• No results found

PROCES. 1. Inspreker: FMF

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "PROCES. 1. Inspreker: FMF"

Copied!
324
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PROCES

1. Inspreker: FMF Kern van de zienswijze

Aangezien ervoor gekozen is om geen reactienota op te stellen, is het voor inspreker niet duidelijk wat de reden is geweest om de opmerkingen van FMF niet over te nemen.

Inspreker hoopt dat er nu wel een reactienota wordt gemaakt. Daarnaast zou het volgens inspreker verhelderend zijn om alvorens de omgevingsverordening in Provinciale Staten wordt behandeld met uw ambtenaren hierover in gesprek te gaan, zodat FMF meer begrip en inzicht krijgt in de afwegingen die zijn gemaakt.

2. Inspreker: gemeente SWF Kern van de zienswijze

In het begeleidend schrijven bij de verordening staat dat er over de verordening vooraf afstemming is geweest met de gemeenten en waterschappen. Dit is maar gedeeltelijk juist.

De voorgaande concept-versies waren bij lange na niet compleet. Ook is niet duidelijk wat de provincie met de reacties op de laatste concept-versie heeft gedaan. Dit is dan ook de eerste keer dat gemeenten in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op een vrijwel

(hoofdstuk 9 is niet ingevuld) volledige verordening.

3. Inspreker: gemeente Waadhoeke Kern van de zienswijze

Het proces voor de totstandkoming van de verordening had wat beter kunnen aansluiten bij de aard, complexiteit en omvang van het onderwerp. De provincie heeft in een tweetal instanties conceptproducten (die overigens zeer verschillend van construct waren en niet compleet) ambtelijk aan de ketenpartners voorgelegd. Daarbij is elke keer weinig tijd gegund om het complexe stuk integraal te bekijken en af te stemmen. Ook nu weer doet een

reactietermijn van zes weken onvoldoende recht aan de complexiteit van het stuk en de gemeentelijke interne afstemmings- en besluitvormingsprocessen. Vanuit de Omgevingswet had de gemeente gehoopt op meer interactie en overleg.

4. Inspreker: gemeente Heerenveen Kern van de zienswijze

In de brief die aan de gemeenten is toegezonden staat dat er eerder afstemming is geweest met gemeenten over de omgevingsverordening. De gemeente wijst erop dat de voorgaande (consultatie)versies van de verordening nog niet compleet waren en dat de gemeente nu pas voor het eerst in de gelegenheid is om te reageren op een volledige verordening.

Essentieel is om gemeenten nadrukkelijk te betrekken bij de evaluatie en actualisatie van de omgevingsverordening, omdat hier ook veel ervaring wordt opgedaan met de praktische uitwerking van de verordening bij individuele plannen.

Reactie

Door verschillende gemeenten en organisaties is gereageerd op het proces van de totstandkoming van de omgevingsverordening. De voorbereiding van de

omgevingsverordening is gestart in 2019. Toen was uitgangspunt dat de Omgevingswet op 1 januari 2021 in werking zou treden. Op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt moet de provincie beschikken over een vastgestelde omgevingsverordening, er geldt hier

(2)

geen overgangsrecht, zoals dat bijvoorbeeld voor de gemeentelijke Omgevingsplannen wel geldt. Alles was erop gericht om op 1 januari 2021 een vastgestelde omgevingsverordening te hebben en zoveel als mogelijk de gemeenten en maatschappelijke organisaties bij het totstandkomingsproces te betrekken. Vooral gemeenten omdat in de omgevingsverordening instructiebepalingen zijn opgenomen die gemeenten moeten toepassen bij het opstellen van hun Omgevingsplannen. Lastige hierbij was dat het wetgevingstraject van een aantal

belangrijke onderwerpen in 2019 en begin 2020 nog niet was afgerond. De aanvullingswet Bodem en de aanvullingswet Geluid zijn pas in maart 2020 officieel gepubliceerd en de aanvullingswet Natuur pas in september 2020. In het ambtelijke ontwerp van de

omgevingsverordening dat in de eerste maanden van 2019 met de gemeenten is besproken waren verschillende onderdelen dan ook nog niet ingevuld. Simpelweg omdat de

bovenliggende wetgeving nog niet duidelijk was en de provincie deze onderdelen dus niet in kon vullen. Maar wachten totdat op alle onderdelen duidelijkheid was kon ook niet, want de datum van 1 januari 2021 moest worden gehaald. Er is voor gekozen om aan de hand van het ambtelijke concept met de gemeenten van gedachten te wisselen over de inhoud van de omgevingsverordening. In april 2021 heeft de minister van Binnenlandse Zaken aan de Tweede Kamer laten weten dat de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet werd uitgesteld tot 1 januari 2022. Voor planning van de omgevingsverordening betekende dit dat het jaar 2020 gebruikt kon worden om verder invulling te geven aan verschillende

hoofdstukken en dat het hoofdstuk Natuur op basis van de vastgestelde aanvullingswet kon worden ingevuld. Het jaar 2021 was beschikbaar voor de verdere besluitvorming. Eind 2020 is een voorontwerp van de omgevingsverordening voorgelegd aan gemeenten en

maatschappelijke organisaties. Alle reacties hierop zijn meegenomen bij het opstellen van het definitieve ontwerp van de omgevingsverordening. Vervolgens is de in de Omgevingswet voorgeschreven procedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd en is het ontwerp gedurende zes weken ter inzage gelegd. Publiceren in het Digitaal Stelsel Omgevingswet bleek niet mogelijk, er was geen andere mogelijkheid dan publiceren via Omgevingsplannen.nl en via het Provinciaal Blad. In mei 2021 heeft de minister van

Binnenlandse Zaken de inwerkingtreding van de Omgevingswet nogmaals uitgesteld, nu met een half jaar. Als alles naar wens verloopt treedt de wet op 1 juli 2022 in werking.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

5. Inspreker: LTO Noord Kern van de zienswijze

Inspreker is onaangenaam verrast door de vele nieuwigheden en veranderingen die in de tekst zijn doorgevoerd ten opzichte van de vorige documenten waarin een en ander was geregeld. Er is gecommuniceerd dat de eerste versie van de omgevingsverordening beleidsneutraal zou zijn, maar er zijn een hoop zaken veranderd. Sommige wijzigingen zijn niet te herleiden tot een besluit van PS dat hieraan ten grondslag moet liggen of tot een discussie of afstemming met maatschappelijke organisaties. De procedure die is gevolgd is onzorgvuldig.

Met de omgevingsverordening wordt een aanvullende berg aan administratieve

(procedurele) lasten over de agrarische sector uitgestort. De tekst en de bepalingen in deze verordening moeten nog eens met de stofkam worden bewerkt en zinloze regels, of regels die in verhouding tot het mogelijke resultaat een onevenredige druk leggen op burgers en ondernemers, te schrappen.

Reactie

Wij herkennen de zienswijze van LTO op dit punt niet. Zoals eerder aangegeven is de omzetting van de bestaande sectorale verordeningen zo beleidsneutraal mogelijk gebeurd.

Uitgangspunt is dat de administratieve lasten zoveel als mogelijk beperkt blijven.

(3)

Voor wat betreft de gevolgde procedure kunnen wij aangeven dat de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure van artikel 3.4 Algemene wet bestuursrecht wordt gevolgd. Dat wil zeggen dat nadat een ontwerp van het besluit is vastgesteld dit zes weken ter inzage ligt en door een ieder zienswijzen kunnen worden ingediend.

Daarnaast hebben wij voor vaststelling van het ontwerp, twee concepten van de verordening overlegd met belanghebbenden: het eerste concept met alle Friese gemeenten en het wetterskip; het tweede met gemeenten, wetterskip en diverse maatschappelijke organisaties.

Provinciale staten komen in het besluitvormingstraject voor bij de behandeling van het statenvoorstel in de commissies en bij de definitieve vaststelling van de omgevings- verordening komend voorjaar.

Wij delen de zienswijze van LTO dat de gevolgde procedure onzorgvuldig is dan ook niet.

Bij het opstellen van de omgevingsverordening hanteren wij een werkwijze die gericht is op het zo laag mogelijk houden van de regeldruk.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

6. Inspreker: Nederlandse Akkerbouw Vakbond Kern van de zienswijze

Inspreker wil er allereerst op wijzen dat zij al eerder richting GS hebben gereageerd over de wetmatigheid van deze verordening. In hoeverre meent de provincie het recht te hebben om regelingen van en afspraken met de Rijksoverheid te overrulen? Tevens wijst inspreker erop dat de provincie met dit concept de landbouw in groot gevaar brengt. Is men bereid de landbouw als sector werkelijk op te offeren? Waarom is er niet in overleg getreden met de landbouwsector alvorens allerlei beperkingen te willen opleggen?

Reactie

Met voorliggende ontwerp-verordening worden geen regels en afspraken met het Rijk

“overruled”. Hooguit is op een enkel onderdeel sprake van het verder aanscherpen of

uitwerken van een landelijke regeling. Maar daar waar dit het geval is, gebeurt dit niet zonder dat daarvoor een uitdrukkelijke wettelijke grondslag door het Rijk aan de provincie is

gegeven. Met andere woorden: in die gevallen is de provincie bevoegd de regels op te stellen en is de verordening rechtmatig.

