BESLUIT
Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit, als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Mededingingswet.
Zaaknummer 1597/Schreiner - Air Holland
1. Op 20 oktober 1999 hebben Schreiner Luchtvaart Groep B.V. (hierna:
Schreiner) en Air Holland Finance B.V. (hierna: Air Holland) een
conceptverzoek tot ontheffing als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Mededingingswet bij de directeur-generaal van de Nederlandse
mededingingsautoriteit (hierna: d-g NMa) ingediend. Op 22 oktober 1999 heeft de d-g NMa een melding ontvangen waarin is medegedeeld dat de
bovengenoemde partijen het voornemen hebben een concentratie als bedoeld in artikel 27 van de Mededingingswet aan te gaan. Partijen hebben vervolgens de d-g NMa verzocht om het voornoemde conceptverzoek met de melding van de voorgenomen concentratie als formeel verzoek terzake te beschouwen hetgeen is gehonoreerd.
ARGUMENTEN PARTIJEN
2. Partijen stellen primair dat de financile omstandigheden waarin Air Holland verkeert zodanig zijn dat een faillissement is te vrezen. Partijen baseren deze stellingonder meer op de slechte huidige en toekomstige liquiditeitspositie alsmede op het feit dat de aandeelhouders niet meer bereid zijn tot aanvulling van het krediet. Voorts zijn derde financiers ondanks pogingen daartoe niet bereid tot het verstrekken van een krediet.
Door deze omstandigheden bestaat er onzekerheid omtrent de continuteit van de onderneming en loopt de orderportefeuille van Air Holland ernstig gevaar.
3. In de markt waarin partijen opereren, is het volgens partijen gebruikelijk dat de afnemersvan Air Holland, de tour operators, vr medio oktober
vliegcapaciteit inkopen voor het volgende zomerseizoen vakantievluchten. De tour operators willen zeker zijn dat zij daadwerkelijk over de door hen gewenste vliegcapaciteit in de zomer kunnen beschikken. Het aantal aanbieders van vliegcapaciteit op de markt van chartervluchten is schaars zodat de afnemers tijdig, te weten op dit moment, de beschikbaarheid van de gewenste capaciteit moeten verzekeren.
4. Volgens partijen zijn de belangrijkste afnemers niet bereid om met Air Holland te contracteren gelet op diens financile situatie. Zou Air Holland al gedurende een korte periode kunnen overleven dan is dat, zo laten partijen weten, voor de tour operators onvoldoende nu onzekerheid bestaat over de continuteit van de onderneming in de komende zomerperiode. Deze onzekerheid kan enkel worden weggenomen door de overname van de
aandelen in Air Holland door een krachtige onderneming die de continuteit van de onderneming van Air Holland kan waarborgen. Partijen stellen dat de tour operators derhalve enkel met Air Holland willen contracteren indien de voorgenomen aandelentransactie is geffectueerd.
5. Verder uitstel van de concentratie leidt er volgens partijen toe dat de
afnemers zichwenden tot de concurrenten van Air Holland. In dat geval zal de continuteit van de onderneming ernstig in gevaar komen en is Schreiner niet meer gebonden aan de tussen partijen overeen gekomen principe-afspraken inzake de voorgenomen concentratie. Desgevraagd heeft Schreiner ook bevestigd dat zij in een dergelijke situatie de facto niet meer in de overname van de aandelen is genteresseerd. Daarmee is het faillissement van Air Holland volgens partijen onafwendbaar en is de onherstelbare schade aan de voorgenomen concentratie bij een verder uitstel een gegeven.
BEOORDELING VERZOEK
6. Artikel 40, eerste lid, van de Mededingingswet geeft de d-g NMa de mogelijkheid op verzoek van degene die een melding heeft gedaan, ontheffing te verlenen van het in artikel 34 van de Mededingingswet gestelde verbod indien daarvoor gewichtige redenen aanwezig zijn. Van gewichtige reden is sprake indien onherstelbare schade wordt toegebracht aan een voorgenomen concentratie, zoals bedoeld in de memorie van toelichting (Kamerstukken II, 1995-96, 24707, nr.3, blz. 78) door het in acht nemen van de verplichte wachtperiode.
7. Partijen hebben door middel van overgelegde stukken inzicht gegeven in de financile situatie en met name in de cashpositie van Air Holland. In het onderhavige geval is er duidelijk sprake van een zorgwekkende financile situatie met ernstig dreigende gevolgen voor de continuteit van de
onderneming. Gelet op de beschikbaar gestelde informatie hebben partijen onvoldoende aannemelijk gemaakt dat een dconfiture op korte termijn is te vrezen.
8. Evenwel is voor de beoordeling van het onderhavige verzoek met name het volgende van belang. Enkele belangrijke afnemers, verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van de omzet van Air Holland, hebben laten weten dat zij enkel een contractuele relatie met Air Holland willen aangaan indien er voldoende zekerheid kan worden geboden inzake de continuteit van Air Holland. Zij aanvaarden een overname door Schreiner als voldoende zekerheid maar hebben aangegeven dat een onderzoeksperiode van vier weken niet kan worden afgewacht. De bedoelde afnemers benadrukken in dit verband dat zij op dit moment in de finale fase verkeren voor wat betreft de inkoop van vliegcapaciteit voor het komende zomerseizoen. Zij stellen dat indien niet op zeer korte termijn genoemde zekerheid wordt geboden, zij genoodzaakt zijn om de gewenste vliegcapaciteit elders af te nemen. Een en ander hangt samen met het feit dat de beschikbare capaciteit beperkt is. Voorts heeft verder uitstel van het inkopen van vliegcapaciteit tot gevolg dat het prijsniveau snel toeneemt.
9. Gelet op het betoog van partijen en gelet op de door hen overgelegde documentatie is het aannemelijk dat in dit bijzondere geval en onder deze specifieke omstandigheden onherstelbare schade zal optreden indien de wachtperiode ingevolge artikel 34 van de Mededingingswet in acht moet worden genomen alvorens de concentratie tot stand te brengen. Indien Air Holland niet onmiddellijk kan worden overgenomen door een koper met continuteitsperspectief is het aannemelijk dat dit leidt tot het verlies van de opdrachtportefeuille en daarmee tot een onomkeerbare waardevermindering van Air Holland. Derhalve is het aannemelijk dat verder uitstel van de transactie tot onherstelbare schade aan de voorgenomen concentratie leidt.
10. Hierbij wijst de d-g NMa op de specifieke situatie van de productmarkt waardoor het aannemelijk is dat de voortgang van de onderneming van Air Holland enkel kan worden gewaarborgd indien een meer kapitaalkrachtige onderneming op zeer korte termijn aan de afnemers de zekerheid betreffende de continuteit kan bieden.
CONCLUSIE
11. Gelet op het bovenstaande is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de slotsom gekomen dat er voldoende indicatie is om aan te nemen dat door het afwachten van de onderzoeksperiode
onherstelbare schade aan de voorgenomen concentratie ontstaat zodat er sprake is van een gewichtige reden in de zin van artikel 40 van de
Mededingingswet.
Het verzoek tot ontheffing wordt derhalve toegewezen.
Datum: 25-10-1999
De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit, voor deze:
w.g. Drs. R.J.P. Jansen Hoofd concentratiecontrole
Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na dagtekening van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de directeur-generaal van de Nederlandse
mededingingsautoriteit, Sectie Beschikkingen, Bezwaar en Beroep, Postbus 16326 BH, s-Gravenhage.
