• No results found

Milieu Bodem en Ontgrondingen

In document PROCES. 1. Inspreker: FMF (pagina 158-162)

Algemeen

Activiteiten en opslag in de (diepe) ondergrond

325. Inspreker: FMF Kern van de zienswijze

In de verordening staat niets opgenomen over bescherming van de ondergrond. In de omgevingsvisie staat opgenomen dat de volgende activiteiten ongewenst zijn:

- ondergrondse opslag van schadelijke afvalstoffen zoals radioactief en chemisch afval;

- ondergrondse opslag CO2 vanwege de mogelijkheid van calamiteiten bovengronds;

- nieuwe opsporingen en nieuwe winningen van aardgas;

- fracking van de ondergrond met gebruikmaking van schadelijke stoffen.

Inspreker vindt het van belang dat hetgeen in de omgevingsvisie staat genoemd ook opgenomen wordt in de verordening. Met name waar het gaat om regels te stellen ten aanzien van het voorkomen van ongewenste activiteiten in bodem en ondergrond.

Tevens is het belangrijk dat boringen en installaties voor onder andere geothermie geen risico’s op verontreiniging mogen opleveren. Is hierover niets opgenomen omdat het Rijk hiervoor verantwoordelijk is? Zo ja dan zou dit op zijn allerminst in de toelichting opgenomen kunnen worden. In de toelichting moet dit benoemd worden.

Reactie

In de Omgevingsvisie De Romte Diele is aangekondigd dat wij op programmaniveau een afwegingskader voor activiteiten en opslag in de (diepe) ondergrond gaan maken. Dit kader passen we dan onder andere toe bij onze adviesfunctie op grond van de Mijnbouwwet. Het

opstellen van regels in de omgevingsverordening is, omdat de bevoegdheid bij het Rijk ligt, niet aan de orde. De provincie heeft een adviserende rol.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

326. Inspreker: Hiswa Recron Kern van de zienswijze

Inspreker is van mening dat er een duidelijk planologisch handvat gerealiseerd moet worden om grootschalige gaswinning tegen te gaan.

Reactie

In de Omgevingsvisie De Romte Diele is aangekondigd dat wij op programmaniveau een afwegingskader voor activiteiten en opslag in de (diepe) ondergrond gaan maken. Dit kader passen we dan onder andere toe bij onze adviesfunctie op grond van de Mijnbouwwet. Het opstellen van regels in de omgevingsverordening is, omdat de bevoegdheid bij het Rijk ligt, niet aan de orde. De provincie heeft een adviserende rol.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

327. Inspreker: gemeente Tytsjerksteradiel Kern van de zienswijze

De gemeente wil dat de provincie beleid voor gaswinning in de verordening opneemt.

“Graach sjogge wy dat de provinsje belied oangeande gaswinning yn de feroardering opnimt.

Wy kenne de ûnder de Wro foarme jurisprudinsje oer dit ûnderwerp wêrby it opnimmen fan miljeunoarmen yn in romtlik planinstrument allinne tastien is yn it ramt fan in “goeie romtlike oardering”. Dy romtlike relevânsje is mei de komst fan de Omjouwingswet lykwols ferfongen troch in “goeie fysike libbensomjouwing”. Dat begryp is dus breder en hat betrekking op in feilige en sûne fysike libbensomjouwing.

Neffens de Omjouwingswet giet it dan om de fysike libbensomjouwing sels lykas bouwurken, ynfrastruktuer, wettersystemen, wetter, grûn, loft, lânskippen en natuer mar ek om de

gefolgen fan in aktiviteit foar de fysike libbensomjouwing.Hjirûnder moat neffens de wet yn alle gefallen oanmurken wurde de gefolgen dy’t folgje kinne út: (a) it wizigjen fan ûnderdielen fan de fysike libbensomjouwing of it brûken dêrfan en (b) it gebrûk fan natuerlike

helpboarnen en (c) aktiviteiten dêr’t emisjes, hinder of risiko’s troch feroarsake wurde. As gefolgen foar de fysike libbensomjouwing wurde ek oanmurken de gefolgen foar de minsk, foar safier dizze beynfloede wurdt of wurde kin troch of fia ûnderdielen fan de fysike libbensomjouwing. Sjoen dit nije wetlike kader is der neffens ús genôch oanlieding om yn jimme omjouwingsferoardering belied op te nimmen oer it ûnderwerp gaswinning, om't gaswinning in feitlike hanneling is dy't de fysike libbensomjouwing oanbelanget mei oan te toanen gefolgen foar de fysike libbensomjouwing.

