• No results found

Huisgezin — Maatschappij — Staat

In document ALGEMEENE INLEIDING 844 (pagina 22-31)

vereeniging.

In het vorige hoofdstuk zagen we, dat het verschil in geslacht de oorzaak is van het ontstaan van huisgezinnen, dat hieruit vanzelf de families en stammen voortkomen en dat de laatste zich in de meeste gevallen oplossen tot volken.

Oorzaken van Verder wezen we er reeds op, dat de zin tot gezelligheid en de behoefte aan wederzijdsche bescherming de menschen er reeds

van de vroegste tijden toe gebracht heeft, in elkanders nabijheid te gaan leven en zich bij elkander aan te sluiten. Meerdere ontwikkeling brengt ook meerdere oorzaken mee, die tot vereeni-ging leiden, zooals onderlinge sympathie, gelijke belangen, onder-linge hulp tot bereiking van een gemeenschappelijk doel, enz.

In dit hoofdstuk zullen we ons meer in het bijzonder bezig-houden met dat algemeen menschelijk streven om tot vereeniging te komen, dat zich vooral in onzen tijd zoo krachtig openbaart.

Denken we maar eens aan onze voetbal- en andere sportvereni-gingen, aan sociëteiten, muziekclubs, vak-en handelsverenigingen.

Het lid zijn eener vereeniging brengt noodzakelijk mee, dat ieder zich moet aanpassen bij zijn medeleden, hierin bestaande, dat ieder zijn handelingen niet meer alleen kan bepalen naar eigen verlangens, maar rekening heeft te houden met de belangen der anderen. Elke samenleving van menschen brengt aan den eenen kant mee onderling hulpbetoon, wederzijdsche bescherming en bevoordeeling, verdeeling der gemeenschappelijke werkzaam-heden, maar kan ook aan den anderen kant voortdurend aanleiding geven tot onderlinge twisten, ontstaan doordat de belangen van den een in strijd komen met die van den ander. Dit maakt steeds gemeenschappelijke leiding noodig, een bestuur, dat macht heeft over allen.

Het huisgezin Al deze verschijnselen, die het noodzakelijk gevolg zijn van als kleinste het leven in vereeniging met anderen, zien we reeds in de kleinste samenleving, der menschelijke samenlevingen, het huisgezin, dat het geluk-Verschijnselen

aan elke vereeniging gemeen.

5

kigst is, wanneer de leden door een band van liefde vereenigd, geza-menlijk en voor elkander leven. Dezen toestand van eendracht wordt het best bereikt, wanneer de kinderen er van jongs af aan gewend worden, zich te gedragen overeenkomstig de voorschriften der ouders.

Vormen van Boven wezen we er reeds op, dat vooral in onzen tijd naast vereeniging. de huisgezinnen verschillende vormen van vereenigingen ontstaan,

die alle een minder algemeen doel hebben. Naast de algemeene kenmerken van iedere vereeniging vertoonen ze eigenaardige verschillen, meental hieruit voortkomende, dat het geheel meerdere of mindere zelfstandigheid vertoont los van de samen-stellende leden.

We zullen enkele dier vormen van vereeniging nader beschouwen.

Maatschap. De eenvoudigste vorm is de Maatschap of Vennootschap. Ze wordt gevormd door een zeer beperkt aantal leden (meestal niet meer dan 3 of 4), die ieder een aantal goederen, geld of arbeid inbrengen om gezamenlijk een doel te bereiken, dat alleen hen persoonlijk aangaat en waartoe zij ieder afzonderlijk niet in staat zouden zijn. De maatschap bestaat echter alleen tusschen deze bepaalde personen, treedt een van hen eruit, dan vervalt ze. De maatschap wordt ook geen eigenares der ingebrachte goederen of gelden, deze zijn alleen voor den tijd van het bestaan der maatschap voor de bereiking van het gemeenschappelijk doel bijeengebracht, bij ontbinding der maatschap ontvangt ieder zijn aandeel van het gemeenschappelijk bezit terug. De buitenwereld merkt meestal weinig van het bestaan der maatschap, want indien een der leden met een buitenstaander handelt, bv. een huis huurt, al zegt hij, dat dit is ten bate der maatschap, dan blijft hij toch persoonlijk voor de betaling der huur aansprakelijk, deze kan niet op de overige leden of op de maatschap worden verhaald.

