is, terwijl wij het verschil eveneens merken, wanneer we eens een poosje gaan leven in eene meer primitieve maatschappij zooals die van een natuurvolk als de Dajaks of Papoea's, ja zelfs in eene bergdesa op Java. We hebben daar maar heel weinig regels in acht te nemen en als we uit zulk eene maatschappij terugkeeren in onze meer beschaafde, meer ontwikkelde en ingewikkelde maatschappij, dan merken we terstond, dat we hier met veel meer normen te doen hebben.

Hoe het volk zich de werking dezer normen voorstelt, blijkt duidelijk uit den Nederlandschen naam regels. Een regel toch is letterlijk eene rechte lijn. Wanneer we de geheele maatschappij voorstellen door een cirkel, hierin de afzonderlijke individuen door stippen aangeven, dan moeten we deze omgeven door lijntjes, de normen, die aangeven, hoever ieder individu mag gaan. De normen hebben derhalve eene dubbele werking, daar ze ieder zeggen, tot hoever zijn terrein zich uitstrekt, maar evenzeer alle andere individuen weerhouden, zich daarop te begeven.

Ook het woord bepalingen drukt ditzelfde uit. Hierbij toch moeten we eigenlijk denken aan eene rij palen, eene schutting of heining, die twee erven van elkander scheidt.

Soorten van De verhoudingen, waarin de leden eener zelfde samenleving normen. verkeeren, zijn van verschillenden aard, dientengevolge ook de

normen, die zij volgen. Wij kunnen onderscheiden:

a. godsdienstige normen, die door de geloovigen worden beschouwd als bevelen van God;

b. zedelijke normen, die leeren, wat goed, wat slecht is; ze worden ingegeven door den stem van het geweten. De godsdien-

(27)

9

stige menschen zien in dat geweten meestal eene openbaring van de Godheid en brengen daarom ook deze groep van normen tot de godsdienstige.

Omgekeerd rekenen de niet—godsdienstige menschen de nor- men der eerste groep ook tot de zedelijke.

c. Fatsoensnormen, d. z. regels, die alleen in acht worden genomen door hen, die behooren tot eene bepaalde klasse in de maatschappij, regels dus, die het gevolg zijn van het verkeeren met menschen van eenzelfden kring.

Voorbeelden van deze derde groep zijn: men mag bij iemand in huis niet op den grond spuwen, men mag geen ruwe, on- beschaafde, onzedelijke woorden en uitdrukkingen gebruiken.

Zooals we boven reeds aanwezen, zijn de grenzen tusschen deze drie groepen van normen niet scherp te trekken, wat de een een godsdienstige norm noemt, brengt de ander tot de zedelijke normen, weer een ander tot de regels van fatsoen, enz.

Rechtsnormen. De beschaafde en ordelijke leden eener samenleving volgen de in die maatschappij ontstane normen van maatschappelijke ver- houdingen vanzelf op, we kunnen ze daarom ook noemen regels van zeden en gewoonten. Zouden ze anders handelen, ze zouden door hunne medeleden worden uitgelachen, wegens hunne ver- keerde handelingen berispt of misschien wel gemeden of buiten- gesloten. De verschillende belangen der individuen worden daarom ook door deze normen voortdurend beschermd. Zoodra echter de maatschappij zich zoover heeft ontwikkeld, dat de afzonderlijke belangen der leden scherp tegenover elkander komen te staan, dan blijkt al spoedig, dat deze bescherming niet meer voldoende is. Een aantal menschen toch zullen zich door de straf van God, door mogelijke wroeging dan wel door de toekomstige afkeuring der menschen niet laten weerhouden, handelingen te verrichten, waardoor zij zichzelf aanmerkelijk bevoordeelen ten koste van anderen. Bovendien zullen er in eene.ontwikkelde samenleving belangen ontstaan, die heelemaal niet door boven bedoelde normen geregeld worden, zooals het links of rechts uitwijken op straat.

De noodzakelijkheid, alle belangen te beschermen, brengt er dan de ordelijke leden der samenleving vanzelf toe, hunne onwillige medeleden te dwingen, zich aan de algemeen gevolgde regels te houden en normen te maken, wanneer deze niet vanzelf ontstaan zijn. Dit laatste is echter uitzondering, waarom we het voorloopig zullen verwaarloozen en er alleen op wijzen, dat in iedere zich

(28)

ontwikkelende maatschappij een tijd zal aanbreken, dat de normen van zeden en gewoonten niet meer voldoende zullen blijken te zijn ter bescherming vanbelangen, waarom ze meer vast, meer bindend gemaakt moeten worden door er een dwang tot navolging aan te verbinden. Deze dwingende en afdwingbare normen noemen we Rechtsnormen. Alle op een bepaalden tijd in eene bepaalde maat- schappij geldende rechtsnormen noemen we met één naam het in die maatschappij werkende Recht.

