BESLUIT
Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.
Nummer 2525 / 10
Betreft zaak: 2525/IMKO - Marvelo
I. MELDING
1. Op 28 mei 2001 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat IMKO B.V. voornemens is zeggenschap te verkrijgen, in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet, over de noten- en pindakaas-productielijnen van Marvelo B.V. Van de melding is mededeling gedaan in
Staatscourant 107 van 7 juni 2001. Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant zijn geen zienswijzen van derden naar voren gebracht. Ambtshalve zijn vragen gesteld aan
marktpartijen.
II. PARTIJEN
2. IMKO B.V. (hierna: IMKO) is een besloten vennootschap naar Nederlands recht. Zij heeft als belangrijkste aandeelhouder The Nut Company GmbH1. IMKO is actief op het gebied
van de productie en verkoop van noten, notenproducten en pindakaas ten behoeve van de detailhandel en industrie2 in met name de Benelux, Scandinavië, het Verenigd Koninkrijk en
Ierland.
3. Marvelo B.V. is een besloten vennootschap naar Nederlands recht. Zij heeft als aandeelhouder Koninklijke Ahold N.V en is actief op het gebied van de productie en handel in levensmiddelen. In het bijzonder produceert en verkoopt Marvelo B.V. noten, notenproducten en pindakaas ten behoeve van de detailhandel en industrie3. Laatstgenoemde activiteiten op het
gebied van de productie en verkoop van noten, notenproducten en pindakaas worden hierna gezamenlijk aangeduid als: Marvelo.
III. DE GEMELDE OPERATIE
1 Deze vennootschap is een joint venture-vennootschap van Granaria Food Group B.V. en May-Intersnack Holding GmbH.
2 Alleen pindakaas wordt geleverd aan industriële afnemers.
4. De gemelde operatie betreft de verkoop van de noten- en pindakaas-productielijnen en daarmee aanverwante activa door Marvelo B.V. aan IMKO en is neergelegd in een door partijen overgelegde Letter of Intent d.d. 5 maart 2001.
IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT
5. De gemelde operatie is een concentratie in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet. De hierboven, onder punt 4, omschreven transactie leidt er toe dat IMKO uitsluitende zeggenschap verwerft over Marvelo.
6. Betrokken ondernemingen zijn IMKO en Marvelo.
7. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens blijkt dat de gemelde concentratie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt.
V. BEOORDELING
A. RELEVANTE MARKTEN
Relevante productmarkten
Standpunt partijen
8. De activiteiten van partijen overlappen op het gebied van (i) de inkoop van noten en grondstoffen4 die noodzakelijk zijn voor de productie van noten, notenproducten en pindakaas,
(ii) de productie en distributie van noten5 en notenproducten en (iii) de productie en distributie
van pindakaas. De productie van noten en notenproducten vindt plaats door deze te bewerken6,
te kruiden, al dan niet te vermengen en te verpakken ten behoeve van detailhandelsverkoop. Pindakaas wordt geproduceerd ten behoeve van detailhandelsverkoop en ten behoeve van de industrie.
Noten en notenproducten
9. Partijen geven geen definitie van de relevante inkoopmarkt(en). Met betrekking tot de productie en distributieactiviteiten genoemd onder (ii) geven partijen aan dat notenproducten niet een op zichzelf staande productmarkt omvatten. Deze activiteiten maken volgens partijen
4 Partijen noemen: suiker, glucose, dextrose, wijtpoeder en raapzaadolie.
5 Partijen geven aan de volgende noten te produceren en te verkopen: pinda's, pistachenoten, cashewnoten, hazelnoten,
amandelen, paranoten, pecannoten, walnoten en macadamia's.
deel uit van de ruimere markt voor de productie en distributie van hartige snacks. Zij geven in dit kader aan dat alle hartige snacks7 onderling substitueerbare producten vormen, onder meer nu zij
in winkels gezamenlijk vanuit dezelfde schappen worden aangeboden, vergelijkbare prijzen hebben en op dezelfde gelegenheden worden genuttigd.8 Voorts geven partijen aan dat
brancheverenigingen eveneens bij de indeling van productgroepen de notenproducten binnen de groep "hartige versnaperingen" brengen.