In november-december 2020 is een tweede concept met maatschappelijke organisaties overlegd en van 1 maart tot 12 april 2021 heeft een ieder zijn of haar zienswijze, dus ook de landbouwsector, kunnen indienen.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

7. Inspreker: gemeente Waadhoeke Kern van de zienswijze

De gemeente gaat ervan uit dat er, ook na de reactietermijn, de mogelijkheid blijft bestaan om op onderdelen nader te reageren. Advies is gemeenten mee te nemen in de jaarlijkse beleidscyclus van evalueren en aanpassen. Dit geheel in lijn met de Omgevingswet. Dan kunnen zaken die nu over het hoofd zijn gezien, nog relatief eenvoudig worden aangepast.

Reactie

Het is ons niet geheel duidelijk wat de gemeente bedoelt met “na de reactietermijn”. In ieder geval is de zienswijze-procedure voor deze ontwerp-verordening sinds 12 april 2021

gesloten. Wij verwachten dat de omgevingsverordening de komende jaren regelmatig zal

(4)

worden aangepast. Het nieuwe omgevingsbeleid, zoals dat is neergelegd in de provinciale Omgevingsvisie “De romte diele”, zal de komende tijd verder worden uitgewerkt in de omgevingsprogramma’s en waar nodig juridisch worden geborgd in de

omgevingsverordening. Uiteraard zullen wij de gemeenten en andere bestuurlijke partners en maatschappelijke organisatie dan tijdig bij de voorbereiding van de wijziging van de verordening betrekken.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

ALGEMENE OPMERKINGEN

8. Inspreker: FMF Kern van de zienswijze

Het ontwerp komt traditioneel over waarbij niet ten volle de mogelijkheden zijn benut om de opgaves zoals genoemd in de omgevingsvisie de Romte Diele vanuit juridisch oogpunt op te nemen.

Reactie

De voorliggende ontwerp-verordening vormt een zo beleidsneutraal mogelijke vertaling van de huidige sectorale provinciale verordeningen (verordening romte, provinciale

milieuverordening, waterverordening etc.). Wel zijn de ontwerp-principes uit de omgevingsvisie opgenomen in het hoofdstuk Ruimtelijk Omgevingsbeleid.

De opgaven uit de Omgevingsvisie zullen de komende jaren, via het stelsel van de

omgevingsprogramma’s doorvertaald worden naar de omgevingsverordening, in ieder geval daar waar een juridische doorwerking van provinciale belangen of beleidsregels gewenst of vereist is.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

9. Inspreker: Milieudefensie Kern van de zienswijze

Inspreker verzoekt om het concept door de commissie voor de milieu effectrapportage te laten toetsen of met deze verordening de doelen uit de omgevingsvisie de Romte Diele worden bereikt inclusief het aangescherpte klimaatdoel om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graad Celsius. Naar mening van inspreker is dit namelijk niet het geval.

Reactie

De omgevingsverordening is in artikel 6.36, eerste lid van de Omgevingswet niet aangewezen als instrument waarvoor een milieueffectrapport of beoordeling plaats zou moeten vinden. Dat geldt wel voor de Omgevingsvisie en voor Omgevingsprogramma's, ten minste wanneer deze het kader vormen voor te nemen besluiten als bedoeld in artikel 16.43, eerste lid van de Omgevingswet. Voor de Omgevingsvisie “de Romte Diele” is dan ook een MER opgesteld. Voor de verschillende Omgevingsprogramma's geldt dat steeds wordt beoordeeld of er een mer-plicht geldt. Dat de omgevingsverordening niet expliciet wordt genoemd in artikel 6.36, eerste lid van de Omgevingswet wil overigens niet zeggen dat dit automatisch betekent dat daarom geen MER zou hoeven te worden opgesteld. Een stapeling van mer-plichten is niet ongebruikelijk. Bepalend is de inhoud van de omgevingsverordening.

(5)

De omgevingsverordening bevat geen kader voor het nemen van besluiten als bedoeld in artikel 16.43, eerste lid van de omgevingsverordening en is daarom niet mer-plichtig.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

10. Inspreker: gemeente Waadhoeke Kern van de zienswijze

De provincie geeft in de Omgevingsvisie blijk van ambitie op een groot aantal onderwerpen als biodiversiteit, duurzaamheid, landschap, economie, e.v. De gemeente meent dat de provincie er niet geheel in geslaagd deze ambities vergaand door te voeren in de

verordening. De gemeente mist in de regels specifieke aandacht voor deze onderwerpen en regels die bijdragen aan het tot stand brengen van de provinciale ambitie (of juist het

schrappen van regels die niet bijdragen).

Reactie

De voorliggende ontwerp-verordening vormt een zo beleidsneutraal mogelijke vertaling van de huidige sectorale provinciale verordeningen (verordening romte, provinciale

milieuverordening, waterverordening etc.). Wel zijn de ontwerp-principes uit de omgevingsvisie opgenomen in het hoofdstuk Ruimtelijk Omgevingsbeleid.

De opgaven uit de Omgevingsvisie zullen de komende jaren, via het stelsel van de

omgevingsprogramma’s doorvertaald worden naar de omgevingsverordening, in ieder geval daar waar een juridische doorwerking van provinciale belangen of beleidsregels gewenst of vereist is.

De door de gemeente genoemde onderwerpen zijn wel opgenomen in de inhoudelijke principes in afdeling 2.1 van de omgevingsverordening. Omgevingsplannen dienen dus in algemene zin rekening te houden met deze principes.

De komende jaren zullen de opgaven, via de omgevingsprogramma’s, waar nodig verder juridisch geborgd worden via het instrument van de omgevingsverordening.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

11. Inspreker: gemeente Waadhoeke Kern van de zienswijze

De verordening is allesbehalve eenvoudig. De gemeente hoopt dat er in een volgende fase aandacht zal zijn voor de complexiteit van de verordening, zodat deze in de toekomst

‘eenvoudig beter’ zal worden.

Reactie

Wij onderschrijven de zienswijze van de gemeente in die zin dat de verordening wellicht nog eenvoudiger kan. Toch heeft ook het voorliggende ontwerp al een vereenvoudigings- en moderniseringsslag ondergaan.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

(6)

12. Inspreker: gemeente Vlieland, Terschelling Kern van de zienswijze

De reikwijdte van een aantal bepalingen is onduidelijk. De gemeente noemt als voorbeeld het begrip biodiversiteit. Het lijkt er op dat er een serie van onderwerpen als een vast toetsingskader aan meerdere activiteiten is gekoppeld. Op meerdere plekken in de

verordening komen activiteiten voor waarbij het herstel van biodiversiteit onderdeel is van het toetsingskader. Volgens de begripsbepalingen ziet biodiversiteit op alle levende organismen.

Ondertussen omvat de verordening ook vele regels over het bestrijden en doden van organismen. Het is daarmee onduidelijk op welke wijze en tot welke reikwijdte dit algemene toetsingskader specifiek moet worden gelezen bij de activiteiten waar het deel van dat toetsingskader uitmaakt.

Andere voorbeelden zijn begrippen als energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, gezondheid, en dergelijke. De gemeente zou graag zien dat de provincie meer duidelijkheid geeft over de reikwijdte van deze begrippen.

Reactie

Wij hebben er bewust voor gekozen niet alle begripsomschrijvingen gedetailleerd in te vullen, om zodoende ruimte voor maatwerk te kunnen bieden. In de toelichting is wel aangegeven bij welke ontwikkelingen de provincie vroegtijdig betrokken wil worden. We kunnen dan gezamenlijk tot maatwerk komen.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

13. Inspreker: gemeente Ameland, Terschelling Kern van de zienswijze

In de ontwerp-verordening staan nog oningevulde stukken. Dit kan niet in een formeel ontwerp. Op die onderdelen kan niet gereageerd worden.

Reactie

Insprekers doelen kennelijk op Hoofdstuk 6 Duurzame Energie en een artikel in Hoofdstuk 10 (Overgangsrecht divers).

Het hoofdstuk Duurzame Energie is bewust buiten het ontwerp van de omgevings-

verordening gehouden, omdat de regels die in dit hoofdstuk opgenomen zullen gaan worden, een apart totstandkomings-traject (inclusief inspraak) hebben doorlopen in het kader van de wijziging van de verordening romte. De regels over zon en wind, waarover het hier gaat, zullen ongewijzigd worden overgenomen en ingebouwd in de omgevingsverordening. Het zou niet juist zijn deze regels nu al in dit ontwerp op te nemen, omdat dat de indruk zou wekken dat opnieuw op die regels kan worden ingesproken, terwijl deze regels juist nog in 2020 als wijziging van de Verordening Romte door provinciale staten zijn vastgesteld.

Voor wat betreft het overgangsrecht: dit zal zo beleidsneutraal mogelijk worden

overgenomen waarbij het uitgangspunt is dat bestaande rechten worden gerespecteerd (eerbiedigende werking).