Definitie van We kunnen dit nu aldus omschrijven: Recht is een zoo vaste Recht. regeling van maatschappelijke verhoudingen, dat iedereen

haar volgen moet en daartoe zelfs kan worden gedwongen.

Vergelijken we nu deze rechtsnormen met de bovengenoemde godsdienstige, zedelijke en fatsoensnormen, dan zien we deze overeenkomst, dat ze alle verhoudingen regelen en daardoor be- langen beschermen. Het verschil zit echter in het doel. De rechtsnormen toch hebben geen ander doel dan bescherming van belangen, daarvoor zijn ze gemaakt, we kunnen zeggen, dat ze gericht zijn op de belangen van anderen. Zoo heeft de rechtsnorm:

„Gij zult niet dooden" ten doel, menschenlevens te beschermen.

De gelijkluidende godsdienstige en zedelijke norm daarentegen is ingesteld, om het dooden te voorkomen, omdat deze handeling op zichzelf moet worden beschouwd als strijdig met Gods wil of met de goede zeden. Tevens worden hierdoor menschenlevens beschermd. We kunnen dus van de godsdienstige, zedelijke en ook van de fatsoensnormen zeggen, dat ze in tegenstelling met de rechtsnormen gericht zijn op de eigen plichten der menschen tegenover God of tegenover eigen geweten, eer of fatsoen.

Wij zullen in het vervolg ons voornamelijk bezighouden met de rechtsnormen en alle andere regels van zeden en gewoonten, waaraan nog geen dwang tot navolging is verbonden, maar die door de goede leden der samenleving worden opgevolgd, omdat dezen er de behoorlijkheid van gevoelen, noemen alleen-zedelijke normen.

De inheemsche bevolking van den Indischen archipel vat alle onder haar geldende regels samen onder één naam nl.

adat. De geleerden, die deze adat bestudeeren, merken echter hieronder wel degelijk rechtsnormen op, ze noemen dat ge- deelte van de adat het adatrecht.

Staat. Zoodra eene maatschappij zich zoover heeft ontwikkeld, dat hare leden tot de opvolging van bepaalde normen kunnen wor- den gedwongen, noemt men haar een Staat. De macht, die in

(29)

11

een staat optreedt en zoo noodig wordt uitgeoefend om de onwilligen tot nakoming der rechtsnormen te dwingen, heet staats- of overheidsmacht: ze wordt uitgeoefend door de regeering.

De in eenen staat heerschende orde, die door de rechtsnormen beheerscht wordt, noemen we rechtsorde.

Definitie van Een staat is derhalve eene maatschappij, d. i. eene ordelijke staat. samenleving van tot één Volk vereenigde individuen, die door

verschillende omstandigheden binnen een bepaald begrensd ge- deelte der aardoppervlakte (Gebied) zijn gaan samenwonen en aan dezelfde hoogste macht (Regeering) zijn onderworpen.

Doel van den Zulk een staat vormt dus een zedelijk lichaam, tevens een staat. rechtspersoon, maar met een zeer ver strekkend doel, nl. orde te-

brengen en te handhaven in het maatschappelijk leven der onder- danen. Wanneer de sterkere den zwakkere tracht te onderdruk- ken, dan behoort de sterkste van allen, de staat op te treden, bescherming verleenende, waar dit noodig is en den onderdrukker dwingende, zich te beperken.

In onzen tijd heeft iedere ontwikkelde staat zijn boven om- schreven taak hoe langer meer uitgebreid. De moderne staat neemt maatregelen ter bevordering van de welvaart zijner onder- danen, hij zorgt voor de gezondheid, voor het onderwijs, voor voeding en werkverschaffing, eigenlijk valt niets meer buiten zijn bemoeienis, indien hij dit in het belang der bevolking noodig oordeelt.

