• No results found

Regels 5. Hoofdstuk 1 Inleidende regels 7 Artikel 1 Begrippen 7

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Regels 5. Hoofdstuk 1 Inleidende regels 7 Artikel 1 Begrippen 7"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)
(3)
(4)
(5)

Inhoudsopgave Regels

Regels 5

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 7

Artikel 1 Begrippen 7

Hoofdstuk 2 Beheerregels 9

Artikel 2 Deelgebied 1 9

Artikel 3 Deelgebied 2 10

Artikel 4 Deelgebied 3 11

Artikel 5 Deelgebied 4 12

Artikel 6 Deelgebied 5 13

Artikel 7 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen 14

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels 15

Artikel 8 Overgangsrecht 15

Artikel 9 Slotregel 16

3

(6)

4

(7)

Regels

5

(8)

6

(9)

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

1.1 verordening:

de beheersverordening Beheersverordening De Bilt 2 van de gemeente De Bilt;

1.2 beheersverordening:

de beheersverordening zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0310.0000BV15001-VG01 met bijbehorende bestanden;

1.3 bestemmingsplan:

het per deelgebied aan de beheersverordening voorafgaand onherroepelijk bestemmingsplan;

1.4 deelgebieden:

de deelgebieden genummerd 1 tot en met 5 die zijn aangegeven op de van de beheersverordening deel uitmakende illustratie;

1.5 gemeentelijk bouwarchief:

het geheel van bij de gemeente in beheer zijnde documenten over de bouw- en gebruiksrechten van gronden en opstallen binnen het grondgebied van de gemeente.

7

(10)

8

(11)

Hoofdstuk 2 Beheerregels

Artikel 2 Deelgebied 1

Op de gronden die zijn aangegeven als 'Deelgebied 1', wordt het beheer van het bestaande gebruik, waaronder mede bouwen is begrepen, bepaald door toepassing van:

a. de planregels die zijn opgenomen in de van deze verordening deel uitmakende bestemmingsplan Hollandsche Rading 2004 Deelgebied 1 PLANREGELS;

b. de verbeelding die is opgenomen in de van deze verordening deel uitmakende bestemmingsplan Hollandsche Rading 2004 Deelgebied 1 VERBEELDING;

danwel,

c. de na inwerkingtreding van het bestemmingsplan onherroepelijk geworden besluiten bij of krachtens de artikelen 15 en 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), dan wel artikel 3.22 (Wro), dan wel artikel 2.12 Wabo, één en ander zoals blijkt uit het gemeentelijk bouwarchief.

9

(12)

Artikel 3 Deelgebied 2

Op de gronden die zijn aangegeven als 'Deelgebied 2', wordt het beheer van het bestaande gebruik, waaronder mede bouwen is begrepen, bepaald door toepassing van:

a. de planregels die zijn opgenomen in de van deze verordening deel uitmakende bestemmingsplan Brandenburg 2004 Deelgebied 2 PLANREGELS, uitgezonderd de navolgende artikelen:

1. artikel 8 lid 4;

b. de verbeelding die is opgenomen in de van deze verordening deel uitmakende bestemmingsplan Brandenburg 2004 Deelgebied 2 VERBEELDING;

danwel,

c. de na inwerkingtreding van het bestemmingsplan onherroepelijk geworden besluiten bij of krachtens de artikelen 15 en 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), dan wel artikel 3.22 (Wro), dan wel artikel 2.12 Wabo, één en ander zoals blijkt uit het gemeentelijk bouwarchief.

