• No results found

Absolute competentie

In document ALGEMEENE INLEIDING 844 (pagina 114-122)

Overzicht van het Publiek Recht

B. Absolute competentie

Hoogere Voor-ziening.

Alle zaken van Europeanen, zoowel civiele-als strafzaken, ko-men voor den raad van justitie als hun gewonen en dagelijks'ehen rechter. Hierop vormen de zaken, die ter berechting staan van de residentiegerechten en landgerechten eene uitzondering het Hooggerechtshof heeft bijna alleen rechtspraak in hoofere

instantie. ö

De residentiegerechten nemen in eersten aanleg in burger-lijke zaken kennis van : vorderingen, ingesteld tegen Europeanen Chineezen (krachtens Sb. 1917-119), andere Vreemde Oosterlingen en Inlanders, voorzoover Europeesch privaatrecht op hen van toepassing is, en wel in het algemeen voorzoover de vorderina eene waarde heeft van niet meer dan ƒ 500, terwijl art. 116 f hieraan nog een aantal bijzondere vorderingen heeft toegevoegd

Sedert de instelling der landgerechten op J. en M. al^eme^n is doorgevoerd, hebben de residentiegerechten daar geen& recht-spraak in strafzaken meer overgehouden.

De competentie der landgerechten is t. a. v. alle bevolkings-groepen dezelfde, zoodat die hier niet herhaald behoefUe worden.

Het Hooggerechtshof neemt in eersten aanleg, tevens hoogste ressort, kennis van strafzaken, ingesteld tegen bepaald genoemde hooge ambtenaren en leden van den Volksraad (art. 165 R. O.); ver-der van zg. jurisdictiegeschillen, d. z. geschillen omtrent bevoegdheid tusschen bepaald genoemde lagere rechters (art. 162 R. O.)

-De raden van justitie nemen in eersten aanleg kennis van burgerlijke zaken tegen dezelfde personen als bij de residentie-gerechten genoemd en met uitzondering van de door die residentie-gerechten behandelde zaken (art. 124 R. O.).

In strafzaken nemen zij kennis in eersten aanleg van:

1° alle door Europeanen gepleegde misdrijven, uitgezonderd de door de landgerechten behandelde lichte

misdrijven-speciaal genoemde, door wie ook gepleegde misdrijven, nl.

de misdrijven, verband houdende met slavenhandel, de zg. faillissements-misdrijven, zeeroof en andere bepaald genoemde scheepvaartmisdrijven (art. 129 R. O.);

de overtredingen, door Europeanen gepleegd, die'niet be-hooren tot de competentie der landgerechten (art. 130 R. O ) Ook behandelen de raden van justitie jurisdictiegeschillen tusschen lagere rechters binnen hun ressort (art. 127 1° R O.)

De landgerechtvonnissen zijn, zooals boven reeds gezegd, niet aan hoogere voorziening onderworpen. werd

97

Van de civiele vonnissen der r e s i d e n t i e g e r e c h t e n is hooger beroep bij den R. v. J. mogelijk: t. a. v. de eenvoudige geldvor-deringen, indien de waarde meer dan ƒ 75 bedraagt en t. a. v.

de bijzondere in art. 116 f genoemde vorderingen in de in art.

116 h genoemde gevallen.

Van de civiele vonnissen, door de r a d e n van justitie in eersten aanleg gewezen, is h o o g e r b e r o e p mogelijk op het H. G. H., indien niet blijkt, dat de waarde der vordering f 500 of minder bedraagt, derhalve steeds, wanneer de waarde meer bedraagt en verder bij alle zg. o n b e p a a l d e v o r d e r i n g e n (art. 126 R. O.).

De strafvonnissen, door de raden van justitie in eersten aanleg ter zake van misdrijf gewezen, zijn, met uitzondering van de vrijspraakvonnissen, aan revisie bij het H. G. H. onderworpen, wanneer er eene v o o r l o o p i g e instructie heeft plaats gehad en aan h o o g e r b e r o e p , wanneer zulk eene instructie niet heeft plaats gehad (zie hier beneden) (art. 129 R. O.).