Organen van Om deze veelomvattende taak naar behoofen te kunnen ver- den staat. vullen bedient de staat zich van een groot aantal personen, die Ambtenaren, in zijn dienst staan en die met verschillende functies belast

worden. We zeggen, dat ze ieder een bepaald ambt vervullen en noemen hen hierom ambtenaren. Zij werken niet in hun eigen belang, maar hun arbeid heeft ten doel het belang van den staat, d.i. het gemeenschappelijk belang der onderdanen, het zg.

algemeen of publiek belang. Zij vormen de werktuigen, de organen van den staat. Tusschen den staat zelf als zedelijk lichaam en de leden, waaruit het bestaat, ziet men een verhou- ding van meerdere en ondergeschikten: we zeggen, dat de staat met de hoogste macht, de zg. Souvereiniteit is bekleed, de leden hebben zich daaraan te onderwerpen, ze zijn de onder- danen van den staat, leder ambtenaar nu wordt ter vervulling van zijn ambt met een gedeelte van dit staatsgezag bekleed, hij

(30)

is dus, wanneer hij werkzaamheden verricht, die tot zijn bijzon- dere ambtsplicht behooren, als de meerdere te beschouwen van de onderdanen, die als zoodanig met hem te maken hebben.

Dit geldt echter alleen voor zijne bepaalde ambtswerkzaamheden, daarbuiten is hij gewoon onderdaan en staat dus ook als zoo- danig tegenover andere ambtenaren, tenzij er tusschen hen eene bijzondere ambtelijke verhouding bestaat.

(31)

H O O F D S T U K III.

Ontwikkeling van Recht en Staat.

Stamhoofd. We hebben boven gezien, hoe uit de primitieve maatschappij Vorst. langzamerhand is voortgekomen de Staat. Reeds in den stam

bestond eene macht, het stamhoofd, die leiding gai aan zijne stam- genooten. Toen de stammen zich hadden opgelost tot volkeren, deed de behoefte aan bestuur zich nog te meer gevoelen. Bij de meeste volkeren zien we dan ook, dat een lid van eene der aan- zienlijke familiën, dikwijls het hoofd van den krachtigsten stam werd bekleed met de hoogste macht. Men noemt hem met den algemeenen naam Vorst.

De vorst als Zulk een vorst waakte, dat de in de maatschappij ontstane maker van normen werden opgevolgd. Ontstonden er twisten tusschen de Recht. onderdanen, hij beslechtte ze en zorgde, dat degene, die ongelijk

kreeg, zich aan zijne uitspraak onderwierp. Wanneer de zwakkere verdrukt werd door den sterkere, zocht hij hulp bij den sterkste van allen, den vorst. Bij de uitoefening dezer rechtspraak bleek dikwijls, dat bepaalde maatschappelijke verhoudingen tusschen onderdanen nog geen regeling hadden gevonden in de zeden en gewoonten ; de vorst voorzag dan in deze leemte door zelf een norm te maken, zich daarbij latende leiden door zijn rechtsgevoel.

Rechtspraak Met het zich ontwikkelen der maatschappelijke verhoudingen leidt tot het namen de geschillen toe, maar dikwijls deed dezelfde kwestie maken van zich voor, alleen tusschen andere personen. Daar al deze geschillen Wetten. werden onderworpen aan het oordeel van denzelfden vorst, be-

sliste hij dezelfde kwestie steeds op dezelfde manier. Dikwijls kostte het eenige moeite om precies te weten te komen, welke normen omtrent eene bepaalde aangelegenheid bestonden, zoodat de vorst zich bij zijne rechtspraak moest laten bijstaan door er- varen personen, die hem ter zake konden voorlichten. Natuurlijk liet de vorst dan de gevonden normen voor zijn eigen gemak op- teekenen, om later, wanneer dezelfde kwestie zich weer voor- deed, spoedig te weten, welke normen behoorden te worden toegepast. Soms bleek ook, dat omtrent eene bepaalde aan-

(32)

gelegenheid in verschillende streken van het land verschillende normen bestonden. Naarmate de bewoners dier verschillende streken echter meer met elkander in aanraking kwamen, deed de behoefte aan uniform Recht zich ook steeds meer gevoelen.

De wensch om herhaling van geschillen over dezelfde kwestie zooveel mogelijk te voorkomen, om eenheid te bren- gen in het Recht binnen zijn geheele gebied en de onderdanen op de hoogte te brengen van de normen, die door hem werden toegepast in de gevallen, waarin de zeden en gewoonten nog niet hadden voorzien, brachten den vorst er toe, alle door hem bij zijne rechtspraak opgeteekende.normen, die betrekking hadden op een bepaald onderwerp, in den vorm eener geschreven re- geling aan zijne onderdanen bekend te maken.