Pindakaas
10. Partijen vragen zich af of de productie en verkoop van pindakaas een aparte markt is dan wel of deze activiteiten behoren tot de ruimere markt voor (zoet) broodbeleg. Partijen geven aan dat, gelet op de positie van partijen, de afbakening van de relevante productmarkt als (zoet) broodbeleg enerzijds dan wel pindakaas anderzijds voor de beoordeling van de gevolgen van de transactie geen verschil zal maken.
Producentenmerken en huismerken
11. Partijen geven aan geen aanleiding te zien voor een nadere verdeling in het produceren en distribueren van producten die onder producentenmerken worden verkocht enerzijds en producten die onder huismerk worden verkocht anderzijds. In de eerste plaats stellen partijen dat er vanuit de consument bezien in grote mate sprake is van vraagsubstitutie.9 Derhalve kan vanuit
de vraagzijde bezien niet anders worden geconcludeerd dan dat de goederen onder producentenmerken en de goederen onder huismerken behoren tot dezelfde markt, aldus partijen.
12. Partijen geven aan niet uit te sluiten dat de productie van goederen onder huismerken onder omstandigheden kan worden gezien als een aparte, van de productie van goederen onder producentenmerken te onderscheiden, economische activiteit. Zij zien hiervoor enkel aanleiding indien de rol van de producent beperkt blijft tot het als het ware verhuren van de
productiecapaciteit aan de retailers waarbij gebruik wordt gemaakt van langdurige contracten. Het zouden in die gevallen ook de retailers zijn die de grondstoffen inkopen. Enkel onder deze
omstandigheden achten partijen het mogelijk dat het economisch risico van de productie van de goederen niet bij de producenten maar bij de retailers ligt met het mogelijke gevolg dat deze
7 Deze markt omvat volgens partijen naast noten en notenproducten ook chips, gezouten biscuits, popcorn en
figuurzoutjes.
8 Partijen verwijzen in dit kader naar par. 10 van het besluit van de Europese Commissie van 5 augustus 1992 in zaak
IV/M.232-PepsiCo/General Mills.
9 Partijen verwijzen naar par. 18 e.v. van het besluit van de Europese Commissie van 8 mei 2000 in zaak
activiteit moet worden aangemerkt als een aparte markt bestaande uit het ter beschikking stellen van productiecapaciteit, aldus partijen.
13. In het onderhavige geval is van een aparte markt voor het produceren van goederen onder huismerk volgens partijen geen sprake. In de eerste plaats wordt er nauwelijks of niet gewerkt met langdurige of exclusieve contracten, aldus partijen. Voorts gaat de rol van de producent in de onderhavige sector bij de productie onder huismerken veel verder dan enkel "het ter beschikking stellen van productiecapaciteit". De producenten kopen de grondstoffen zelf in en dragen in die zin ook het risico voor de kwaliteit en dergelijke, aldus partijen. Partijen komen tot de conclusie dat de productie onder huismerk in de onderhavige sectoren geen aparte
economische activiteiten vormen. Een nadere segmentering in deze zin op het gebied van het produceren en distribueren van noten en notenproducten enerzijds en het produceren en distribueren van pindakaas anderzijds is volgens partijen dan ook niet gerechtvaardigd.
Beoordeling
Inkoopmarkten
14. Voor de beoordeling van de onderhavige concentratie kan worden aangenomen dat de inkoopactiviteiten van noten en de overige grondstoffen te weten suiker, glucose, dextrose, wijtpoeder en raapzaadolie ieder voor zich relevante productmarkten vormen, gelet op het feit dat de substitueerbaarheid zowel aan de vraagzijde als aan de aanbodzijde beperkt is. Het is niet nodig om te onderzoeken of de diverse typen noten ieder voor zich verschillende productmarkten vormen nu dat de materiële beoordeling niet beïnvloedt (zie punt 24).
