• No results found

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Raad

vanState

2 0 0 9 0 2 9 1 9 / 1 / V I .

Datum uitspraak: 3 0 juli 2 0 0 9

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8 : 5 4 , eerste lid, van de Algemene w e t bestuursrecht op het hoger beroep van:

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, van 2 7 maart 2 0 0 9 in zaak nr. 0 8 / 9 5 5 2 in het geding tussen:

en

de staatssecretaris van Justitie.

(2)

2 0 0 9 0 2 9 1 9 / 1 A / 1 2 3 0 juli 2 0 0 9

1. Procesverloop

Bij besluit van 1 9 februari 2 0 0 8 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van (hierna: de vreemdeling) o m hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 2 7 maart 2 0 0 9 , verzonden op dezelfde d a g , heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, (hierna: de

rechtbank) het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 2 3 april 2 0 0 9 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

2. Overwegingen

2 . 1 . Ingevolge artikel 8 5 , eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2 0 0 0 - voor zover thans van belang - bevat het hoger-beroepschrift in aanvulling op artikel 6 : 5 , eerste lid, aanhef en onder d , van de Algemene w e t

bestuursrecht (hierna: de A w b ) één of meer grieven tegen de uitspraak van de desbetreffende rechtbank.

Ingevolge het tweede lid omschrijft een grief het onderdeel van de uitspraak waarmee de indiener zich niet kan verenigen alsmede de gronden waarop de indiener zich daarmee niet kan verenigen.

Ingevolge het derde lid w o r d t het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, indien niet is voldaan aan het eerste of t w e e d e lid, aan artikel 6:5 van de A w b of aan enig ander bij de w e t gesteld vereiste voor het in

behandeling nemen van het hoger beroep. Artikel 6:6 van de A w b is niet van toepassing.

2 . 2 . Hetgeen de vreemdeling in het hoger-beroepschrift heeft

aangevoerd, heeft hij niet als zodanig in eerste aanleg naar voren gebracht.

Dat dat voor het eerst in hoger beroep gebeurt, verdraagt zich niet met voormeld artikel 8 5 . Uit dat artikel volgt dat de grieven in hoger beroep moeten blijven binnen de toetsing van het bestreden besluit die de rechtbank heeft verricht, dan w e l , gelet op de daartegen voor haar aangevoerde

gronden en de door haar te verrichten ambtshalve t o e t s i n g , behoorde te verrichten. Nu hetgeen is aangevoerd daaraan niet voldoet, is van één of meer grieven in de zin van voormeld artikel 8 5 , t w e e d e lid, geen sprake.

Daarom is aan het eerste lid van dat artikel niet voldaan.

2 . 3 . Het hoger beroep is, gelet op voormeld artikel 8 5 , derde lid, kennelijk niet-ontvankelijk.

2 . 4 . Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

(3)

2 0 0 9 0 2 9 1 9 / 1 / V 1 3 3 0 juli 2 0 0 9

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de V i n , lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J . J . Schuurman, ambtenaar van Staat.

w . g . Parkins-de Vin w . g . Schuurman lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 3 0 juli 2 0 0 9 2 8 2 - 6 1 0 .

Verzonden: 3 0 juli 2 0 0 9

Voor eensluidend afschrift,

de secretaris van de Raad van State, voor deze,

mr. H.H.C. Visser,

directeur Bestuursrechtspraak

(4)

23-04-'.09 13:45 VAN- Rechtshulp Noord Adv 0582136967 T-655 P00S/014 F-875

tspraak AFSCHRIFT

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Neveuzittingsplaats Groningen

Sector Bestuursrecht Vreeradel ingenkamer Zaaknummer: Awb 08/9552 Uitspraak in het geschil tussen

geboren op

van Belarussische nationaliteit, V-nummer:

eiser,

gemachtigde: mr. H.A. Limonard, advocaat te Leeuwarden, en

DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE.

(Immigratie- en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage,

verweerder,

vertegenwoordigd door mr. M Dalhuisen, ambtenaar ten departemente.