Van de overtredingszaken, in eersten aanleg door de raden van justitie berecht, is hooger beroep bij het H. G. H. mogelijk, wanneer eene zwaardere hoofdstraf dan geldboete van ten hoogste ƒ 500 of verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen tegen de overtreding is bedreigd, (art. 130 R. O.).

Bij rechtban- Behalve de eigenlijke rechters, ontmoeten we bij de rechtspraak ken en gerech- nog een aantal ambtenaren, waarvan we boven reeds eenige ge-ten behoorende noemd hebben.

ambtenaren.

A. Openbaar Zoo hebben we bij de meeste rechtbanken en gerechten een of Ministerie. meer ambtenaren van het Openbaar Ministerie. Dit Openbaar

Ministerie vormt voor geheel N. I. één op zich zelf staand geheel, het Parket genaamd, aan welks hoofd staat de Procureur-Ge-neraal bij het H. G. H.. die twee Advocaten-geProcureur-Ge-neraal naast zich heeft, alle overige ambtenaren van het O. M. zijn rechtstreeks aan den Procureur-Generaal ondergeschikt. Zoo heeft men bij eiken raad van justitie een officier van justitie, die een of meer substituut-officieren onder zich heeft.

De fiscaal-griffier bij het landgerecht heeft slechts gedeeltelijk de functies van ambtenaar O.M , evenals de djaksa bij den landraad De djaksa, die geplaatst is in de. hoofdplaats van een gewest draagt den titel van hoofddjaksa. Zoo worden ook de aan de / djaksa's toegevoegde ambtenaren verdeeld in adjunct-djaksa's

en adjunct-hoofddjaksa's.

De ambtenaren O. M. vertegenwoordigen den staat, het zg.

gouvernement, zoowel in strafzaken, waar zij als zg. openbaar aanklager optreden, als in civiele zaken, waar zij voor het gouvernement optreden, telkens, wanneer de staat als gewoon rechtspersoon bij zulk eene zaak betrokken is. Alleen bij de drie groote raden op Java, dus te Batavia, Semarang en Soerabaia, is de laatstefunctie opgedragen aan de Landsadvocaten.

B. Griffiers. Bij eiken rechter heeft men verder nog een griffier, die be-last is met het opmaken van het proces-verbaal der terechtzitting en verder met alle andere schriftelijke werk, dat zich bij de rechtspraak voordoet, zooals het opmaken van afschriften van belangrijke geschriften voor belanghebbenden en eindelijk met het bijhouden van het archief. Hij heeft een aantal schrijvers onder zich, het zg. griffiepersoneel- Door de handen van den griffier gaan alle stukken van en naar den rechter, hij is a. h. w. de secretaris en tevens de archivaris van dien rechter.

De fiscaal griffier bij het Landgerecht is zoowel ambtenaar O. M. als griffier.

Bij elke rechtbank heeft men een of meer deurwaarders d.z.

ambtenaren, belast met het doen van gerechtelijke bekendma-kingen, tenuitvoerlegging van vonnissen, oproeping van zaken op de openbare terechtzitting, enz.

40 Burgerlijk Zoowel het burgerlijk als het strafprocesrecht wordt tegen-Procesrecht, woordig vrij algemeen tot het Publiek Recht gerekend.

Het eerste is voor de Europeanen geregeld in het Reglement op de Burgerlijke Rechtsvordering, voor de Inlanders in het zg.

Inlandsen Reglement.

Bij een civiel proces heeft men steeds twee partijen, Eischer en Gedaagde, die door den rechter uitgemaakt wenschen te zien, welke rechten en verplichtingen over en weer tusschen hen bei-den bestaan. Hiertoe moet de rechter eerst op de hoogte gebracht worden van de feiten, waaruit de onderlinge verhouding van partijen voortvloeit. Eischer begint daartoe die feiten in zijne zg.

dagvaarding voor te stellen, zooals ze zich volgens hem hebben toegedragen. Komt deze voorstelling overeen met de beschouwing van gedaagde daaromtrent, dan zal hij de feiten, zooals ze door eischer zijn gesteld, erkennen, of althans niet ontkennen, wat in het civiele recht hetzelfde is; de rechter neemt dan aan, dat de feiten zijn overeenkomstig de voorstelling van eischer. Wanneer C.

