• No results found

INDISCH GENOOTSCHAP.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "INDISCH GENOOTSCHAP."

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VERGADERING VAN 16 JANUARI 1931.

Blz. 1-29

Kolonialè arbeidsvraagstukken in den Volkenbond.

. 'S-GRAVENHAGE

MARTINUS NIJHOFF

1931

I

(2)

(3)

VERGADERING VAN 16 JANUARI 1931.

Voorzitter: jhr. ir.

J.

C. van Reigersberg Versluys.

De Voorzitter opent de vergadering.

De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goed- gekeurd.

Medegedeeld wordt dat ,het Bestuur tot leden van het Indisch Genootschap benoemd heeft de heeren j.

J.

van der Laan, P. ]. Bliek, W. P. H. du Pon, A.

J.

Koens en H. N. Klooster, allen te 's-Gra- venhage.

Het woord wordt verleend aan den heer prof. dr. E. Moresco voor het houden van een inleiding over

Koloniale arbeidsvraagstukken in den Volkenbond.

Wat heeft de Volkenbond te maken met koloniale vraagstukken, en lTIeer speçiaal lTIet koloniale arbeidsvraagstukken?

De vraag is sedert September 1926 zoo vaak gesteld en zoo ver- schillend beantwoord, dat wij, willende nagaan wàt er ten opzichte van die vraagstukken in den Volkenbond gebeurd is, goed zullen doen ons tevens rekenschap te geven van wat lTIen de "prealabele questies" kan noemen:

mag de V. B., en dan meer speciaal de daaraan verbonden Inter- nationale Arbeidsorganisatie en haar Bureau, zich met zulke vraag- stukken inlaten?

en zoo zij het mogen, kunnen zij het doen en moeten zij het?

De eerste vraag schijnt niet heel 'moeilijk. Wie het handvest van den V. B. opslaat vindt daar, in artikel 23, onder b, dat de leden zich verbinden "een rechtvaardige behandeling der inboorlingen te verzekeren in de gebieden aan hun bestuur onderworpen". Dat is duidelijk genoeg.

En onder a van datzelfde artikel beloven de leden, zich te zullen beijveren om rechtvaardige en menschwaardige arbeidsvoorwaarden te verzekeren, zoowel in hun eigen landen als in alle gebieden waar- mede zij handels en nijverheidsbetrekkingen onderhouden.

Om de nakoming van deze, zoo algemeen lTIogelijk geformuleerde belofte te verzekeren, is dan de Arbeidsorganisatie opgericht, die in

1

(4)

deel 13 van het tractaat" van Versailles en de daarmee overeenkomen- de gedeelten der andere vredesverdragen uitvoerig geregeld is. Ook in deze regeling klinkt duidelijk de noot der universaliteit. Artikel 421 spreekt over de toepassing der arbeidsverdragen op "koloniën, be- zittingen en. protectoraten" en legt aan de leden de verplichting op om de verdragen, waartoe zij toetreden, ook op die gebieden toe te passen, tenzij dat tengevolge van plaatselijke omstandigheden niet mogelijk is en overigens onder voorbehoud, dat de wijzigingen mogen worden aangebracht die noodig zijn om het verdrag aan die plaat- selijke omstandigheden te doen aanpassen.

Houdt men nu verder nog in het oog, dat in de inleiding tot dit deel der vredesverdragen uitdrukkelijk gezegd wordt, dat de be- oogde verbetering der arbeiderstoestanden alleen door internationale regelingen te verzekeren is, omdat een land, dat liberale wetten ten bate zijner arbeiders zou willen maken, daarvan anders kan worden teruggehouden door vrees voor concurrentie der meer achterlijke landen, dan valt het moeilijk te ontkennen, dat de Arbeidsorgani- satie rechtens geheel bevoegd is, zich met koloniale arbeidsvraag- stukken te bemoeien, geheel in dezelfde mate als met zulke vraag- stukken betreffende andere landen.

Toch is beweerd, dat die bevoegdheid eigenlijk wel betwistbaar is, en men heeft daartoe een beroep gedaan op de bepaling van artikel 421 van het statuut der Organisatie, waarvan ik den inhoud zooeven 'heb uiteengezet. Dat artikel, aldus deze redeneering, kent geen arbeidsverdragen, die speciaal voor koloniale toestanden zijn opgesteld, maar alleen algemeene arbeidsverdragen; deze moeten dan wel op de koloniën worden toegepast, maar alleen als en voor zoover de toestanden daar er zich niet tegen verzetten. Of dat het geval is, beoordeelt het betrokken V. B. lid, de andere leden hebben daarmee niet te maken. Nu het statuut uitdrukkelijk op deze wijze geregeld heeft hoe de I.,A. O. ten aanzien van den arbeid in koloniën kan optreden, moet elke andere wijze uitgesloten worden geacht.

Men kan dus geen verdrag gaan maken, dat enkel en alleen kolo- niale arbeidsverhoudingen betreft, zooals de conventie op den ge- dwongen arbeid doet.

Ik heb U dit staaltje van juridische scherpzinnigheid niet willen onthouden, maar behoef er verder niet veel 'van te zeggen, reeds omdat de werkelijk ernstige bezwaren die tegen de bemoeienis der Arbeidsorganisatie zijn en worden aangevoerd, niet zoozeer betrek- king hebben op de forrneele bevoegdheid, die men gewoonlijk stil- zwijgend aanneemt, als wel op de rnaterieele en rnoreele bevoegdheid, op kennis van zaken en belangstelling berustend, en ook op de wenschelijk;heid uit praktisch oogpunt, de opportuniteit dier be- moeienis.

Deze beide punten bespreek ik intusschen liever straks. nadat ik kortelijk zal hebben uiteengezet, wat tot dusver in de I. A. O. is

(5)

geschied en wat door haar Bureau, het B. I. T., is gedaan en voor- bereid. Immers, nu wij dad~n en feiten kunnen bezien, is het beter ons oordeel daarop te gronden dan op enkel tractaatsartikelen en beschouwi ngen.

Het werk van het Arbeidsbureau omvat allereerst het verzamelen en ordenen van betrouwbare gegevens over maatschappelijke toe- standen, waarbij arbeiders ,belang hebben, Deze gegevens moeten den grondslag voor al het andere - het opstellen van rapporten en overzichten en het voorbereiden van arbeidsconventies en aan- bevelingen - leveren. Van den beginne kreeg het Bureau ook tal- rijke gegevens te verwerken betreffende buiten-Europeesche landen, hetzij deze zelfstandig lid der Organisatie waren, zooals China, Japan, Siam en Britsch-Indië, hetzij zij als koloniën, dus deelen van ten staat, in de Organisatie vertegenwoordigd waren door dien staat. Voor de arbeiders dezer laatste streken, de "Inlandsehe"

arbeiders, naar de ook te Genève gangbare uitdrukking, geldt het reeds vermelde artikel 421 van het statuut; voor de andere, gewoonlijk de "exotische" arbeiders genoemd (waarin weer uitkomt, hoezeer de I. A. O. gericht is op modern-geïndustrialiseerde, in hoofdzaak Europeesche landen), bevat het statuut in artikel 405, 3e lid, mede een voorziening, die!let mogelijk maakt om afwijkingen van de in het algemeen aanvaarde bepalingen toe te staan, die dan echter in de verdragen zelve moeten worden opgenomen.

Tal van gegevens en berichten over arbeid van Inlanders in som- mige landen vestigden de aandacht op misstanden en misbruiken, hooge sterfte bij de werken voor sommige spoorwegen in Afrika, - zware druk der draagdiensten,l(de beruchte Afrikaansche "portage"), - ac'hteruitgang van het bevolkingscijfer (al hield dit laatste maar voor een deel verband met arbeidstoestanden). Zoo kwam het tot vorming van een afdeeling ivoor Inlandschen arbeid. Het was de chef van deze afdeeling die het Arbeidsbureau vertegenwoordigde bij de vergaderingen der Mandatencommissie, waar eveneens arbeids- vraagstukken betreffende de inheemsche bevolking, in dit geval der mandaatgebieden, werden behandeld.

Ook de Volkenbond zelf had al spoedig te doen gekregen met een bijzondere zijde van de arbeidsverhoudingen in koloniën. Het Waren de besprekingen over de slavernij in Afrika - ter Assemblée van J 922 op Nieuw-Zeelandsch initiatief voor het eerst gehouden _, die de aandacht vestigden op verhoudingen als pandelingschap of schuldslavernij, die in de praktijk tot gelijksoortige toestanden als werkelijke slavernij kunnen leiden. Ook de gedwongen arbeid in den zin van arbeid, opgelegd tegen of althans buiten den wil van den betrokkene, werd bij die besprekingen genoemd als een beperking der persoonlijke vrijheid, die onder zekere omstandigheden zulke toestanden kan scheppen.