Noten en notenproducten
15. Partijen stellen dat de productie en distributie van noten en notenproducten deel uitmaken van een ruimere markt voor de productie en distributie van hartige snacks. De Europese Commissie heeft in de zaak COMP/JV.32-Granaria/Ültje/Intersnack/May Holding10
onderzocht of er sprake is van deze ruimere markt voor hartige snacks en zij geeft aan enige indicaties gevonden te hebben voor de aanwezigheid van een markt voor hartige snacks.11 Zij
heeft de markt echter niet als zodanig afgebakend nu dat voor haar beoordeling niet uitmaakte.12
10 Beschikking van 28 februari 2000.
11 De Commissie refereert in punt 16 van deze beschikking aan de door partijen naar voren gebrachte introductie van het
chips merk Pringles door Procter & Gamble in Duitsland. De introductie zou tot gevolg hebben gehad dat de verkoop van zowel andere chipssoorten als noten en notenproducten significant daalden.
12 Dit was voor de beoordeling in de zaken COMP/M.232-Pepsico/General Mills, beschikking van 5 augustus 1992, en
Ook in het onderhavige geval kan in het midden blijven of sprake is van een markt voor de productie en distributie van hartige snacks dan wel of moet worden uitgegaan van de nauwere markt voor noten en notenproducten, nu dat de materiële beoordeling niet beïnvloedt (zie de punten 25 tot en met 29).
16. Partijen hebben voorts aangegeven in ieder geval geen aanleiding te zien voor een verdere afbakening van de markt naar de diverse soorten noten. Met partijen kan worden aangenomen dat er belangrijke aanwijzingen zijn voor een ruimere markt dan die waarin de diverse soorten noten aparte markten vormen. In dit kader is van belang dat er in hoge mate vraagsubstitutie tussen de verschillende soorten noten bestaat.13 Ook vanuit de aanbodzijde geldt
dat sprake is van een vergelijkbaar productieproces met betrekking tot de verschillende typen noten. Voorts is van belang dat vrijwel alle producenten, inclusief partijen, de verschillende soorten noten (al dan niet gemengd) en notenproducten produceren en dat de afnemers ook deze verschillende soorten noten, al dan niet gemengd, afnemen. In het onderhavige geval kan derhalve ervan worden uitgegaan dat de markt ten minste de verschillende soorten noten en notenproducten omvat.14
Pindakaas
17. Voor de beoordeling van de onderhavige transactie is het niet nodig om te onderzoeken of de productie en de distributie van pindakaas (al dan niet nader te segmenteren in het
produceren onder huismerken dan wel onder de productenmerken) een aparte markt omvat of dat deze activiteiten onderdeel uitmaken van een ruimere markt voor bijvoorbeeld (zoet)
broodbeleg. Een dergelijk onderscheid beïnvloedt de materiële beoordeling niet (zie de punten 26 tot en met 30). Een onderscheid naar de verschillende afnemers, te weten de detailhandelaren enerzijds en de industriële afnemers anderzijds, lijkt, gelet op de verschillen in onder meer hoeveelheid (bulk versus retail-verpakkingen) en wijze van distributie (merkloos versus onder
retail-merk), gerechtvaardigd. Producentenmerken en huismerken
13 Zie de punten 19 en 23 in de zaak COMP/JV.32-Granaria/Ültje/Intersnack/May Holding, beschikking van 28 februari
2000. De Europese Commissie heeft in deze zaak onderzocht of de verschillende noten zoals pinda's, pistachenoten et cetera, separate submarkten vormen. Het onderzoek van de Commissie wees uit dat de concurrentievoorwaarden voor de diverse soorten noten op groothandelsniveau in hoge mate gelijk waren. Voorts hebben de bevraagde marktpartijen aan de Commissie laten weten uit te gaan van een markt voor noten en notenproducten en derhalve niet van een nauwere afbakening.
14 Zie bijvoorbeeld de punten 25-26 in de zaak COMP/JV.32-Granaria/Ültje/Intersnack/May Holding, reeds aangehaald. De
18. Indien een onderscheid moet worden gemaakt tussen het produceren en verkopen van goederen onder producentenmerken enerzijds en het produceren van goederen onder
huismerken anderzijds, geldt dat er enkel overlap bestaat op het gebied van de productie onder huismerken nu Marvelo geen goederen onder (eigen)producentenmerken maakt en verkoopt. IMKO produceert enkel noten en notenproducten onder haar eigen producentenmerk en geen pindakaas.
