• No results found

Beschermingsgebieden vanwege winning voor menselijke consumptie bestemd water

In document PROCES. 1. Inspreker: FMF (pagina 167-170)

342. Inspreker: Vitens Kern zienswijze

Vanuit drinkwaterbelang maakt de verordening een goede indruk. Inspreker ziet graag een aantal aanvullingen geregeld.

In het tweede lid van artikel 4.42 moet worden toegevoegd dat ook het drinkwaterbedrijf op de hoogte moet worden gesteld van (dreigende) verontreiniging van het grondwater, zodat tijdig maatregelen kunnen worden getroffen.

Binnen waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden kunnen voor bepaalde activiteiten vergunningen worden verleend. Inspreker wil hierbij graag een adviesrecht voor de drinkwaterbedrijven.

Het is wenselijk dat de provincie via een instructieregel aan de gemeenten de verplichting oplegt om een register bij te houden van (gesloten) bodemenergiesystemen zodat kennis kan worden opgebouwd over mogelijke interferentie.

Inspreker pleit ten slotte voor duidelijke voorlichting over de regels die gelden in grondwaterbeschermingsgebieden.

Reactie

Een melding van een dreigende bodemverontreiniging moet worden gedaan bij het bevoegd gezag, in dit geval het college van gedeputeerde staten. Het bevoegd gezag heeft de

bevoegdheden die nodig zijn om een eind te kunnen maken aan de schending van de zorgplicht en gevolgen daarvan. Vitens is hierbij een commercieel bedrijf, dat weliswaar verantwoordelijk is voor de kwaliteit van het drinkwater, maar daarbij geen status heeft als bevoegd gezag. Het spreekt overigens voor zich dat het college van gedeputeerde staten Vitens onmiddellijk informeren over een ingekomen melding.

Het adviesrecht bij vergunningverlening voor een milieubelastende activiteit is geregeld in het Omgevingsbesluit. Het adviesrecht kan alleen worden gegeven aan bestuursorganen.

Vitens is geen bestuursorgaan en kan daarom geen adviesrecht worden toegekend. Dat wil niet zeggen dat Vitens niet bij de vergunningverlening wordt betrokken. In de Omgevingswet is participatie heel belangrijk, bij de aanvrager van een omgevingsvergunning ligt de plicht om het initiatief te nemen de omgeving bij de aanvraag te betrekken. Wanneer een

vergunning wordt gevraagd voor een milieubelastende activiteit binnen een

grondwaterbeschermingsgebied zal de initiatiefnemer moeten aangeven op welke wijze Vitens hierbij is betrokken.

Het opleggen van een instructieregel aan gemeenten om een register bij te houden van (gesloten) bodemenergiesystemen is binnen de systematiek van de Omgevingswet niet mogelijk. Een instructieregel moet gaan over de inhoud, toelichting of motivering van een instrument dat een bestuursorgaan op grond van de Omgevingswet kan inzetten.

Voorlichting over de regels die gelden binnen grondwaterbeschermingsgebieden is altijd goed, hiervoor hoeven echter geen regels in de omgevingsverordening te worden opgenomen.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

343. Inspreker: gemeente Tytsjerksteradiel Kern van de zienswijze

Artikel 4.43 Ferbeane aktiviteiten yn wetterwingebieten 1. It is ferbean yn in wetterwingebiet in miljeubelêstende aktiviteit as neamd yn haadstik 3 fan it Beslút aktiviteiten

libbensomjouwing út te fieren. 2. It ferbod út it earste kêst jildt net foar alle needsaaklike miljeubelêstende aktiviteiten foar de winning fan grûnwetter foar minsklike konsumpsje. It foarskrift is nei oanlieding fan ús eardere reaksje (konsept ûntwerp Feroardering) net oanpast. De aktiviteiten yn haadstik 3 fan it BAL gean in stik fierder as de hjoeddeistige beheiningen. Sa binne bygelyks yn haadstik 3 fan it BAL in stookynstallaasje of kuoltoer opnommen as miljeubelêstende aktiviteit. Soksoarte aktiviteiten hawwe gjin ynfloed op de grûnwetterkwaliteit en binne dus (ûnbedoeld) net tastien. Wy fersykje jimme dit oan te passen yn it foarskrift.

Reactie

In de omgevingsverordening wordt onderscheid gemaakt tussen waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden. Binnen waterwingebieden mogen inderdaad geen milieubelastende activiteiten als bedoel in hoofdstuk 3 van het Bal worden verricht. Alleen activiteiten ten behoeve van de winnen van grondwater voor menselijke consumptie is toegestaan. Dit is geregeld in artikel 4.43 van de verordening.

Binnen grondwaterbeschermingsgebieden mogen geen milieubelastende activiteiten

plaatsvinden die zijn opgenomen in de bij dit onderdeel horende bijlage. In die bijlage is een opsomming van milieubelastende activiteiten opgenomen waarbij is gepoogd om zo dicht mogelijk te blijven bij de lijst met verboden inrichtingen zoals die onder de Provinciale milieuverordening gold.