Na voorbereiding door de zgn. "tijdelijke slavernij-commissie"

(6)

kwam (25 September 1926) tot stand een conventie, waarin de ver- plichting tot het bestrijden van slavenhandel en tot het zoo spoedig mogelijk afschaffen van slavernij opnieuw werd omschreven. In de overwegingen werd o.a. gezegd, dat het noodig is te beletten, dat gedwongen arbeid toestanden schept analoog aan 'slavernij, en het vijfde artikel der conventie legt de verplichting op om de daartoe noodige maatregelen te nemen. Daaraan wordt dan toegevoegd:

10. dat, behoudens overgangsmaatrgelen, gedwongen arbeid enkel kan worden opgelegd voor openbare doeleinden;

20. dat aan anderen gedwongen arbeid zoo spoedig mogelijk een eind zal worden gemaakt en inmiddels zulke arbeid ,aJleen kan worden gevorderd bij wijze van uitzondering, tegen bi11ijke vergoeding en zonder verplaatsing van woonplaats;

30. dat de verantwoordelijkheid voor het gebruik van gedwongen arbeid steeds zal rusten op de centrale bevoegde autoriteiten van het betrokken gebied.

De Assemblée van 1926 bepaalde zich niet tot de vaststelling van dit tractaat, maar nam ook eenige resoluties !betreffende slavernij en gedwongen arbeid aan. Een daarvan had betrekking op de werk- zaamheid van het I. A. B. Waartoe ze eigenlijk moest dienen is uit den tekst niet heel duidelijk. Zie'hier die tekst:

"De Assemblée,

akte nemende van de werkzaamheden, door het I. A. B. in overeen- stemming met zijn taak en binnen het kader van zijn constitutie ondernomen;

overwegende dat deze studiën natuurlijkerwijze de vraagstukken van den gedwongen arbeid omvatten;

verzoekt den Raad (d.i. de Raad van den Volkenbond) den Raad van beheer van het Arbeidsbureau mededeeling te doen van de aan- neming van het s!avernijtractaat en zijn aandacht te vestigen op het belang der door dat bureau ondernomen werkzaamheden tot bestu- deering van de middelen om te voorkomen dat de gedwongen of verplichte arbeid een aan slavernij analogen toestand te weeg brengt".

Het zal U niet verwonderen, dat de Nederlandsche delegatie ver- klaarde het nut van zulk een resolutie niet te kunnen inzien en zich daarom van stemming te zullen onthouden. Inderdaad, als de Assem- blée aan de Arbeidsorganisatie niets anders had te zeggen dan dat de door het bureau dier organisatie ondernomen studie zoo belang- rijk was, had zij die boodschap wel thuis kunnen houden.

De v'erklaring zal wel zijn te zoeken in den wensch van de afdee- Iing Inlandsché arbeid om steun van den V. 'B. te krijgen in haar

st~even om het vraagstuk van den gedwongen arbeid op de agenda van een der eerstvolgende Arbeidsconferenties gebracht te zien. Ik betwijfel echter of men zich wel rekenschap heeft gegeven van de nadeelen, verbonden aan het gekozen procédé: de vastkoppeling van dit vraagstuk aan dat der slavernij. Deze moest klaarblijkelijk dienen

(7)

om de sympathie van alle humaan voelende, maar met de feiten onbekende kringen te mobiliseeren voor het goede doel. Maar even- zeer moest die vastkoppeling den tegenzin en zelfs de verontwaar- diging opwekken van hen die wisten, dat althans de van .overheids- wege opgelegde arbeidsverplichting in de meeste gevallen niets met slavernij of wat daarop lijkt te maken heeft, doch een instelling is, volkomen passend bij het stadium van maatschappelijke ontwikke- ling der betrokkn landen. Dat die instelling in eenige dier landen ontaard is en soms tot afschuwelijke misstanden heeft geleid, had er niet toe mogen leiden ze als in het algemeen en op zichzelf ver- werpelijk voor te stellen. Dat dit toch geschied is, heeft, geloof ik, aan de Arbeidsorganisatie geen goed gedaan.

Het generaliseeren zelf, dit dient erbij gezegd, kan men niet afkeuren. Het is nu eenmaal niet mogelijk, in den V. B. een front- aanval te doen op een :of ander misbruik, dat in een klein aantal landen voorkomt. Men moet de zaak· dan geheel in het algemeen behandelen, en al weet iedereen waarom het eigenlijk gaat, de ge- bruikte termen mogen daarvan niets laten blijken, maar moeten algemeen en neutraal zijn.

"Maar iheel iets anders is het, de campagne onder een leuze te

ga,an voeren, die op niet ten . volle deskundigen een indruk moet maken, geheel verschillend van de werkelijkheid. Zulk een onoprecht- heid straft gewoonlijk zich zelf. Te erger was het in dit geval omdat ook de contractarbeid onder poenale sanctie erbij betrokken werd, onder de bekende voorstelling, dat men ook daar eigenlijk met "ver- kapte slavernij" te maken heeft.

Hoe zoo iets zich wreekt bleek ter assemblée van 1930, toen een Engelsch ~voorstel om de slavernij-questie weer ter hand te nemen en daarvoor een permanente commissie en een bureau in te stellen, van allerlei kant verzet ontmoette en dan ook voorloopig ter zijde werd gesteld.

Herinneringen aan de vroeger verspreide voorstellingen speelden by dat verzet ongetwijfeld een rol.

Men versta mij wel. V. B. en J. A. B. hebben alle recht, strijd te voeren tegen wat zij als verkeerd beschouwen, de V. B. op elk ge- bied, de I. A. O. op arbeidsgebied. Maar niet elk middel is goed, ook al brengt het tijdelijk de openbare meening in beweging.

'Uit eigen initiatief begonnen met de studie der Inlandsche arbeids-

vraagstukken, kreeg het A. B. door de resolutie van den V. B. een sterken steun en in November 1927 besloot de Raad van beheer van dat bureau dan ook, op voorstel van een door dien Raad benoemde commissie van deskundigen, den gedwongen arbeid op de agenda der conferentie van 1929 te plaatsen.

De aangenomen procedure brengt mee, dat vooraf een uitvoerig verslag, een "grijsboek" (rapport gris) wordt opgemaakt, waarin wetgeving en praktijk op grond van in hoofdzaak officieele gegevens

(8)

wo·rden· beschreven, conclusies worden getrokken en ten slotte een ontwerp-vrageniijst wordt voorgesteld, om antwoorden der regee- ringen te krijgen, die den grondslag voor een tractaat moeten vormen.

Is het onderwerp bijzonder moeilijk, dan roept het bureau voor dit alles

de

hulp in van speciale deskundigen en dit is dan ook geschied voor den gedwongen arbeid. De daarvoor samengestelde commissie bestond uit personen van ervaring op koloniaal of daarmee overeen- komend gebied en telde verscheidene leden, die zitting hadden in de Mandatencommissie, in de tijdelijke Slavernijcommissie van den Volkenbond of in beide. Dit is van beteekenis, omdat zoodoe.nde een zeker verband ontstond tusschen de gedragslijn, in de mandaat- gebieden gevolgd en de voor andere 'streken aan te nemen beginselen.

De mandaten (namelijk die als B- en C-mandaten aangeduid en voor de vroegere Duitsche koloniën geldend; de A-mandaten voor den vroeger Turkschen Levant kunnen hier buiten beschouwing blijven) bevatten alle een bepaling betreffende den arbeid. In de B-mandaten is zij het uitvoerigst: daar wordt primo verboden alle

"gedwongen of verplichte" arbeid behalve voor noodzakelijke open- bare werken en diensten en alsdan tegen behoorlijke vergoeding, en secundo geëischt bescherming der Inheemschen tegen bédrog en dwang door zorgvuldig toezicht op arbeidscontracten en werving.

Het ligt voor de hand dat de aandacht der deskundigen-commissie van de A. O. zich eveneens op deze punten richtte.

In het grijsboek, dat ten grondslag voor de behandeling op de conferentie van 1929 diende, vindt men nu, na een uitvoerige uiteen- zetting van wetgeving en praktijk in de koloniën en eenige andere landen, een hoofdstuk gewijd aan de beginselen van een reglementee- ring van den gedwongen arbeid. Dit hoofdstuk is opgesteld in over- eenstemming met de inzichten van de deskundigencommissie. Houdt men dit in het oog en let men op de namen der leden van die com- missie, dan moet men erkennen, dat het ten eenen male onjuist is, de bemoeienis van het Arbeidsbureau met koloniale arbeidsvraag- stukken te wraken als een werk van onwetenderi. Bij het nemen van besluiten in de conferentie zelve waren de onwetenden zeker verre in de meerderheid; bij de voorbereiding dier besluiten door het Bureau heeft de deskundigheid zich ten volle kunnen uiten. 'Yanneer ik nu in het kort den inhoud weergeef van de aldus geformuleerde begin- selen, dan zal het ons straks gemakkelijk vallen het eindresultaat, d.W.Z. de conventie, te overzien.

Op den voorgrond staat, de Commissie heeft dit in haar eerste rapport in een speciale resolutie uitgesproken, dat alle gedwongen arbeid zoo spoedig mogelijk dient te verdwijnen: al haar aandacht geconcentreerd hebbend op die vormen van gedwongen arbeid, die tot misbruik hebben geleid, stelt de Commissie aan deze globale ver- oordeeling geen enkel voorbehoud. Wij zullen zien, dat niettemin, vele vormen van gedwongen arbeid algemeen als normaal en geoor-

(9)

loofd zijn erkend, wat dan bij de conventie in dezen vorm geschiedde dat men den term zóó definieerde, dat die vormen er buiten vielen.