19. Zoals in eerdere besluiten is aangegeven, worden de goederen onder huismerk in het algemeen voor rekening en risico van de betreffende retailer geproduceerd en gedistribueerd.15
Het commerciële risico bij de productie en de distributie van goederen onder huismerk ligt in sterkere mate bij de retailer dan ingeval van productie van goederen onder producentenmerken. Dit houdt verband met het feit dat de retailers de marketing van de producten verzorgen alsmede in het algemeen de receptuur bepalen en overige eisen met betrekking tot productie vaststellen.16
Dit leidt ertoe dat het produceren van producten onder het huismerk van retailers een ander karakter heeft dan het produceren onder het eigen producentenmerk. Of ten aanzien van het produceren van noten, notenproducten en pindakaas sprake is van een aparte markt voor het ter beschikking stellen van productiecapaciteit aan de betreffende retailer ten behoeve van de productie van de goederen onder huismerken kan in het onderhavige geval echter in het midden worden gelaten, nu dat de materiële beoordeling niet beïnvloedt (zie de punten 25 tot en met 29).
Relevante geografische markten
Standpunt partijen
20. Partijen stellen dat de geografische markten voor de inkoop van noten en overige noodzakelijke grondstoffen wereldwijd is. Partijen kopen de grondstoffen in op internationale
commodity-markten dan wel bij wereldwijd opererende internationale handelsondernemingen.
21. Ten aanzien van de productie en distributie van hartige snacks, en in het bijzonder noten en notenproducten, zijn partijen van oordeel dat deze ten minste Europees van omvang is. Voor zover de goederen worden geproduceerd onder producentenmerken worden deze in toenemende
15 Zie bijvoorbeeld de besluiten van 17 maart 2000, 13 september 2000 en 19 september 2000 in de zaken 1778/Menken
Beverages-Krings Fruchtsaft, 2033/Van Dijk - Brinkers, en 2047/Van Dijk - Van den Bergh.
16 Met betrekking tot het onderhavige geval wordt verwezen naar hetgeen partijen in de Letter of Intent hebben opgenomen
inhoudende de verplichting van IMKO om de producten voor Albert Heijn te produceren en aan Albert Heijn te leveren "volgens de door Albert Heijn voorgeschreven co-maker principes". Partijen zijn overeengekomen dat de te produceren goederen, de ingrediënten en verpakkingsmaterialen in overeenstemming zullen zijn met de door Albert Heijn
mate onder een internationaal gelijkluidend merk aangeboden.17 Wat de pindakaas betreft, geven
partijen aan dat het voor de beoordeling niet uit zal maken of sprake is van een nationale of een ruimere dan nationale markt.
Beoordeling
22. De Commissie heeft in eerdere zaken18 aangegeven dat er een ontwikkeling is waar te
nemen met betrekking tot de productie en distributie van hartige snacks, noten en notenproducten van een nationale markt naar een Europese markt. Het onderzoek van de Commissie wees uit dat een groot aantal van de bevraagde retailers zou overstappen naar buitenlandse leveranciers indien de prijs van de producten met 5 à 10% zou toenemen.19 De
exacte afbakening kon evenwel in het midden blijven.
23. Met partijen kan worden aangenomen dat de onderhavige activiteiten in toenemende mate een ruimere dan een nationale markt omvatten. Partijen zijn wat betreft de productie van pindakaas enkel actief als producenten onder huismerken van retailers. Met betrekking tot deze activiteit kan worden opgemerkt dat de producenten doordat de distributie plaatsvindt onder het
retail-merk niet beperkt worden door verschillen in nationale marketingbehoeften. Derhalve ligt
het eerder voor de hand dat de productie en distributie onder huismerken een ruimere dan een nationale dimensie zal hebben. In het onderhavige geval kan de exacte afbakening van de geografische markten in nationaal dan wel ruimer dan nationaal voor zowel de productie en verkoop van noten en notenproducten als pindakaas in het midden blijven nu dat de materiële beoordeling niet beïnvloedt (zie de punten 25 tot en met 30).
B. GEVOLGEN VAN DE CONCENTRATIE
Inkoopmarkten
24. Met partijen kan worden aangenomen dat de onderhavige transactie geen
noemenswaardige gevolgen heeft op de respectievelijke inkoopmarkten. De noten worden op een internationale markt ingekocht. Partijen hebben aangegeven dat de gezamenlijke marktaandelen van partijen steeds minder dan 5% bedragen. Er is geen reden om aan deze opgave van partijen
17 Partijen noemen als voorbeelden van deze internationale merken: Lays (dat de plaats heeft ingenomen van het merk
Smiths) Duyvis, Benenuts, Pringles en Lorenzen/Bahlsen.