Deurwaar-ders.

99

echter gedaagde de feiten of een gedeelte ervan ontkent, dan rust op eischer de plicht, de feiten, zooals ze door hem zijn gesteld en voorzoover gedaagde die heeft ontkend, te bewijzen, d.i. door mid-del'van in de wet genoemde zg. bewijsmiddelen ze vast te stellen.

Voor "den R.v.J. en het H.G.H, verschijnen partijen niet in persoon, doch steeds bij procureur, d.i. een persoon (meestal een rechtsgeleerde), die als vertegenwoordiger van een partij optreedt en, doordat hij op de hoogte is van het Recht, vooral van het pro-cesrecht, de voorgeschreven vormen in acht kan nemen. Voor het residentiegerecht mogen partijen, evenals voor den landraad, ook ieder zijn eigen belangen behartigen.

Indien gedaagde de door eischer gestelde feiten erkent (uit-drukkelijk of stilzwijgend), of indien het eischer gelukt, de door gedaagde ontkende feiten te bewijzen, dan wordt zijn eisch, indien die nl. voortvloeit uit de door hem gestelde en thans vaststaande feiten, door den rechter toegewezen.

Gelukt dit bewijs niet aan eischer, dan wordt zijn eisch ontzegd.

Volgt naar het oordeel van den rechter het door E. gevorderde niet uit de door hem gestelde feiten, dan wordt hij met zijn eisch niet ontvankelijk verklaard.

In het Europeesche procesrecht (voor R.v.J. en H.G.H.) begint E, d.i. zijn procureur, zelf het proces, door Ged. voor den rechter te dagen, d.i. hem tegen een vastgestelden dag voor dien rechter te roepen. Ged. is dan verplicht, zijne zaak in handen te geven van een procureur, die dien dag voor hem moet optreden.

In het Inlandsche Recht en eveneens voor het residentiegerecht wendt E. zich bij rekest tot den rechter en verzoekt oproeping van gedaagde. In zijn rekest stelt E. de feiten, zooals die zich volgens hem hebben toegedragen.

Is eenmaal een vonnis gewezen, dan wordt dit in het Eur. proces op verzoek van de winnende partij tenuitvoergelegd dooreen deur-waarder. In het Inl. proces wendt de winnende partij zich tot den rechter en dan heeft de executie plaats op diens last door een deur-waarder of ander door dien rechter daartoe aangewezen persoon.

5° Strafproces- Het strafproces voor de Europeanen wordt geregeld in het recht. Reglement op de Strafvordering, dat voor de Inlanders in het

bovengenoemde Inlandsch Reglement.

Elke strafzaak kunnen we verdeelen in twee perioden:

lo. het onderzoek voordat de zaak op de openbare terechtzitting wordt behandeld;

2o. het onderzoek op de openbare terechtzitting.

a. Voor de Eu- Is er een strafbaar feit gepleegd en vermoedt men, dat ropeanen. een Europeaan zich hieraan heeft schuldig gemaakt, dan begint de politie ter plaatse onder leiding van den ass. res. als hulpofficier van Justitie een voorloopig onderzoek in te stellen. Is het eene belangrijke zaak, dan kan de Officier van Justitie ook zelf dadelijk de leiding nemen, in ieder geval wordt hij zoo spoedig mogelijk van het gebeurde op de hoogte gebracht.

Rechtsingang. Levert dit voorloopig onderzoek naar het oordeel van dezen ambtenaar O. M. voldoende bezwaren op tegen dezen verdachte en is het gepleegde feit een misdrijf, dan zal de O. v.J. rechtsingang vragen van den R. v. J. al of niet met bevel van gevangenneming of gevangenhouding. Vindt de Raad, dat er genoegzame bewijzen zijn gevonden om den persoon te verdenken, het misdrijf te hebben gepleegd, dan wordt de gevraagde rechtsingang verleend, anders niet. In het tweede geval wordt de vervolging niet verder voortgezet, in geval van rechtsingang weet de O. v. J., dat de rechter het met hem eens is, zoodat hij met eenige zekerheid de vervolging kan voortzetten. Alleen in kleinere zaken of in die, welke geheel duidelijk zijn, zooals wanneer verdachte van het begin af eene volledige bekentenis heeft afgelegd, zal de O. v. J.

geen gebruik maken van het middel van rechtsingang, maar dadelijk op eigen verantwoordelijkheid de behandeling op de openbare terechtzitting doen aanvangen.