Ziehier nu de hoofdlijnen der reglementeering, die volgens de in het grijsboek neergelegde denkbeelden, in een internationale overeen- komst dienden te worden opgenomen. Daarbij wordt uitgegaan van een onderscheiding tusschen gedwongen arbeid voor openbare doel- einden van algemeen belang, voor openbare doeleinden van locaal belang, en voor andere doeleinden, d.w.z. voor belangen van particulieren.

Als algemeen richtsnoer wordt nu vooropgesteld, dat om dwang te rechtvaardigen:

ten 1 e: de arbeid het openbaar belang moet dienen;

ten 2e: er dadelijke noodzaak moet bestaan;

ten 3e: het onmogelijk moet zijn zich vrijwilligen arbeid te ver- schaffen;

ten 4e: het Bestuur zich overtuigd moet hebben, dat de arbeid geen overmatigen druk zal leggen op de aanwezige bevolking.

iUt deze algemeene voorwaarden volgt al dadelijk, dat gedwongen arbeid ten bate van particulieren ongeoorloofd wordt geacht. Op- positie tegen dit beginsel is niet gevoerd. De werkgeversgroep heeft reeds ter conferentie van 1929 verklaard geen gedwongen arbeid te verlangen.

Aan de genoemde voorwaarden valt nog toe te voegen: dat de verantwoordelijkheid voor het gebruik van gedwongen arbeid onder alle omstandigheden blijft voor rekening van het centraal gezag van het betrokken gebied.

Wij hebben reeds gezien dat ook de slavernij-conventie deze be- paling bevat; het zal zoo dadelijk blijken, dat de nadere uitwerking in de conventie op den gedwongen arbeid geleid heeft tot een stelsel van centralisatie als door den enkelen plicht om de verantwoorelijk- heid voor de vordering van arbeid te aanvaarden geenszins wordt geëischt.

Gaan wij nu na wat omtrent de eerstgenoemde soort van ge- dwongen arbeid (die voor openbare doeleinden van algemeen belang) wordt voorgesteld, dan vinden wij een reeks van uitgewerkte voor- schriften voor den arbeid ten behoeve van groote openbare werken, eenige bijzondere bepalingen voor draagdiensfen, en verder het een en ander van minder belang over gevallen van overmacht (force majeure), verplichte cultures en maatregelen tegen ziekten en plagen.

Oroole werken en draagdiensten, ziedaar de hoofdzaken waarom het gaat, en ieder weet, dat inderdaad in deze vormen van gedwongen arbeid de gevaren schuilen voor overmatigen druk en voor allerlei ander misbruik.

In vele van de voorgestelde bepalingen herkennen wij aanstonds voorschriften van onze heerendienstordonnanties en de daarbij hoo- rende uitvoeringsregelingen : categorieën der arbeidsplichtigen, duur

(10)

der verplichting (maximum aantal dagen), werkuren, afstand tusschen woonplaats en plaats van tewerkstelling enz. Maar vele anderen houden verband met den special en, van den Indischen heerendienst geheel verschillenden aard van de diensten, ,die men hier op het oog had: hygienische maatregelen voor de reis en het verblijf op het werk, geleidelijke aanpassing aan de arbeidsvoorwaarden, terugzen- ding na afloop: dit alles wijst op werken als de aanleg van een spoorweg of een haven, met behulp van lieden van verre - soms op eenige tientallen dagreizen afstand - overgebracht en die maan- den achtereen worden aangehouden. Alles ontleend aan de Afri- kaansche werkelijkheid van heden en gisteren.

Een kort overzicht van het voorgestelde:

1. personen: alleen volwassen mannen, medisch geschikt bevonden en tot een aantal dat zekere, na zorgvuldig onderzoek vastgestelde verhouding tot de totale volwassen mannelijke bevolking niet over- treft.

2. gezondheidsmaatregelen tijdens de arbeidsperiode : dat hierop groote nadruk wordt gelegd en b.v. geregelde herhaling van het vóór de aanwijzing gehouden medisch onderzoek wordt verlangd, is weer te Verklaren uit de omstandigheid, dat men hier te maken heeft met lieden, die voor langen tijd uit hun gewone omgeving wor- den weggeroepen. Het Bestuur dient vooraf de noodige maatregelen te nemen voor goede medische verzorging en wanneer er groote ver- schillen bestaan tusschen de streek van afkomst en de streek van tewerkstelling, in klimaat of in voeding, dient voor geleidelijkheid in den overgang te worden gezorgd.

3. wennen aan regelmatigen arbeid. Ook hier moet een geleidelijke aanpassing aan vreemde toestanden plaats vinden; men eischt regel- matiger en zwaarder werk dan waaraan de menschen gewend zijn en moet hen daarom niet alleen sterker voeden, doch zoowel de opvoe- ring der prestaties als de verbetering der voeding geleidelijk laten geschieden.

4. duur. WiJ men inderdaad voorkomen, dat de arbeidsdwang op slavernij gaat lijken, dan is de allereerste voorwaarde, dat hij in duur beperkt zij. Het rapport stelt als normaal maximum voor: 60 dagen per jaar, maar laat voor het geval van tewerkstelling op grooten afstand overschrijding van dit maximum toe, b.v. tot zes maanden achtereen, waarop dan natuurlijk een evenredig grooter tijd van vrij- stelling moet volgen.

5. werkuren. Zooals van het A.B. niet anders te wachten was, vraagt het rapport een maximum van 8 uur per dag en 48 uur per week, onder op~erking, dat korter werktpd ook economisch de voorkeur verdient.

6. betaling. Dat alle gedwongen arbeid behoorlijk betaald moet worden was door de Assemblée van 1926 in een resolutie uitgespro- ken en is voor de mandaatgebieden in de mandaten gebiedend voor-

(11)

geschreven. Voor ons, die bij den term allereerst denken aan heeren- diensten, die wij als een vorm van belasting beschouwen, spreekt dat natuurlijk niet van zelf. Wie echter vooral aan de Afrikaansche vor- men van gedwongen arbeid denkt, vindt de voorwaarde van zelf sprekend en in overeenstemming met de gewoonte. Het grijsboek houdt zich dan ook eigenlijk alleen bezig met de vraag wat onder behoorlijke betaling te verstaan is, en neemt daarvoor aan het ter plaatse van tewerkstelling gebruikelijke loon, met hoogere belooning voor overuren, en voorts vergoedingen bij ongevallen, beroepsziekten, invaliditeit en overlijden.

Ten slotte vinden we verschillende suggesties over het rekening houden met de noodzakelijkheid, dat de mannen voor sommige land- bouwwerkzaamheden in hun dorpen moeten zijn, over de terugzending na afloop van het werk, en eindelijk over organisatie van het toezicht.

Na dit overzicht van de reglementeering, die het Bureau en de deskundigen zich dachten voor de voornaamste categorie van ge- dwongen arbeid, kan ik met enkele woorden volstaan voor de andere.

Voor draagdiensten moet vooral de afstand worden beperkt: als criterium wordt aangegeven de afstand die normaal in acht uur kan worden doorloopen, maar er valt natuurlijk rekening te houden met den toestand van den weg (voor zoover die er is), het jaargetijde, enz. Bovendien moet er een maximum voor de te dragen lasten zijn.

Ook dient nauwkeurig te worden geregeld, wie bevoegd zijn tot het vorderen van draagdiensten en tot welk doel dit mag geschieden;

in het algemeen moet het slechts mogelijk zijn ten behoeve van den openbaren dienst.

Ten aanzien van verplichten arbeid voor de cultuur van gewassen stelt het rapport voor, dezen slechts te veroorloven tot afwending van hongersnood of voedselschaarschte en onder voorwaarde, dat de aldus verkregen producten dan ook het eigendom blijven van de producenten of de gemeenschap waatoe zij behooren.

Wat nu betreft den arbeid voor plaatselijke doeleinden meent 11'"

rapport buiten de regelingen op den gedwongen arbeid (maar daarom natuurlijk nog niet buiten alle toezicht van het Bestuur) te moeten stellen de als normale verplichtingen der dorpsbewoners te beschou- wen kleine werkzaamheden voor zindelijkheid, hygiene en dagelijksch onderhoud binnen en in de onmiddelijke nabijheid van het dorp. Dat alles valt binnen de natuurlijke bevoegdheid van het locaal gezag.

De ruimere maar toch nog als van locaal belang te definieeren kring van werkzaamheden, die omvat: onderhoud van onverharde locale wegen, bouwen onderhoud van gebouwen voor den plaat- selijken openbaren dienst, scholen, nachtverblijven, hulp bij het ver- voer van ambtenaren en materieel, - kan ook ter regeling aan locale autoriteiten worden overgelaten maar alleen krachtens uitdrukkelijke delegatie der centrale overheid en binnen door haar te stellen gren-

(12)

zen. Deze grenzen betreffen natuurlijk weer in de eerste plaats den duur der verplichting: als maximum noemt het rapport 60 dagen, waarbij intusschen wordt aangenomen, dat alle diensten te zamen, die voor algemeen en die voor locaal belang (met uitzondering dus enkel van de eigenlijke dorpsdiensten) de 60 dagen niet mogen over- schrijden.

Betaling wordt ook voor deze categorie van diensten in het alge- meen voorgesteld, ofschoon de steller van het rapport blijk geeft, zich bewust te zijn van het fiscale karakter dat daaraan in sommige koloniën (hij noemt in het bijzonder de Fransche "prestations") eigen is, welk karakter betaling toch klaarblijkelijk uitsluit.

