• No results found

INDISCH GENOOTSCHAP

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "INDISCH GENOOTSCHAP"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

INDISCH GENOOTSCHAP

VERSLAG VAN DE ALGEMEENE VERGADERING GEHOUDEN 15 DECEMBER 1938

EEN PLEIDOOI TOT HERZIENING VAN HET TOELATINGSRECHT (ART. 177) DER INDISCHE STAATSREGELING TEN AANZIEN VAN DE CHRISTELIJKE ZENDING

',·GRAVENHAGE - MARTINUS NIJHOFF 1939

(2)

Ter bevordering van een ri chtige bezorgi ng

van de verslagen van het Indisch Genootschap,

worden leden dringend verzocht het Secretariaat

mededeeling te doen van adresveranderingen

(3)

INDISCH GENOOTSCHAP.

VERSLAG van de Algemeene Vergadering gehouden den 15 December 1 938 .

35

De Voorzitter, Prof. Dr.

J. H.

Boeke, opent Ie 8 uur n,m. de vergadering; notulen van de vorige vergadering d.d. 10 November 1938, worden daarna goedgekeurd.

Door hel Besluur werden tol leden van hel Indisch Genootschap benoemd de Heeren

J.

P. B. de Graan Ie 's-Gravenhage en

Prol. Mr. R . D. Kollewijn t e Leiden.

Vervolgens wordt het woord verleend aan Prol. Mr.

J.

M.

J.

Schepper, lol hel houden van een inleiding betreffende:

Een pleidooi tot herziening van het toelatingsvoorschrift (art.

177)

der Indische Staatsregeling ten aanzien van de

Christelijke Zending.

l. Erkenning van de Christelijke kerk(en) van Staats- er.

Regeeringswege op den grondslag der door Grondwet en Indische Staatsregeling gewaarborgde vrijheid van godsdienst en godsdien- stige belijdenis, houdt in beginsel die harer zendingsroeping in. Weliswaar zijn zij, in haren vorm van georganiseerde (deelen der) Gemeente van Jezus Christus, onderworpen aan de ordeningen doof de wetgevende organen vastgesteld, omdat den ook te haren aanzien - voorzQover ZIJ nl. deelnemen aan het leven binnen de rechtsorde en de Staats- en volksgemeenschap - ordening even- zeer onmisbaar is als t.a.v. andere zedelijke lichamen. Maar die geor- dende stand of positie kan - althans niet zonder haar in haat wezen van Christelijke Kerk aan te tasten - de kerk(en) geenszins ont- heffen van hare gehoudenheid, als (georganiseerde) Christelijke

(4)

36

Gemeente in overgave en gehoorzaamheid de~ geJocl~, het Gevel na te komen van haar Hoofd en Heer tol prediking van hel Evan- gelie (de boodschap van hel heil Gods) met zijne genadeteekenen aan alle volken en aan alle schepselen (Matth. 28: 18-20; Markus 16: 15 w.; Lukas 24: 45 vv.).

Voorzoover de vervulling van hare: zendingstaak werkzaamheid medebrengl binnen hel kader der door recht en Staal geordende en Ie ordenen maatschappelijke betrekkingen en verhoudingen, kunnen van Staatswege de, Ie dien a3nzien vereischte voorschriften gegeven worden, doch alleen op den grondslag der bovengenoem- de erkenning,

Over die regelingen inzake de verrichting ViJn zendingswerk, kunnen (en zullen) moeilijkheden en conflicten rijzen, welke samen·

hangen met het anders-gericht-zijn van de Staatstaak en vcJll de roeping der Christelijke kerk(en} in deze wereld, ol - een meer kritieke situatie - voortvloeien uit de wezenlijke tegenstellingen die zich (kunnen) voordoen lusschen de (al dan niet) materieele belangen or ideologische doelstellingen van den Staal eenerzijds en de lundamenteele waarheden, beginselen en toepassingen van hel Evangelie, vervat in belijdenis en getuigenis der Christelijke kerk(en) anderzijds.

Voorzoover dit mogelijk is - naarmate de aangeduide tegen- stelling zich voordoet, wordt deze mogelijkheid uiteraard kleiner - , dienen dergelijke moeilijkheden en conllicten te worden opgelost en beslecht door onderling overleg en in wederzijdsch vertrouwen, op den grondslag der boven besproken erkenning.

Twee principieele voorwaarden moelen daartoe vervuld wezen:

1 e. Dat de Staalsaulorileilen bij het geven ol ontwerpen van noodig geachte regelingen steeds genoegzaam ervan door- drongen blijken, dal deze vóór alles in overeenstemming moeten zijn met de erkenning van de Christelijke kerk(en) als zoodanig.

2e. Dal de Christelijke kerk(en) harerzijds in haar onderschei- den organen en ambtsdragers voortdurend bereidheid toone(n), eer s I e n s tol recht verstaan van de moeilijk.

heden welke haar zendingswerkzaamheid voor den Staat, zijn functies en zijn functionarissen met zich brengen kan of moet; in de t wee deplaais lol hel voeren van een beleid van harentwege, waarbij moeilijkheden van die,., aard, voorzoover het zonder beginsel-verzaking mogelijk is,

(5)

37

.... ermeden en voorkomen worden, len der d e lol opèn- harlige gedachtenwis'ieling ook t.a.v. die quaeslies waarbij een wezenlijke tegenstelling zjch voordoel lusschen hare roeping lol prediking (belijden en getuigen) en de feitelijk geldende Staatsbelangen of Slaalsdoeleinden.