1. Ontstaan en loop van het geschil

1.1. Op 11 augustus 2006 heeft eiser een aanvraag om verlening van een

verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft bij beschikking van 19 februari 2008 afwijzend op de aanvraag beslist.

1.2. Bij beroepschrift van 17 maart 2008 heeft eiser hiertegen beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn bij schrijven van 8 mei 2008 ingediend.

13. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiser toegezonden en hem in de gelegenheid gesteld om nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

1A. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 16 oktober 2008. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen

vertegenwoordigen.

(5)

23-04-'.09 10:45 VAN- Rechtshulp Noord Adv 0582136967 T-655 P009/014 F-875

Zaaknummer: Awb 08/9552 blad 2

2. Rechtsoverwegingen Feiten en standpunten van partijen

2.1. Eiser heeft eerder, te weten op 16 oktober 2001, een aanvraag ingediend om toelating als vluchteling. Bij beschikking van 29 maart 2002 is deze aanvraag niet ingewilligd. Deze rechtbank, nevenzittingsplaats Arnhem, heeft bij uitspraak van 15 juli 2003, Awb 02/31072, het hiertegen gerichte beroep van 18 april 2002 ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel aangewend, daarmee is de beslissing op de aanvraag van 16 oktober 2001 onherroepelijk geworden.

Vervolgens heeft eiser op 11 augustus 2006 wederom een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke aanvraag bij beschikking van

19 februari 2008 is afgewezen. Laatstgemelde beschikking ligt thans ter beoordeling voor.

2.2. Eiser heeft aan zijn aanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is vanuit de vreemdelingenbewaring op 24 mei 2004 onder begeleiding uitgezet, teruggebracht, naar

Bij aankomst op de luchthaven is eiser ondervraagd, zijn paspoort en andere documenten werden ingenomen en nimmer teruggegeven. Na de ondervraging werd hij vrijgelaten onder voorwaarde dat hij een verklaring zou tekenen dat hij de Staat niet zou verlaten en zich op een eerste verzoek direct zou melden bij de autoriteiten. De ouders van eiser hebben sedert 15 juni 2004 opnieuw oproepen ontvangen van de rechtbank ten name van eiser. Eiser heeft hieraan geen gehoor gegeven. Eiser is bij terugkeer in ; opnieuw lid geworden van de minderhedengroep (voor homoseksuelen) totdat deze groep eind 2005 na een grondwetswijziging werd verboden. Eiser heeft zich bij terugkeer in ook weer bij een oppositiepartij gemeld, een andere dan de vorige waarvan hij lid was omdat de vorige partij inmiddels niet meer bestond, De oppositiepartij waar eiser zich hoeft gemeld, genaamd Zoebr, heeft eiser eerst als lid geweigerd hij mocht wel hand en spandiensten verrichten. Deze partij wilde geen problemen door het aannemen van een nieuw lid dat de negatieve aandacht van de autoriteiten op zich had geladen. Later zou de lidmaatschaps- kwestie opnieuw worden herzien, dat is uiteindelijk niet gebeurd omdat eiser wederom problemen kreeg. De moeder van eiser kreeg vaak dreigtclcfoontjes, eiser meent dat deze van de KGB afkomstig waren. Eén van de gesprekken is op tape opgenomen en tevens in

transcriptie, bij de aanvraag overgelegd. Eiser heeft op 21 juli 2004 deelgenomen aan een demonstratie waarna hij werd gearresteerd. Na een korte rechtzitting waar vier personen bij aanwezig waren is eiser door de rechtbank veroordeeld tot vijf dagen arrest plus plaatsing in een psychiatrische inrichting. Na de vijf dagen detentie is eiser overgebracht naar de

psychiatrische kliniek genaamd "het stadsseksuologisch centrum en het centrum van

grenstoestanden van de mens". Eiser heeft daar dwangmedicatie gekregen waardoor hij besef van tijd verloor. Hij begreep toch dat het zo niet kon doorgaan en heeft vervolgens gedaan alsof hij de medicatie vrijwillig wilde nemen, daardoor kon hij de medicatie afbouwen. Hij maakn; kennis met een -naar eiser aanneemt homoseksuele- verpleger die eiser heeft geholpen te ontsnappen uit de kliniek, tegen betaling van 120 dollar. Eiser vertrok naar een vriend in een plaatsje net buiten Op 18 oktober 2004 zou er een toegestane

bijeenkomst plaatsvinden om tegen de verkiezingsuitslagen te protesteren. Na deze bijeenkomst liep eiser met zijn vrienden terug naar huis toen zij plots werden aangevallen.