We drukken dit uit door te zeggen, dat „de maatschap niet tegen derden werkt."

Zedelijk Meerdere zelfstandigheid vertoonen de boven reeds genoemde lichaam. vereenigingen, zooalsde voetbal-,tennis-of muziekvereeniging. Zulk

eene vereeniging toch blijft bestaan, al bedanken eenige harer leden, terwijl er steeds nieuwe leden kunnen toetreden. Het aantal is meest-al onbeperkt of meest-althans vrij groot. Het doel der vereeniging, dat we vinden omschreven in de statuten, is meestal meer algemeen dan dat van de maatschap, niet louter bevordering van het persoonlijk

belang der leden. Het mag alleen niet strijdig zijn met de goede zeden, vandaar de eenigszins vreemde naam voor deze vereeniging: Zedelijk lichaam. Dit woord lichaam duidt aan, dat de vereeniging op zich zelf een geheel vormt, afgescheiden van de leden, waaruit ze bestaat. Behalve toch, dat de vereeniging blijft bestaan ondanks de wisseling der leden, wordt zij ook eige-nares van de door de leden betaalde vaste bijdragen, contributies-genaamd. Deze vormen te zamen de kas der vereeniging, die beheerd wordt door het bestuur, dat deze gelden gebruikt ter verwezenlijking van het doel der vereeniging en voor aankoop van de voor de vereeniging noodige zaken. Verder kunnen deze bestuursleden echter niet gaan. Wanneer een der bestuursleden iets heeft aangekocht, dat niet uit de kas der vereeniging kan wor-den betaald, dan is hijzelf ervoor aansprakelijk. De vereeniging kan geen eigenlijke schulden hebben, terwijl de leden nooit kunnen worden aangesproken voor hetgeen de bestuursleden hebben gedaan. We zeggen, dat het zedelijk lichaam eene beperkte werking heeft tegen derden, nl. voorzoover de inhoud der kas strekt.

In bovengenoemde statuten vinden we, behalve het doel der vereeniging, meestal omschreven, hoe zij en hoe het bestuur is samengesteld, welke de rechten en verplichtingen der leden en<

der bestuursleden zijn, op welke wijze de vereeniging handelend optreedt naar buiten, enz.

Rechtspersoon. Een zeer bijzondere vorm van vereeniging is de Rechtsper-soon. Dit is eene vereeniging, wier statuten door de regeering van het land, dus in Nederlandsch-lndië door den Gouverneur-Generaal zijn goedgekeurd of die door de regeering zelf is ingesteld. Zoo kan elk zedelijk lichaam goedkeuring zijner sta-tuten en erkenning als rechtspersoon verzoeken. Rechtspersonen, die haar ontstaan te danken hebben aan instelling door de regee-ring zelf, zijn bv. de gemeenten. Zulk een rechtspersoon is niet alleen een zelfstandig lichaam, maar ze gelijkt in alle opzichten op een zg. natuurlijke persoon, ze treedt zelfstandig op, kan goederen koopen en verkoopen, kan gelden leenen, schulden maken, het bestuur handelt wel voor de vereeniging, maar zuiver als orgaan, het is niet persoonlijk aansprakelijk, d. w. z. kan niet ,,in eigen goederen worden aangesproken" voor de schulden van de rechtspersoon, als deze niet voldoende bezit, om hare schulden te betalen.

7 Maatschappij.

Normen.

De meestalgemeene naam voormenschelijke samenleving ismaat-schappij. In onzen tijc^denken we bij dat woord meestal aan eene groote vereeniging, die ten doel heeft uitoefening van eenigen tak van industrie of het drijven van handel. De oorspronkelijke meer al-gemeene beteekenis komt echter nog goed uit, als we spreken van de Inlandsche, de Europeesche maatschappij of in het algemeen van de maatschappij. We denken dan aan eene samenleving van menschen, opgebouwd, uit huisgezinnen, die echter niet naast elkaar staan en geheel van elkander gescheiden zijn. Ieder indi-vidu toch is lid van eene kleine samenleving, die we huisgezin noemen en eveneens van de groote samenleving, die maatschappij heet. Eén persoon op een onbewoond eiland, één gezin in eene overigens onbevolkte landstreek vormt nog geen maatschappij; daar-voor zijn noodig meerdere individuen, meerdere gezinnen, die tot

elkaar in verschillende verhoudingen staan, welke als even zoovele banden werken, zoodat we allen samen als eene grootere eenheid kunnen beschouwen.