Wet-Wetgever. Wij noemen zulk eene geschreven regeling omtrent een bepaald onderwerp eene Wet en zeggen, dat een vorst, die er toe over- gaat, zulk eene door hem opgestelde regeling aan zijne onderdanen bekend te maken, optreedt als Wetgever.

Zulk eene wet is dus meestal niet iets nieuws, maar alleen de formuleering en systematische opstelling van normen, die te voren reeds geheel of gedeeltelijk onder het volk bestonden. Deed zich nu later weer een geschil voor omtrent het onderwerp, dat in eene wet geregeld was, dan beriep de klager zich op de bepa- lingen dier wet en kreeg gelijk of ongelijk, naarmate de inhoud der wet naar het oordeel van den vorst in zijn voor- of nadeel luidde.

Rechtspraak. Zoo dikwijls de vorst zich bezighield met de beslissing van ge- schillen, oefende hij rechtspraak uit, d. w. z. hij sprak uit, wat Recht was. Hij paste daarvoor toe:

Ie. de uit de regels van zeden en gewoonten ontstane zg.

gewoonterechtsregels ;

2e. de door hemzelf of zijne voorgangers gemaakte, steeds in aantal toenemende wettelijke bepalingen.

Zoodra eenige aangelegenheid was geregeld door de wet, mocht het Recht daaromtrent ook alleen geput worden uit die wet en vervielen de daaromtrent bestaande gewoonterechtsregels.

We drukken het bovenstaande ook aldus uit, dat het Recht geput kan worden uit twee bronnen, rechtsbronnen genoemd, ni. de gewoonte en de wet.

(33)

15

Ongeschreven Naarmate het Recht voortvloeit uit de gewoonte oi uit de wet, en geschreven onderscheidt men ongeschreven en geschreven Recht. Deze

Recht. termen willen niet zeggen, dat het gewoonterecht nooit wordt opgeschreven. Ieder, die het gewoonterecht van een volk bestu- deert, schrijft het op om het te kunnen onthouden en aan anderen te kunnen leeren, maar hij maakt het niet tot geschreven Recht.

Dat kan alleen de Wetgever doen, die ongeschreven Recht verheft tot geschreven Recht. Gebruiken we de termen „geschreven en ongeschreven Recht", dan moeten we erbij denken: „door den Wetgever."

Zoo is in 1909 in Nederland door eenige Leidsche Profes- soren ingesteld de Commissieivoor het Adatrecht, die zich ten doel stelde, het in Nederlandsch-Indië bestaande Adatrecht zoo nauwkeurig mogelijk te bestudeeren.De gegevens daartoe zou- den haar worden verstrekt door eene in N. 1. ingestelde Com- missie van bijstand voor het Adatrecht.

Achtereenvolgens zijn door de Nederlandsche commissie een groot aantal zg. Adatrechtbundels uitgegeven, waarin alle ver- zamelde gegevens zijn bijeengebracht.

Geschreven Recht staat hooger dan Gewoonterecht, d. w. z.

zoodra omtrent eenige aangelegenheid regels van geschreven Recht zijn gemaakt, vervallen de gelijkluidende Gewoonterechts- regels en eveneens de regels van Gewoonterecht, die ermee in strijd zijn. De rechter mag dus naast de wettelijke regels alleen nog maar toepassen de aanvullende Gewoonterechtsregels.

Perioden in de We kunnen in de Rechtsontwikkeling van een volk drie perio- ontwikkeling den onderscheiden.

vanhetRecht. 1. In de eerste periode worden een steeds toenemend aantal normen van zeden en gewoonten verheven tot rechtsnormen, door- dat er een dwang tot navolging aan wordt verbonden. De rech- ter past dus bij zijne rechtspraak alleen Gewoonterecht toe.

II. In de tweede periode treedt de Wetgever op, die omtrent bepaalde onderwerpen uitvoerige regelingen vaststelt, deels door reeds bestaande Gewoonterechtsnormen te verzamelen, te orde- nen en in wettelijken vorm aan de onderdanen bekend temaken, deels door zulk eene geschreven regeling te maken, voor geval- len, waarin het Gewoonterecht nog niet heeft voorzien. Bij zijne rechtspraak past de rechter dus beide soorten van Recht naast elkander toe. Bij elk geval, dat aan zijne beslissing wordt onderworpen, heeft hij eerst vast te stellen, welk Recht erop

(34)

moet worden toegepast. Hij heeft daartoe de volgende vijf vragen achtereenvolgens te beantwoorden:

a. welke normen zijn omtrent dit geval in het Gewoonterecht ontstaan ?

b. welk wettelijk Recht is daaromtrent gemaakt?

c. welke gewoonterechtsnormen moeten als vervallen worden beschouwd ?

d. welke Gewoonterechtsregels zijn dus naast de wettelijke normen blijven bestaan?

e. welk Recht mag dus .worden toegepast?