In gewichtige zaken en vooral, wanneer het onderzoek bepaalde moeilijkheden oplevert, zooals boekenonderzoek, volgt op den rechtsingang eerst eene voorloopige instructie door den z. g.

Rechter-Commissaris voor strafzaken, d. i. een der leden van den R. v. J , die gedurende een bepaalden tijd, meestal twee jaren, met deze taak wordt belast. Deze stelt een uitgebreid en zeer nauwkeurig onderzoek in, waarbij de getuigen, evenals later op de openbare terechtzitting moet geschieden, onder eede worden gehoord. Van de verhooren van getuigen en verdachte worden uitvoerige processen-verbaal opgemaakt. De O. v. J. stelt zich voortdurend op de hoogte van de resultaten van dit onderzoek en vindt hij, dat er voldoende zekerheid bestaat, dat op de openbare terechtzitting de schuld van verdachte bewezen zal kunnen worden, dan verzoekt hij den Raad, de terechtstelling van verdachte te bevelen.

Voorloopige instructie.

101

Terechtstel- Is de Raad het na lezing der processen-verbaal van de gehou-ling. den instructie met den O. v.J. eens, dan wordt terechtstelling

bevolen ter zake van door den Raad zelf in zijn vonnis van terechtstelling omschreven feiten.

Dagvaarding. De O. v.J. stelt nu eene zg. dagvaarding op, waarin nauw-keurig dezelfde feiten aan beklaagde worden telastegelegd met eene omschrijving van den tijd wanneer, de plaats waar en de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd.

Deze dagvaarding wordt aan beklaagde beteekend, d. i. door een deurwaarder bekend gemaakt met bevel om op een bepaalden tijd ter terechtzitting te verschijnen. Tegen dien dag worden dan ook de getuigen opgeroepen.

Openbare Het zg. strafgeding heeft in het openbaar plaats. Eerst worden terechtzitting, aan beklaagde nog eens duidelijk voorgelezen de feiten, ter

zake waarvan hij vervolgd wordt en kan hij hierop antwoorden.

Onder leiding van den President wordt nu een volledig onderzoek gehouden, de getuigen worden nogmaals onder eede gehoord, terwijl beklaagde het recht heefl, zelf getuigen te doen oproe-pen.

Is het onderzoek, waarbij de O. v. J. zooveel mogelijk de schuld van beklaagde tracht te bewijzen, afgeloopen, dan stelt deze (wel- eens openbaar aanklager genoemd) in een eisch (requisitoir spr. rekwisitoor), waarin hij bv. den Raad verzoekt, beklaagde schuldig te verklaren aan een bepaald misdrijf en hem ter zake tot eene zekere straf te veroordeelen.

Vonnis. Na de geheele zaak te hebben overwogen, beslist de Raad in den vorm van een In naam der Koningin gewezen vonnis:

1° of de te laste gelegde feiten zijn bewezen, 2° of de schuld van beklaagde daaraan bewezen is, 3° of dit een misdrijf is,

4° welke straf moet worden opgelegd

Verklaart de Raad de feiten niet bewezen, dat wordt beklaagde vrijgesproken.

Zijn de feiten wel bewezen, maar beklaagde's schuld daaraan niet, dan wordt hij eveneens vrijgesproken.

Oordeelt de Raad, dat de feiten, zooals zij zijn telastegelegd, wel bewezen zijn, doch geen misdrijf opleveren, dan wordt beklaagde ontslagen van rechtsvervolging.

