• No results found

303 van 19 mei 1998 van de heer JOHAN MALCORPS Blankaartbekken (IJzervallei

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "303 van 19 mei 1998 van de heer JOHAN MALCORPS Blankaartbekken (IJzervallei"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 303 van 19 mei 1998

van de heer JOHAN MALCORPS

Blankaartbekken (IJzervallei) – Waterpeilbeheer- sing

De Europese Commissie heeft in het verleden de Vlaamse overheid tot tweemaal toe een aanmaning gegeven wegens het niet naleven van ecologisch verantwoorde waterpeilen in de IJzerbroeken, met name een minimumpeil van 3,14 m TAW (Tweede Algemene Waterpassing). Dit gebied is immers een Internationaal Ramsar- en een Europees Vogel- richtlijngebied. Daarnaast werden zeer recentelijk kunstwerken op de Stenen- en Houtensluisvaart in het Blankaartbekken aangevat, waarvoor nochtans geen milieueffectrapport (MER) werd opgemaakt.

Dit was nochtans noodzakelijk, gelet op de relatie tussen het Blankaartpeil en het IJzerpeil.

Enige tijd geleden was immers een compromispeil van 2,60 m TAW in overleg met alle sectoren inge- steld teneinde de baggerwerken van de Blankaart- vijver en de afvoerkanalen richting IJzer technisch mogelijk te maken. Aangezien deze werken zijn uitgevoerd, en ook de versleten pompen en sluis- deuren aan de monding van de Stenen- en Houten- sluisvaart in de IJzer zijn vervangen, vervalt dit compromis volledig en moet het oude peil van 3,14 m terug worden ingevoerd, teneinde het ecologisch verantwoord peilbeheer van het Blankaartbekken mogelijk te maken. Ook al bestaat in het kader van het IJzerbekkencomité terzake een werkgroep ad hoc om verantwoorde en bindende peilafspraken te maken, en werd de belofte gedaan deze in de voorbije maanden samen te roepen, toch werd daar geen voortgang in gemaakt. De werkgroep ad hoc, die de minister had aangekondigd, is nog nooit samengekomen. Dit jaar is er nog geen enkele ver- gadering geweest van Bekkencomité, werkgroep Waterkwaliteit, noch van Bekkencomité, werk- groep Waterkwantiteit, stuurgroep EIG.

Het lijkt me bangelijk stil op dat front en we zijn toch al mei. Daarnaast bestaan de in aanbouw zijn- de en eerder genoemde kunstwerken ter vervan- ging van de oude sluisdeuren aan de monding van de Stenen- en Houtensluisvaart en het Kooivaarde- ken uit geautomatiseerde systemen die het moge- lijk zullen maken op zeer korte termijn het Blan- kaartbekken gravitair te ontwateren. Op zich zou dit geen probleem zijn indien voor de hele IJzer het standaardpeil van minimum 3,14 m TAW zou worden gerespecteerd. Dit is echter niet het geval.

De voorbije winter werden peilen genoteerd van zelfs heel wat minder dan 2,60 m TAW, ook al was er van wateroverlast of dreigende aanhoudende

neerslag helemaal geen sprake.

We vragen ons af wat daarvan de achterliggende reden wel zou kunnen zijn. Een gravitaire ontwate- ring van het Blankaartbekken, en ook van andere ecologisch waardevolle delen van de IJzervallei, zoals het Merkembroek en het Reningebroek, zijn in dit opzicht dan ook geenszins te verantwoorden.

Het is dan ook noodzakelijk dat aan de genoemde kunstwerken vaste drempels zouden worden aan- gelegd – kleine kosten overigens – zodat de gra- vitaire ontwatering in het Blankaartbekken enkel zou kunnen gebeuren tot op het oude standaard- peil van de IJzer, dit is 3,14 m TAW.

Het is trouwens ook noodzakelijk dat voor de vol- ledige ecologische uitbouw van de IJzervallei afdwingbare afspraken worden gemaakt inzake het TAW-peil. Dit is al vele jaren een bijzonder gevoe- lig discussiepunt, maar toch dient dit eens en voor goed zijn beslag te krijgen in het kader van de internationale voorschriften van Natura 2000, en de ecologische doelstellingen van de Vlaamse rege- ring in dit gebied.

1. Op welke wijze en tegen welke datum wordt het TAW-peil van 3,16 m in de Blankaart gewaar- borgd ?

2. Wanneer kwam of komt de ad hoc werkgroep van het IJzerbekkencomité samen om daarover een beslissing te nemen, en waarom is dit niet reeds vroeger gebeurd ?