Hoe menigvuldiger in den loop van den tijd het aantal wette- lijke regelingen wordt, hoe meer het gebied van het Gewoonterecht inkrimpt, hoe moeilijker het wordt, een overzicht te hebben van de algemeene rechtsorde, die in den staat heerscht. Hiertoe is noodig, dat alle in den staat geldende rechtsnormen, zoowel die uit het Gewoonterecht als die uit de wettelijke regelingen, behoorlijk verzameld worden en in verband met elkaar gebracht, zoodanig, dat ze soort bij soort gevoegd worden en men op die wijze een systematisch geheel verkrijgt.

Dit nu is de taak der rechtsgeleerden (juristen) en hunne wetenschap, de rechtswetenschap, die tegen het einde der tweede periode van rechtsontwikkeling van een volk vanzelf beoefend wordt, omdat het zonder die studie onmogelijk blijkt, den weg te vinden in het bestaande Recht, houdt zich dan dus vnl. bezig met het verzamelen en ordenen van de rechtsnormen, waardoor het voor anderen mogelijk wordt, ze te begrijpen en te leeren.

Die rechtssystemen, door de juristen vervaardigd, zijn dus in den beginne niets dan leerboeken voor jonge juristen, men mag zich voor den rechter niet op de bepalingen daaruit beroe- pen, de daarin voorkomende regels gelden niet, omdat ze in dat bepaalde boek staan, maar, omdat ze geput zijn uit het bestaande Gewoonte- of wettelijk Recht.

III. De Wetgever zal echter al spoedig inzien, dat hij in het belang eener goede rechtsorde en ter vergemakkelijking van de taak van den rechter van dezen arbeid der rechtsgeleerden gebruik moet maken. Bij alle volkeren, wier Recht zich zoover heeft ontwikkeld, dat alleen eigenlijke rechtsgeleerden er den weg in kunnen vin- den, is de wetgever er toe over gegaan, al het bestaande Recht in wetten te verzamelen en wel afgeronde gedeelten in groote wetten (zg. Wetboeken — Lat. Codices, enk. Codex) en het Recht, betrekking hebbende op minder omvangrijke onderwerpen in afzonderlijke wetten. Deze daad van den wetgever heet Codificatie

(35)

17

(lett. het maken van wetboeken). Daarmee begint de derde periode van rechtsontwikkeling, die tot einddoel heeft een zoover ont- wikkeld wettelijk Recht, dat alle in den staat voorkomende ver- houdingen er eene regeling in vinden. Zoover is thans echter nog geen enkele staat. Wel wordt overal, waar de bevolking verkeert fn de derde periode van rechtsontwikkeling, door den rechter in hoofdzaak wettelijk Recht toegepast, maar toch is er altijd nog een zeker terrein voor het Gewoonterecht overgebleven.

Zie voor N. I. art, 15 van de „Algemeene Bepalingen van Wetgeving voor Nederiandsch-Indië", inhoudende, dat, wat de Europeesche bevolking betreft, Gewoonte geen Recht geeft dan voorzoover de wet zegt, dat ze mag worden toegepast.

Vrijheid door De meeste menschen voelen deze steeds in aantal toenemende Recht. rechtsnormen, waaraan zij hebben te gehoorzamen, als even zoo-

vele knellende banden, als beperkingen hunner persoonlijke vrij- heid. Zij meenen, dat iemand vrij is, indien hij door niets gebon- den is, indien hij doen en laten kan, wat hij verkiest. Eene veel gebruikte vergelijking is dan ook: vrij zijn als een vogel in de lucht.

Deze beschouwing getuigt echter van weinig nadenken. De rechtsnormen zeggen ons weliswaar, tot hoever wij mogen gaan, maar zij bepalen even goed het doen en laten van ieder ander lid onzer samenleving. Doordat het Recht zoo ieders handelingen gelijkelijk beperkt, maakt het juist mogelijk, dat alle leden eener ingewikkelde maatschappij eene gelijke mate van vrijheid kunnen genieten.