Eiser kon niet ontkomen en is door vijf personen aangevallen. Twee van de aanvallers droegen een politie-uniform. Etser werd ernstig mishandeld en verkracht, rond middernacht is hij het stadski mische ziekenhuis binnengebracht.

(6)

23-04-'.09 10:45 VAN- Rechtshulp Noord Adv 0582136967 T-655 P010/014 F-875

Zaaknummer: Awb 08/9552 blad 3

Eiser heeft ter ondersteuning van zijn tweede aanvraag foto's van zijn kwetsuren overgelegd alsmede een ziekenhuis rapportage. Eiser is tot 6 november 2004 in het ziekenhuis

behandeld. Daarna is eiser in een zware depressie terecht gekomen, hij leefde buiten zichzelf.

Na zijn ziekenhuis opname is eiser naar familie van zijn moeder in een heel klein stadje vertrokken. Eiser heeft daar tot januari 2006 verbleven. Het leven in deze plaats was vanwege sociale omstandigheden niet best Eiser werd behandeld alsof hij de pest had, aan eisers uiterlijk zou zijn homoseksualiteit waarneembaar zijn. Hij werd genegeerd m winkels en buitengesloten. Eiser werd beledigd en bespuugd. Werk vinden was ook moeilijk daarbij had hij nog steeds geen papieren. Eiser had nog contact met zijn vriend in Nederland met wie hij ten behoeve van de eerste asielprocedure in Nederland was gekomen. Eisers vriend mocht in het AZC blijven terwijl eiser daaruit was verwijderd, eiser zwierf daarna over straat, kreeg de maatregel van bewaring opgelegd en is naar uitgezet De vriend van eiser verzocht eiser om terug te komen naar Nederland omdat het geestelijk slecht met hem ging vanwege de nog lopende asielprocedure. Aanvankelijk had eiser daarin geen heil gezien vanwege zijn eerdere ervaringen. In januari 2006 werd de moeder van eiser opgenomen in het ziekenhuis, eiser is toen teruggekeerd naar zijn ouderlijk huis om zijn ernstig zieke, verwarde, vader te verzorgen tijdens de afwezigheid van zijn moeder. Door allerlei maatschappelijke

veranderingen veranderde ook bet klimaat ten opzichte van homo's. was verboden en opgeheven. Vanwege de autoriteiten is zijn bankrekening in 2006 geblokkeerd waardoor hij niet bij zijn geld kon. Eerder leefde hij van zijn spaargeld omdat hij te weinig werk kreeg om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Thuis in werd de deur van de woning met een mes vernield en in brand gestoken. Eiser heeft hiervan geen aangifte gedaan uit angst voor de politie en omdat het de woning van zijn ouders betrof en zij derhalve aangifte diende te doen. In het portiek waren leuzen aangebracht waaronder "dood aan de homo's".

Eiser was hierdoor hevig in paniek geraakt en ernstig geschrokken. Het drong tot hem door dat ondanks zijn leven in de luwte, het jaar daarvoor, hij nog steeds een doelwit was. Dit voorval samen met de recente nare ervaringen vormden voor eiser de directe aanleiding om terug naar Nederland te gaan. Eiser wilde zich onttrekken aan vervolging vanwege zijn seksuele geaardheid en zijn politieke overtuiging. Op 25 april 2006 is eiser, met een vals paspoort, tegen betaling met Poolse mensen in een auto naar Nederland gereisd. Op 27 april 2006 heeft eiser zich in gemeld.