Deze onderlinge verhoudingen, die vanzelf ontstaan, wanneer menschen met elkaar in dagelijksche aanraking komen, en die we daarom maatschappelijke verhoudingen zullen noemen, zijn van tweeërlei aard, nl. aantrekkend en afstootend, al naarmate de belangen der met elkander in aanraking komende individuen over-eenstemmen dan wel tegenstrijdig zijn.

In eene primitieve samenleving van individuen met weinig behoef-ten vooral wanneer de natuur ook nog heel gemakkelijk in die behoeften voorziet, zooals hier in Indië, is het aantal onderlinge verhoudingen zeer klein. Naarmate echter de behoeften toenemen, de werkzaamheden meer verdeeld worden en de onderlinge ruil van producten meerder wordt, komen de leden derzelfde samen-leving ook meer en op meer verschillende wijzen met elkander in aanraking. Ze hebben elkander meer noodig, terwijl aan den anderen kant de aanleiding tot onderlinge twisten ook steeds toe-neemt In den beginne zal botsing van belangen ook werkelijk onderlingen strijd tengevolge hebben, maar de oudere en wijzere leden der samenleving zullen al spoedig inzien, dat dit met bevor-derlijk is voor de algemeene welvaart. Zelf zullen zij trachten, oneenigheden te voorkomen door liever iets te verdragen van hunne medeleden dan in alles eene [aanleiding te zoeken voor onderlingen twist en door bij hun doen en laten steeds rekening te houden met de belangen van anderen. Zij zullen dit op hunne beurt leeren aan hunne kinderen en zoo zal langzamerhand een

toestand ontstaan, dat allen in bepaalde gevallen op dezelfde wijze handelen, er zal eene zekere uniformiteit, regelmaat ont-staan in de wijze, waarop de leden derzelfde samenleving zich ten opzichte van elkander gedragen; het zal zijn, alsof ieder bij zijn doen en laten gehoorzaamt aan bepaalde regels, waardoor hij zich gebonden gevoelt. Wij zullen deze regels of normen noemen: regels van maatschappelijke verhoudingen. Ze ontstaan vanzelf, indien de behoefte eraan zich doet gevoelen. Naarmate de maatschappij zich ontwikkelt, zullen de onderlinge verhoudin-gen der leden ook ingewikkelder worden en zal het aantal regels daarvoor toenemen. Dit gaat geleidelijk, bijna ongemerkt. Wij weten niet eens, hoe ingewikkeld de maatschappij wel is, waarin wij leven, omdat wij er van kind af in zijn opgegroeid. Een be-zoek aan Europa doet ons echter al spoedig gevoelen, hoe veel ingewikkelder daar de maatschappij nog geworden is, terwijl wij het verschil eveneens merken, wanneer we eens een poosje gaan leven in eene meer primitieve maatschappij zooals die van een natuurvolk als de Dajaks of Papoea's, ja zelfs in eene bergdesa op Java. We hebben daar maar heel weinig regels in acht te nemen en als we uit zulk eene maatschappij terugkeeren in onze meer beschaafde, meer ontwikkelde en ingewikkelde maatschappij, dan merken we terstond, dat we hier met veel meer normen te doen hebben.

Hoe het volk zich de werking dezer normen voorstelt, blijkt duidelijk uit den Nederlandschen naam regels. Een regel toch is letterlijk eene rechte lijn. Wanneer we de geheele maatschappij voorstellen door een cirkel, hierin de afzonderlijke individuen door stippen aangeven, dan moeten we deze omgeven door lijntjes, de normen, die aangeven, hoever ieder individu mag gaan. De normen hebben derhalve eene dubbele werking, daar ze ieder zeggen, tot hoever zijn terrein zich uitstrekt, maar evenzeer alle andere individuen weerhouden, zich daarop te begeven.

Ook het woord bepalingen drukt ditzelfde uit. Hierbij toch moeten we eigenlijk denken aan eene rij palen, eene schutting of heining, die twee erven van elkander scheidt.

