• No results found

INDISCH GENOOTSCHAP

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "INDISCH GENOOTSCHAP"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

INDISCH GENOOTSCHAP .

VERGADERING VAN 13 DECEMBER 1929.

Blz. 121-124.

"The autonomous states of India."

'S-GRAVENHAGE

MARTINUS NIJHORF 1929

. I

f

/

/

(2)

Ot

I

(3)

Voorzitter: de heer prof. rur. C. van Vollenhoven.

De Voorzitter opent de vergadering en richt een woord van welkom tot prof. L. F. Rushbrook Williams, minister van buiten- landsche zaken van Patiala, Britsch-Indië, die hierna het woord verkrijgt voor zijn .inleiding over:

"The autonomous states of India."

Spr. begint met er zijn voldoening over uit te spreken in Nederland een gehoor te vinden, dat zoo levendig belang stelt in de betrek- kingen tusschen de Europeesche staten en de Oostersche volken.

Naar zijn meening is er alle aanleiding voor mogendheden, die ten dezen een taak in Azië te vervullen hebben, om hun ervaringen uit te wisselen. Onderlinge toenadering der koloniale mogendheden is in dezen tijd meer en meer gewenscht. Hij wilde intusschen onmid- dellijk op den voorgrond stellen dat de positie ,waarin Engeland en Nederland in ,hun overzeesch gebied verkeeren ten opzichte van de inheemsche staten, belangrijke verschillen vertoont. De Ned.- Indische zelfbesturen laten zich zonder meer niet met de autonome staten in Britsch-Indië vergeliJken. Dit hlijkt reeds wanneer men zich rekenschap geeft van de ontzaglijke beteekenis, in geografisch en en politieken zin, van de taak welke Engeland in Hindoestan te ver- vullen heeft. De totale bevolking van dit gebied is meer dan 320 millioen zielen, waarvan 250 onder rechtstreeksch Britsche bewind, dat zich uitstrekt over een oppervlakte van 900.000 vierkante mijlen, terwijl de inheemsche staten een gezamenlijke oppervlakte van 600.000 vierkante mijlen beslaan. Reeds uit deze enkele cijfers moet het duidelijk zijn dat de kleine Britsche bevolking in Indië niet dezelfde mate van rechtstreekschen invloed op het leven der inheemsche bevolking kan hebben uitgeoefend als het den Neder- landers gelukt is uit te oefenen in Ned.-Oost-Indië.

Bovendien moet men in het oog houden dat Hindoestan de zetel is van een aloude, fijn bewerktuigde en hoogst ingewikkelde be- schaving, een beschaving van zoodanigen aard, dat ze in zichzelve de middelen vond om krachtigen weerstand te bieden aan den

(4)

122

invloed van het Westen. Daal waar een bevolking van zoodanigen omvang zoo hardnekkig vasthield aan een eigen cultuur, behoeft het zeker niet te verwonderen dat de Britsche invloed meer van materieelen dan van moreel en en cultureelen aard ,heeft kU'nnen zijn.

De opmerking van Clemenceau dat de Engelsehen veel voor het land hebben gedaan en weinig voor het volk, moge niet geheel billijk zijn niet het oog op het ontstaan van een Westersch-opgevoede bevolkingsklasse, welke geheel en al een gevolg is van 'het Engelsche bewind, er is niettemin een kern van waarheid in. Ook ten aanzien van de grondslagen der pfO'blemen in Hindoestan en in Ned. Oost- Indië vallen er verschillen van groote betee~enis op te merken in verband met omvang, sterkte en beteekenis van de inheemsche vorstendommen. Men bedenke slechts, dat verschillende dezer staten ouder zijn dan de tegenwoordige Emopeesche staten en dat er in sommige dezer staten dynastieën regeeren, ouder dan eenig Europeesch vorstenge,slaoht.