2.3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, j une to artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vreemdelingenwet 2000, Vw 2000. Eiser heeft geen identiteits- of nationaliteitsdocumenten en geen documenten of indicatieve bewijzen

overgelegd waarmee hij zijn gestelde reis van Wrt-Rusland naar Nederland kan aantonen. Nu eiser geen documenten heeft overgelegd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag en niet aannemelijk heeft gemaakt dat het ontbreken van die documenten niet aan hem is toe te rekenen, dient van het asielrelaas van eiser positieve overtuigingskracht uit te gaan. Het relaas van eiser ontbeert die positieve overtuigingskracht echter. Verweerder hecht geen geloof aan het door eiser naar voren gebrachte feitencomplex. Redengevend hiervoor is het op 16 oktober 2007 uitgebrachte individuele ambtsbericht waaruit blijkt dat de

documenten die etser bij zijn aanvraag heeft overgelegd vals zijn en zijn relaas op tal van relevante aspecten onwaar. Tegen eiser heeft nooit een strafrechtelijke procedure gelopen, er zijn geen oproepen uitgegaan en hij is nimmer bestraft voor een (administratieve)

overtreding. Tevens is uit onderzoek gebleken dat eiser op 16 juli 2004 een nieuw paspoort heeft gekregen waarvan het nummer bekend is en op de door hem aangenomen naam van zijn echtgenote is gesteld.

(7)

23-04-:09 10:46 VAN- Rechtshulp Noord Adv 0582136967 T-655 P011/014 F-875

Zaaknummer: Awb 08/9552 blad 4

Nu er, gelet op hetgeen is overwogen geen geloof kan worden gehecht aan het door eiser aangevoerde feitencomplex, ook het ziekenhuis verslag van 6 november 2004 is vals bevonden, wordt er evenmin geloof gehecht aan het asielrelaas en de op grond daarvan gepresenteerde vrees voor vervolging. Gelet op de bevindingen van het onderzoek door het Ministerie van Buitenlandse zaken, ten behoeve van het individuele ambtsbericht, is het niet aannemelijk dat eiser in het land van herkomst gegronde reden heeft te vrezen voor

vervolging in de zin van het Verdrag. Eiser komt niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, Vw 2000.

2.4. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder niet in redelijkheid artikel 31, tweede lid, aanhef en sub f, Vw 2000, heeft kunnen tegenwerpen, gezien zijn uitvoerige verklaringen over zijn reis naar Nederland. Bovendien zijn de bevindingen, neergelegd in het individuele ambtsbencht onjuist nu eiser nimmer is gehuwd. Eiser is ook los daarvan nimmer opnieuw in het bezit gesteld van een document voor grensoverschrijding. Eiser verzet zich togen de conclusie dat hij toerekenbaar geen documenten heeft overgelegd en dat zulks afbreuk zou doen aan de oprechtheid van zijn asielrelaas. Niet duidelijk is op basis waarvan de gevolgtrekking is gemaakt dat de door eiser overgelegde stukken vals zouden zijn. Aan de hand waarvan vastgesteld is dat eiser nimmer werd bestraft voor een (administratieve) overtreding dan wel dat nimmer een strafrechtelijke procedure heeft gelopen, is niet

inzichtelijk gemaakt. Als deze informatie is gebaseerd op uitlatingen van overheidswege dan kan niet met zekerheid worden aangenomen dat vervolging zijdens de autoriteiten zich niet heeft voorgedaan. Mocht één en ander zijn gebaseerd op vergelijking met referentiemateriaal dan merkt eiser op dat veel documenten onderling qua structuur en opbouw van elkaar verschillen waardoor daaraan geen betekenis kan worden gehecht Verweerder is van een onjuiste veronderstelling uitgegaan dat eisers relaas onbetrouwbaar moet worden geacht.

Eiser is er in geslaagd hetgeen hem is overkomen in grote mate aannemelijk te maken, daardoor dient de zwaarwegendheid van zijn relaas vol te worden getoetst De stelling dat hij geen aanspraak kan maken op een verblijfVergunning ex artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, Vw 2000 is onjuist. De bestreden beschikking is in strijd met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel

Beoordeling van het beroep

2.5. De aanvraag van 11 augustus 2006, waarvan de afwijzende beschikking van 19 februari 2008 thans ter beoordeling voorligt, merkt de rechtbank niet aan als een herhaalde aanvraag als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder f, Vw 2000 en overweegt daartoe als volgt.