Dit binne dan net allinne de direkte gefolgen troch grûndelgong mar ek de risiko’s dy’t dy hannelingen hawwe kinne yn de sin fan skea oan gebouwen, risiko’s op grûnfersmoarging troch fracken, yngripende gefolgen foar de wetterhúshâlding as gefolch fan grûndelgong, wiet wurden of krekt útdrûgjen troch needsaaklike peilferlegings, risiko’s op fersâltsjen mar ek it beskermjen fan de feiligens en de sûnens en de omjouwingskwaliteit fan ús ynwenners

Wy freegje jimme dêrom yn de feroardering mei it each op de fysike libbensomjouwing regels op te nimmen om de gaswinning te beheinen of – by in te grutte grûndelgong of in ferhege ierdskoddingsrisiko lykas yn ús gemeente– sels te ferbieden en it fracken folslein út te sluten.”

Reactie

In de Omgevingsvisie De Romte Diele is aangekondigd dat wij op programmaniveau een afwegingskader voor activiteiten en opslag in de (diepe) ondergrond gaan maken. Dit kader passen we dan onder andere toe bij onze adviesfunctie op grond van de Mijnbouwwet. Het opstellen van regels in de omgevingsverordening is, omdat de bevoegdheid bij het Rijk ligt, niet aan de orde. De provincie heeft een adviserende rol.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

Afdeling 4.1 Ontgrondingsactiviteiten

328. Inspreker: FMF Kern van de zienswijze

Bij ontgrondingen voor winning van oppervlaktedelfstoffen (zand, grind, klei, zout) moet multifunctionaliteit uitgangspunt zijn: naast winning worden ook andere doelen gediend, zoals natuurontwikkeling, waterberging en recreatie. Deze koppeling van doelen past goed bij het inhoudelijke principe ‘koppelen en verbinden als uitdaging’. Voorgaande passage komt uit de omgevingsvisie. Helaas staat hierover niets in de verordening. Verzocht wordt het begrip multifunctionaliteit op te nemen.

329. Inspreker: gemeente Waadhoeke Kern van de zienswijze

Artikel 4.1 regelt de uitzonderingen op het verbod om ontgrondingsactiviteiten zonder omgevingsvergunning uit te voeren. Het valt de gemeente op dat de provincie bij deze categorie helemaal geen link legt met mogelijke aantasting van bodemkundige waardevolle elementen en eigenschappen (als bijzondere opbouw, structuur, reliëf, draagkracht). Is er ten aanzien van deze activiteiten ook nog afstemming met archeologie?

Reactie

De zienswijzen van de FMF en de gemeente Waadhoeke zijn terecht. In de bepalingen komt niet tot uitdrukking dat bij de beoordeling van een aanvraag om vergunning voor een

ontgrondingenactiviteit bepaalde belangen moeten worden afgewogen. Artikel 5.30 Ow bepaalt dat voor zover een aanvraag betrekking heeft op een activiteit die op grond van de omgevingsverordening vergunningplichtig is, die vergunning alleen kan worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn bepaald in de omgevingsverordening. De

beoordelingsregels moeten dus in de omgevingsverordening zelf worden opgenomen.

Hiervoor wordt een artikel toegevoegd aan afdeling 4.1. In de beoordelingsregels wordt een directe koppeling gelegd met de Omgevingsvisie, maar ook met de Omgevingsprogramma’s.

Vergunningverlening moet in overeenstemming zijn met het beleid dat hierin is vastgelegd.

Hiermee wordt het criterium van de multi-functionaliteit geïntroduceerd en worden ook de inhoudelijke principes van toepassing. Verder wordt bepaald dat bij de vergunningverlening de gevolgen voor ecologie, waterhuishouding, archeologie, hydrologie en milieuaspecten moeten worden meegewogen. Ook de Toelichting bij de omgevingsverordening zal op dit punt worden aangevuld.