Is het bewijs voor de feiten en voor beklaagde's schuld daaraan geleverd en vallen deze feiten onder de omschrijving van een misdrijf, dan wordt beklaagde daaraan schuldig ver-klaard en tot eene straf veroordeeld.

Het veroordeelende vonnis wordt tenuitvoergelegd door den O. v.J. door het doen ondergaan van de opgelegde straf.

b. Landgerecht. De procedure voor het Landgerecht is zeer eenvoudig. Wanneer eene overtreding of licht misdrijf is gepleegd, dan stelt de politie een voorloopig onderzoek in. Blijkt hieruit, dat een bepaald persoon de schuldige is, dan wordt deze tegen een bepaalden zittingsdag van het landgerecht opgeroepen tegelijk met de noodige getuigen, terwijl de stukken den landrechter worden toegezonden.

In geval van betrapping op heeterdaad is zelfs het voorloopig onderzoek overbodig en kan beklaagde terstond voor den land-rechter worden gebracht. Dit laatste wordt de summiere behan-deling genoemd.

c. Voor Inlan- Het strafproces voor Inlanders is veel eenvoudiger dan voor ders. Europeanen. Heeft eehig strafbaar feit plaats gehad en wordt vermoed, dat een Inlander zich daaraan heeft schuldig gemaakt, dan begint de politie, nl. de Inlandsche, zooals de loerah, de ass. wedono of manteri politie, dan wel de Europeesche, zooals de politieopziener of commissaris van politie een onderzoek in te stellen.

Levert dit voldoende bewijs op, dan worden de opgemaakte processen-verbaal via wedono en regent den ass-res. toegezonden, die meestal eerst door den djaksa den verdachte doet hooren en dan beoordeelt, of er voldoende bewijs is gevonden om hem ter zake voor den rechter te brengen. Levert de zaak een misdrijf op en is dus de landraad bevoegd, van de zaak kennis te nemen, dan zendt de ass. res. de stukken toe aan den president van die recht-bank met eene beschikking, akte van overwijzing genoemd, waarin hij omschrijft, ter zake van welke feiten de vervolging geschiedt.

De landraadpresident leest de stukken en beoordeelt zelfstan-dig, of de zaak voldoende is onderzocht en er genoegzaam bewijs is gevonden om met succes het onderzoek voort te zetten. Acht hij zijne rechtbank echter niet bevoegd, ervan kennis te nemen, dan verwijst hij de zaak naar den rechter, die wel bevoegd is. Vindt hij, dat er geen voldoende redenen bestaan, met de vervolging door te gaan, dan beredeneert hij dit in eene zg. afwijzende

103

beschikking, waarvan binnen 4 dagen een afschrift met de stukken den R.v.J. moet worden toegezonden, die deze beschik-king kan vernietigen en vervolging gelasten, dan wel deze bekrachtigen.

Oordeelt de president van den landraad, dat er uit de stukken van het voorloopig onderzoek wel voldoende bewijs blijkt om dezen verdachte ter zake te vervolgen, dan maakt hij eene zg.-akte van verwijzing op, waarin hij beklaagde het nauwkeurig door hem omschreven feit te laste legt en hem benevens de noodige getuigen oproept, tegen een vastgestelden dag ter terecht-zitting van den landraad te verschijnen.

Wat in het Europeesche strafproces de ambtenaar O. M.

doet, nl. het opstellen van de telastelegging, is hier dus opge-dragen aan den president van de rechtbank. De djaksa nl., die weleens Inl. Officier van justitie wordt genoemd, is vnl. poli-tieambtenaar.

Op de openbare terechtzitting wordt het onderzoek gehouden onder leiding van den president, waarbij de djaksa meestal als tolk optreedt. Is het onderzoek afgeloopen, dan oordeelt de land-raad (president en twee leden), nadat de djaksa en de. adviseur hun gevoelen hebben uitgebracht, achtereenvolgens over de vier boven genoemde punten, waarna vonnis wordt gewezen. Dit wordt tenuitvoergelegd door de administratieve macht.

Geschiedenis van de Rechtsontwikkeling

In document ALGEMEENE INLEIDING 844 (pagina 114-122)