Gedwongen arbeid voor particulieren, ik zeide het reeds, wordt in het rapport onvoorwaardelijk veroordeeld. Maar de vraag, wat nu geschieden moet waar zulke diensten, zooals b.v. op de particuliere landerijen in Nederlandsch-Indië, nog bestaan, vormde een der punten, waarover in den boezem der deskundigencommissie geen eenstemmigheid bestond. Een meerderheid verlangde alleen afschaf- fing "zoo spoedig mogelijk", maar verschillende leden waren voor dadelijke afschaffing of althans voor het onverwijld stellen (door de betrokken Regeering) van een termijn waarbinnen het instituut verdwenen moet zijn.

Het grijsboek werd besloten met een vragenlijst, door de Con- ferentie van 1929 vast te stellen en daarna aan de Regeeringen ter beantwoording te zenden. Deze questionnaire was eigenlijk een vol- ledige conventie in vragenden vorm, - in àvervragenden vorm zou men er misschien bij kunnen zeggen. Zoowel in de volledige ver- gadering der Conferentie als in de commissievergaderingen 'droeg de discussie dientengevolge een eenigszins dubbelzinnig karakter:

wie zich strikt hield aan den vorm kon geen bezwaar maken tegen het opnemen van paragrafen over zeer radicale hervormingen: acht- urendag, vakvereenigingsvrijheid, ziekte- en andere verzekeringen, internationaal toezicht op alle aangelegenheden die van verre of nabij met arbeid te maken hebben, d.w.z. op vrijwel het geheele kolo- niale regeeringsbeleid. Het waren immers maar vragen en elke Re- geering was immers vrij om neen te antwoorden.

Anderen intusschen, en ik geloof na de sedert opgedane ervaring, dat dit degenen waren, die 'den geest der Arbeidsconferenties het beste kenden, - zagen in het stellen van een vraag wel degelijk een suggestie om ja te zeggen; zij verzetten zich dus tegen de opneming als zij de in de vraag 'aangegeven bepaling verkeerd of buiten het terrein der Arbeidsorganisatie gelegen achtten.

Ik zal U niet vermoeien met een opsomming van de resultaten der discussies van 1929, al zal ik daarop straks voor een enkel punt nog even terug moeten komen. Genoeg zij het hier te vermelden, dat het den Nederlandschen vertegenwoordiger mr. Schrieke gelukte, maar niet zonder moeite, 0111 met het oog op de heerendiensten een afzon-

(13)

derlijke vraag opgenomen te krijgen betreffende gedwongen arbeid bij 'wijze van belasting of in plaats van belasting, een vorm waarbij dan wel de gewone waarborgen tegen misbruik en overdrijving kun- nen worden gesteld, maar niet de eisch van betaling.

Dat het Bureau voor deze categorie zoo weinig oog toonde, valt zeker toe te schrijven aan de professioneele eenzijdigheid, die 'zich zelfs van de beste ambtenaren licht meester maakt: het Arbeidsbureau ziet nu eenmaal alles uit arbeidsoogpunt en had daardoor geen aan- dacht voor het belastingelement.

Hetzelfde kwam b.V. uit in de vraag betreffende het . toezicht, waarin alleen gedacht was aan uitbreiding van den werkkring der gewone arbeidsinspectie over élen gedwongen arbeid, wat b.V. voor NedetJandsch-In'dië praktisch zeker geen vooruitgang zou hebben beteekend.

Met de vaststelling der vragenlijst was het werk der conferentie van 1929 in zake den gedwongen arbeid afgeloopen. Van de ver- schillende resoluties, die daar, de gewoonte· getrouw, werden aan- genomen, wil ik hier nog even vermelden een, door den Neder- landschen arbeidersgedelegeerde Kupers voorgesteld, en waarin ge- vraagd werd, het Arbeidsbureau te belasten met de bestudeering van andere vormen van dwang tot arbeid om ook daaraan een einde te maken, een studie overigens, waarmede het bureau zich reeds lang bezig hield en nog steeds bezig houdt. De rede waarbij deze resolutie werd voorgesteld en die de bekende argumenten over de overeen- komst tusschen koeliearbeid en gedwongen arbeid bevatte, heeft be- kendheid gekregen omdat ze een Amerikaansch senator de stof heeft geleverd voor een voorstel om het verbod van invoer van goederen met arbeidsdwang verkregen, uit te strekken tot waren, geproduceerd met arbeid onder poenale sanctie.

Tusschen twee haakjes: Na het dezer dagen verschenen verslag over Liberia kan men denkelijk verwachten, dat de rubber der Ame- rikaansche Firestone-maatschappij, die klaarblijkelijk met werkelijken gedwongen arbeid verkregen wordt, van invoer in de Vereenigde Staten zal worden uitgesloten.

De antwoorden op de rondgezonden vragenlijst nopens den ge- dwongen arbeid werden in het voorjaar van 1930 in een eindrapport, het zgn. rapport , bleu, opgenomen, systematisch verwerkt en als grondslag gebruikt voor een ontwerp-conventie en eenige ontwerp- aanbevelingen, die ter Conferentie van 1930 behandeld en met ver- schillende wijzigingen vastgesteld werden.

Aan die behandeling gingen twee besprekingen in kleineren kring vooraf: op 12 en 13 Mei kwamen te Parijs vertegenwoordigers van de betrokken koloniale mogendheden (België, Engeland, Frankrijk, Nederland en Portugal; ook Spanje en Italië waren vertegenwoor- digd) bijeen met den'directeur van het Arbeidsbureau en den chef der afdeeling Inlandsche arbeid; op 15, 16 en 17 Mei vergaderde de

(14)

commIssIe van deskundigen te Genève, eveneens te zamen met ver- tegenwoordigers van het Bureau.

Geen van deze beide bijeenkomsten was publiek. Voor de laatste heeft niemand daarop aanmerking gemaakt, maar de eerste is wel afgekeurd (in de Tweede Kamer door Mr. joekes) als niet in over- eenstemming met het stelsel der Arbeidsorganisatie. Ik kan die ziens- wijze niet deelen. Men moet niet vergeten, dat die organisatie evenals de Volkenbond in zijn geheel trouwens, niet meer is dan een eerste poging tot ordening van de internationale samenwerking. Men heeft daarbij terecht naar algemeenheid en openbaarheid gestreefd, maar niemand zal zeggen, dat het bereikte resultaat de methode als vol- komen bevredigel1d kenmerkt. Men zoekt dan ook steeds naar doel- treffender procedures, regionale 'samenwerking (Europeesche Unie), technische voorbereidende conferenties (steenkolen) of commissies van speciaal belanghebbenden (opiumpreparaten) . Niets vreemds dan ook, dat de koloniale mogendheden, alvorens te Genève met de niet-betrokkenen bijeen te komen, onderling wilden overleggen. Het komt mij voor, dat de goede procedure voor de behandeling van der- gelijke zaken ook thans nog niet gevonden is, maar om ze te vinden moet men beginnen met ernaar te zoeken.

Dat er te Parijs geen gezamenlijk te volgen gedragslijn is vast- gesteld, is destijds al in de pers vermeld, en het is uit de behandeling in commissie en in plénaire vergadering ter conferentie overvloedig gebleken.

De antwoorden in het rapport Ibleu hadden trouwens al aange- toond, hoe de verschillende Regeeringen tegenover het vraagstuk stonden en ofschoon op verschillende punten toenadering werd ver- kregen, er bleven toch ook niet-te-overbruggen verschillen bestaan.

Portugal achtte een converttie op den gedwongen arbeid overbodig;

de slavernij conventie heeft het beginsel duidelijk geformuleerd, al het andere dient aan de nationale wetgevers te worden overgelaten.

Dit standpunt belette den Portugeeschen regeeringsvertegenwoor- diger intusschen niet om aan de vaststelling van den inhoud van het ontwerp mee te werken, amendementen voor te stellen enz. Aan- vaarding der conventie was dus niet onvoorwaardelijk uitgesloten.

België en Frankrijk hadden ernstige bedenkingen tegen sommige al te bindende bepalingen, maar stonden niet jprincipieel-afwijzend tegenover internationale regeling. België wilde geen maximum, zelfs geen hoog maximum, in de conventie hebben, omdat het de nadeelen van telkens herhaalde oproeping van werkers in de inheemsche dorpen grooter achtte dan ,het zeer lang achtereen te werk stellen. Boven- dien meende het geen afstand te kunnen doen van de bevoegdheid om cultures in dwang in te voeren als middel tot economische op- voeding ook buiten de directe dreiging van hongersnood. Frankrijk wilde de heerendiensten (prestations) niet als gedwongen arbeid in den zin der conventie aangeduid hebben, omdat een dergelijke

(15)

een land dat zichzelf volledig bestuurt, als een deel van hun normale burgerplichten.

De eindbehandeling ter conferentie van 1930 had plaats, naar het gebruik, eerst in een commissie en daarna in de plenaire vergadering.

Na vaststelling met gewone meerderheidstemmingen van den tekst van het ontwerp, moest ten slotte de aanneming van het geheel ge- schieden met twee derden meerderheid. Het aldus vastgestelde ont- werp moet' nu aan de tot beslissing over al of niet ratificeeren be- voegde autoriteit in elk land worden voorgelegd.