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

(7)

14. Inspreker: Waddeneilanden Kern van de zienswijze

De gemeente betreurt het dat bij het opstellen van de omgevingsverordening niet dichter bij de provinciale Omgevingsvisie is aangesloten. Nu ontstaan er voor de komende periode evidente strijdigheden tussen de provinciale omgevingsvisie en de omgevingsverordening.

Dat schept voor gemeenten onduidelijkheid.

Het is van groot belang dat de omgevingsverordening snel wordt aangepast aan de omgevingsvisie. Dit is voor gemeenten van groot belang, omdat gemeenten ook bezig zijn met de gemeentelijke omgevingsvisie en het gemeentelijke omgevingsplan. Het is goed te weten welke ruimte gemeenten daarin krijgen en kunnen nemen en welke rollen de

overheden ten opzichte van elkaar gaan vervullen.

Reactie

Een aantal uitgangspunten uit de Omgevingsvisie (bv. m.b.t. recreatie en werken en

duurzaamheid) is verwerkt in de omgevingsverordening. Op veel onderwerpen is echter nog een nadere uitwerking op programmaniveau nodig. Deze programma’s zullen de komende jaren ook leiden tot het aanpassen van de omgevingsverordening.

Vooralsnog zien wij geen grote discrepanties tussen het beleid in de Omgevingsvisie en de regels in de omgevingsverordening. Met toepassing van de principes is voldoende ruimte aanwezig voor maatwerk.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

15. Inspreker: Waddeneilanden Kern van de zienswijze

In zowel de omgevingsvisie als de omgevingsverordening staat dat de provincie ten aanzien van ontwikkelingen in het Waddengebied en op de Waddeneilanden in gesprek wil met de Waddengemeenten en dat de provincie bilaterale afspraken met de Waddeneilanden wil maken. In de omgevingsvisie staat dat de provincie recht wil doen aan de specifieke eilander situatie door gebiedsgericht te werken en volop ruimte te bieden voor maatwerk en

experimentele oplossingen. De Waddeneilanden geven aan dat dit niet op de vaststelling van de verordening hoeft te wachten en zeker niet op een eventuele aanpassing van de verordening op een later tijdstip.

Reactie

Wij zijn het met de gemeente eens dat het niet nodig is om te wachten op aanpassing van de omgevingsverordening. Wanneer de afspraken die tussen de provincie en Waddeneilanden mogelijk leiden tot een situatie die in strijd is met de regels in de omgevingsverordening, dan zal als onderdeel van de te maken afspraken, tevens worden bekeken hoe de discrepantie kan worden opgelost.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

16. Inspreker: gemeente Opsterland Kern van de zienswijze

De gemeente is van mening dat de provinciale Omgevingsvisie De Romte Diele volop aanknopingspunten biedt voor een moderne en toekomstbestendige samenwerking tussen overheden in Fryslân en tussen overheden en inwoners in de geest van de Omgevingswet.

(8)

De nu in procedure gebrachte Omgevingsverordening Fryslan 2022 is bij uitstek het instrument om deze samenwerking te borgen.

Reactie

Wij zijn blij met deze opmerking van de gemeente Opsterland. We zijn ons terdege bewust dat de voorliggende omgevingsverordening een in beginsel beleids-neutrale omzetting van de bestaande sectorale provinciale verordeningen op het gebied van de fysieke

leefomgeving betreft, waarin daarnaast de ontwerp-principes uit de Omgevingsvisie alvast een plaats hebben gekregen. Daarnaast is het zo dat deze omgevingsverordening een eerste startpunt is en dat ook in de komende jaren deze verordening regelmatig zal worden aangepast, om de doelen en ambities uit de Omgevingsvisie en de omgevingsprogramma’s, waaraan nog volop wordt gewerkt, verder te borgen en verankeren.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

17. Inspreker: gemeente De Fryske Marren, gemeente Noard-East Fryslân Kern van de zienswijze

In veel artikelen is sprake van ‘afwijking van regels’, m.a.w. ‘een nee - tenzij houding’ in plaats van ‘Ja, mits’ zoals bedoeld in de Omgevingswet. Het verzoek is om de leidende principes van de Omgevingswet toe te passen en te kiezen voor een positieve benadering en niet steeds het woord ‘afwijking’ en ‘ontheffing’ te gebruiken. Het verzoek is om de regels daarop te verbeteren.

Reactie

De hoofdlijn voor het opstellen van de regels in de omgevingsverordening is steeds het uitgaan van het “ja-mits’ principe uit de Omgevingswet. Daar waar sprake is van afwijking, is dat in de meeste gevallen zodanig geformuleerd, dat een afwijken van de hoofregel (dat wat in de basis al is toegestaan) mogelijk wordt gemaakt, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden of principes.

Het instrument ontheffing kan onder de Omgevingswet enkel nog worden gebruikt voor het verlenen van een ontheffing van een instructieregel gericht aan andere bestuursorganen.

In de overige gevallen is aanpassing van de ontheffing naar een omgevingsvergunning of meldingsplicht vereist. We gaan na waar nog sprake is van een “nee-tenzij-benadering in de verordening en zullen de verordening aanpassen op het onjuiste gebruik van het instrument ontheffing.

Conclusie

Verordening aanpassen: we hebben de regels waar mogelijk aangepast (de onderdelen wonen, werken en detailhandel zijn onder andere aangepast).

18. Inspreker: gemeente Leeuwarden

Kern van de zienswijze

In de provinciale omgevingsvisie gelden de volgende uitgangspunten: ‘decentraal wat kan’, kiezen voor ‘ja mits’ en meer sturen op proces dan op de inhoud. De gemeente vraagt zich af hoe die uitgangspunten zich verhouden tot de bepalingen in de eerste artikelen van de

verordening. De gemeente doelt met name op de voorwaarde dat ‘analyse moet

plaatsvinden vanuit ‘grutsk op e romte’ of het gegeven dat een omgevingstafel verplicht is of de bepaling dat moet worden vastgelegd hoe een initiatief samenhangt met zuinig en

meervoudig ruimtegebruik etc.

(9)

Daarnaast vraagt de gemeente zich af of de genoemde procesmaatregelen allemaal verplicht worden bij projecten. Betreffen de maatregelen steeds een provinciaal belang?

Reactie

De eerste artikelen van de verordening (afdeling 2.1) zijn mooie voorbeelden waarbij juist meer op proces wordt gestuurd en minder op inhoud. Immers in omgevingsplannen moet worden onderbouwd op welke wijze rekening wordt gehouden met de in afdeling 2.1

genoemde principes. Indien goed gemotiveerd wordt onderbouwd hoe in het omgevingsplan rekening is gehouden met de voorgeschreven principes, dan is dat in beginsel voldoende.

Dat betekent dat binnen de algemene kaders van het op een juiste wijze en verantwoord toepassen van de principes, de inhoud van een ontwikkeling meer wordt vrijgelaten.

Het klopt dat de principes toegepast moeten worden bij alle initiatieven, maar in de meeste gevallen laten we de verantwoordelijkheid voor de afweging aan de gemeenten zelf.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

19. Inspreker: gemeente Leeuwarden

Kern van de zienswijze

De gemeente ziet dat aan nieuwe functies of ontwikkelingen voorwaarden worden gesteld in de verordening. Voorwaarden als het bijdragen aan één of meerdere opgaven voor de leefomgeving, de energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, werkgelegenheid en het versterken van de biodiversiteit et cetera. Wat echter ontbreekt in de verordening is de voorwaarde dat er draagvlak voor een initiatief is, of dat het initiatief uit een buurt of dorp komt.

Reactie

Wij hebben bewust afgezien van het voorschrijven van draagvlak bij nieuwe ontwikkelingen.

Wij vinden het vanzelfsprekend dat altijd wordt gezocht naar zo veel mogelijk draagvlak voor nieuwe ontwikkelingen. Het voorschrijven van draagvlak leidt niet vanzelfsprekend tot het gewenste resultaat en roept vragen op: hoeveel draagvlak is dan nodig? Honderd procent draagvlak zal zelden worden bereikt.

Voor wat betreft het voorschrijven of een initiatief uit een buurt of dorp moet komen, merken wij het volgende op: in artikel 7.4 van de Omgevingsregeling is bepaald dat een

initiatiefnemer bij een vergunningaanvraag moet aangeven of burgers, bedrijven,

maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken. Als dit het geval is verstrekt de aanvrager bij de aanvraag gegevens over hoe zij zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn.

In artikel 7.1 Omgevingsregeling is bepaald dat artikel 7.4 ook van toepassing is bij de aanvragen om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4 van de wet. Artikel 5.4 gaat over de omgevingsvergunningplichten die bij omgevingsverordening worden ingesteld.