2.6. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, ABRS, heeft in de uitspraak van 13 mei 2005,200503208/1 (JV 2005,255) het volgende overwogen. Indien een vreemdeling na een eerdere asielprocedure stelt naar zijn land van herkomst te zijn teruggekeerd en vervolgens hier te lande een aanvraag om verlening van een

verblijfsvergunning asiel indient, is geen sprake van een zelfde geschil dat ten tweede male aan de rechter wordt voorgelegd, indien de vreemdeling die terugkeer aannemelijk heeft gemaakt en aan de aanvraag ten grondslag heeft gelegd een op basis van een in dat tand na die terugkeer opgekomen nieuw feitencomplex en een daarop gebaseerd asielrelaas dat een zelfstandig karakter heeft ten opzichte van het relaas dat tot de eerdere afwijzing heeft geleid en derhalve los daarvan beoordeeld dient te worden. De vraag of van een dergelijke situatie sprake is, vergt een zelfstandige beoordeling door de rechter.

(8)

23-04-/09 10:47 VAN- Rechtshulp Noord Adv 0582136967 T-6bb m ü / i m t-tfo

Zaaknummer Awb 08/9552 blad 5

2.7. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser, na afwijzing van zijn aanvraag van 16 oktober 2001, is teruggekeerd naar Wit-Rus land. Gezien het naar aanleiding van zijn

aanvraag van 11 augustus 2006 naar voren gebrachte asielrelaas, afgezet tegen het asielrelaas dat eiser aan zijn eerste aanvraag ten grondslag heeft gelegd, is sprake van een na de

terugkeer naar Wit-Rusland opgekomen nieuw feitencomplex. Aldus dient de thans ter beoordeling voorliggende beschikking op de aanvraag van 11 augustus 2006 beoordeeld te worden als een beschikking op een aanvraag en niet ab beschikking op een herhaalde aanvraag. De omstandigheid dat eiser na zijn terugkeer in Wit-Rusland opnieuw problemen heeft ondervonden vanwege zijn homoseksualiteit doet daar niet aan af, nu het thans door eiser naar voren gebrachte relaas is gebaseerd op andere voorvallen en los staat van de eerder door hem naar voren gebrachte redenen om zijn land te verlaten.

2.8. Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b, en c, Vw 2000, kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden verleend aan de vreemdeling

a. die verdragsvluchteling is;

b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; of

c. van wie naar het oordeel van Onze Minister op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar het land van herkomst,

2.9. Op grond van artikel 1 (A) van het Verdrag van Genève van 1951 betreffende de status van vluchtelingen (het Vluchtelingenverdrag) worden vreemdelingen die afkomstig zijn uit een land waarin zij gegronde redenen hebben te vrezen voor vervolging wegens hun godsdienstige, politieke overtuiging of hun nationaliteit dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of een bepaalde sociale groep, als vluchteling beschouwd.

2.10. Niet is gebleken dat de politieke en mensenrechtensituatie in Wit-Rusland zodanig is dat uitsluitend m verband daarmee aan een vreemdeling uit dat land een verblijfs-

vergunning als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000 moet worden verteend. Daarom zal aannemelijk moeten zijn dat met betrekking tot eiser persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan op grond waarvan kan worden geoordeeld dat een

verblijfsvergunning op die grond moet worden verleend.

2.11. De rechtbank stelt vast dat verweerder in de beschikking van 19 februari 2008 aan eiser met name het gebrek aan reisbescheiden heeft tegengeworpen, waaronder het gebrek aan een hem verstrekt paspoort, ingevolge artikel 31, tweede lid, aanhef en sub f, Vw 2000.

In het kader van de aanvraag van 11 augustus 2006 heeft eiser diverse documenten

overgelegd, waaronder op eisers naam gestelde dagvaardingen en een ziekenhuisverslag. De rechtbank steh vast dat verweerder de identiteit en nationaliteit van eiser niet in twijfel trekt 2.12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser ter staving van zijn identiteit, nationaliteit en reisroute geen documenten heeft overgelegd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn asielaanvraag en dat verweerder dit op grond van het bepaalde in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vw 2000, in redelijkheid aan eiser heeft kunnen toerekenen.