3. Waarom werd nopens de genoemde kunstwer- ken geen MER opgemaakt ?

4. Wat zijn de eisen terzake van de Europese Commissie, wanneer en op welke wijze werd eraan voldaan, en wanneer werd de Commissie daarvan op de hoogte gebracht ?

5. Wordt voor de hele IJzervallei een definitieve regeling terzake uitgewerkt, en zo ja, op welke wijze en binnen welke tijdspanne ?

N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer Eddy Baldewijns, Vlaams minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening.

Antwoord

1, 2 en 5. Reeds op 6 december 1989 heb ik gouver- neur van de provincie West-Vlaanderen meege- deeld welk belang ik hechtte – en nog steeds

(2)

hecht – aan een goede waterbeheersing in het Blankaartgebied. Ik citeer hier letterlijk de tekst van mijn brief van die datum :

"Zoals u bekend is wordt door mijn diensten – in samenwerking trouwens met uw diensten – een bijzonder waterbeheersingsplan uitgewerkt in het Blankaartgebied. Op het gewestplan Diks-muide-Torhout, goedgekeurd bij konink- lijk besluit van 5 februari 1979, heeft de Blan- kaartvijver en zijn onmiddellijke omgeving de bestemming reservaat- en natuurgebied gekre- gen, terwijl de omringende IJzerbroeken als val- leigebied zijn aangeduid. In deze valleigebieden mogen slechts agrarische werken en handelin- gen uitgevoerd worden die het specifiek natuur- lijk milieu van planten en dieren alsmede de landschappelijke waarde niet schaden.

Bij besluit van de Vlaamse Executieve van 27 mei 1987 werden deze valleigebieden toege- voegd aan de "Lijst van Watergebieden van Internationale Betekenis", die reeds bij konink- lijk besluit van 27 september 1984 werd opge- steld in uitvoering van de Overeenkomst van Ramsar, ondertekend op 2 februari 1971. Door deze beslissing heeft het Vlaamse Gewest het betrokken valleigebied aangeduid als een watergebied van internationale betekenis, in het bijzonder als woongebied voor watervogels.

Tenslotte worden dezelfde gebieden in toepas- sing van de richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979 door de International Council for Bird Protection aangeduid als speciale beschermings- zone, die voor zeldzame of bedreigde vogelsoor- ten van internationale betekenis wordt geacht.

Hieruit moge blijken dat zowel op nationaal als op internationaal vlak het betrokken valleige- bied als zeer belangrijk wordt gekwalificeerd.

Ten einde een passend evenwicht tussen de agrarische en natuurbehoudsbelangen na te streven werd in het raam van het Bijzonder Waterbeheersingsplan tussen de sectoren Landbouw en Natuurbehoud van de Vlaamse Gemeenschap een overeenkomst bereikt in ver- band met de te realiseren waterpeilen in het gebied (zie bijlage). Aangezien de noodzakelij- ke infrastructuurwerken nog niet zijn gereali- seerd is het vooralsnog onmogelijk deze peilen op het terrein te realiseren. Niettemin acht ik het nuttig dat nu reeds in de mate van het mogelijke zou rekening gehouden worden met de vooropgezette doelstellingen.

Bijgevolg verzoek ik u de Zuidijzerpolder te willen uitnodigen om de waterbeheersing in de

omgeving van het Blankaartbekken dusdanig te regelen dat met de geest van het hogervermelde akkoord tussen de sectoren Landbouw en Natuurbehoud wordt rekening gehouden".

De peilen (BWP-peilen) die werden afgespro- ken zijn de volgende (ik citeer opnieuw) :

"Akkoord tussen de sectoren Landbouw en Natuurbehoud betreffende de in het Blankaart- bekken aan te houden peilen, eenmaal de wer- ken die uit het BWP Blankaart resulteren, vol- tooid zijn (de zones A en B zijn aangeduid op het kaartuittreksel in bijlage) :

ZONE A : 1 dec – 31 jan : + 2.90 TAW 1 feb – 31 mar : + 2.70 TAW 1 apr – 15 okt : + 2.60 TAW 16 okt – 30 nov : + 2.75 TAW ZONE B : 1 dec – 31 jan : + 2.90 TAW 1 feb – 31 mar : + 2.75 TAW 1 apr – 15 okt : + 2.70 TAW 16 okt – 30 nov : + 2.75 TAW"

Het is duidelijk dat geen TAW-peil van 3,16 m werd gewaarborgd. Wel werd afgesproken, en ik verwijs hierbij naar de voorlaatste zin van de voorlaatste alinea van mijn geciteerde brief van 6 december 1989, dat het realiseren van de afge- sproken BWP-peilen zou gebeuren zodra de noodzakelijke infrastructuurwerken zouden verwezenlijkt zijn. Het in de laatste alinea van mijn brief van 6 december 1989 gesuggereerde peil, dat wel niet werd genoemd, doch waarvan alle betrokkenen op de hoogte waren, is het peil 2.60 + TAW, in te stellen aan het bestaande pompstation van de Zuidijzerpolder.