Soorten van De verhoudingen, waarin de leden eener zelfde samenleving normen. verkeeren, zijn van verschillenden aard, dientengevolge ook de

normen, die zij volgen. Wij kunnen onderscheiden:

a. godsdienstige normen, die door de geloovigen worden beschouwd als bevelen van God;

b. zedelijke normen, die leeren, wat goed, wat slecht is; ze worden ingegeven door den stem van het geweten. De

godsdien-9

stige menschen zien in dat geweten meestal eene openbaring van de Godheid en brengen daarom ook deze groep van normen tot de godsdienstige.

Omgekeerd rekenen de niet—godsdienstige menschen de nor-men der eerste groep ook tot de zedelijke.

c. Fatsoensnormen, d. z. regels, die alleen in acht worden genomen door hen, die behooren tot eene bepaalde klasse in de maatschappij, regels dus, die het gevolg zijn van het verkeeren met menschen van eenzelfden kring.

Voorbeelden van deze derde groep zijn: men mag bij iemand in huis niet op den grond spuwen, men mag geen ruwe, on-beschaafde, onzedelijke woorden en uitdrukkingen gebruiken.

Zooals we boven reeds aanwezen, zijn de grenzen tusschen deze drie groepen van normen niet scherp te trekken, wat de een een godsdienstige norm noemt, brengt de ander tot de zedelijke normen, weer een ander tot de regels van fatsoen, enz.

Rechtsnormen. De beschaafde en ordelijke leden eener samenleving volgen de in die maatschappij ontstane normen van maatschappelijke ver-houdingen vanzelf op, we kunnen ze daarom ook noemen regels van zeden en gewoonten. Zouden ze anders handelen, ze zouden door hunne medeleden worden uitgelachen, wegens hunne ver-keerde handelingen berispt of misschien wel gemeden of buiten-gesloten. De verschillende belangen der individuen worden daarom ook door deze normen voortdurend beschermd. Zoodra echter de maatschappij zich zoover heeft ontwikkeld, dat de afzonderlijke belangen der leden scherp tegenover elkander komen te staan, dan blijkt al spoedig, dat deze bescherming niet meer voldoende is. Een aantal menschen toch zullen zich door de straf van God, door mogelijke wroeging dan wel door de toekomstige afkeuring der menschen niet laten weerhouden, handelingen te verrichten, waardoor zij zichzelf aanmerkelijk bevoordeelen ten koste van anderen. Bovendien zullen er in eene.ontwikkelde samenleving belangen ontstaan, die heelemaal niet door boven bedoelde normen geregeld worden, zooals het links of rechts uitwijken op straat.

De noodzakelijkheid, alle belangen te beschermen, brengt er dan de ordelijke leden der samenleving vanzelf toe, hunne onwillige medeleden te dwingen, zich aan de algemeen gevolgde regels te houden en normen te maken, wanneer deze niet vanzelf ontstaan zijn. Dit laatste is echter uitzondering, waarom we het voorloopig zullen verwaarloozen en er alleen op wijzen, dat in iedere zich

ontwikkelende maatschappij een tijd zal aanbreken, dat de normen van zeden en gewoonten niet meer voldoende zullen blijken te zijn ter bescherming vanbelangen, waarom ze meer vast, meer bindend gemaakt moeten worden door er een dwang tot navolging aan te verbinden. Deze dwingende en afdwingbare normen noemen we Rechtsnormen. Alle op een bepaalden tijd in eene bepaalde maat-schappij geldende rechtsnormen noemen we met één naam het in die maatschappij werkende Recht.

Definitie van We kunnen dit nu aldus omschrijven: Recht is een zoo vaste Recht. regeling van maatschappelijke verhoudingen, dat iedereen

haar volgen moet en daartoe zelfs kan worden gedwongen.

Vergelijken we nu deze rechtsnormen met de bovengenoemde godsdienstige, zedelijke en fatsoensnormen, dan zien we deze overeenkomst, dat ze alle verhoudingen regelen en daardoor be-langen beschermen. Het verschil zit echter in het doel. De rechtsnormen toch hebben geen ander doel dan bescherming van belangen, daarvoor zijn ze gemaakt, we kunnen zeggen, dat ze gericht zijn op de belangen van anderen. Zoo heeft de rechtsnorm:

„Gij zult niet dooden" ten doel, menschenlevens te beschermen.