Wij achten de gemeenten zelf prima in staat om lokaal invulling te geven aan draagvlak en participatie. Wij vinden het niet nodig om ten aanzien van dit onderwerp nog iets in de omgevingsverordening te regelen, aangezien dit ook afdoende is geborgd in de landelijke regelgeving.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

(10)

20. Inspreker: gemeente SWF

Kern van de zienswijze

De Omgevingswet beoogt een versterking van de positie van decentrale overheden, volgens het principe decentraal, tenzij. Dit houdt in dat gemeenten bevoegd zijn om regels op te stellen, tenzij er een overkoepelend belang is. In de provinciale omgevingsvisie wordt dit als volgt aangegeven: ‘decentraal wat kan, kiezen voor ‘ja mits’ en meer sturen op proces dan op de inhoud’. De gemeente betreurt het zeer dat het merendeel van de regels uit de huidige verordeningen beleidsneutraal is overgenomen in de ontwerp omgevingsverordening. Deze regels hebben nog teveel een algemeen bindend karakter, waardoor de verordening verder gaat dan het (sec) waarborgen van provinciale belangen. Als voorbeelden worden genoemd de regels met betrekking tot omgevingskwaliteit, recreatie en toerisme en duurzame energie.

SWF heeft in het kader van de implementatie van de Omgevingswet vijf leidende principes vastgesteld. Dit zijn: 1. Samen plannen maken 2. De leefomgeving is van ons allemaal 3.

Veranderkracht 5. Minder regels, kortere procedures 4. Integraal, simpel en maatwerk als het kan. Met deze principes wil de gemeente, samen met onze inwoners, zoveel mogelijk zelf invulling kunnen geven aan de thema’s die in de omgevingsverordening aan de orde komen.

De gemeente gaat er vanuit dat de leidende principes uit de Omgevingswet alsnog worden toegepast in de verordening. Richting de toekomst hopen wij op deregulering; minder regels, minder gedetailleerde regels en eenvoudiger regels. Vermindering van de regeldruk is daarbij geen doel op zich; het gaat natuurlijk vooral om het terugdringen van de

administratieve lasten voor burgers en bedrijven. De Friese gemeenten zijn goed in staat te richten op hóe dit einddoel bereikt kan worden en of het al dan niet nodig is hier (algemene) regels voor op te stellen.

21. Inspreker: gemeente Waadhoeke

Kern van de zienswijze

De verordening bevat veel regels die nog steeds uitgaan van het beperken van

ontwikkelingen of het stellen van grenzen daaraan. U zou in onze optiek minder kunnen regelen en meer overlaten aan de gemeentelijke overheden.

Reactie

De omzetting van de bestaande sectorale verordeningen is zo beleidsneutraal mogelijk gebeurd. De ontwerp-principes uit de nieuwe Omgevingsvisie zijn uitgewerkt in een aantal artikelen in het hoofdstuk Ruimtelijk Omgevingsbeleid. Tevens geldt voor sommige thema’s (o.a. recreatie en toerisme) dat er meer beleidsvrijheid voor gemeenten is doorgevoerd.

We begrijpen dat de regels in de verordening soms de indruk wekken dat sprake is van gedetailleerde regelgeving. De hoofdlijn voor het opstellen van de regels in de

omgevingsverordening is echter steeds geweest het uitgaan van het “ja-mits’ principe uit de Omgevingswet.

De regels in de verordening vormen een vertaling en juridische verankering van de meer lange termijn beleidsdoelen uit de Omgevingsvisie en de beleidsdoelen op de kortere of middellange termijn uit de nog op te stellen omgevingsprogramma’s.

Daarbij is meer dan voorheen de opzet om aan gemeenten meer bestuurlijke

afwegingsruimte te bieden bij het vormgeven en borgen van de provinciale belangen die via de instructieregels in de verordening doorwerken naar gemeentelijke omgevingsplannen.

Daarbij zijn in de regels zekere bandbreedtes opgenomen, waarbinnen de gemeenten zelf kunnen afwegen hoe bepaalde ontwikkelingen of initiatieven uiteindelijk vorm worden gegeven, mits daarbij bijvoorbeeld een aantal principes uit de Omgevingsvisie is toegepast.

(11)

Deze bandbreedtes zijn in de regels zelf opgenomen, waardoor deze soms de indruk wekken erg gedetailleerd te zijn, terwijl ze enkel dienen om de kaders aan te geven van de bestuurlijk afwegingsruimte voor de gemeenten bij het door vertalen van de provinciale belangen.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

22. Inspreker: gemeente De Fryske Marren

Kern van de zienswijze

Bij de nieuwe regels zou steeds de vraag gesteld moeten worden of dit op provinciaal niveau zo gedetailleerd en uitvoerig geregeld moet worden of dat de inhoud van de

omgevingsverordening zich moet richten op de beschrijving van één of meer einddoelen, temeer om innovatieve plannen op voorhand niet te belemmeren.

Reactie

We begrijpen dat de regels in de verordening soms de indruk wekken dat sprake is van gedetailleerde regelgeving.

De regels in de verordening vormen een vertaling en juridische verankering van de meer lange termijn beleidsdoelen uit de Omgevingsvisie en de beleidsdoelen op de kortere of middellange termijn uit de nog op te stellen omgevingsprogramma’s.

Daarbij is meer dan voorheen de opzet om aan gemeenten meer bestuurlijke

afwegingsruimte te bieden bij het vormgeven en borgen van de provinciale belangen die via de instructieregels in de verordening doorwerken naar gemeentelijke omgevingsplannen.

Daarbij zijn in de regels zekere bandbreedtes opgenomen, waarbinnen de gemeenten zelf kunnen afwegen hoe bepaalde ontwikkelingen of initiatieven uiteindelijk vorm worden gegeven, mits daarbij bijvoorbeeld een aantal principes uit de Omgevingsvisie is toegepast.

Deze bandbreedtes zijn in de regels zelf opgenomen, waardoor deze soms de indruk wekken erg gedetailleerd te zijn, terwijl ze enkel dienen om de kaders aan te geven van de bestuurlijk afwegingsruimte voor de gemeenten bij het doorvertalen van de provinciale belangen.

Die kaders zijn nodig om als provincie te kunnen sturen op de doorwerking van de provinciale belangen zoals die zijn opgenomen in Omgevingsvisie en de

omgevingsverordening.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

23. Inspreker: gemeente Noard-East Fryslân, Dantumadiel Kern van de zienswijze

In de Omgevingswet staat dat de provincie alleen de onderwerpen mag regelen die van provinciaal belang zijn en dat belang niet op een doelmatige en doeltreffende wijze door het gemeentebestuur kan worden behartigd (artikel 2.3 lid 2 Omgevingswet). Dit sluit aan bij het motto ‘lokaal wat kan, provinciaal wat moet’. Dit is op een aantal plaatsen (programmeren woningbouw, bedrijventerreinen, kantorenterreinen, nevenactiviteiten agrarische bedrijven) in de verordening niet gelukt.

De gemeente wil topregio worden en wil daarvoor de nodige ruimte en eigen

verantwoordelijkheid. Ons verzoek is dan ook alle regels hierop te screenen en wellicht in overleg met de gemeenten aan te passen.

(12)

Reactie

De regels in de omgevingsverordening zijn opgesteld met in achtneming van het subsidiariteitsbeginsel uit artikel 2.3 van de Omgevingswet. Dat betekent dat het hier uitsluitend regels van provinciaal belang betreft waarbij ook de afweging is gemaakt in hoeverre deze belangen op doelmatige en doeltreffende wijze door gemeentebesturen kunnen worden behartigd.

Er zit in de regels voldoende ruimte voor het invullen van bedoelde ruimte en verantwoordelijkheid.

Daarnaast maken wij regionale afspraken met gemeenten over woningbouw,

bedrijventerreinen en kantorenterreinen. Deze systematiek biedt veel ruimte voor maatwerk en experimenten, zoals bv. het binnenstedelijk plafondloos bouwen. Met de regio Noard East Fryslân zijn afspraken gemaakt die meer ruimte laten aan gemeenten om hun eigen

woningbouwopgave te bepalen. Dit is geheel in lijn met het principe centraal wat moet en decentraal wat kan.

Voor agrarische nevenactiviteiten geldt dat nu niet langer een lijst is gegeven van mogelijke nevenfuncties. Wij hebben alleen aanvullende regels gesteld daar waar duidelijk provinciale belangen in het geding zijn (zoals het toestaan van detailhandel in het landelijk gebied, niet bedrijfseigen mestvergisting en glastuinbouw).

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

24. Inspreker: gemeente Noard-East Fryslân, Dantumadiel Kern van de zienswijze

De gemeente heeft de indruk dat ze weinig terug zien van wat de provincie nog in de Omgevingsverordening Fryslan zou kunnen opnemen. De gemeente verwijst naar de link:

https://aandeslagmetdeomgevingswet.nl/regelgeving/instrumenten/omgevingsverordening/

mogelijke-verplichte-onderdelen. De uitgangspunten van de Omgevingsverordening Fryslan komen zeer conserverend op de gemeente over.