De noodzakelijke te realiseren infrastructuur- werken, waarvan eveneens sprake in mijn brief van 6 december 1989, die nodig waren om op een veilige wijze de BWP-peilen in te stellen in het Blankaartgebied waren, alhoewel ze niet expliciet werden opgesomd, de volgende : a) het baggeren van de Blankaartvijver als

bergboezem voor het bestaande gemaal, met als belangrijk ecologisch voordeel het weg- nemen van de jarenlange aanslibbing in deze vijver en de verlanding ervan ;

b) de uitbreiding van het gemaal, liefst zo natuurvriendelijk mogelijk ter voorkoming van nog hogere overstromingspeilen in het gebied door het wegvallen van de komber- ging van het gebied ;

c) heruitrusting van de vroegere uitwaterings-

(3)

kunstwerken naar de IJzer op de Stenen- sluisvaart en de Houtensluisvaart ;

d) de baggering van de IJzer zelf, uit te voeren door de administratie Waterwegen en Zee- wezen.

Een niet expliciet genoemde factor van welsla- gen, doch wel uitdrukkelijk noodzakelijk, was de instelling van een controlecommissie op de werking van het nieuwe gemaal, op de nieuwe peilen en voor de eventuele sancties in het kader van de internationale afspraken. Om dit alles mogelijk te maken, heb ik het nodige gedaan om de nodige gronden te verwerven in Houthulst (de Nieuwe Stede) voor de berging van het slib uit de Blankaart, hebben mijn dien- sten de baggering van de Blankaart voorbereid, heb ik de aanbestedingsdossiers van het uitge- breide gemaal in Woumen goedgekeurd en werd het bestaande gemaal van de Zuidijzerpol- der aangekocht om een volledig autonoom beheer door het Vlaams Gewest van dit gemaal mogelijk te maken.

Op 1 juli 1992 heeft mijn opvolger, de heer Nor- bert De Batselier, vice-voorzitter en gemeen- schapsminister van Leefmilieu en Huisvesting, beslist dat het uitbaggeren van de Blankaartvij- ver prioritair was, dat alle overige werken in het gebied tot na de uitbaggering en een evaluatie van de eventuele noodzaak van bijkomende waterbeheersingswerken moesten worden ver- daagd, en dat het peil gedurende de baggerwer- ken op 2.60+ TAW moest worden gebracht. Op 27 april 1993 werd dit uitstel afgezwakt : er kon gezocht worden, door een werkgroep ad hoc, naar de oplossing voor de waterbeheersing in het Blankaartbekken zodra de baggerwerken in de Blankaartvijver werden gestart. De bekken- coördinator, de heer P. Claus van de afdeling Natuur, werd als voorzitter en leider van de werkgroep ad hoc aangesteld op 9 september 1993.

Steeds opnieuw, en het laatst in een vergadering van de werkgroep Waterkwantiteit van het IJzerbekkencomité van 1 maart 1994, werd getracht tot een oplossing te komen in deze materie, waarbij de toenmalige Landelijke Waterdienst, nu de afdeling Water van Aminal (administratie Millieu, Natuur-, Land- en Water- beheer) voorstelde een minder krachtig en vis- vriendelijk nieuw gemaal ter voorkoming van te hoge overstromingspeilen in het gebied en het bewaren van de komberging in het gebied, op te richten. Aan wat als een referendum kon wor- den beschouwd en aanleiding gaf tot slechts één echte tegenstem (het Instituut voor Natuurbe-

houd) werd echter geen gevolg gegeven.

Algemeen wordt aangevoeld dat het Instituut voor Natuurbehoud negatief blijft staan tegen- over een uitbreiding van het bestaande gemaal, uit vrees voor een "landbouwkundige" uitbating van het pompstation.

De overstromingen 1995, noch het "urgentie- programma onbevaarbare waterlopen 1995", noch latere overstromingen hebben in de vast- stelling van de peilen in het Blankaartgebied verdere ontwikkelingen tot stand gebracht.