De gelijkluidende godsdienstige en zedelijke norm daarentegen is ingesteld, om het dooden te voorkomen, omdat deze handeling op zichzelf moet worden beschouwd als strijdig met Gods wil of met de goede zeden. Tevens worden hierdoor menschenlevens beschermd. We kunnen dus van de godsdienstige, zedelijke en ook van de fatsoensnormen zeggen, dat ze in tegenstelling met de rechtsnormen gericht zijn op de eigen plichten der menschen tegenover God of tegenover eigen geweten, eer of fatsoen.

Wij zullen in het vervolg ons voornamelijk bezighouden met de rechtsnormen en alle andere regels van zeden en gewoonten, waaraan nog geen dwang tot navolging is verbonden, maar die door de goede leden der samenleving worden opgevolgd, omdat dezen er de behoorlijkheid van gevoelen, noemen alleen-zedelijke normen.

De inheemsche bevolking van den Indischen archipel vat alle onder haar geldende regels samen onder één naam nl.

adat. De geleerden, die deze adat bestudeeren, merken echter hieronder wel degelijk rechtsnormen op, ze noemen dat ge-deelte van de adat het adatrecht.

Staat. Zoodra eene maatschappij zich zoover heeft ontwikkeld, dat hare leden tot de opvolging van bepaalde normen kunnen wor-den gedwongen, noemt men haar een Staat. De macht, die in

11

een staat optreedt en zoo noodig wordt uitgeoefend om de onwilligen tot nakoming der rechtsnormen te dwingen, heet staats-of overheidsmacht: ze wordt uitgeoefend door de regeering.

De in eenen staat heerschende orde, die door de rechtsnormen beheerscht wordt, noemen we rechtsorde.

Definitie van Een staat is derhalve eene maatschappij, d. i. eene ordelijke staat. samenleving van tot één Volk vereenigde individuen, die door

verschillende omstandigheden binnen een bepaald begrensd ge-deelte der aardoppervlakte (Gebied) zijn gaan samenwonen en aan dezelfde hoogste macht (Regeering) zijn onderworpen.

Doel van den Zulk een staat vormt dus een zedelijk lichaam, tevens een staat. rechtspersoon, maar met een zeer ver strekkend doel, nl. orde

te-brengen en te handhaven in het maatschappelijk leven der onder-danen. Wanneer de sterkere den zwakkere tracht te onderdruk-ken, dan behoort de sterkste van allen, de staat op te treden, bescherming verleenende, waar dit noodig is en den onderdrukker dwingende, zich te beperken.

In onzen tijd heeft iedere ontwikkelde staat zijn boven om-schreven taak hoe langer meer uitgebreid. De moderne staat neemt maatregelen ter bevordering van de welvaart zijner onder-danen, hij zorgt voor de gezondheid, voor het onderwijs, voor voeding en werkverschaffing, eigenlijk valt niets meer buiten zijn bemoeienis, indien hij dit in het belang der bevolking noodig oordeelt.

Organen van Om deze veelomvattende taak naar behoofen te kunnen ver-den staat. vullen bedient de staat zich van een groot aantal personen, die Ambtenaren, in zijn dienst staan en die met verschillende functies belast

worden. We zeggen, dat ze ieder een bepaald ambt vervullen en noemen hen hierom ambtenaren. Zij werken niet in hun eigen belang, maar hun arbeid heeft ten doel het belang van den staat, d.i. het gemeenschappelijk belang der onderdanen, het zg.

algemeen of publiek belang. Zij vormen de werktuigen, de organen van den staat. Tusschen den staat zelf als zedelijk lichaam en de leden, waaruit het bestaat, ziet men een verhou-ding van meerdere en ondergeschikten: we zeggen, dat de staat met de hoogste macht, de zg. Souvereiniteit is bekleed, de leden hebben zich daaraan te onderwerpen, ze zijn de onder-danen van den staat, leder ambtenaar nu wordt ter vervulling van zijn ambt met een gedeelte van dit staatsgezag bekleed, hij

is dus, wanneer hij werkzaamheden verricht, die tot zijn bijzon-dere ambtsplicht behooren, als de meerbijzon-dere te beschouwen van de onderdanen, die als zoodanig met hem te maken hebben.

Dit geldt echter alleen voor zijne bepaalde ambtswerkzaamheden, daarbuiten is hij gewoon onderdaan en staat dus ook als zoo-danig tegenover andere ambtenaren, tenzij er tusschen hen eene bijzondere ambtelijke verhouding bestaat.

H O O F D S T U K III.

In document ALGEMEENE INLEIDING 844 (pagina 22-31)