Reactie

We zijn ons terdege bewust dat de voorliggende omgevingsverordening een in beginsel beleidsneutrale omzetting van de bestaande sectorale provinciale verordeningen op het gebied van de fysieke leefomgeving betreft, waarin daarnaast de ontwerp-principes uit de Omgevingsvisie alvast een plaats hebben gekregen. Daarnaast is het zo dat deze

omgevingsverordening een eerste startpunt is en dat ook in de komende jaren deze verordening regelmatig zal worden aangepast, om de doelen en ambities uit de

Omgevingsvisie en de omgevingsprogramma’s, waaraan nog volop wordt gewerkt, verder te borgen en verankeren. Daarbij zal ook worden ingezet op een verdere modernisering van de omgevingsverordening.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

25. Inspreker: gemeente Ooststellingwerf Kern van de zienswijze

Goede plannen uit onze eigen ‘gemienschop’ willen we blijven steunen. Natuurlijk moeten die plannen dan wel passen in uw Omgevingsvisie en omgevingsverordening. Laten we samen blijven optrekken, om ons deel van Fryslân nog fraaier te maken.

(13)

Reactie

Wij omarmen deze uitnodiging van harte.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

26. Inspreker: gemeente Ooststellingwerf Kern van de zienswijze

De gemeente is bezig met een eigen omgevingsvisie en een proef-omgevingsplan voor een van de dorpen. De mogelijkheden van participatie en omgevingstafels worden alvast

verkend. De gemeente wil graag ervaringen delen.

Reactie

Als provincie sluiten wij qua rol en houding aan bij de veranderende maatschappelijke verhoudingen. Dit betekent dingen loslaten die anderen beter kunnen oppakken. Of juist dicht bij onze partners gaan staan als dat nodig is en nauw samenwerken aan het beste resultaat. Het delen van ervaringen bij belangrijke onderwerpen als participatie en

omgevingstafels past binnen deze uitgangspunten die zijn benoemd in de omgevingsvisie De Romte Diele.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

27. Inspreker: gemeente Ooststellingwerf Kern van de zienswijze

De gemeente is benieuwd in hoeverre ze de ‘ja-mits’ benadering uit de Omgevingswet straks in de praktijk gaan merken. Er zijn diverse dossiers, waarin dit naar het idee van de

gemeente te weinig in naar voren komt (zoals: windmolens, voorbereidingsbesluit

zonnevelden, woningbouwprogramma, OV-concessie, weidevogels, veenweidegebieden, stikstofaanpak, Deltaplan Noord). De gemeente vraagt of de provincie bereid om adviesrecht en participatie meer los te laten indachtig de Omgevingswet?

Reactie

De hoofdlijn voor het opstellen van de regels in de omgevingsverordening is steeds geweest het uitgaan van het “ja-mits’ principe uit de Omgevingswet. De regels vormen een vertaling en juridische verankering van de meer lange termijn beleidsdoelen uit de Omgevingsvisie en de beleidsdoelen op de kortere of middellange termijn uit de nog op te stellen

omgevingsprogramma’s.

Daarbij is meer dan voorheen de opzet om aan gemeenten meer bestuurlijke

afwegingsruimte te bieden bij het vormgeven en borgen van de provinciale belangen die via de instructieregels in de verordening doorwerken naar gemeentelijke omgevingsplannen.

Daarbij zijn in de regels zekere bandbreedtes opgenomen, waarbinnen de gemeenten zelf kunnen afwegen hoe bepaalde ontwikkelingen of initiatieven uiteindelijk vorm worden gegeven, mits daarbij bijvoorbeeld een aantal principes uit de Omgevingsvisie is toegepast.

Deze bandbreedtes zijn in de regels zelf opgenomen, waardoor deze soms de indruk wekken erg gedetailleerd te zijn, terwijl ze enkel dienen om de kaders aan te geven van de bestuurlijk afwegingsruimte voor de gemeenten bij het door vertalen van de provinciale belangen. Die kaders zijn nodig om als provincie te kunnen sturen op de doorwerking van de provinciale belangen zoals die zijn opgenomen in Omgevingsvisie en de

omgevingsverordening.

(14)

Wij achten de gemeenten zelf prima in staat om lokaal invulling te geven aan draagvlak en participatie. Wij vinden het niet nodig om ten aanzien van dit onderwerp nog iets in de omgevingsverordening te regelen, aangezien dit ook afdoende is geborgd in de landelijke regelgeving.

Voor het adviesrecht hebben wij een apart document opgesteld. Wij hebben gemeenten betrokken bij het opstellen hiervan. In het document hebben wij getracht zoveel mogelijk de verantwoordelijkheid van plannen bij gemeenten te laten.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

28. Inspreker: gemeente Dantumadiel Kern van de zienswijze

Wij merken op dat de artikelen van de Omgevingsverordening Fryslan over het algemeen zijn geschreven in de ‘Nee-tenzij-houding’ in plaats van de ‘Ja, mits’. Wellicht kan dit vanuit een positiever benadering worden beschreven wat ook de geest van de Omgevingswet is.

Reactie

De hoofdlijn voor het opstellen van de regels in de omgevingsverordening is steeds het uitgaan van het “ja-mits’ principe uit de Omgevingswet. Daar waar sprake is van afwijking, is dat in de meeste gevallen zodanig geformuleerd, dat een afwijken van de hoofregel (dat wat in de basis al is toegestaan) mogelijk wordt gemaakt, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden of principes.

We gaan na waar nog sprake is van een “nee-tenzij-benadering” in de verordening en zullen de verordening zo nodig aanpassen.

Conclusie

Verordening aanpassen: we hebben de regels waar mogelijk aangepast (de onderdelen wonen, werken en detailhandel zijn onder andere aangepast).

29. Inspreker: gemeente Ooststellingwerf Kern van de zienswijze

Gemeenten krijgen ruimte voor eigen interpretatie door uitingen als ‘van enige omvang’, ‘in redelijkheid niet meer geschikt te maken’, ‘of daarmee vergelijkbaar’. De gemeente rekent er op dat op die punten geen definitie-discussie wordt gevoerd en dat gemeenten dus

daadwerkelijk eigen afwegingsruimte houden.

Reactie

De gemeente beschikken daadwerkelijk over een eigen afwegingsruimte in de systematiek van de regels in de verordening. De aangehaalde begrippen lenen zich ook niet voor een definitie, maar zijn juist bedoeld om een kader mee te geven voor het maken van een goede afweging in het belang van een goede kwaliteit van de fysieke leefomgeving.

Uiteraard zijn gemeenten wel gebonden aan het motiveringsbeginsel bij het nemen van hun besluiten en wordt dus wel verantwoord op welke wijzen de provinciale belangen zijn meegewogen.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

(15)

30. Inspreker: gemeente Heerenveen Kern van de zienswijze

De gemeente constateert dat de sturingsfilosofie van de verordening nog op twee gedachten hinkt. Bij sommige artikelen is gekozen voor een beleidsneutrale omzetting vanuit de

bestaande verordeningen. Bij andere artikelen zijn aanpassingen gedaan in lijn met uitspraken in uw Provinciale Omgevingsvisie. De gemeente vindt dat de

omgevingsverordening consequenter moet worden opgezet. In de geest van de

Omgevingswet is de omgevingsverordening bedoeld voor de juridische doorwerking van beleid en de doelen zoals opgenomen in de Omgevingswet, de AMvB’s en de provinciale omgevingsvisie. Voor zover het gaat om regels waarmee functies aan locaties worden toegedeeld, heeft het (gemeentelijke) Omgevingsplan een centrale rol.

Om het uitgangspunt “decentraal, tenzij” te waarborgen is het de bedoeling dat de provincie in de omgevingsverordening instructieregels opneemt over de inhoud van

omgevingsplannen. Alleen wanneer een provinciaal belang niet doelmatig en doeltreffend met een instructieregel of een instructie kan worden behartigd, kunnen in de

omgevingsverordening regels worden gesteld over activiteiten die gevolgen (kunnen) hebben voor de fysieke leefomgeving met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De gemeente constateert dat bij de beleidsneutrale vertaling het principe

“decentraal, tenzij” onvoldoende is toegepast.

De gemeente is van mening dat nog te veel regels een algemeen bindend karakter hebben, waardoor de verordening verder gaat dan het (sec) waarborgen van provinciale belangen en te strikt voorschrijft waar initiatieven aan moeten voldoen. Voorbeelden hiervan zijn de artikelen 2.6 (woningbouw) 2.10 (horeca) of 2.14a (kampeerterreinen) en H6 (de regels voor duurzame energie). De omgevingsverordening moet op dit punt nog een keer goed worden doorgelicht.

Reactie

We zijn ons terdege bewust dat de voorliggende omgevingsverordening een in beginsel beleids-neutrale omzetting van de bestaande sectorale provinciale verordeningen op het gebied van de fysieke leefomgeving betreft, waarin daarnaast de ontwerp-principes uit de Omgevingsvisie alvast een plaats hebben gekregen. Daarbij is het zo dat deze

omgevingsverordening een eerste startpunt is en dat ook in de komende jaren deze verordening regelmatig zal worden aangepast, om de doelen en ambities uit de

Omgevingsvisie en de omgevingsprogramma’s, waaraan nog volop wordt gewerkt, verder te borgen en verankeren.