(9)

23-Q4-.'09 dB:48 VAN- Rechtshulp Noord Adv 0582136967 T-6bb F « l 3 / i m t - ö / 3

Zaaknummer Awb 08/9552 blad 6

2.13. Volgens vaste jurisprudentie van de ABRS mogen, indien zich een omstandigheid als neergelegd in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vw 2000 voordoet» welke omstandigheid afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser, in het relaas ook geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden voorkomen. Van het relaas moet in dat geval positieve overtuigingskracht uitgaan om het geloofwaardig te kunnen achten.

Dit laat onverlet dat de besluitvorming moet voldoen aan de eisen die door het recht aan met name zorgvuldigheid en motivering worden gesteld en dat de rechter de besluitvorming daaraan moet toetsen,

2.14. De rechtbank overweegt dat de beoordeling van de geloofwaardigheid van de door de vreemdeling in het asielrelaas gestolde feiten behoort tot de verantwoordelijkheid van verweerder en dat die beoordeling slechts terughoudend door de rechter kan worden getoetst.

De maatstaf bij die toetsing is niet het eigen oordeel van de rechter over de

geloofwaardigheid van het relaas, maar de vraag of grond bestaat voor het oordeel dat verweerder, gelet op de motivering neergelegd in het voornemen en het bestreden besluit, bezien in het licht van de verslagen van de gehouden gehören, de daarop aangebrachte correcties en aanvullingen en het gestelde in de zienswijze, niet in redelijkheid tot zijn oordeel over de geloofwaardigheid van het relaas kon komen.

2.15. Verweerder heeft het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig geacht. De rechtbank ziet zich derhalve voor de vraag gesteld of verweerder zich in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. Naar aanleiding van eisers asielrelaas heeft verweerder beslaten om

onderzoek te laten doen door het Ministerie van Buitenlandse Zaken m Wit-Rusland naar de verklaringen van eiser. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in een individueel ambtsbericht (kenmerk: DVP/AM-U070103.0002/42407594/2) en uitgegeven op 16 oktober 2007. Verweerder heeft geconstateerd dat het individuele ambtsbericht inhoudelijk en procedureel zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de conclusies inzichtelijk zijn.

Zoals verweerder heeft vastgesteld, stroken de verklaringen van eiser niet met de informatie uit het individueel ambtsbericht. De tegenstrijdigheden, die eiser niet heeft kunnen uitleggen of weerleggen, betreffen de kern van eisers asielrelaas. Eiser heeft voorts geen concrete aanknopingspunten aangevoerd waaruit zou blijken dat het gestelde in het ambtsbericht onjuist of onvolledig zijn.

Gelet op de bestendige jurisprudentie van de ABRS is een individueel ambtsbericht aan te merken als een deskundigenadvies. Vorenstaande betekent dat verweerder bij de beoordeling van het asielrelaas van eiser van de juistheid van dat ambtsbericht mag uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan.

Eiser heeft gesteld dat voor hem niet duidelijk is hoe de informatie in het ambtsbericht is verkregen, hij heeft daarbij gewezen op het hoge corruptie niveau in zijn land van herkomst Hij stelt dat op basis van verweerders onderzoek niet overtuigend is aangetoond dat zijn verklaringen als zodanig ongeloofwaardig zijn. Naar het oordeel van de rechtbank biedt hetgeen eiser heeft aangevoerd ter zake van de informatie in het individuele ambtsbericht onvoldoende aanknopingspunten om aan de juistheid en volledigheid van hetgeen in het individucel ambtsbericht is neergelegd te twijfelen. Mede in het licht van de huidige

jurisprudentie ter zake van het als deskundigenadvies te beschouwen onderzoeksresultaat, . kan hetgeen eiser heeft aangevoerd niet tot een ander oordeel leiden.

Verweerder heeft zich derhalve naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig U te achten.