Spr. geeft hierna een kort overzicht van de politieke geschiedenis van Hindoestan, waarin de groepeeringen en verbonden der onder- schei·dene inheemsche staten en hun onderlinge strijd om de hege- monie tot de komst der Engelsche Oost-Indische Compagnie een belangrijke plaats heeft ingenomen. De O. I. Compagnie slaagde er in, door het sluiten van verdragen met. de sterkste dezer staten allengs over alle de heerschappij te verkrijgen, een heerschappij, eenerzijds gehandhaafd Goor haar macht ter zee, and·erzijds door een netwerk van verdragen en overeenkomsten. Van ouds heeft de Britsche politiek zich toegelegd 'op het tegengaan van de onderlinge verstandhouding tussohen de inheemsche staten; ze heeft op die staten een politiek van afzondering toegepast, welke zoover ging, dat het tot kortgeleden aan deze staten verboden was om terzake van eenigerlei onderwerp gezamenlijk overleg te plegen buiten het Britsch-Indische bestuur om. Men wantrouwde elke toenadering dezer staten, di·e juist een bolwerk van onberekenbare beteekenis hebben gevormd, in polWeken en militairen zin beide, tot steun van h·et Britsche bewind in Indië. Zij hebben zich door de steeds loyaal door hen nagekomen verdragen altijd innig verknocht gevoeld aan de Britsche Kroon, die van de O. I. Compagnie deze verdragen heeft overgenomen en de nakoming daarvan in tal van plechtige verkla- ringen gewaarborgd. Van het standpunt der inheemsche staten is de Britsche regeering in Hindoestan dan ook niet anders dan de Agent van de Kroon voor de nakoming van de betrekkingen., welke door de verdragen geregeld zijn.

Deze tweeledige functie van het bewind in Br.-Indië moet men in het oog vatten om de ontwikkeling van den politieken toestand daar te lande ook met het oog op de in,heemsche staten goed te kunnen begrijpen: met het Br.-Indische bestuur als zoodanig, oordeelen de regeeringen der inheemsche staten, hebben zij niets te maken; dit verklaart hun houding ten aanzien van alle handelingen welke van

(5)

bestuurd gebied en ten aanzien van de nationalistische beweging in dat gebied. Eenerzij-ds stellen de inheemsche staten zi0h op het standpunt dat zij zooveel mogelijk hun eigen zaken wenschen te regelen, afgescheiden van de in het rechtstreeks bestuurd gebied gel- dende regelingen, anderzijds oordeelen zij dat de Br.-Indische regee- ring in het rechtstreeks bestuurd gebied geen ingrijpende hervormin- gen behoort in te voeren, welke haar 'weerslag vinden ook in de inheemsche staten, zonder daarin deze staten vooraf te kennen. Dit maakt ook begrijpelijk de erkenning van Sir John Simon jegens de Britsche regeering, dat hij bij zijn onderzoek in zake de politieke hervormingen in het rechtstreeks bestuurd gebied tot een punt was genaderd, waar hij meende niet ver.der te mogen gaan alvorens er ov.erleg zou zijn gepleegd met de inheemsche staten. De instelling van de Vorsten kamer maakt het nu mogelijk om met de honderden inheemsche staten over onderwerpen', hun belangen rakende, een dergelijk overleg te voeren.

Meer in bijzonderheden het inwendige bestuur der inheemsche staten in beschouwing nemende _. elke staat is een miniatuur vor- stendom en de groote staten als Hyderabad, Mysore en Kashmir zijn zoo groot als Italië - , wijst spr. er op dat de staten langzaam en zeker hun instellingen in meer liberalen geest hervormen. En daarbij blijkt dan dat het mogelijk is Oostersche instellingen met behulp van Westersche ideeën tot een ontwikkeling te brengen, die welis- waar niet overeenkomt met Westersche democratie, maar aan de onder Westerschen invloed gegroeide Oostersche behoeften ten volle beantwoordt. Wat aangaat de politieke ontwikkeling van het geheel in de richting van den dominion-status, zoo verlieze men toch vooral niet uit het oog dat dit begrip zelf een belangrijke ont- wikkeling heeft doorgemaakt. Geen verstandig nationalist in Indië verlangt heden ten d·age meer een vorm van dominion-status, waarbij Indië zoowel de verdediging als de buitenlandsche betrek- kingen in eigen hand zou moeten nemen en allerminst verlangen dit ook de inheemsche stat.en. Men wenscht enkel een meer strikt zelf- bestuur in de eigen zaken. De inheemsche staten noch de bevolking van het rechtstreeks bestuurd gebied zouden wenschen dat Engeland zich terug trok; zij voelen zich veilig onder Engeland's leiding en de regeeringender inheemsche staten beseffen maar al te zeer het gevaar van nieuwen onderlingen strijd in Indië, indien Engeland Indië aan eigen lot zou overlaten.

Ten slotte weidt spr. uit over de belangrijke opvoedende taak die Engeland en Nederland beide in het Oosten te vervullen hebben; een taak die, mits uitgevoerd met overtuiging en kracht, ginds van nog meer beteekenis voor den vrede en de veiligheid lijkt dan die van den Volkenbond. Ginds, waar men voor de werkelijkheid staat,

(6)

124

doen de vraagstukken zich anders voor dan in de sfeer van Genève.