Aan de omgevingsprogramma’s wordt momenteel druk gewerkt, maar deze zijn vooralsnog niet afgerond en vastgesteld. De verdere uitwerking van het beleid uit de Omgevingsvisie voor de korte en middellange termijn vindt plaats in de omgevingsprogramma’s, waarbij vervolgens waar nodig een verdere doorvertaling naar de omgevingsverordening kan plaatsvinden. Waar nodig heeft betrekking op het juridisch verankeren en laten doorwerken van provinciale belangen. Daartoe moeten deze in de omgevingsverordening worden opgenomen.

Zoals gezegd is dit proces nu volop gaande en dat verklaart ook deels waarom de voorliggende ontwerp-omgevingsverordening een wat hybride karakter heeft.

Daar waar regels nog te veel een bindend karakter hebben, in die zin dat er weinig vrije afwegingsruimte voor de gemeente in ligt besloten, zullen wij de komende jaren met gemeenten gaan bekijken in hoeverre we de verordening ook op dit punt verder kunnen moderniseren.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

(16)

31. Inspreker: IJsselmeervereniging Kern van de zienswijze

De IJsselmeervereniging valt het op dat in de verordening veel vage termen worden gebruikt, zoals ‘redelijkerwijs’. Dit leidt tot onduidelijkheid en – vrezen ze – de neiging bij gemeenten om dit uit te leggen ‘in hun eigen straatje’. We adviseren u om dergelijke terminologie concreter te maken.

De IJsselmeervereniging mist in het ontwerp voor de omgevingsverordening ook een bepaling, dat delfstoffenwinning, in het bijzonder zandwinning, in het IJsselmeer niet is toegestaan tenzij dat gecombineerd wordt met andere functies, zoals de aanleg of verdieping van een vaargeul.

Reactie

Het is niet altijd even eenvoudig bepaalde termen concreter te maken. Dit heeft alles te maken met de bestuurlijke afwegingsruimte die aan gemeenten wordt geboden bij het mogelijk maken van ontwikkelingen en initiatieven in het kader van de Omgevingswet.

Hoe concreter termen worden ingevuld, hoe meer de bestuurlijke afwegingsruimte wordt beperkt. Dit vinden wij ongewenst.

Het meer op hoofdlijnen en proces en minder op inhoud sturen, vraagt terminologie die een zekere bestuurlijke afwegingsruimte laat, waarbij gemeenten via de inhoudelijke principes in hun besluiten hebben te verantwoorden hoe ze deze principes hebben toegepast en

afgewogen.

Voor wat betreft het ontbreken van een eventuele bepaling over delfstoffenwinning in het IJsselmeer, merken we op dat dit afdoende is geregeld in artikel 6.28 van het Besluit

activiteiten leefomgeving en de artikelen 8.48 en 8.49 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Conclusie

Verordening aanpassen: verordening is waar mogelijk aangepast.

32. Inspreker: particuliere insprekers Kern van de zienswijze

Voor een normale burger valt de omgevingsverordening niet eenvoudig te begrijpen. Er zou in de inleiding helderder uitgelegd kunnen worden met behulp van plaatjes hoe het nu precies zit: omgevingsvisie, omgevingswet, provinciale verordening. Wat is de relatie, wat betekent dit eigenlijk voor de inwoners van de provincie Fryslân? En ook, waarom is dit belangrijk en wat zijn punten waarop gereageerd zou kunnen worden? Als er helderder gecommuniceerd wordt, kunnen burgers ook eenvoudiger er bij betrokken worden en hun input geven. Dit ook met het oog op dat binnen het omgevingstraject participatie, het betrekken van de omgeving en maatwerk door de overheid als belangrijk gezien wordt.

Reactie

Wij begrijpen deze opmerking en hebben geprobeerd in de Inleiding van de Algemene toelichting zo goed mogelijk uit te leggen wat de hoofdlijnen van de Omgevingswet inhouden en wat de samenhang tussen de verschillende instrumenten van de Omgevingswet is.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

(17)

33. Inspreker: Stichting Ringsom Great Terherne Kern van de zienswijze

It útgongspunt om sunich en mei ûnderbouwing mei romtelike oardering om te gean liket wol goed op it earste gesicht, mar dochs sille der yn de praktyk dúdlike beskermings- en

beoardielingskriteria nedich wêze en bliuwe om de kwaliteit fan it lânskip te behâlden en net te folle oan te taasten. Hjirby is mear stjoer en rezjy fan de provinsje needsaaklik, want gemeenten hawwe meastentiids har eigen aginda, faak basearre op de winsk om te groeien en dêrom sels útsûnderingen te bepleitsjen mei in dêrby sochte en betochte riddenearring.

It ombûgjen fan ’nee, tenzij’ nei ‘ja, mits’ suggerearret dat der dochs wol in grutte fleksibiliteit ynboud is, dat der folle mear kin. Hjir yn ferantwurdlikens mei om te gean, dêr is gjin

garânsje foar. Ûnderlizzende wearden soene dochs oan de kant skood wurde kinne noch, sa liket it, trochdat en omdat se net oeral goed beneamd en yn’t foar net genôch yn byld en yn kaart brocht binne.

Reactie

In onze Omgevingsvisie De Romte Diele is het principe van de ‘basis op orde’ een belangrijk uitgangspunt. De Friese ruimte heeft veel kwaliteiten en die willen we behouden en

versterken. De bescherming van cultureel erfgoed is geregeld in het Besluit kwaliteit leefomgeving bij de Omgevingswet. Omdat wij het belangrijk vinden dat gebruik wordt gemaakt van Grutsk op ‘e Romte hebben wij als nadere duiding van de wettelijke regels in artikel 2.1, tweede lid een ‘basis op orde’ bepaling opgenomen waarin van gemeenten wordt gevraagd om de bestaande kernmerken in het landelijk gebied te behouden en te versterken.

Toch willen wij ook ruimte geven voor nieuwe ontwikkelingen. Dit willen wij op een slimme manier doen, door gewenste nieuwe ontwikkelingen te laten aansluiten bij bestaande omgevingskwaliteiten. Dit is geregeld in artikel 2.1, derde lid.

Conclusie

Verordening aanpassen: artikel 2.1 is aangepast.

BEGRIPPENLIJST alfabetische volgorde

34. Inspreker: gemeente Noard-East Fryslân, Dantumadiel Kern van de zienswijze

Agrarisch hulpbedrijf en agrarische hulpactiviteit - Landbouwmechanisatiebedrijven zijn uitgesloten in de begripsbepaling voor ‘agrarisch hulpbedrijf of een agrarische hulpactiviteit’.

De gemeente vraagt zich af of het stellig uitsluiten van dergelijke bedrijven past bij de ‘ja, mits’- bedoeling van de Omgevingswet en de Omgevingsvisie Fryslan 2020.

Reactie

Wij zijn van mening dat landbouwmechanisatiebedrijven met als hoofdactiviteit/hoofdfunctie de verkoop van landbouwvoertuigen op een bedrijventerrein thuishoren. Dit gelet op hun uitstraling, schaal en ontsluitingsbehoefte. Daarom is eerder besloten om

landbouwmechanisatiebedrijven niet onder de definitie agrarisch hulpbedrijf te laten vallen.

Om iets meer ruimte te bieden hebben wij de laatste zin in de begripsbepaling genuanceerd.

De uitzondering geldt nu alleen nog voor landbouwmechanisatiebedrijven die als

hoofdactiviteit de verkoop van landbouwvoertuigen hebben. Aanvullend is in artikel 2.23 nog geregeld dat landbouwmechanisatiebedrijven die de verkoop van landbouwvoertuigen als

(18)

hoofdactiviteit hebben passend kunnen zijn op een agro-locatie wanneer de agrolocatie aansluit op een kern.

Conclusie

Verordening aanpassen: de zinsnede ‘met uitzondering van landbouwmechanisatiebedrijven’

in de begripsbepaling is aangevuld met ‘met als hoofdactiviteit de verkoop van landbouwvoertuigen’. In artikel 2.23 is een regel opgenomen die

landbouwmechanisatiebedrijven (met hoofdactiviteit verkoop) mogelijk maakt op agro- locaties aansluitend op het bestaand stedelijk gebied.

35. Inspreker: gemeente Noard-East Fryslân, Dantumadiel Kern van de zienswijze

Agrarisch hulpbedrijf en agrarische hulpactiviteit - In de begripsbepaling voor ‘agrarisch hulpbedrijf en agrarische hulpactiviteit’ staat ‘het houden of medisch verzorgen van dieren’.

In de Verordening Romte Fryslan 2014 staat: ‘het houden of (medisch) verzorgen van dieren’. Graag aandacht voor de juridische betekenis van het tussen haakjes zetten van woorden in de begripsbepalingen. De voorkeur van de gemeente gaat uit naar de omschrijving in de Verordening Romte Fryslan 2014.

Reactie

In de Verordening Romte Fryslân 2014 is het woord medisch tussen haakjes geplaatst.

Juridisch is het gebruik van haakjes in de verordening niet toegestaan. Dit is aanleiding geweest om de haakjes weg te laten. In de Ontwerp-omgevingsverordening staat daarom

‘het houden of al dan niet medisch verzorgen van dieren’. Omdat het ‘al dan niet medisch’

verder geen toegevoegde waarde heeft hebben wij dit geschrapt. Het is voldoende duidelijk dat het verzorgen van dieren ook medisch kan zijn.