Eigenlijk heeft de Nederlandsche taal dit ook wel begrepen.

Indien toch vrij hetzelfde beteekende als onbeperkt, dan zou- den woorden als losbandig, bandeloos en ongebonden synonie- men moeten zijn van vrij. Bij eenig nadenken zullen we moe- ten toegeven, dat ze juist het tegengestelde beteekenen. Wij noemen dan ook iemand, die een losbandig, bandeloos, onge- bonden leven leidt, het tegengestelde van een vrij mensch, ni.

een slaaf van zijne dierlijke, d.z. natuurlijke begeerten. Hij heerscht niet zelf, maar wordt volkomen geregeerd, is dus heelemaal niet vrij.

Alleen iemand, die naar eigen inzicht zijn handelingen kan bepalen, is waarlijk vrij, maar zoo iemand begrijpt dan ook, dat het leven in eene maatschappij in zich sluit het zich hou- den aan, het beperkt worden door de in die maatschappij voor alle leden geldende regelen. Hij voelt deze normen echter niet als een dwang, maar als een heilige plicht, die hij met vreugde vervult, omdat hij weet, dat hij daardoor alleen vrijheid van anderen mogelijk maakt.

(36)

Privaat-en Boven hebben we het Recht van een Volk leeren be- Publiek Recht, schouwen als het geheel van onder dat Volk ontstane

rechtsnormen, d. z. bindend geworden regels voor de zg.

maatschappelijke verhoudingen, de betrekkingen, die tus- schen menschen ontstaan overal, waar zij met elkander in aanraking komen als leden van ééne samenleving. Bij het bespreken dezer verhoudingen letten we dus alleen op de afzon- derlijke individuen, zooals ze zich tot elkander verhouden.

In den modernen staat krijgen we echter nog met een groot aantal andere verhoudingen te doen, die veroorzaakt worden, door- dat sommige onderdanen als ambtenaren in eene bijzondere betrek- king staan tot den staat, tot andere ambtenaren en tot de andere onderdanen.

We hebben derhalve tweeërlei verhoudingen naast elkaar, die alle door het Recht geregeld moeten worden. De Rechtswe- tenschap onderscheidt dan ook twee soorten rechtsnormen, die van verschillenden aard zijn, omdat ze verschillende belangen beschermen.

De eerste soort regelt de verhoudingen tusschen de individuen als leden van éénzelfde samenleving, beschouwt hen dus als gewone menschen, let er niet op, of zij ook in eenige verhouding staan tot den staat. We zeggen, dat dit Recht alleen de particu- liere, de private belangen der onderdanen op het oog heeft:

daarom noemen we het Privaat Recht.

De staat vervult door middel van zijne organen zijne taak in het algemeen, het publiek belang : het Recht nu, dat regelt de verhoudingen tusschen den staat en zijne organen, tusschen den staat (optredende door middel van de organen) en de onderdanen en tusschen de organen onderling, verhoudingen dus, die het gevolg zijn van de werking van den staat, noemen we daarom het Publiek Recht.

Omdat het Publiek Recht zich ten doel stelt de bescherming van het algemeen belang, dat boven de private belangen der onderdanen staat, daarom mogen dezen niet in strijd handelen met de normen van het Publiek Recht. Deze normen worden door den Wetgever dan ook steeds gegoten in den vorm van gebods- en verbodsbepalingen : ze zeggen, wat men moet en wat men niet mag doen. Wie zich er niet aan houdt, overtreedt een be- paalde norm en handelt derhalve in strijd met het algemeen belang. Teneinde deze overtredingen zooveel mogelijk te voor- komen, bedreigt de wetgever ze met een zeker onaangenaam gevolg Verschil tus-

schen Privaat- en Publiek Recht.

(37)

19

voor den dader, de sanctie van de norm geheeten. Deze sanc- tie moet dus in het algemeen belang steeds worden toe- gepast wanneer eene overtreding van eene publiekrechtelijke norm wordt gepleegd. We zeggen, dat het Publiek Recht is dwingend Recht, omdat elke norm ervan a. h. w. het dwangmiddel zelf meebrengt.