De inhoud der ontwerp-conventie komt, wat de groote lijnen be- treft, overeen met de beginselen, door het Arbeidsbureau, met in- stemming van de commissie van deskundigen, in 1929 opgesteld. Ik behoef ze niet opnieuw uiteen te zetten, maar moet het een en ander zeggen van sommige bijzondere 'punten, die tot strijd aanleiding gaven; die uiteenzetting zal tevens de houding der verschillende groepen en landen teekenen.

Ik breng even in herinnering, dat op de Arbeidsconferenties de landen, die lid zijn, worden vertegenwoordigd door vier gedelegeer- den, twee voor de regeering, een voor de werkgevers en een VOOI

de arbeiders. De arbeidersgedelegeerden vormen te zamen steeds een onsplitsbaar blok; zij vergaderen geregeld om hun gedragslijn vast te stellen en houden zich daaraan. Dat gebeurt niet alleen voor de algemeene vergaderingen, maar ook voor die der commissies. Voor de werkgeversgedelegeerden geldt ongeveer hetzelfde, maar bij hen is de solidariteit niet zoo sterk. Zoo zag men in de commissie voor den gedwongen arbeid den werkgever uit Engelsch-Indië (dat lid is en dus een volledige delegatie zendt) zich gewoonlijk van de andere werkgevers afscheiden. Zijn eenig richtsnoer scheen te zijn: tegen Engeland; in zijn groep noemde men hem een "faux patron".

Bij de regeeringsgedelegeerden is natuurlijk geen sprake van eenige solidariteit, daar ieder in de eerste plaats met de belangen van eigen land rekening heeft te houden. Velen zijn zelfs door min of meer nauwkeurige instructies gebonden, wat formeel niet heelemaal in overeenstemming lijkt met het voorschrift (art. 390) van het statuut, dat den afgevaardigden uitdrukkelijk veroorlooft hoofdelijk te stem- men. Een der regeeringsgedelegeerden in de commissie voor den ge- dwongen arbeid was zelfs bijzonder goed voorzien van instructies;

hij had een stel van Buitenlandsche zaken en een ander van Koloniën, riie van elkaar verschilden.

Tot grondslag voor de behandeling in commissie diende het voor- ontwerp in het rapport bleu, een eerlijk en zorgvuldig werkstuk van het Arbeidsbureau, dat echter hier en daar in zijn redactie wat erg nauwkeurig aansloot bij den questionnaire en daardoor wat om- slachtig en ingewikkeld was geworden.

Het eerste artikel der conventie geeft uitdrukking aan het hoofd-

(16)
(17)

- wat geëischt wordt door gevallen van overmacht - , ten slotte kleine dorpswerken en diensten. De formuleering dezer uitsluitingen en vooral de voorwaarden, aan sommige daarvan verbonden, deden soms hevige tegenstellingen in opvattingen, soms ook in het inter- nationale gebied zich voortzettenden binnenlandschen partijstrijd op- vlammen.

Bij den militairen dienstplicht ging het om de in Fransche koloniën, speciaal in Madagascar bestaande methode om een deel der dienst- plichtigen niet onder de wapens te roepen maar te gebruiken voor het uitvoeren van belangrijke openbare werken, een stelsel dat daar goed voldoet, niet alleen om. de uitrusting der kolonie snel te ver- beteren, maar ook om de opgeroepenen tot goede handwerkslieden te vormen, wat aan de algemeene industrieele ontwikkeling van het volk ten goede komt. Onttrekking van dezen arbeid aan de werking der conventievoorschriften werd verdedigd met een beroep op het veel-misbruikte en misverstane begrip der nationale souvereiniteit, die in zake militaire regelingen vooral aan geenerlei beperking onder- worpen mag worden. Ze werd bestreden als een ontduiking van de strekking der conventie. De bestrijders wonnen het door aanneming met één stem meerderheid van een amendement van den Britschen reg. gedelegeerde om de uitzondering slechts toe te staan voor werken van zuiver militairen aard.

De meeste en langste redevoeringen over dit punt werden gevoerd door de Franschen, de gedelegeerden in de drie groepen en ook door den directeur van het Bureau, die wel internationaal ambtenaar is, maar toch bij deze vooral of uitsluitend voor Frankrijk belangrijke questie zijn nationale belangstelling voelde spreken. Men kon zich soms eer in het Pal ais Bourbon dan in het Batiment électoral wanen. Mij scheen echter vooral van belang de principieele vraag, welke houding de koloniale mogendheden jegens elkaar moeten aannemen wanneer één van hen verklaart, met de noodige toelichting, zekere instelling niet te kunnen missen in het verband van haar nationale politiek als geheel. Het kwam - en komt - mij voor, dat in zoo'n geval de andere koloniale mogendheden die verklaring moeten eer- biedigen en niet op opheffing bij internationale overeenkomst moeten aansturen. Ten eerste om de praktische reden, dat men anders rati- ficatie moeilijk, zoo niet onmogelijk maakt. Maar vooral omdat ik het een billijken eisch vind, dat de voor de ontwikkeling van het land verantwoordelijke mogendheid vrij blijft, bijzondere instellingen te handhaven, die zij voor die ontwikkeling noodig acht. Willen de koloniale mogendheden eerbiediging van hun weloverwogen inzichten door de anderen kunnen vragen, dan moeten zij beginnen met elkaar te eerbiedigen. Kan men een dergelijke gedragslijn in een bepaald geval onmogelijk met zijn eigen opvattingen van recht en billijkheid of van doelmatigheid overeen brengen, dan moet men eenvoudig erkennen, dat het oogenblik voor internationale regeling nog niet

2

(18)

gekomen is omdat zich op het bewuste terrein nog geen gemeen- schappelijke rechtsovertuiging heeft ontwikkeld.

In Engeland denkt men daarover op het oogenblik blijkbaar anders, want zooals gezegd, het aangenomen amendement werd door den Engelschen reg. vertegenwoordiger voorgesteld. Of men hier te maken heeft met een opvatting alleen levend in den boezem van Labour, op het oogenblik regeeringspartij, of met een nationaal inzicht, kan ik natuurlijk niet zeggen.

Het spreekt intusschen van zelf, dat 'als de vertegenwoordiger van de grootste koloniale mogendheid een -elders bestaande instelling weigert als gerechtvaardigd of zelfs maar als internationaal duld- baar te erkennen, anderen met een gerust geweten voor den eisch van afschaffing stemmen.

lets van gelijken aard deed zich voor, toen de vertegenwoordiger der Regeering van Zuid-Afrika uitlegde, dat het verbod om veroor- deelden ter beschikking van particulieren te stellen voor zijn land, wegens de groote afstanden, onaanvaardbaar was. En evenzeer toen de vertegenwoordiger der Engelsch-Indische Regeering vertelde van de zgn. criminal tri bes, door geschiedenis en kasteregels op misdrijf als middel van bestaan aangewezen, en die men door speciale rege- lingen met arbeidsverplichting daarvan tracht te bevrijden. Om dat doel te bereiken aanvaardt men de hulp van menschlievende particu- lieren als het Leger des Heils en daarvoor wenschte hij een uitzon- deringsbepaling in de conventie (want artikel 421 is voor Engelsch- Indië niet aan te wenden).

De meerderheid der commissie verwierp dat alles, met het gevolg, dat bij de eindstemming niet alleen Frankrijk, België en Portugal, maar ook India zijn stem aan de conventie onthield en naar alle waarschijnlijkheid niet zal ratificeeren. Zuid-Afrika stemde voor, maar met een reserve, die m.i. ratificatie onmogelijk maakt.

Merkwaardig was ook een klein debat over de omschrijving van wat als force majeure zal gelden. Behalve oorlog, rampen enz. was in het voorontwerp ook genoemd "binnenlandsche rustverstoring"

(désordre intérieur). Daartegen -verzette zich de Britsch-Indische werkgeversgedelegeerde, gesteund door den arbeidersgedelegeerde van hetzelfde land en door de arbeidersgroep in haar geheel, alles naar het heette omdat deze uitdrukking de conventie op politiek terrein bracht, wat van anderen kant weer de opmerking uitlokte, dat niet alleen opstand, maar ook oorlog toch wel iets van politieken aard is. Het amendement werd aangenomen, maar een oogenblik later gebeurde datzelfde met een amendement van den Portugeeschen reg. vertegenwoordiger om aan de opsomming van allerlei speciale omstandigheden, die als force majeure zijn te beschouwen, een alge-

meenen term toe te voegen, zoodat de tekst nu zegt: "en in het algemeen alle omstandigheden die een gevaar of bedreiging vormen voor het leven of de normale bestaansvoorwaarden der bevolking"

(19)

enz. Niemand lette erop, dat men zoodoende de juist door de voor- deur verwijderde binnenlandsche onlusten door een achterdeur weer liet binnenkomen.