Conclusie

Verordening aanpassen: het ‘al dan niet medisch’ in de begripsbepaling voor ‘agrarisch hulpbedrijf en agrarische hulpactiviteit’ is geschrapt.

36. Inspreker: Cumela Nederland Kern van de zienswijze

Agrarisch hulpbedrijf en agrarische hulpactiviteit - Cumela geeft aan dat in de

begripsbepalingen voor een agrarisch hulpbedrijf en agrarische hulpactiviteit de omschrijving van de activiteiten nog moet worden aangevuld met cultuurtechnische activiteiten en het onderhoud van (openbare) groenvoorzieningen en oppervlaktewater. Om duidelijk te maken dat op de bedrijfslocatie ook specifieke activiteiten worden uitgevoerd, wordt verzocht de omschrijving uit te breiden met de volgende activiteiten:

- buitenopslag van diverse grond- en hulpstoffen;

- stalling, onderhoud en (kleinschalige) reparatie van landbouwvoertuigen.

Reactie

Cultuurtechnische activiteiten en onderhoud van (openbare) groenvoorzieningen en oppervlaktewater kunnen in het algemeen niet gezien kunnen worden als diensten en producten die worden geleverd aan agrarische bedrijven. In de begripsbepaling staat dat het agrarische hulpbedrijf ‘overwegend’ goederen of diensten moet leveren aan agrarische bedrijven c.q. dat het bedrijf ‘overwegend’ agrarische producten bewerkt, vervoert of

verhandelt. Andere activiteiten zijn wel toegestaan, mits deze activiteiten ondergeschikt zijn aan de agrarische hulpactiviteiten.

(19)

Wanneer een bedrijf overwegend goederen of diensten levert die niet rechtstreeks als agrarische hulpactiviteit kunnen worden aangemerkt dan moet het bedrijf als een niet- agrarische functie in het landelijk gebied worden aangemerkt. Dit wil zeggen dat

nieuwvestiging in of aansluitend op een kern (op een bedrijventerrein) moet plaatsvinden.

Gebruik maken van een vrijkomend bouwperceel in het landelijk gebied is ook mogelijk.

Voor uitbreiding van bestaande bedrijven in het landelijk gebied zijn voldoende groeimogelijkheden opgenomen in artikel 2.9 van de verordening.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

37. Inspreker: gemeente Noard-East Fryslân, Dantumadiel Kern van de zienswijze

Agrarisch perceel - In de omschrijving van het begrip ‘agrarisch perceel’ is bepaald dat dit een perceel is waar op grond van een ‘omgevingsplan’ bebouwing en dergelijke voor een agrarisch bedrijf mogelijk is. Uit de omschrijving van het begrip ‘omgevingsplan’ volgt dat dit ook alleen een omgevingsplan is zoals bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet. Dit wijkt af van de omschrijving van het begrip ‘ruimtelijk plan’ zoals opgenomen in de Verordening Romte Fryslan 2014. Hierin worden onder een ‘ruimtelijk plan’ ook omgevingsvergunningen en dergelijke begrepen. Ook op grond van de Omgevingswet is het mogelijk om op grond van een omgevingsvergunning (voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit) bebouwing en dergelijke voor een agrarisch bedrijf mogelijk te maken.

Reactie

De regels van de omgevingsverordening werken ook door naar omgevingsvergunningen die afwijken van het gemeentelijk omgevingsplan: in de nieuwe terminologie van de

Omgevingswet worden dit omgevingsvergunningen voor omgevingsplan-activiteiten (opa) genoemd. Dit is al geregeld in artikel 5.21, tweede lid van de Omgevingswet. De memorie van toelichting van de Invoeringswet Omgevingswet zegt daarover:

Voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit kan, zoals vermeld, een vergunning worden verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Daarnaast wordt de mogelijkheid om een vergunning te verlenen in afwijking van het omgevingsplan begrensd door de instructieregels en instructies die het Rijk en de provincie hebben gesteld over het omgevingsplan. In artikel 5.21, tweede lid, van de Omgevingswet is bepaald dat in de bij algemene maatregel van bestuur te geven beoordelingsregels, de voor het

omgevingsplan gestelde instructieregels en instructies ook van toepassing zullen zijn op het verlenen van een omgevingsvergunning voor een activiteit die afwijkt van het

omgevingsplan. (MvT Invoeringswet Omgevingswet Tweede Kamer, vergaderjaar 2017–

2018, 34 986, nr. 3 pagina 64)

Dit hoeft daarom niet afzonderlijk meer in de omgevingsverordening te worden geregeld, omdat dit al op wetsniveau zo is bepaald.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

38. Inspreker: gemeente Noard-East Fryslân, gemeente Dantumadiel Kern van de zienswijze

Agrolocatie - In de omschrijving van het begrip ‘agrolocatie’ is bepaald dat dit een cluster van agrarische bedrijven, of agrarische hulpbedrijven is. Hierbij is ‘of’ te lezen als een

(20)

nevenschikking als in ‘het één of het ander’. De gemeente denkt dat de ’agrolocatie’ ook een

’cluster van agrarische bedrijven en agrarische hulpbedrijven moet kunnen zijn.

De gemeente ziet de definitie van het begrip ‘agrolocatie’ graag aanpast in: ‘een cluster van agrarische bedrijven en/of één agrarisch hulpbedrijf of meerdere agrarische hulpbedrijven in het landelijk gebied met bijbehorende voorzieningen’.

Reactie

Wij hebben de aanwijzingen in het integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving van het Ministerie van Justitie en Veiligheid gevolgd. In aanwijzing 3.60 staat dat het gebruik van de uitdrukking en/of achterwege moet blijven. Indien in een opsomming van gevallen “of”

wordt gebruikt, dan is daaronder mede begrepen de situatie dat meer dan een van de genoemde gevallen zich tegelijk voordoen.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

39. Inspreker: gemeente SWF Kern van de zienswijze

Bebouwingscluster - In de omschrijving staat dat het gaat om vlakvormige verzameling van gebouwen, gesitueerd op meerdere bouwpercelen, bij een kruispunt van wegen of

vaarwegen in het landelijk gebied. In SWF komen meerdere bebouwingsclusters voor die niet zijn gesitueerd bij een kruispunt van (vaar-)wegen. De toevoeging van ‘bij een kruispunt van wegen of vaarwegen’ komt dan ook niet overeen met de werkelijkheid. De gemeente verzoekt de toevoeging te laten vervallen.

Reactie

Als geen sprake is van clustering bij een kruispunt maar wel van een concentratie van bebouwing aan weerszijden van de weg dan is logischerwijs geen sprake van een

bebouwingscluster maar van een bebouwingslint. Het is dus niet nodig de begripsbepaling aan te passen.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

40. Inspreker: gemeente Noard-East Fryslân, Dantumadiel Kern van de zienswijze

Bebouwingscluster - En in de omschrijving van bebouwingscluster is bepaald dat een dergelijke cluster ‘een vlakvormige verzameling bij een kruispunt van wegen of vaarwegen’

is. Ook hier wordt voorgesteld om ‘of’ te vervangen door ‘en/of’ want het is toch wel de bedoeling dat een dergelijk cluster ook bij een kruising van een weg en vaarweg mogelijk is?

Reactie

Wij hebben de aanwijzingen in het integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving van het Ministerie van Justitie en Veiligheid gevolgd. In aanwijzing 3.60 staat dat het gebruik van de uitdrukking en/of achterwege moet blijven. Indien in een opsomming van gevallen “of”

wordt gebruikt, dan is daaronder mede begrepen de situatie dat meer dan een van de genoemde gevallen zich tegelijk voordoen.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

(21)

41. Inspreker: gemeente Noard-East Fryslân, Dantumadiel Kern van de zienswijze

Bebouwingscluster en bebouwingslint - De gemeente vraagt zich af of spoorwegen onder de

‘wegen’ vallen in de begrippen ‘bebouwingscluster’ en ‘bebouwingslint’. Zo ja, waarom zijn vaarwegen dan in het bijzonder nog opgenomen? Zo nee, waarom niet.

Reactie

Van bebouwingslinten langs spoorwegen zal geen sprake zijn. Deze begripsbepaling behoeft daarom geen aanpassing. Wel kan in voorkomend geval sprake zijn van een cluster die zich heeft gevormd op een kruising van spoorweg en weg. Wij hebben de begripsbepaling voor bebouwingscluster hierop aangepast.

Conclusie

Verordening aanpassen: in de begripsbepaling ‘bebouwingscluster’ staat nu ‘bij een kruispunt van wegen of vaarwegen dan wel een kruispunt van weg en spoorweg’.

42. Inspreker: gemeente Noard-East Fryslân, Dantumadiel Kern van de zienswijze

Bebouwingslint - In de begripsbepaling bebouwingslint worden de begrippen ‘bouwpercelen’

en ‘bouwkavels’ gebruikt. Dit wekt de indruk dat het hier verschillende oppervlakken betreft.