Conclusie

Verordening aanpassen: een nieuw artikel 4.2 met daarin beoordelingsregels voor Ontgrondingenactiviteiten toevoegen aan de omgevingsverordening.

330. Inspreker: gemeente Leeuwarden Kern van de zienswijze

De uitzondering op de vergunningsplicht van artikel 4.1. tweede en derde lid bevat een beperking tot 2 meter diep en tot 10.000 m³. Vooral die laatste beperking is onwerkbaar. Zo’n plan (denk aan een nat bedrijventerrein) is al in volle omvang door de provincie getoetst en akkoord bevonden. Dan is het vreemd om de eerste 10.000 m³ zonder vergunning te kunnen aanleggen en voor de resterende kubieke meters een vergunning te moeten aanvragen. Dat is niet erg doelmatig. Het valt ook niet uit te leggen waar het belang in gelegen ligt om voor die laatste kubieke meters boven die 10.000 nog een extra toetsing te laten plaatsvinden.

Reactie

De zienswijze gaat uit van een onjuiste interpretatie van de beperking op de uitzondering op de vergunningsplicht van artikel 4.1. eerste en derde lid (de gemeente spreekt van leden 2 en 3, maar dat zal een vergissing zijn). Het is niet de bedoeling van deze beperking om de eerste 10.000 m³ zonder vergunning te kunnen aanleggen en voor de resterende kubieke meters een vergunning te moeten aanvragen. Zodra er sprake is van een ontgronding van meer dan 10.000 m³, geldt de uitzondering niet. Er dient dan dus voor de gehele ontgronding een vergunning aangevraagd te worden.

Overigens volgt ook reeds uit art. 16.7 onder h, 3° van het Bal, dat een dergelijke beperking op deze uitzondering geldt. Voor de leesbaarheid zijn deze artikelen herhaald in de

omgevingsverordening.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

331. Inspreker: Milieudefensie Kern van de zienswijze

De al vastgestelde peilen lager dan 30 cm beneden maaiveld dienen als ingreep aangemerkt te worden en als een vorm van ontgronden te worden gekwalificeerd, zodat onderzoek verplicht is naar het verlies van cultuurhistorisch en archeologisch erfgoed.

Reactie

Onder ontgronden vallen de werkzaamheden die iets aan of in de hoogteligging van een terrein veranderen. Of waarbij de bodem van een water wordt verlaagd. Bij het vaststellen van een peil is geen sprake van ontgronden. In afdeling 3.5 van de omgevingsverordening zijn de bepalingen opgenomen die betrekking hebben op peilbesluiten.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

Afdeling 4.2 Bodemsanering

332. Inspreker: gemeente Noard-East Fryslân, Dantumadiel Kern van de zienswijze

In afdeling 4.2 en Afdeling 4.6 wordt verwezen naar respectievelijk de Wet

bodembescherming en de Wet Milieubeheer. De gemeente vraagt of dit een juiste verwijzing is. Is de stand van zaken dat (onder meer) deze twee wetten via latere wetswijzigingen volledig opgaan in de Omgevingswet?

Reactie

Bodemsaneringen duren vaak lang, het uitvoeren van een bodemsanering op grond van de Wet bodembescherming (Wbb) kan in volle gang zijn op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt. Om te zorgen dat deze saneringen kunnen worden afgerond is voor een aantal situaties in eerbiedigend overgangsrecht voorzien. Eerbiedigende werking betekent dat het kader van de Wbb blijft gelden op situaties die onder het overgangsrecht vallen. In sommige situaties kan zelfs het nog oudere overgangsrecht uit de wijzigingswet Wet bodembescherming van toepassing zijn. Voor het eerbiedigende overgangsrecht is geen einddatum opgenomen, de Wbb blijft dus voor sommige situaties, denk daarbij aan nazorg- of beheermaatregelen, nog heel lang gelden. De provincie blijft in de situaties die onder het overgangsrecht vallen veelal het bevoegd gezag. Daarom zijn hiervoor regels in de

omgevingsverordening opgenomen die verwijzen naar de Wbb en de Wet milieubeheer.

Conclusie

Zienswijze leidt niet tot aanpassing van de verordening.

In document PROCES. 1. Inspreker: FMF (pagina 158-162)