Ik zal over de commissiebehandeling niet verder in bijzond rheden spreken. Het opgemerkte is voldoende om den geest te teekenen, den geest van wantrouwen jegens de koloniale mogendheden, die telkens weer tot verscherpingsvoorstellen leidde. Meestal kwamen deze van arbeiderszijde; een min of meer gesloten oppositie tegen dit streven bestond er niet. De Regeeringsgedelegeerden waren niet in hun gewone rol van arbiters tusschen elkaar bestrijdende arbeiders en werkgevers. Immers de werkgevers, eenmaal zich vereenigd heb- bend met de afschaffing van gedwongen arbeid voor particulieren, toonden zich verder vrij onverschi \lig voor wat er in de conventie zou komen; zij stemden zelfs voor het voorstel om binnenlandsche rustverstoring niet als geval van force majeure te beschouwen. En verder waren daar de vertegenwoordigers van regeeringen uit arbei-' derspartijen (Engeland, Australië, gedeeltelijk ook Zuid-Afrika) of van landen, die geen belang bij de zaak hadden.

Onder de verscherpingen in sommissie aangebracht, noem ik nog het schrappen van de mogelijkheid om langere perioden dan het nor- male maximum van 60 dagen per jaar te laten werken en van den voor de afschaffing van arbeid voor particulieren voorzienen over-

gangstermijn van drie jaar. .

I n de voltallige vergadering der conferentie werd dit spel voort- gezet, en hier, waar de overgroote meerderheid der stemmende leden niet alleen volkomen onwetend maar ook volkomen onverschillig tegenover het vraagstuk stond, terwijl zelfs de tijd niet werd gelaten om het commissieverslag door te lezen, ging het nog zonderlinger toe. Op tal van punten waarop de arbeidersgroep in de commissie niet ten volle voldoening had gekregen, kwam zij hier bij amendement terug. Ook door sommige Regeeringsgedelegeerden werden amende- menten ingediend en het is leerzaam, het lot van al die amendementen na te gaan.

Die van de Regeeringsgedelegeerden werden alle verworpen. Van de 9 arbeidersamendementen werden er 7 aangenomen, de twee overige met kleine meerderheid verworpen. Het opmerkelijke is nu, dat deze beide laatste punten betroffen, waarover de leden, die tot niet-betrokken landen behoorden, konden denken een meening te hebben. Er kwamen daarbij namelijk bekende klanken te pas: acht- urendag, vakvereeniging.

In het voorontwerp was de achturendag opgenomen; de commissie stelde daarvoor in de plaats den eisch, dat de werkuren in gedwongen arbeid gelijk zouden zijn aan die gebruikelijk bij vrijen arbeid, en het was tegen deze wijziging, dat het arbeidersamendement gericht was.

Het werd, zooals ik zei, verworpen, wat de conferentie overigens niet

(20)

belette om een amendement op een volgend. artikel (betreffende de portage) aan te nemen, waarin die achturendag weer voorkwam.

Het tweede der verworpen arbeidersamendementen strekte om de in de commissie aangenomen bepaling, betreffende het recht om klachten in te brengen over de arbeidsvoorwaarden te herstellen in den, oorspronkelijk door het Bureau voorgestelden vorm, die het recht om daarover te "onderhandelen" (négocier) eischte. Hier, meende men, lag de kiem voor opeisching van het recht om vakvereenigingen te vormen, een recht dat in vele koloniën niet bestaat. En zoo werd ook dit voorstel verworpen.

De slotsom uit dit geheele verloop te trekken, is dat de Arbeids- conferentie thans niet geschikt is om cqnventies vast te stellen, waarbij aan de inzichten der. daadwerkelijk betrokken mogendheden wanneer deze slechts een kleine minderheid vormen, recht wordt ge- daan. Geldt het koloniën, dan blijft artikel 421 als veiligheidsklep werken, al is dat artikel niet geschreven om de hoofdbeginselen van een speciaal voor de koloniën opgestelde convantie der zijde te stellen.

Voor Nederland is de zaak voor het oogenblfk niet van overgroot belang. De ten slotte tot stand gekomen conventie kan vrijwel in haar geheel door ons worden aanvaard. De in Nederlandsch-Indië geldende wetgeving zal op een enkel punt gewijzigd moeten worden. 1) Maar over het algemeen ziet de conventie op toestanden, die bij ons niet meer voorkomen.

Een paar reserves zullen wel onvermijdelijk zijn. De diensten op de particuliere landerijen 'zullen eerst geheel verdwijnen na '~ol­

eindiging van de terugbrenging dier landen onder de normale regelen door terugkoop of onteigening. Er bestaat nu een reden te meer om die te bespoedigen.

Ook geloof ik niet, dat wij het systeem der conventie kunnen aan- vaarden, dat alle belangrijke beslissingen genomen wil zien door de hoogste centrale autoriteit in het moederland of de kolonie, en b.v.

uitdrukkelijk eischt dat die autoriteit de gedwongen of verplichte arbeidsvordering nauwkeurig en volledig regelt zoodat zelfs uit- voeringsregelingen niet aan een lager gezag (b.v. de 'provincie) mogen worden overgelaten.

Ik heb vergeefs getracht, deze overmatige Icentralisatie te doen verdwijnen door schrapping van artikel 3. Later, naar mate wij verder in de behandeling kwamen, traden de absurde gevolgen van tlit stelsel meer aan den dag en 'in een aantal gevallen werden ze door redactiewijzigingen verholpen. Had de commissie een enkelen dag meer aan de behandeling kunnen besteden, dan ware artikel 3 in tweede lezing ongetwijfeld nog wel geschrapt. Intusschen, aan 'de 1) Zoo is als grens voor heerendienstplicht de leeftijd van 45 jaar aangenomen, terwijl thans 50 jaar is voorgeschreven.

(21)

materieele voorschriften tot beperking van gedwongen arbeid raakt dit punt niet en terzijdestelling kan dan ook niet als een ibelangrijke afwijking worden beschouwd.

Zoo vlot als bij ons zal het met de ratificatie elders, zelfs in de Britsche koloniën, wel niet gaan.

Maar de vraag van de geschiktheid der Arbeidsorganisatie om koloniale conventies te maken beperkt zich niet tot de questie van den gedwongen of verplichten arbeid. Allerlei andere arbeidsvraag- stukken kunnen er aan de orde komen en voor één, de koeliecon- tractsarbeid, staat het wel vast, dat dit vroeg of laat gebeuren zal.

Wij hebben er dus niet minder dan welke andere koloniale mogend- heid ook, belang bij dit punt onder de oogen te \ zien, en daarmee keer ik terug tot de vraag, die ik in den aanvang stelde: de vraag der moreele bevoegdheid der Organisatie en van de opportuniteit harer bemoeienis.

. De vraag is niet enkel voor koloniale zaken van belang: ook bij de arbeidsrege!ingen in de zeescheepvaart en nog sterker bij de mede in het vorige jaar op de agenda staande questie der arbeidsuren in de Europeesche steenkolenmijnen had men te maken met vraag- stu kken waarbij slechts een deel der leden rechtstreeks betrokken was, en ook in die gevallen zijn daardoor moeilijkheden gerezen.

Men kan deze overwinnen door de Arbeidsorganisatie eenvoudig ter zijde te stellen en derhalve het overleg te beperken tot de werkelijk belang hebbende mogendheden. Wie het doel waartoe de Arbeidsorganisatie gesticht is, bevordering van de vreedzame oplos- sing van tegenstellingen, in 'het bijzonder tusschen sociale groepen, maar aldus ook in het qlgemeen, de moeite van groote inspanning waard acht, kan zich door zulk een uitschakeling niet bevredigd voelen. Ik zou daarom de voorkeur geven aan een procedure, die aan de rechtstreeks belanghebbenden het hunne geeft, maar aan de conferentie toch een rol van beteekenis laat.

Er is reeds naar zulk een procedure gezocht en de Directeur van het Arbeidsbureau heeft daaraan in zijn laatste jaarrede (23 Juni) alle aandacht gewijd. 'Ook dr. Haga, technisch adviseur op de beide conferenties waar de gedwongen arbeid aan de orde was, heeft onlangs (Octobernummer van Koloniale Studiën) de verschillende mogelijkheden om aan het koloniale element meer invloed te geven besproken.

Om niet te uitvoerig te worden, zal ik mij bepalen tot het denk- beeld, dat mij voorloopig het meest rationeel voorkomt en dat niet alleen aan de Arbeidsorganisatie haar beteekenis laat, maar ook te verwezenlijken is zonder een wijziging van het statuut, die blijkens de ervaring niet of slechts met veel moeite en vertraging te ver- krijgen is.

Dit denkbeeld komt hierop neer: vaststelling van den inhoud der conventie door een vergadering van uitsluitend belanghebbenden,

(22)

- aanneming of verwerping, maar zonder amendementen, door de algemeene vergadering der Arbeidsconferentie op de gewone wijze, dus met een twee derden meerderheid.

Het komt mij voor, dat in een dergelijken beperkten kring meer wederzijdsch vertrouwen en begrijpen zal zijn dan zelfs in een com- missie der conferentie, waar ook leden, die uitdrukkelijk verklaard hebben, bij de zaak geen belang te hebben, een zetel en stem kunnen verlangen, zoodat allerlei aan de zaak vreemde invloeden zich kun- nen laten gelden.

Anderzijds blijft aan de conferentie het laatste woord. Meent zij, d.w.z. meent meer dan een derde harer leden, dat de voorgestelde regeling onvoldoende is, dat ze geen vooruitgang brengt, - dan wordt ze niet aangenomen. Dit is naar ik meen een vraag, die ook door Riet-belanghebbenden en dus niet speciaal deskundigen wel te beoordeelen is, mits zij zich de moeite geven - en men hun den tijd laat - de stukken te lezen. Wat zij niet kunnen doen, is een be- hoorlijk gegrond oordeel uitspreken over détailvragen, zooals worden aangeraakt in amendementen, gewoonlijk dan nog op het laatste oogenblik en zonder toelichting ingediend. Ter laatste conferentie heeft de vergadering haar incompetentie ten deze voldingend be- wezen.