Reactie

Dit is inderdaad verwarrend. De begripsbepaling voor bebouwingslint hebben wij aangepast zodat alleen nog wordt gesproken van bouwpercelen.

Conclusie

Verordening aanpassen: het woord ‘bouwkavels’ in begripsbepaling voor bebouwingslint is vervangen door ‘bouwpercelen’.

43. Inspreker: gemeente Waadhoeke Kern van de zienswijze

Bedrijfsmatige exploitatie - deze begripsomschrijving lijkt onnodig complex.

Reactie

Het begrip komt uit de ‘Handleiding verbeterde borging bedrijfsmatige exploitatie in de verblijfsrecreatie’ (2020). Wij hebben in de toelichting benadrukt dat het dan gaat om de verhuur van de recreatieverblijven door een verhuur-bemiddelings-organisatie om te borgen dat sprake is van kort recreatief verblijf.

Conclusie

Verordening aanpassen: in de artikelsgewijze toelichting is nader ingegaan op bedrijfsmatige exploitatie.

44. Inspreker: gemeente Noard-East Fryslân, Dantumadiel Kern van de zienswijze

Beheergebieden - De gemeente vraagt zich af of het begrip ‘beheergebieden’ toegevoegde waarde heeft. Vooral ook als dit vergeleken wordt met artikel 2.45. Daarbij is in de

omschrijving bepaald dat voor ‘beheergebieden’ ‘een minder strikt beschermingsregime

(22)

geldt’. Uit de omschrijving blijkt niet duidelijk ten opzichte waarvan dit ‘regime minder strikt is’

en wat dit betekent.

Reactie

Beheergebieden maken onderdeel uit van het natuurnetwerk Nederland, maar zijn doorgaans agrarisch in gebruik als grasland. Deze informatie wordt vermeld in de

begripsomschrijving zodat voor de lezer duidelijk is waarom voor beheergebieden een ander regime geldt. Voor beheergebieden gelden de regels in 2.39 tot 2.44 niet. Voor de

volledigheid is dit toegevoegd in de begripsomschrijving. De regels die wel van toepassing zijn worden benoemd in 2.45. Om één en ander te verduidelijken hebben wij ‘waarvoor een minder strikt beschermingsregime geldt’ vervangen door ‘waarvoor minder strenge regels zijn opgenomen’. Daarmee wordt duidelijk dat elders in de verordening hierover bepalingen zijn opgenomen.

Conclusie

Verordening aanpassen: in de begripsbepaling voor beheergebieden is de zinsnede

‘waarvoor een minder strikt beschermingsregime geldt’ vervangen door ‘waarvoor minder strenge regels zijn opgenomen’.

45. Inspreker: particuliere insprekers Kern van de zienswijze

Beheergebieden – Hieronder wordt verstaan ‘natuurgebieden, meestal graslanden met natuurlijke waarden die in agrarisch gebruik zijn, die onderdeel uitmaken van de NNN maar waarvoor een minder strikt beschermingsregime geldt. Onvoldoende wordt vermeld dat ook particuliere gebieden binnen het NNN hieronder vallen. Het ontbreken dan wel summier vermelden van de aanwezigheid van particuliere percelen heeft insprekers eerder voor grote problemen gesteld, want ook bij de aanleg van de 'natuurcompensatie' ten bate van het PHK werden particuliere terreinen slechts vluchtig genoemd. Dit is door zowel de provincie als door de gemeente Opsterland aangegrepen om te stellen dat het perceel van insprekers buiten het gebied zou vallen waar de ontheffing op ziet. De procedures daarover duren nu al 5 jaar voort. Duidelijkheid en expliciete benoeming kan dergelijke narigheid voorkomen.

Reactie

Zowel beheergebieden als andere gronden die onderdeel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland kunnen in particuliere eigendom zijn. Dit blijkt al uit het feit dat beheergebieden veelal in gebruik zijn als grasland. In de regels is opgenomen dat in de beheergebieden normaal agrarische gebruik is toegestaan. Voor de duidelijkheid hebben wij in de toelichting expliciet aangegeven dat de één op één begrensde beheergebieden vaak privé eigendom zijn.

Conclusie

Verordening aanpassen: in de toelichting bij artikel 2.45 is na de eerste zin het volgende opgenomen: ‘de beheergebieden kunnen in eigendom zijn bij een natuurbeherende organisatie maar vaak is ook sprake van privé eigendom’.

46. Inspreker: particuliere insprekers Kern van de zienswijze

Belanghebbende – Hieronder wordt verstaan 'degene die belanghebbend is bij een besluit tot toekenning van de schadevergoeding als bedoeld in artikel 13.3c, tweede lid van de wet.' Dit is anders dan hetgeen volgens de Awb onder belanghebbende wordt verstaan.

Insprekers menen dat de belanghebbendheid daarmee te beperkt gedefinieerd is, aangezien

(23)

mensen ook belanghebbend kunnen zijn omdat een doelstelling perceel overstijgend is.

Insprekers zijn bijvoorbeeld belanghebbend bij de realisatie van de doelen van het NNN, ook als daar geen schadevergoeding aan vast zit, wanneer zich ontwikkelingen voordoen op percelen in de omgeving die gevolgen hebben voor de biodiversiteit, waterkwaliteit, het tegengaan van versnippering etc. Inspreker geeft de volgende voorbeelden: “Als op een belendend of stroomopwaarts gelegen perceel ontwikkelingen worden gefaciliteerd die gevolgen kunnen hebben voor ons perceel of de kwaliteit van het water dat daar doorheen geleid wordt, zijn wij belanghebbend, ook wanneer de definitieve versie van onderhavig plan die ontwikkeling mogelijk maakt.” Insprekers verzoeken het begrip belanghebbende uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te hanteren.

Reactie

Het begrip belanghebbende komt in de omgevingsverordening alleen voor in de context van schadevergoeding (artikel 13.3c). In de overige gevallen is uiteraard eveneens het

belanghebbende-begrip uit de Awb van toepassing.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

47. Inspreker: gemeente Noard-East Fryslân, Dantumadiel Kern van de zienswijze

Beperkingengebiedactiviteit - In het ABC Omgevingswet: Aan de slag met de Omgevingswet is een (enigszins) andere omschrijving van het begrip ‘beperkingengebied’ opgenomen. Op basis hiervan wordt (in samenhang met de omschrijving van het begrip ‘beperkingengebied- activiteit’) de omschrijving zoiets als ‘het bij of krachtens de wet aangewezen gebied om een werk of object waarin, vanwege de aanwezigheid van dat werk of object, regels gelden voor activiteiten die de functie van het werk of object kunnen verstoren’. Het belangrijkste verschil tussen deze omschrijving en de in de Omgevingsverordening Fryslân opgenomen

omschrijving is dat deze nu alleen van toepassing is op ‘activiteiten die de functie verstoren of kunnen verstoren’, dus op activiteiten die een negatief effect (kunnen) hebben. Met de omschrijving opgenomen in de Omgevingsverordening Fryslân is deze ook van toepassing op activiteiten die een positief effect (kunnen) hebben. Dat is namelijk ook nog altijd een

‘gevolg’. Vraag is of dit wenselijk is.

Reactie

Wij hebben in de omgevingsverordening de definitie van de Bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet overgenomen. Dit is de enige juiste wettelijke definitie.

Onder het begrip beperkingengebied-activiteit kunnen ook activiteiten met een positief effect vallen, maar dat vormt geen enkele belemmering, omdat die middels de

omgevingsvergunningplicht voor de beperkingengebied-activiteit gereguleerd kunnen worden.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

48. Inspreker: particuliere insprekers Kern van de zienswijze

Bestaande bebouwing en bestaande functies/bestaand gebruik – Insprekers geven een uitgebreide toelichting op een aantal rechtszaken waar insprekers bij betrokken zijn. Het gaat concreet om een schuur/berging in NNN die als recreatiewoning is bestemd. Insprekers verzoeken in de begrippen voor ‘bestaande bebouwing' en 'bestaand gebruik/bestaande

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

de na inwerkingtreding van het bestemmingsplan onherroepelijk geworden besluiten bij of krachtens de artikelen 15 en 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), dan wel

Vanaf 2015 bestaat de waardering in Maastricht uit een jaarlijks geldbedrag van € 200,- dat aangevraagd kan worden door een zorgvrager voor een mantelzorger woonachtig in de

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar

Omdat de griffier geen zeggenschap heeft over de reguliere ambtelijke organisatie zal hij zich voor deze ambtelijke bijstand moeten wenden tot de secretaris.. De secretaris is

de betrokken archeologische waarde, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet wordt geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor

de na inwerkingtreding van het bestemmingsplan onherroepelijk geworden besluiten bij of krachtens de artikelen 15 en 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), dan wel

25 van het Ministerieel Besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, is het voor alle personen, met

Om die reden, met het oog op eenvormigheid en duidelijkheid van de regels voor de bevolking en het verder tegengaan van de verspreiding van COVID-19 in Vlaams-Brabant, neemt