18 De zaken COMP/M.232-Pepsico/General Mills, en COMP/JV.32-Granaria/Ültje/Intersnack/May Holding, reeds
aangehaald.
te twijfelen.20 Het is derhalve niet aannemelijk dat als gevolg van de onderhavige transactie een
economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt.
Noten en notenproducten
25. Indien geen onderscheid wordt gemaakt tussen de productie van noten en
notenproducten onder producentenmerken enerzijds en onder huismerken anderzijds zou het marktaandeel van partijen op een Nederlandse markt [40-50]% bedragen. Uitgaande van een Europese markt behalen partijen een gezamenlijk marktaandeel van minder dan 30%.21 Indien
wordt uitgegaan van de ruimere markt voor hartige snacks zijn genoemde marktaandelen aanzienlijk lager. Echter, ondanks de genoemde marktaandelen is het niet aannemelijk dat, ook indien wordt uitgegaan van de Nederlandse markt voor de productie en distributie van noten en notenproducten als gevolg van de onderhavige transactie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt, gelet op de volgende overwegingen.
Producentenmerken en huismerken
26. Zoals aangegeven, produceren partijen de producten met name onder huismerken van
retailers. Indien wordt uitgegaan van een aparte markt voor het produceren van goederen onder
producentenmerken is er geen overlap. De positie van IMKO op een mogelijke markt voor het produceren van noten en notenproducten onder producentenmerken bedraagt dan in Nederland minder dan 15% en op een Europese markt minder dan 20%. Partijen maken geen pindakaas onder producentenmerken.
27. Indien wordt uitgegaan van een aparte markt voor het produceren van goederen onder huismerken behalen partijen op een Nederlandse markt voor het produceren van noten en notenproducten een marktaandeel van minder dan 50% en op een Europese markt een marktaandeel van minder dan 40%. Het Nederlandse marktaandeel op het gebied van de productie van pindakaas onder huismerken bedraagt ongeveer [50-60]%. Indien wordt uitgegaan van een ruimere productmarkt dan de markt voor pindakaas en een ruimere geografische markt is dit marktaandeel beduidend lager.
20 Het marktaandeel is gebaseerd op de volgende door partijen overgelegde cijfers betreffende volumes op een wereld-
markt (x 1000 kg): pinda's 17.500.000, pistachenoten 450.000, cashewnoten 450.000, hazelnoten 400.000, amandelen 250.000, paranoten 22.000, pecannoten 90.000, walnoten 350.000 en macadamia's 20.000. Partijen baseren deze cijfers op informatie van International Nut Council, importcijfers, leveranciers en management best estimate.
21 Genoemde marktaandelen betreffen een opgave van partijen waarbij zij zich baseren op gegevens van Nielsen,
28. Gelet op het feit dat het commerciële risico ten aanzien van de productie onder
huismerken in belangrijke mate bij de retailer ligt en niet bij de producenten22 is het de vraag of de
genoemde marktaandelen volledig aan de producent dienen te worden toegerekend. De Europese Commissie heeft in een aantal beschikkingen inzake concentraties aangegeven dat het volledig toerekenen van het marktaandeel aan de producenten de positie van deze producenten zou overschatten.23 Dat geldt ook in het onderhavige geval. De positie van partijen dient derhalve
mede te worden bepaald door de vraag in hoeverre de retailers alternatieve leveranciers kunnen vinden voor hun huismerken.
29. Partijen hebben voorts aangegeven dat sprake is van overcapaciteit bij de producenten.24
Daarnaast is van belang dat de productie onder huismerken een ruimere geografische dimensie kan hebben dan de productie onder producentenmerken nu de goederen door de retailers zelf worden gedistribueerd en de transportkosten relatief laag zijn. De retailers hebben voor de productie van hun huismerken derhalve de mogelijkheid om uit te wijken naar het buitenland. In Europa zijn er voldoende concurrenten actief. Partijen hebben in dit kader voorts aangegeven dat in de onderhavige sector wordt gewerkt met kortlopende contracten van ongeveer 6 tot 12 maanden. Ten slotte zijn de retailers in staat om een sterke countervailing power uit te oefenen. Gelet op het voorgaande is er in het onderhavige geval geen reden om aan te nemen dat als gevolg van de onderhavige concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt op het gebied van het produceren van noten en notenproducten onder huismerk alsmede op het gebied van het produceren van pindakaas onder huismerk.