De taak, door de Westersche mogendheden uit te voeren, is een beiangrijke en een schoone tegelijk Engeland' kan bij de uitvoering van deze taak rekenen op den onschatbaren steun van de autonome staten, die medehelpen aan de bevordering van een ordelijke ont- wikkeling en de vestiging van een standvastig bewind en in poli- tie ken zin een belangrijke rol zullen spelen bij de oplossing van de vraagstukken, waarvoor het Westen zich in het Oosten ziet gesteld.

De Voorzitter sluit de vergadering met woorden van dank aan den inleider.

(7)

'-.

(8)

MARTlNUS NIJIIOFF - UITta~nJR - 'S·GRAfENHAGE

;..,

V[RSPR[IO[ G[SCHRIrT[N

VAN

Prof. Dr~ H. KERN

Prijs per deel f 6.-; in linnen f 7.20

De verspreide. geschriften van den buitengewoon kundigen orientalist worden door de zorgen van hèt Koninklijk Instituut voor de Taal-, Land- en. Volkenkunde van Nederlandsch

Indië uitgegeven.

_

Het zal wel onnoodig zijn de beteekenis van deze geschriften voor de veqrelijkende taalstudie, oudheidkunde voor 'Indië enz.

nader aan te duiden. De artikelen, die gedurende

'

een halve eeuw

in verschillende

tijd, schriften, in verschillende talen over de geheele wereld verschenen, worden nu binnen het bereik van

iedereen

gebracht.

,;

VERSCHENEN ZIJN:

Deel I. Voor-Indië, 1e gedeelte. 1913.

De I 11. Voor-Indië, 2e gedeelte. 1914.

Deel lIL Voor·Indië, slot. - A~hter-Indië, 1e gedeelte. 1915.

Deel IV, Aohter-Indië, slot. - Brahmanisme en Buddhisllle. - Maleillch·

Polynesische taal vergelijking, 1e .gedeelte. 1916.

Deel V. Maleisch.Polynesische taal vergelijking, slot. - Indonesië in 't al- gemeen, 16 gedeelte. 1916.

Deel VI. Indonesië in 't algemeen, slot. - Inscripties van den Indischen Archipel, Ie gedeelte. 1917.

Deel VII. Inscripties van den Indischen Archipel, slot. - De Nägarakrtä- gama, Ie gedeelte. 1917.

Deel

vnJ.

De Nägarakrtägama, slot. - Spraakkunst van het Oud-Javaansoh,

Ie gedeelte. 1918. .

Deel IX. SpraakkUli'st van het Oud·Javaanscl}, slot. - Diversen Oud- . Ja\'aansch, 1e gedeelte. 1920. .

Deel X. Diversen Oud·Javaansch, slot" - Diversen Nieuw·Jt\vaansch. - Filippijnsche studies, Ie gedeelte. 1922.

Deel XI. Filippijnsche studills, slot. - Germaansch, te gedeelte. 1923.

Deel XII. Germaansch, ,slot. - Andere ~ndogermaan8che talen. 1924.

,.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

l.. Rochussen zijn aanblijven alh.::nkelijk van de inwilliging. Nederland echter handhaafde de oude regeling, zodat particu- lieren hel initiatief namen en een

2e. hel getuigen ol belijden van hun geiooi door leden der Christelijke Gemeente, onafhankelijk van den zendeling. De eenige grond, waarop art. 177 berust en

Het wegenvraagstuk in Ned.-Indië. Om verschillende redenen valt het te waardeeren, dat het Indisch Genootschap in een van zijn samenkomsten van dit seizoen het

Het is speciaal aM de o nderzoekingsgave van Mr. Soekasno en Mr. en aan het vertrouwen dal zij aan hun lendgenooten wisten in te boezemen, te danken dat

is an administrative machine; yours in an instrument of government. Our aim is negative - to suppress disorder; yours is positive - to maintain order. It would be

Joekes wijst er nogmaals op, dat de opmerking van den vorigen spreker ten aanzien van de verdeeling der gemeente in kampongs theoretisch juist is, maar dat

maatregelen ten behoeve van I"dië slechts zeer onvoldoende ge- compenseerde, belasting, Hier ligt het grote wrijvingsvlak tussen de beide gebiedsdelen, omdat de

van de veld politie ware opgedragen, van een dergelijke bevoegdheid van lager orde wel het gewenschte gebruik zou willen maken. Hoofd- zaak is, dat hij de beschikking