Deze naam kan licht tot verwarring aanleiding geven, omdat we vroeger de rechtsnormen in het algemeen hebben leeren onderscheiden van de alleen-zedelijke normen, doordat de staat er een dwang tot navolging aan heeft verbonden. Alle Recht is dan ook bindend, dwingend, het Publiek Recht echter in het bijzonder, omdat de toepassing van een norm niet behoeft te worden gevraagd, maar de organen van den staat zijn uit zich zelf verplicht, het dwangmiddel eener norm toe te passen, zoo- dra deze is overtreden.

Geheel anders is het met de normen van het Privaat Recht. In het algemeen mogen de menschen hunne private verhoudingen

zelf regelen, de Wetgever bemoeit er zich niet mee en geeft slechts regels, die worden toegepast, als bepaalde privaatrechtelijke be- trekkingen door belanghebbenden onvolledig of heelemaal met zijn geregeld. De normen van het Privaat Recht zeggen dus, hoe de menschen mogen doen, ze kunnen dus niet worden overtreden.

We zeggen daarom, dat het Privaat Recht in hoofdzaak aan- vullend of regelend is. Nog eene eigenaardigheid van dit Recht, die met het vorige in verband staat, is, dat het niet door de or- ganen van den staat uit zich zelf wordt toegepast, doch alleen op verzoek van een belanghebbende.

Toch ontmoeten we in het Privaat Recht ook vele normen, die dwingend zijn, waarvan dus door partijen niet mag wor- den afgeweken. Dit zijn steeds regels, die door den staat gege- ven zijn in het algemeen belang. Het Erfrecht bv. bevat vele van zulke normen, immers eene billijke verdeeling van nala- tenschappen is in de eerste plaats eene aangelegenheid van algemeen belang, daar hierdoor het aantal gevallen van alge- heele armoede verminderd wordt.

We zeggen, dat deze dwingende normen in het Privaatrecht een Publiekrechtelijk karakter hebben en noemen ze daarom

„regels van openbare of publieke orde."

De normen uit het Publiek Recht zijn dus altijd dwingend, die uit het Privaat Recht als regel aanvullend of regelend, alleen bij uitzondering dwingend.

(38)

Een ander onderscheid tusschen beide soorten van Recht be- staat hierin, dat de normen van het Publiek Recht steeds verhou- dingen regelen tusschen partijen, die van verschillenden rang zijn (zg. gesubordineerde partijen), terwijl de normen uit het Pri- vaat Recht verhoudingen regelen tusschen personen, die als gelij- ken, immers als leden eener zelfde samenleving gedacht worden (zg. gecoördineerde partijen).

Ook de staat zelf kan in het Privaat Recht optreden als rechtspersoon en wordt dan als volkomen gelijke beschouwd van ieder zijner onderdanen; in het Publiek Recht daarentegen ontmoeten we den staat steeds als den meerdere van die on- derdanen.

(39)

HOOFDSTUK IV.

Internationaal Recht.

Ontstaan. Wij hebben ons tot dusver beziggehouden met het Recht, zoo- als het zich uit de regels van zeden en gewoonten heeft ontwik- keld tegelijk met en onder den invloed van den staat. Daarbij hebben we ons dus voortdurend voor oogen gesteld het Recht, dat ontstond in een bepaalden staat, dus onder een bepaald volk.

We zouden dit kunnen noemen Nationaal Recht en komen dus zoo tot de onderscheiding van Nederlandsch Recht tegenover Engelsch, Fransch, Duitsch, Amerikaansch Recht, enz.

In de laatste eeuwen heeft zich het maatschappelijk leven van de groote volkeren zoozeer ontwikkeld, dat de onderdanen der verschillende staten zich niet meer angstvallig bepaalden tot het aanknoopen van betrekkingen met hunne landgenooten, maar ze hebben ook aanraking gezocht met de onderdanen van andere staten. Er is onder de menschen ontstaan een Wereldverkeer : spoorwegen verbinden de verschillende landen, stoombooten brengen de bewoners van verwijderde streken met elkander in aanraking, post en telegrafie brengen berichten over van het eene land naar het andere.

Door dit onderlinge verkeer zijn er tusschen de leden van de verschillende volkeren en ook tusschen de "staten verhoudingen ontstaan, die eene regeling behoefden. De regeeringen der staten hebben ingezien, dat voor aangelegenheden, waarbij zij zelf of hunne onderdanen betrokken waren, ééne uniforme regeling ge- maakt diende te worden, waaraan zij zich allen behoorden te onderwerpen.