Bijgevolg ontvalt de feitelijke grondslag aan de aanvraag van eiser tot het verlenen van een asielgerelateerde verblijfsvergunning.

(10)

2 3 - 0 4 - : 0 9 10:48 VAN- Rechtshulp Noord Adv 0582136967 T-655 PÖ14/U14 t-BYa

Zaaknummer: Awb 08/9552 blad 7

Eiser kan derhalve niet aan artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b of c, Vw 2000, een aanspraak op een verblijfsvergunning ontlenen. De rechtbank komt deswege aan bespreking van de overige gronden van het beroep niet toe.

2.16. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

2.17. Voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door mr. R.L. Vucsân en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van J.A.B. Peterse-Verver als griffier op 27 maart 2009.

De griffier was buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

Tegen de uitspraak kunnen partijen binnen yier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113,2500 BC 's-Gravenhflge. Ingevolge artikel 85, Vw 2000, dient het beroepschrift, in aanvulling op de vereisten gesteld in artikel 6:5 Algemene wet bestuursrecht, één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 is niet van toepassing.

Afschrift verzonden op: 2 7 MRT 2009

VOOR AFSCHRIFT CONFORM DE GRIFFIER

VAN DÊ RECHTBANK J\

TE'S-GRAVENHAGE < d f c L -

(11)

23-04-'09 UJ9:43 VAN- Rechtshulp Noord Adv 0582136967 T-655 P001/014 F-875

RECHTS HULP

A D V O C A T E N

N O O R D

PER FAX EN PER POST Raad van State

Postbus 20019 2500 EA DEN HAAG

Faxnummer 0 7 0 - 365 13 80

RAAD VAN STATE

INGEKOMEN

2 3 APR 2009

ZAAKNR. 2 ft«».! * ^ 3 ' ?

AAN: \J[ ~"

BEHANDELD: DD: PAR:

Vestiging Friesland

PoclbuS 882 8901 BR Leeuwarden A c m e riet Station 3 8932 E W Leeuwarian (t] 068 -294 19 95 (0 053-2136967 (e) info.frf0rcchtsrutpnoonLni

Datum 23 april 2009 (Avtefl/W/*

Ons kenmerk 1 0 0 1 4 3 0 7 / 1 5 1

Betreft (nogor Deroep asiel}

Van mr. H A Umonard. advocaat OOOTKMUI- 058-2941921 (secr.)

£-maff " h.limonard@rechtshutpflooro.nl Bylage{n) 1

Geachte heer, mevrouw,

Hierbij zend ik u mijn appel&chrift, inclusief bijlagen, betreffende genoemde zaak.

Red-tthip Head hetdt ocÉ vuitgïtrjeri h DranTW en Groningen:

V-tttigtag DmUA*

PocH««rU£

« 0 0 AV Aiten Suconsaraa 23«

04TH tfUJ I c t H

VcsCQlnr) Groningwi Pot&u*47 9700 M Cron*v<

StwtCTwnw 9 0715 AT. (ïrortmon

BankmtMio:

LAV. stidiSng Bvnv D«qcxHM»n

(12)

23-04-'09 10:43 VAN- Rechtshulp Noord Adv 0582136967

Raad van State

Hoger beroep inzake Awb 08/9552

RAAD VAN STATE

INGEKOMEN

2 3 APR 2009

ZAAKNR.

AAN:

BEHANDELD: DO: PAR:

T-655 P002/014 F-875

RECHTS HULP

N O O R D

APPELSCHRIFT

Geeft te kennen:

Appellant, de heer ten deze woonplaats kiezende te (8932 EW) Leeuwarden, Achter het Station 3 ten kantore van Rechtshulp Noord Advocaten, waarvan de heer mr. H.A. Limonard verklaart tot het indienen van onderhavig appèlschrift bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn, met het recht van substitutie. De machtiging dienaangaande treft u bij deze aan (productie 1).

Appellant heeft na de beslissing van de minister van Justitie, voor deze de staatssecretaris, verder te noemen verweerder, van 19 februari 2008, hem niet toe te laten op aslelgronden, op 17 maart 2008 beroep ingesteld.