Het is dus niet zo dat in de omgevingsverordening is bepaald dat binnen

grondwaterbeschermingsgebieden alle activiteiten uit hoofdstuk 3 van het Bal zijn verboden, dat verbod geldt uitsluitend in het waterwingebied.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

344. Inspreker: FMF Kern van de zienswijze

Bij het onderdeel grondwaterbeschermingsgebieden (paragraaf 4.48, p.60 en volgende) worden een heel aantal stoffen genoemd die schadelijk zijn en geweerd worden in deze gebieden. Echter bestrijdingsmiddelen worden in deze gebieden wel toegelaten. Het terugdringen van het gebruik hiervan verbeterd niet alleen de kwaliteit van het grondwater maar verbeterd ook de kwaliteit van de weidevogel- en de natuurgebieden en de

biodiversiteitsopgave als geheel. Inspreker ziet graag een verdere verdieping tegemoet van de mogelijkheden om bestrijdingsmiddelengebruik te beperken in deze

grondwaterbeschermingsgebieden door hierover voorschriften op te nemen in de verordening.

Reactie

De regels die met betrekking tot waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden in de omgevingsverordening worden opgenomen moeten als doel hebben het beschermen van de kwaliteit van het grondwater vanwege de waterwinning. Die kwaliteit moet zodanig zijn dat hieruit water geschikt voor de menselijke consumptie kan worden bereid. Bij de

omgevingsverordening is een lijst met schadelijke stoffen gevoegd: een schadelijke stof is een stof die de bodem verontreinigd of kan verontreinigen. Onder schadelijke stoffen worden ook gewasbeschermingsmiddelen begrepen. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wordt in waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden al beperkt in de Wet

gewasbescherming en biociden. Op grond van deze wet kan, bij toelating van een

gewasbeschermingsmiddel worden bepaald dat het middel niet of slechts onder bepaalde voorwaarden in waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden. In de

omgevingsverordening is opgenomen dat binnen de waterwingebieden geen

gewasbeschermingsmiddelen mogen worden gebruikt. Dit vanwege de kwetsbaarheid van deze gebieden. Dit is dus een aanscherping ten opzichte van de Wet gewasbescherming en biociden. Voor grondwaterbeschermingsgebieden wordt een aanscherping niet noodzakelijke geacht. De Wet gewasbescherming en biociden biedt voldoende waarborgen.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

345. Inspreker: gemeente Opsterland Kern van de zienswijze

Bij de regeling van verboden activiteiten in waterwingebieden (artikel 4.44) is ons gebleken dat onder sub b (verbod om dierlijke of andere meststoffen op of in de bodem te brengen) een uitzondering wordt gemaakt voor beweiding. Dit terwijl deze uitzondering niet gemaakt wordt voor een soortgelijke regeling voor het grondwaterbeschermingsgebied (artikel 4.48 sub b) dat in de regel groter is dan het waterwingebied. Daarnaast vragen wij ons af hoe de uitzondering op het onder artikel 4.48 sub b geformuleerde verbod (om dierlijke- of andere meststoffen op of in de bodem te brengen) in artikel 4.49 lid 3 sub b (gestelde verbod geldt niet voor het verspreiden van dierlijke- of andere meststoffen) uitgelegd moet worden.

Reactie

De uitzondering op het verbod in artikel 4.48 onder b is opgenomen onder 4.49, derde lid onder b. Binnen waterwingebieden mogen in het geheel geen dierlijke- of andere meststoffen op of in de bodem worden gebracht, de enige uitzondering is beweiding.

Binnen grondwaterbeschermingsgebieden geldt een veel ruimere uitzondering, die in artikel 4.49, derde lid onder b is opgenomen. Onder de werking van de Provinciale

milieuverordening golden er bijzondere uitzonderingen voor het toepassen van dierlijk- of andere meststoffen binnen de grondwaterbeschermingsgebieden op Ameland en

Schiermonnikoog. Die bijzondere uitzonderingen komen in de omgevingsverordening niet terug. Dat betekent dat voor het op of in de bodem brengen van dierlijke- of andere meststoffen binnen grondwaterbeschermingsgebieden de landelijke regels gelden en er geen bijzonder regime meer van toepassing is. Dit betekent dat het verbod uit artikel 4.48, lid, sub b om binnen grondwaterbeschermingsgebieden dierlijke of andere meststoffen toe te passen kan vervallen en daarmee ook de uitzondering die in artikel 4.49, derde lid is

opgenomen.

Conclusie

Verordening aanpassen: de tekst van artikel 4.48 is aangepast, sub b kan vervallen en in de tekst van artikel 4.49, derde lid kan vervallen.

346. Inspreker: particuliere inspreker Kern van de zienswijze

Vanwege de verwachte, toenemende waterschaarste denken insprekers dat het raadzaam is om in artikel 4.46 eerste lid, onder e (vergunning activiteiten binnen waterwingebieden) aan te passen en te stellen dat GS nooit een omgevingsvergunning zal verlenen voor gaswinning in waterwingebieden.

Reactie

In artikel 4.44 onder e is bepaald dat binnen waterwingebieden geen boorputten mogen worden opgericht, in exploitatie worden genomen of worden gebruikt. Gedeputeerde staten kunnen voor deze activiteit wel een vergunning verlenen. Het oprichten van een boorput voor een aardgaswinning valt onder de werking van de Mijnbouwwet, de minister van

Economische Zaken is hiervoor het bevoegd gezag. De provincie Fryslân is tegen nieuwe gaswinning is (motie 1039, 21 januari 2015). Het weigeren van een omgevingsvergunning in een waterwingebied betekent nog niet dat een er geen gaswinning plaats kan gaan vinden onder het waterwingebied, de minister kan hier toe beslissen op grond van de Mijnbouwwet.

De boring zal dan vanaf de rand van het waterwingebied alsnog plaatsvinden.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

In document PROCES. 1. Inspreker: FMF (pagina 167-170)