Pindakaas
30. Indien geen onderscheid wordt gemaakt tussen de productie van pindakaas onder producentenmerken enerzijds en onder huismerken anderzijds dan behalen partijen op een Nederlandse markt voor de productie en distributie van pindakaas voor de detailhandel een gezamenlijk marktaandeel van ongeveer [20-30]%. Voorts is er een belangrijke concurrent actief met het sterke merk Calvé die een marktaandeel in Nederland behaalt van 50-60%. Indien wordt uitgegaan van een ruimere markt voor (zoet) broodbeleg zal het marktaandeeI van partijen aanzienlijk lager zijn. Wordt uitgegaan van een markt voor het produceren van pindakaas ten
22 In het onderhavige geval blijkt dat Marvelo in ieder geval met betrekking tot de goederen die zij voor Albert Heijn
produceert, verplicht is zulks te doen in overeenstemming met de door Albert Heijn voorgeschreven specificaties en de door Albert Heijn voorgeschreven eisen op het gebied van verpakkingsmaterialen, ingrediënten, kwaliteit, milieu en logistiek. Zie ook voetnoot 16.
23 Zie bijvoorbeeld de beschikking van 8 maart 2000 in de zaak COMP/M.1802-Unilever/Amora maille. 24 Partijen geven aan dat er sprake is van 32% overcapaciteit in Europees verband op het gebied van noten en
behoeve van industriële afnemers is het marktaandeel van partijen op een Europese markt ongeveer [10-20]%.25 Voorts zijn er voldoende andere producenten actief.26
VI. NEVENRESTRICTIE
Partijen merken een bepaling in de Letter of Intent d.d. 5 maart 2001 aan als een nevenrestrictie. Het gaat om artikel 3 waarbij een zustervennootschap van verkoper (te weten Albert Heijn B.V.) garandeert om gedurende 3 jaar de handelsrelatie met Marvelo voort te zetten en geen producten zoals de onderhavige bij derden in te kopen. Volgens partijen zal de
afnamegarantie voor drie jaar gelden en zal "nadien een herijking plaatsvinden in het licht van dan geldende concurrerende mogelijkheden".27
32. De genoemde afnameverplichting van Albert Heijn B.V. kan als noodzakelijk voor en rechtstreeks verbonden aan de verwezenlijking van de concentratie worden beschouwd. Van belang hierbij is enerzijds het waarborgen van de voorheen intern binnen het Ahold concern geleverde diensten van Marvelo aan Albert Heijn B.V. enerzijds en de bescherming van de koper anderzijds. Met partijen kan worden aangenomen dat de genoemde verplichting van verkoper niet verder gaat dan strikt noodzakelijk.
VII. CONCLUSIE
33. Na onderzoek van deze melding is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde
concentratietoezicht. Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.
34. Gelet op het bovenstaande deelt de directeur-generaal van de Nederlandse
mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen van de concentratie waarop de melding betrekking heeft geen vergunning is vereist.
25 Partijen gaan uit van een omvang van de Europese markt van ongeveer 25.270.000 kg.
26 Partijen noemen naast een groot aantal buitenlandse producenten de Nederlandse producenten Calvé-Unilever B-t-B,
Giesko, Kemperman, Orlando Menken en PCD Swartberg.
27 Volgens de tekst van de Letter of Intent zullen de afnamecontracten worden gesloten voor onbepaalde tijd waarbij elk
35. Gelet op de overwegingen 31 en 32 is de directeur-generaal van oordeel dat, voorzover de omschreven clausule een overeenkomst vormt als bedoeld in artikel 6 van de Mededingingswet, dat artikel ingevolge artikel 10 van de Mededingingswet, niet geldt voor deze overeenkomst.
Datum: 29 juni 2001
De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit, voor deze:
w.g. Mr. W.C.J. de Lange