Voorbeelden van zulke aangelegenheden zijn:

het verkeer langs rivieren, die door verschillende landen stroo- m e n , - h e t vervoer van personen en goederen langs spoorwegen, die geheele werelddeelen doorkruisen, — het vervoer van brieven, drukwerken en postpakketten over den ganschen aardbodem,—

het nemen van maatregelen tegen verbreiding van besmettelijke ziekten, - bescherming van het recht op fabrieks- en handels- merken, — enz.

(40)

Onderscheiding. Het Recht nu, dat zich bezighoudt met de regeling dezer aan- gelegenheden, noemen we Internationaal Recht. Het bevat dus normen voor de verhoudingen tusschen de staten onderling en tusschen de onderdanen van de verschillende staten. Naar analo- gie met hetgeen we boven bespraken omtrent het Nationaal Recht verdeelen we zoo ook het Internationaal Recht in Internationaal Publiek- en Internationaal Privaatrecht.

Het eerste noemen we ook wel Volkenrecht, dat nog weer onderverdeeld wordt in Volkenrecht in vredestijd en Volken- recht in Oorlogstijd (meestal genoemd Oorlogsrecht).

Het Internationaal Privaatrecht kan betrekking hebben op verhoudingen tusschen onderdanen van verschillende staten en ook op verhoudingen tusschen onderdanen van denzelfden staat, wanneer zij zich beiden bevinden in denzelfden vreemden staat.

Meestal is dan de kwestie, welk Recht op de personen behoort te worden toegepast, het Nationaal Recht van den vreemden staat, waar zij zich bevinden dan wel het nationaal Recht van den staat, waarvan beiden of een van hen onderdaan zijn. Ook kan natuurlijk voor hun geval speciaal Recht gemaakt worden.

Voorbeelden: een Nederlandsche man en eene Nederlandsche vrouw sluiten in Frankrijk een huwelijk; welk Recht is op hunne verhouding van toepassing, wanneer zij later dit huwe- lijk bv. in Engeland willen laten ontbinden door echtscheiding?

Een Nederlander koopt een stuk grond in Duitschland en verkoopt dit in Parijs weer aan een Engelschman.

Bronnen van Natuurlijk kan het Internationale Recht niet evenals het Natio- nale geput worden uit gewone wetten, daar eene wet steeds alleen gemaakt wordt voor de onderdanen van een bepaalden staat.

Wel vinden we voor N. I. enkele beginselen omtrent het Int. Privaatrecht in de Algemeene Bepalingen van Wetgeving voor N. I. (artt. 3, 16, 17 en 18), maar deze bepalingen binden natuurlijk nooit een vreemden rechter.

Daarom hebben verschillende staten, ook Nederland, met elk- ander overeenkomsten gesloten, waarbij bepaald is, hoe aan- gelegenheden, die hen allen aangaan, zullen worden geregeld, welk Recht zal worden toegepast op mogelijk geschillen tusschen wederzijdsche onderdanen en door welken rechter. Zulke over- eenkomsten heeten Verdragen en Tractaten. Hiernaast bestaan een groot aantal gewoonteregels, die gedurende de laatste het Intern.

Recht.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door middel van de opsomming van godsdiensten met haar vele religieuze stromingen, levensbeschouwingen en geloofsrichtingen willen wij het beeld weergeven van een mensdom dat

Op onderstaande uitsnede van een door Barthold Wicheringe in 1616 gemaakte kaart zijn niet alleen de belangrijkste in het dagboek genoemde streken, plaatsen en wateren rond de

van wetgevende producten van lagere Landsorganen op de zelf- bestuursonderhoorigen in de praktijk geen aanleiding te hebben gegeven tot diep ingrijpen. Dat de nieuwe,

In deze uitgave verneemt u ook meer over het brede aanbod aan wandelingen, fiets- routes, activiteiten en evenementen aangeboden door Toerisme Oostende. Musea,

Alvorens het schema door te kunnen rekenen moet eerst bekend zijn welke hoeveelheid absorptie vloei- stof nodig is om de gewenste scheiding te bewerk-

Deze kaart geeft geen goed beeld van het netwerk van paden en wegen die van recreatief belang zijn, zie het de nota Zandwegen in Haren Doordat in het Groenplan niet het netwerk

Preadvies voor het 11• internationaal congres voor rechtsvergelijking, Den Haag, 1935; Revue de droit international et de droit comparé, bl.. Aperçu de doctrine et

Teamwisseling door een speler van een hogere naar een lagere divisie is alleen mogelijk indien betreffende speler gedurende het seizoen geen enkele wedstrijd heeft gespeeld voor