De standpunten van de verschillende betrokke- nen in deze zaak zijn tot hiertoe tamelijk stabiel gebleven. Op mijn aandringen kwam op 23 juni 1998 uiteindelijk een uitgebreide werkgroep ad hoc in Diksmuide samen. Het verslag van deze vergadering en de voorstellen terzake van de afdeling Water zal ik grondig onderzoeken. Een belangrijk feit in deze zaak blijkt reeds te zijn dat een onderzoek inzake het Mathematisch Model van de IJzer dat door de afdeling Water- wegen Kust van de administratie Waterwegen en Zeewezen reeds enkele jaren werd opgestart, zou kunnen worden uitgebreid voor het kom- bergingsvermogen van de IJzerbroeken (Wou- men, Merkem, e.a.). Ik heb de administratie gevraagd mij terzake technische en financiële voorstellen te doen, om aldus uitsluitsel te ver- krijgen over de gevolgen van de verhoogde pei- len in de IJzerbroeken op het kombergingsver- mogen en de noodzaak om aan deze gevolgen tegemoet te komen door een versterkt gemaal in Woumen. Ook heb ik de administratie gevraagd op welke wijze het wantrouwen inza- ke het beheer van een dergelijk gemaal tussen de verschillende partners, in het kader van een integraal waterbeheer kan worden weggewerkt en omgebogen tot een actieve samenwerking.

3. De Houtensluisvaart en de Stenensluisvaart monden uit in de IJzer via uitwateringsconstruc- ties die voorzien waren van houten ebbedeuren, die zich openden zodra het water in de polder hoger stond dan het water in de IJzer. Deze ebbedeuren waren totaal vervallen en sinds lang in onbruik. De nieuwe uitwateringsconstructies met terugslagkleppen hebben dezelfde functie als de oude ebbedeuren en kunnen bijgevolg worden beschouwd als een vervanging van de oude kunstwerken.

De situatie wijzigt dus niet tegenover de oor- spronkelijke situatie ; daarom is geen MER nodig. Er werd trouwens een bouwvergunning afgeleverd zonder dat een MER werd vereist.

(4)

4. De Europese Commissie heeft op 8 augustus 1991 het met redenen omkleed advies aan het Koninkrijk België uitgebracht inzake de niet-nakoming van op België rustende verplich- tingen krachtens artikel 4 van richtlijn 79/409/EEG. Het gaat hier enkel nog om het feit dat België voor het Blankaartgebied alleen voorstellen zou hebben gedaan betreffende de waterpeilbeheersing en het ruimen van de Blan- kaartvijver, en dat de Belgische regering geen aanwijzing heeft gegeven dat deze voorstellen zijn omgezet in definitieve maatregelen.

Ik ga na in hoeverre de Europese Commissie op de hoogte is gebracht van de huidige situatie, doch stel vast dat het ruimen van de Blankaart- vijver tot een goed einde is gebracht en dat de waterpeilbeheersing het voorwerp is van gron- dige gesprekken met alle betrokkenen, met dien verstande dat het centrale stuurpunt, met name het gemaal op de Stenensluisvaart, sedert gerui- me tijd in het bezit is van het Vlaams Gewest en door het gewest, in casu de afdeling Water van Aminal, wordt beheerd.

(Antwoord Eddy Baldewijns : Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 17 van 10 juli 1998, blz. 2325 – red.)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien de OVA M (Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaams Gewest) er niet in slaagt om de vervui- ler te doen betalen voor de sanering of om het land van oorsprong de

Aangezien deze werken zijn u i t g e v o e r d , en ook de versleten pompen en sluis- deuren aan de monding van de Stenen- en Houten- sluisvaart in de IJzer zijn

(jonge boompjes gedijen niet onder grote monumentale exemplaren) en anderzijds omdat de bermen vlak naast de rijweg te smal zijn ( 1 m ).. Bovendien schaden zij de

Onmiddellijk na het verschijnen van titel II van het Vlarem van 1 juni 1995 heeft de NV Aqua- fin mij op 21 september 1995 gemeld dat de ver- anderde bepalingen in verband met

Is het feit dat in elk geval stoffen werden uitge- stoten die objectief gezien een gevaar beteke- nen voor levende wezens en de natuur, niet in strijd met de

In hoeveel van de ARGO-instellingen is een sanering noodzake- lijk en in hoeveel gevallen is deze sanering nog niet afgerond, maar wel al begonnen of gepland?. 33 % van de

In de statuten van de intercommunale maatschap- pij "Intercommunale voor Slib- en Vuilverwijde- ring van de Antwerpse Gemeenten", verkort Isvag, staat in artikel 3 te lezen

Uit een studie van het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie (1997) blijkt evenwel dat de potentiële verliezen van diuron naar het oppervlaktewater in