10

(13)

Artikel 4 Deelgebied 3

Op de gronden die zijn aangegeven als 'Deelgebied 3', wordt het beheer van het bestaande gebruik, waaronder mede bouwen is begrepen, bepaald door toepassing van:

a. de planregels die zijn opgenomen in de van deze verordening deel uitmakende bestemmingsplan Bilthoven Oost 2005 Deelgebied 3 PLANREGELS, uitgezonderd de navolgende artikelen:

1. artikel 4, lid III onder 3.6;

b. de verbeelding die is opgenomen in de van deze verordening deel uitmakende bestemmingsplan Bilthoven Oost 2005 Deelgebied 3 VERBEELDING;

danwel,

c. de na inwerkingtreding van het bestemmingsplan onherroepelijk geworden besluiten bij of krachtens de artikelen 15 en 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), dan wel artikel 3.22 (Wro), dan wel artikel 2.12 Wabo, één en ander zoals blijkt uit het gemeentelijk bouwarchief.

11

(14)

Artikel 5 Deelgebied 4

Op de gronden die zijn aangegeven als 'Deelgebied 4', wordt het beheer van het bestaande gebruik, waaronder mede bouwen is begrepen, bepaald door toepassing van:

a. de planregels die zijn opgenomen in de van deze verordening deel uitmakende bestemmingsplan Bedrijvenpark Larenstein Deelgebied 4 PLANREGELS, uitgezonderd de navolgende artikelen:

1. artikel 9;

2. artikel 10 lid 1;

b. de verbeelding die is opgenomen in de van deze verordening deel uitmakende bestemmingsplan Bedrijvenpark Larenstein Deelgebied 4 VERBEELDING;

danwel,

c. de na inwerkingtreding van het bestemmingsplan onherroepelijk geworden besluiten bij of krachtens de artikelen 15 en 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), dan wel artikel 3.22 (Wro), dan wel artikel 2.12 Wabo, één en ander zoals blijkt uit het gemeentelijk bouwarchief.

12

(15)

Artikel 6 Deelgebied 5

Op de gronden die zijn aangegeven als 'Deelgebied 5', wordt het beheer van het bestaande gebruik, waaronder mede bouwen is begrepen, bepaald door toepassing van:

a. de planregels die zijn opgenomen in de van deze verordening deel uitmakende bestemmingsplan Dorpsstraat e.o. 2005 Deelgebied 5 PLANREGELS, uitgezonderd de navolgende artikelen:

1. artikel 4 lid II onder 1;

2. artikel 6 lid 5;

3. artikel 7 lid 4;

4. artikel 9 lid 4;

b. de verbeelding die is opgenomen in de van deze verordening deel uitmakende bestemmingsplan Dorpsstraat e.o. 2005 Deelgebied 5 VERBEELDING;

danwel,

c. de na inwerkingtreding van het bestemmingsplan onherroepelijk geworden besluiten bij of krachtens de artikelen 15 en 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), dan wel artikel 3.22 (Wro), dan wel artikel 2.12 Wabo, één en ander zoals blijkt uit het gemeentelijk bouwarchief.

13

(16)

Artikel 7 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen

Op de gronden die zijn aangegeven als 'Deelgebied 1', 'Deelgebied 2', 'Deelgebied 3', 'Deelgebied 4' en 'Deelgebied 5', geldt ten aanzien van parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen het volgende:

1. Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het

gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.

2. De in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto’s moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s.

Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:

a. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen;

b. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte – voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst – ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen.

3. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

4. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste en het derde lid:

a. indien het voldoen aan die bepalingen naar het oordeel van burgemeester en wethouders op overwegende bezwaren stuit; of

b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

14

(17)

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.

c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met die verordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

15

(18)

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van de Beheersverordening De Bilt 2

16

(19)
(20)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

de na inwerkingtreding van het bestemmingsplan onherroepelijk geworden besluiten bij of krachtens de artikelen 15 en 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), dan

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.3 onder a.4 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de

Voor zover ondergrondse gebouwen zijn gelegen binnen de bui- tenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren) van een bovengronds gebouw, wordt

d) de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 meter mag bedragen.

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen,

kan worden toegestaan dat de oppervlakte voor een aan huis verbonden beroep/bedrijf niet meer dan 100 m2 bedraagt, met dien verstande dat deze oppervlakte de oppervlakte van

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:c. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voorwaarden te