Dit beroep is door de rechtbank 's-Gravenhage, növenzittingsplaats Groningen bij openbare zitting op 16 oktober 2008 behandeld. Op 27 maart 2009 heeft de rechtbank uitspraak gedaan. De uitspraak Is tevens op dezelfde datum verzonden, Tegen deze uitspraak (productie 2) richt zich het onderhavige appèlschrift.

Grieft

De rechtbank overweegt dat, gelet op de bestendige jurisprudentie van de ABRS, een individueel ambtsbericht is aan te merken als een deskundigenadvies. Dit betekent dat venveerder bij de boordeling van het asielrelaas van eiser van de juistheid van het ambtsbericht mag uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid daarvan. De rechtbank is van mening dat hetgeen door appellant is gesteld onvoldoende aanknopingspunten geeft om aan het ambtsbericht te twijfelen.

De rechtbank wordt voor wat betreft dit laatste niet gevolgd.

Toelichting

Appellant heeft gewezen op het feit dat het individuele ambtsbericht is uitgevoerd in opdracht van het

ministerie van Buitenlandse Zaken, zonder dat deze laatstgenoemde een diplomatieke vertegenwoordiging in land van herkomst heeft Dit duidt er op dat er voldoende reden is om aan te nemen dat niet zondermeer van de betrouwbaarheid van het ambtsbericht mag worden uitgegaan. De rechtbank wordt verweten de snel te hebben aangenomen dat de deskundigheid en betrouwbaarheid van het ambtsbericht niet ter discussie staat.

nn«i»r 1M)44U)7 Pagina: - 1 -

(13)

23-0d-'09 10:43 VAN- Rechtshulp Noord Adv 0582136967 T-655 P003/014 F-875

RECHTS HULP

A D V O C A T E N

N O O R D

Conclusie

Gezien het feit dat als gevolg van het individueel ambtsbericht de rechtbank heeft geconcludeerd dat de I feitelijke grondslag voor het verlenen van een asielvergunning is komen te vervallen heeft er geen juiste beoordeling plaatsgevonden. Dit gegeven klemt, daar aan de betrouwbaarheid van het ambtsbericht ernstig moet worden getwijfeld.

Redenen waarom

Appellant verzoekt uw Afdeling de uitspraak van 27 maart 2009, registratienummer Awb 06/9552, van de rechtbank 's-Gravenhage, zitting houdende te Groningen, te vernietigen en - opnieuw - rechtdoende het beroep van appellant tegen het besluit van verweerder van 19 februari 2008 gegrond te verklaren met veroordeling van verweerder in de proceskosten in beide procedures.

Leeuwarden, 23 april 2009

Gemachtigde,

Mr. H A Limonard

On.Mflr 1 0 0 4 4 1 0 7 Pagina: -2-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de t w e e d e grief klaagt de minister dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat hij in het besluit van 2 september 201 1 niet deugdelijk heeft gemotiveerd

Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het aan eiser is toe te rekenen dat hij niet beschikt over documenten ter staving van zijn reisroute.

Hierbij acht de rechtbank van belang dat eiser tijdens het gehoor inzake nieuwe feiten en omstandigheden zelf heeft verklaard dat hij sinds 1996 wist dat hij zijn grootvader

van de Libische nationaliteit door eiseres vloeit reeds voort dat verweerder zich naar het oordeel van dé rechtbank terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk

Gemachtigde, mr J.M. Niemer, advocaat te Amsterdam, verklaart door appellante bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd om dit hoger beroep in te stellen.. De Rechtbank gaat

200702121/1 (www.raadvanstate.nl) betreffende een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'medische behandeling' heeft de Afdeling overwogen dat de

Voor zover de rechtbank met deze overweging heeft willen aangeven dat ook in de situatie waarin in het licht van artikel 3.75 lid 3 Vb 2000 moet worden aangenomen dat de

Verweerder zou lopen bij zijn terugkeer naar Afghanistan ten rijde van het besluit van 25 februari 2004 niet uitsluiten dat hij onder die omstandig- heden het slachtoffer zou