Vraag nr. 49 van 6 januari 1998
van de heer JOHAN MALCORPS
Petroleumtransport per pijplijn – Compensaties voor de binnenvaart
Op mijn schriftelijke vragen van 8 juli 1997 aan de minister (nr. 149) en aan minister Theo Ke l c h t e r-mans (nr. 338) over de oneerlijke concurrentie voor de binnenvaart van het petroleumtransport per pijplijn, werd geen antwoord verstrekt omdat het om federale materie zou gaan (Bulletin van Vragen en A n t w o o rden nr. 19 van 10 juli 1997, b l z . 1794 en nr. 3 van 30 oktober 1997, b l z . 492 – red.). Mijn vraag was echter juist in welke mate de minis-ter overleg pleegt met de federale minisminis-ters om de gestelde problemen te verhelpen. Het lijkt mij dat dit een vraag is waarop de minister mij een ant-woord schuldig is.
Ik herhaal het probleem.
De Vereniging van Belgische Reders der Binnen-en Rijnvaart doet haar beklag over de oneerlijke concurrentie door NAVO-pijplijnen van het CEPS (Central Europe Pipeline System) ten opzichte van de tankvaart op de binnenwateren inzake het ver-voer van petroleumproducten. Vooral voor de aan-voer van kerosine naar luchthavens zouden de NAVO-pijplijnen een aandeel innemen van bijna 20 % van de trafiek (cijfer voor 1995). Dit zou ten koste gaan van opdrachten en werkgelegenheid in de sector van de binnenscheepvaart. De oneigenlijke subsidiëring van het civiel transport via NAVO -pijplijnen zou op die manier in tegenspraak zijn met de inspanningen die het Vlaams Gewest zich getroost om de binnenvaart te promoten en zou bijvoorbeeld mogelijkerwijze het uit te keren bedrag aan slooppremies kunnen opdrijven. Ik herhaal dan ook mijn vraag en voeg er een bij-komende vraag aan toe.
1. Is er rond dit dossier al overleg geweest met de federale ministers bevoegd voor Defensie, Eco-nomie en Leefmilieu, om het probleem van mogelijke oneerlijke concurrentie en van tegen-gestelde beleidsopties aan te kaarten ? Zo ja, wat is daarvan het resultaat ?
2. Zo neen, heeft de minister dan aangepaste maatregelen getroffen om de aantasting van de concurrentiepositie van de binnen- en Rijnvaart te compenseren ?
Antwoord
1. Er is vanuit mijn bevoegdheid (investeringsbe-leid in de binnenvaartsector) geen overleg geweest tussen mijn administratie en de genoemde federale ministeries, aangezien het aangehaalde probleem van mogelijke oneerlijke concurrentie een federale materie is. De betrok-ken vereniging kan het probleem rechtstreeks aankaarten bij het federaal ministerie van Eco-nomische Zaken, waar dergelijke klachten wor-den onderzocht in het kader van wet tot bescherming van de economische mededinging van 5 augustus 1991.
Of er vanuit de Vlaamse bevoegdheden Verkeer (minister Eddy Baldewijns) of Leefmilieu (minister Theo Kelchtermans) overleg is geweest, daarvoor verwijs ik de Vlaamse volks-vertegenwoordiger naar de betrokken ministers. Het overleg vanuit Vlaams economisch oogpunt spitst zich momenteel toe op de noodzaak om de federale minister bevoegd voor Vervoer te bewegen versneld de binnenvaart voor te berei-den op de liberalisering vanaf 1 januari 2000. Dit zou niet alleen voor de innoverende binnen-vaarder positief zijn, maar eveneens voor onze havens.
2. De Vlaamse regering heeft inderdaad een aan-tal maatregelen genomen ter ondersteuning van gans de binnenvaart. Aan de basis van deze steunmaatregelen ligt niet het aangehaalde pro-bleem van de eventuele oneerlijke concurrentie, maar de vrijmaking van de binnenvaartmarkt tegen het jaar 2000, zoals opgelegd door de Europese Unie (EU).
De grote peilers van deze maatregelen zijn : – infrastructurele investeringen (kaaimuren,
sluizenknooppunten), versnellen, ...
– economische ondersteuningen ter moderni-sering van een marktgerichte vloot ;
– deelname in de sloop (opgelegd door de EU) ;
– sociale maatregelen (bv. de invoering van een beëindigingspremie) in samenwerking met de federale instanties.