Zonder .bezwaar is deze oplossing zeker evenmin als de andere die voorgesteld zijn: technische voorbereidende conferenties met een adviseerend karakter (zooals in de kolenquestie gehouden), - be- ginselconventies, door de belanghebbenden zelve, al of niet in onder- ling 'overleg, nader uit te werken.

De door mij voorgestane procedure zo~ enkel door de Arbeids- conferentie zelf en bij wijze van vrijwillige zelfbeperking aanvaard kunnen worden. Men zou die aanvaarding als een proef moeten be- schouwen, waarvan de uitkomst te beoordeelen zou zijn naar het succes der aldus tot stand gebrachte conventies.

Zullen er nog van die conventies gesloten worden?

Hoe weinig ingenomen de meeste der betrokken mogendheden ook zijn met het resultaat der behandeling van den gedwongen arbeid, toch geloof ik niet dat zij zullen weigeren, andere, koloniale arbeidsvraagstukken internationaal te behandelen. Ondeskundigen, kwaadgezinden ook, mogen daarbij aan het woord komen en mee- stemmen, de zakelijke en volledige voorlichting en de openbaarheid der besprekingen, door de Arbeidsorganisatie gewaarborgd, wegen daartegen wel op. En dan blijft het voordeel, dat aan de koloniale arbeiders en hun leiders getoond wordt, dat zij niet enkel voor de nationale, maar ook voor de ·internationale politiek meetellen als de anderen en dat zij, voor zoover de ontwikkeling der toestanden dat mogelijk maakt, zelf voor een wereldforum hun belangen kunnen . bepleiten.

(23)

De heer mf. A. M. Joekes zegt, dat ook wie het niet eens is met den inhoud, en vooral met de strekking, van de door inleider ge- houden rede, toch zal moeten beginnen met waardeering te uiten voor de knappe uiteenzetting van het ingewikkelde probleem dat hier te behandelen viel. Allen moeten zeker onder den indruk ge- komen zijn dat inleider hetgeen er te Genève in verband met het koloniale vraagstuk gebeurt op duidelijke wijze heeft geteekend.

Ten aanzien van enkele punten zou spr. echter met inl. van gedachten willen wisselen:

Ten eerste ten aanzien van het punt waar inl. zelf het bestaan van een meeningsverschil tusschen hen beiden heeft aangegeven, namelijk de voorbereiding van de koloniale aangelegenheden, welke in de internationale arbeidsorganisatie aan de orde zullen komen. Inl. heeft er aan herinnerd dat ditmaal aan de int. arbeids- conferentie voor de eerste maal vooraf is gegaan een bespreking van de betrokken koloniale mogendheden, waartegen spr. bezwaren in de Kamer heeft aangevoerd. Deze bezwaren nu zijn hierin ge- legen, dat indien de op de agenda geplaatste onderwerpen tevoren door koloniale mogendheden worden besproken en dezen zich dan binden aan een bepaalde gedragslijn, de groote beteekenis van de algemeene conferentie daardoor wordt ondermijnd. Zouden toch tevoren afspraken zijn gemaakt omtrent de grenzen, waartoe men zal willen gaan, dan zou de behandeling in de algemeene conferen- tie in belangrijke mate zijn beperkt.

Het heeft spr. dan ook verheugd, van den minister te mogen ver- nemen, dat onze vertegenwoordiger op de Parijsche samenkomst van koloniale mogendheden de opdracht had meegekregen om zich n iet te binden. Dit is een noodzakelijke voorwaarde ter voor- koming van onderonsjes op koloniaal gebied. Ook als men aan- neemt het hooge peil, dat ons koloniaal beheer bereikt zou hebben en nog zal bereiken, dan zal men toch oog moeten hebben voor het gevaar, dat in dergelijke samenkomsten, waaraan ook Neder- land deelneemt, vooral aandacht gegeven wordt aan elkanders bijzondere bezwaren, waardoor men in mindere mate den heiizamen invloed ondergaat van de algemeene publieke wereldopinie zooals deze op de internationale arbeidsconferentie tot uiting behoort te komen.

Het tweede bezwaar geldt hetgeen inl. aan het slot van zijn rede heeft aangegeven als middel om aan de moeilijkheden der koloniale mogendheden tegemoet te komen, door namelijk de betrokken mogendheden tezamen het ontwerp-conventie te laten maken, het- welk dan door de conferentie al dan niet kan worden aangenomen, doch niet geamendeerd. Aan dit voorstel is voorafgegaan de ver- klaring van den inleider, dat men als koloniale mogendheid zal moeten zwichten voor bezwaren, welke een andere koloniale mo- gendheid tegen bepaalde punten oppert, zooals het tewerkstellen

(24)

van militairen voor uitvoering van niet -militai~e werken e.d. Komen nu met deze gedachten de vertegenwoordigers der betrokken koloniale mogendheden samen, dan krijgt men het geval dat de zaken behandeld worden in een kringetje van acht of negen mogendheden, die zich bij het aanvaarden van regelingen strikt beperken zullen tot datgene waartegen ten slotte niemand eenig bezwaar heeft. Maar dan is daarmede ook de invloed van de wereldopinie terzijde gesteld. Onder deze omstandigheden zou zeker geen conventie ter wereld kunnen komen, die een werkelijke verbetering zou beteekenen.

Spr.'s derde bezwaar gaat tegen de wijze waarop inl. de behan- deling op de internationale arbeidsconferentie heeft voorgesteld.

Hetgeen inl. te dien aanzien ontwikkeld heeft, kan misschien indruk hebben gemaakt op diegenen die terzake niet kundig zijn. Maar spr. zou willen vragen of inl. een en ander niet wat overdreven heeft voorgesteld? Zoo heeft inl. meegedeeld dat er in de algemeene conferentie gestemd moest worden zonder dat men tijd had gehad om eerst het rapport der commissie voor den gedwongen arbeId te lezen; 7 van de 9 amendementen van den kant van de arbeiders- groep waren aangenomen; met 2 amendementen was dat niet het geval, omdat men daarin "bekende klanken" terugvond. Men zou zeggen dat er dus toch wel gezond verstand is getoond. Maar ook al neemt men nu aan, dat den leden der conferentie te weinig tijd is gegeven, hieruit volgt toch nog niet dat de algemeene conferentie de amendementen niet zou kunnen beoordeelen. Als men de tech- nische bezwaren ondervangt, door zorg te dragen voor een meer behoorlijke behandeling, dan zijn er genoegzame waarborgen voor de goede werking van de internationale arbeidsorganisatie, welke op speciaal gebied .het begin van een wereldparlement vormt, dat oordeelt en meeningen uitspreekt. Eenerzijds moet men de gerezen bezwaren trachten te ondervangen, maar anderzijds is het nood- zakelijk om de eindbeslissing te laten aan de algemeene conferentie, want in deze algemeene conferentie zijn de woordvoerders bijeen van de meeningen welke in de wereld gelden. Uit dien smeltkroes der meeningen heeft de conferentie het richtsnoer voor de koloniale politiek op sociaal terrein aan te geven, na behoorlijke deskundige voorbereiding.

Niettegenstaande voldoende tijd ontbrak, is er intusschen te Genève een conventie gemaakt, waarvan in!. zelf heeft moeten erkennen, dat Nederland haar gerust zal kunnen aanvaarden. Dat de conferentie een dergelijke regeling heeft tot stand gebracht is wel het beste bewijs, dat inl. een te somber licht op de behandeling ter int. arbeidsconferentie geworpen heeft.

Rijst ten slotte de vraag, of er een essentieele verandering in de procedure noodig is? Spr. gelooft dit niet. Hij erkent, dat een

(25)

waarborg noodig is, dat koloniale mogendheden eensdeels ook bij de voorbereiding in voldoende mate worden gehoord, anderdeels dat zij behoed worden voor eischen, waaraan zij niet zullen kunnen voldoen. Maar die waarborg wordt reeds gevonden in de omstan- digheid, dat de conventies niet rechtstreeks bindend zijn, doch de wetgevende macht in de betrokken landen te beslissen heeft of zij de conventies kan aanvaarden. De waarborg, hierin gelegen, is tegelijk een krachtige aanwijzing voor de conferentie om haar eischen niet te hoog te stellen.

Bij alle hulde, welke spr. ten slotte nog eens aan den inl. wil brengen, meent hij derhalve dat de door dezen gewekte indruk te somber is en dat zijn oplossing niet is de meest gewenschte.

De Voorzitter zou aan inl. de vraag willen stellen hoe men, als de conventie eenmaal is aangenomen, controleeren kan dat zij ook wordt uitgevoerd, en in welke mate dit geschiedt? Hoe kan men repressief optreden ten opzichte van een natie, welke zich niet houdt aan de afspraken? Spr. denkt hier b.v. aan hetgeen door i nl. aan- gaande een Zuid-Amerikaanschen staat is meegedeeld. Het zou mogelijk zijn, maar spr. wil dit niet, nog meer naties te noemen, waarvan men geen 100 procent vertrouwen kan hebben dat zij de conventies zullen naleven. Wat Amerika betreft, van die zijde ver- neemt men altijd schoone theorieën, maar als de toepassing daarvan strijdig blijkt met zijn oeconomische belangen, dan volgt ook spoedig weer een beperking of restrictie, welke niet direct blijk geeft van groote openhartigheid. Vandaar nu spr.'s vraag: welk orgaan is er voor onderlinge control~, hoe kan men een staat tot de orde roepen?

De heer prof. dr. E. Moresco wil eerst de vragen van den Voor- zitter beantwoorden, welke de technische regeling van de controle op de uitvoering van conventies raken. De ontwerp-conventie wordt eerst in de bij de Internationale Arbeidsorganisatie aangesloten landen voorgelegd aan de autoriteit (bij ons de wetgevende macht), die bevoegd is haar aan te nemen of af te wijzen. Wordt de con- ventie door haar aanvaard, dan wordt zij geratificeerd en is daar- door bindend geworden. In het pact van den Volkenbond is in het toezicht op de naleving voorzien. Zoo moet er jaarlijks een uitvoerig verslag worden uitgebracht over de maatregelen van wetgevend en en uitvoerenden aard, welke door het land dat de conventie ratificeerde zijn genomen en over die uitvoering zelve, een en ander volgens een door het Internationaal Arbeidsbureau rondge- zonden schema. De verslagen worden jaarlijks in de conferentie behandeld, nadat zij onderzocht zijn door een daartoe ingestelde commissie, welke er rapport over uitbrengt. De conferentie beslist er dan over. Nu zullen eventueele verzuimen wel niet in zulk een jaarlijksch rapport door het land zelf breed worden uitgemeten, wellicht niet eens vermeld. Maar er is een klachtenrecht, hetwelk

(26)

~ -~---

26

hieraan tegemoet komt. Regeeringen van andere, eveneens tot de conventie toegetreden mogendheden kunnen een klacht wegens niet-naleving door een bepaalden staat indienen, b.v. ingeval de niet-naleving aan de industrie van den klager concurrentie aandoet.

Niet alleen de regeeringen kunnen dit doen, maar ook de organi- saties van werkgevers of arbeiders. Meent b.v. een vakvereeniging in Nederland, dat Nederland zelf of een ander land een bepaalde conventie niet voldoende uitvoert, dan is het bestuur daarvan be- voegd zich tot het Internationaal Arbeidsbureau te wenden met een klacht terzake. Er volgt dan een uitvoerige procedure met allerlei, nauwkeurig geregeld onderzoek en inlichting, totdat ten slotte de zaak zoo noodig voor het forum der conferentie gebracht kan worden, terwijl ten overvloede een beslissing door het Inter- nationaal Hof van Justitie kan worden uitgelokt. Men mag dus zeggen, dat althans formeel voldoende in het toezicht op de na- leving van conventies is voorzien. Natuurlijk is er overal een afstand tusschen wet en werkelijkheid en die afstand is verschillend in verschillende landen. Maar voorzüover wettelijke controle mogelijk is, kan gezegd worden dat zij ook werkelijk bestaat.

Wat nu het door mr. joekes aangevoerde betreft, zoo wil inl.

dezen spreker allereerst dank zeggen voor de door hem uitgesproken waardeering en zijnerzijds gaarne verzekeren dat hij ook de ernstige overweging van zijn meeningen heeft gewaardeerd. In het algemeen kan inl. van de door mr. Joekes te berde gebrachte bezwaren getuigen dat hij deze redelijk acht. Wat niet wil zeggen dat hij het er mede eens is. Hij begrijpt deze bezwaren echter als een streven tot het zooveel mogelijk hooghoudên van het karakter der internationale en publieke organen te Genève.

Echter, èn het internationale èn het publieke hebben grenzen.

Men kan natuurlijk wel voorschrijven: alles is openbaar en alles moet in een vergadering in tegenwoordigheid van alle leden be- handeld worden, maar dit neemt niet weg dat een onderling overleg van belanghebbenden onmisbaar en dan ook niet te voorkomen is.

In elke conferentie vinden, naast de algemeene openbare bespre- kingen, besloten besprekingen plaats in kleinen kring. Als dit niet het geval kon zijn, dan zou internationale behandeling van zaken eenvoudig niet mogelijk wezen. In het publiek bindt men zich nu een- maal op een andere wijze dan in kleinen kring. In\. denkt b.v. aan het in de conferentie te Parijs opgeworpen denkbeeld om den ge- dwongen arbeid binnen een bepaalden termijn af te schaffen. Het is heel iets anders of zulk een denkbeeld in kleinen besloten kring wordt te berde gebracht of op de algemeene publieke conferentie. Zoodra een land in het publiek een voorstel doet, is bij de al of niet aan- neming daarvan door andere landen zijn prestige betrokken. Niet- aanneming wordt dan dadelijk min of meer als een nederlaag ge- voeld. Geschiedt de indiening in kleinen kring, en wordt daar het

(27)

voorstel verworpen, dan heeft dit niet diezelfde gevolgen. Het is om die reden dan ook wenschelijk dat internationaal overleg niet in het publiek geschiedt. Dit geldt van alle soorten van internationale besprekingen. In het publiek is het geven-en-nemen nu eenmaal niet in dezelfde mate toe te passen als dit in besloten kring kan geschieden. Vandaar de handelwijze, welke men in internationale conferenties steeds weder opmerkt. Men ziet dan de voorstellen eerst naar commissies verwijzen, vervolgens, indien ook die com- missies door hun grootte of door de opgelegde openbaarheid on- geschikt zijn voor werkelijke onderhandelingen, naar subcommis- sies (die met gesloten deuren vergaderen) of naar nog kleiner comité's, totdat eindelijk in een of anderen vorm een stadium van onderling overleg gevonden kan worden. Zoo gaat het in de wer- kelijkheid. Het is onjuist, om hier te spreken van het "oude spel der diplomatie", dat ook thans nog zou worden gespeeld. Het is dit niet. Deze vorm van overleg is niet anders dan het dictaat van de noodzakelijkheid. Alleen zóó, en niet anders, is het mogelijk om internationaal tot overeenstemming te komen. Dit ligt geheel in de lijn der internationale organisatie. Trouwens, zoo gebeurt het in de nationale parlementen ook. Daar worden de zaken ook behan- deld door de partij-organisaties en binnen die organisaties weder door kleinere kringen, fracties enz. Zoo heeft ook de Internationale Arbeidsorganisatie officieel drie groepen, van regeeringen, werk- gevers en arbeiders, hetgeen bewijst dat daar erkend wordt het bestaan van groepen van belangen die in onderling overleg behar- tigd dienen te worden. Als nu in bijzondere gevallen ter bereiking van overeenstemming nog weder een speciale groepeering noodig blijkt, dan moet men die niet willen beletten. De voorbesprekingen doen dus ook niet aan de richtige behandeling tekort.

De heer mr. A. M. joekes: Het gaat om het zich binden!

De heer prof. dr. E. Moresco zegt, het wat het zich binden be- treft met spr. eens te zijn. De voorbesprekingen moeten de gede- legeerden niet binden. Zij moeten op de conferentie zoo vrij zijn als mogelijk met het oog op de omstandigheden. In de conferenties der Int. Arbeidsorganisatie heeft mgr. Nolens herhaaldelijk bezwaar gemaakt tegen het verstrekken van bindende instructies aan afge- vaardigden. Praktisch zal echter wel nimmer geheel te voorkomen zijn dat een afgevaardigde zich in meerdere of mindere mate ge- bonden voelt, hetzij formeel of informeel. De gang van zaken zal in het algemeen wel deze zijn, dat een regeering iemand vraagt als gedelegeerde te willen optreden en hem haar standpunt uiteenzet;

kan hij zich daarmede niet vereenigen, dan kan hij de gedelegeerde niet zijn. Inl. zou althans onder zulke omstandigheden een mandaat weigeren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2e. hel getuigen ol belijden van hun geiooi door leden der Christelijke Gemeente, onafhankelijk van den zendeling. De eenige grond, waarop art. 177 berust en

Het wegenvraagstuk in Ned.-Indië. Om verschillende redenen valt het te waardeeren, dat het Indisch Genootschap in een van zijn samenkomsten van dit seizoen het

Het is speciaal aM de o nderzoekingsgave van Mr. Soekasno en Mr. en aan het vertrouwen dal zij aan hun lendgenooten wisten in te boezemen, te danken dat

is an administrative machine; yours in an instrument of government. Our aim is negative - to suppress disorder; yours is positive - to maintain order. It would be

Joekes wijst er nogmaals op, dat de opmerking van den vorigen spreker ten aanzien van de verdeeling der gemeente in kampongs theoretisch juist is, maar dat

maatregelen ten behoeve van I"dië slechts zeer onvoldoende ge- compenseerde, belasting, Hier ligt het grote wrijvingsvlak tussen de beide gebiedsdelen, omdat de

van de veld politie ware opgedragen, van een dergelijke bevoegdheid van lager orde wel het gewenschte gebruik zou willen maken. Hoofd- zaak is, dat hij de beschikking

De inheemsche staten noch de bevolking van het rechtstreeks bestuurd gebied zouden wenschen dat Engeland zich terug trok; zij voelen zich veilig onder Engeland's