De plicht lol deze bereidheid heeft zijn oorsprong en grond in hel "eeren" van de Overheid, waartoe de Christelijke kerk(en) mede gehouden is (zijn» als georganiseerde Gemeente, die deel. neemt aan de samenleving binnen hel kader der Staats- en rechts- orde.

11. Art. 177 der Indische Staatsregeling (hel oude art. 123 van hel Regeeringsreglement van , 854) mag derhalve niel als een los en op zichzelf slaand voorschrift beschouwd en toegepast worden Zin en beteeekenis van het voorschrift zijn alleen goed vast te stellen in den samenhang van (met) het geheele negende hoofdstuk der Indische Staatsregeling (het zevende hoofdstuk van het Regec.

ringsreglement): "Van den godsdienst". Inzonderheid in samen- hang met art. 173: ..Ieder belijdt zijn godsdienstige meeningen met volkomen vrijheid, behoudens de bescherming der maatschappij en harer leden tegen de overtreding der aJgemeene verordeningen op hel strafrecht". Dit artikel is geenszins slechts als sieraad ol Iranje in het Regeeringsreglement Viln 1854 opgenomen. Het tegendeel blijkt duidelijk uit hetgeen Minister Pahud in het Kamer.debat over arl. 123 gezegd heelt: "Immers er staat ook in dit reglement ge- schreven: ..Ieder belijdt zijn godsdienstige meening met volkomen vrijheid". De Regeering vermeent, dat het hare roeping is Om die uitdrukking tot eene waarheid te maken, niet alleen in Nederland, maar ook in Indië; in Indië, waar zooveel verschillende godsdien· stige meeningen bestaan, die niet alle op dezelfde wijs kunnen worden bevredigd".

De inhoud van het gansche ge (7e) hfdst kunnen we beschouwe:"l als de uitkomst van een door den wetgever verrichte waardeering van belangen, een vaststelling en rangschikking van waarden. Anders gezegd als een erkenning, a/weging en vereffening van belangen.

Het grondmateriaal daarbij vormen twee essentieel geachte waar- den, twee primaire ol hooldbelangen. Ten eerste de vrijheid van godsdienstige belijdenis. Ten tweede de handhaving van de open- bare rust en orde. Op drie punten blijkt het belang van de openbare rust en orde te praevolleeren. Vooreerst is de vrijheid van openbare godsdienstoefening binnen gebouwen en be~loten plaatsen beperkt

(6)

J8

want slechts toegelaten of gewaarborgd, VQorzoover zij de open- bare orde niel versloort (art. 174, le lid). In de tweede plaats i!::

de vrijheid van openbare godsdiens1oelening builen gebouwen en besloten plaatsen (dil beleekenl gewoonlijk in de open lucht en op publiek lerrein) opgeheven, want voor een dergelijke godsdienst- oefening is "verlol van hel Bestuur" vereischt (arl. 174, 2e lid). Ten derde is de verrichting van hel dienstwerk van Christen-Ieeraars, priesters en zendelingen gebonden een en afhankelijk gesteld van een bijzondere toelating, door ol namens den G.G. te verleenen (art. 177). Mei dienslwerk is bedoeld: hel verrichten van geregelden en stelselmatigen of georganiseerden evengelisaliearbeid bij wijze van ambtstaak dan wel beroepswerk, hetzij kerkelijk geordend, hetzij bloot feitelijk.

In overeenstemming mei de, op grond van den lekst en de ge- schiedenis vastgestelde bedoeling van het toelalingsartikd, heelt dan ook Bijblad 4642 (G.B. 1 November 1889) bulten de werkin~

ol toepassing van het artikel gesteld:

1 e. het werkelijk oplreden van gemeente-leden bij ontstentenis Véln een ambtsdrager of geestelijke;

2e. hel getuigen ol belijden van hun geiooi door leden der Christelijke Gemeente, onafhankelijk van den zendeling.

Daarentegen is in strijd met de wet, met de woorden, geschie- denis en bedoeling van ar!. 177, hel artikel toegepast op, of liever legen een lid der Pinkstergemeente te Mr. Cornelis (Batavia) in 1925, en op (legen) afgescheiden ~'aksche Christenen in 1932 en

1933.

111. De eenige grond, waarop art. 177 berust en waarom een bijzondere toelating gevorderd wordt voor de verrichting van ambtelijk of feitelijk dienstwerk van Christelijke zendelingen, pries- ters en teeraars, is de bescherming van de innerlijke staatsveilig- heid: de handhaving van de openbare rust en orde. Dat blijkt zonne- klaar uit de, in M.v.T. en M.v.A. en bij de Kamer-debatten over het artikel gevoerde gedachtenwisseling. Hel artikel is gegeven noch bedoeld als een voorschrift mei algemeene preventieve werking.

Het zou slechts te werken hebben daar, waar de handhaving van rust en orde het vorderde.

In de M.v.T. werd door Min. Pahud dan ook uitdrukkelijk gezegd, dal naast en behalve dil preventieve stelsel der bijz. toelating ook

(7)

39

e c.n re p r ess Ie/ -s.l e

I

se

I

gelden zoû. In de eerste plaats voor de groote sleden, die dan ook van den aanvang

al

verschoond gebleven zijn van toepassing van art. 123 (177) en steeds die uit·

zonderingspositie behouden hebben (bv. de GereI. predikanten). In de tweede plaats voor de bevolking (builen de graole steden), die zelve om prediking vragen mocht. En len derde overal waar de Christelijke prediking, naar hel oordeel der Regeering, de rust niel bedreigt. Alleen "e I

cl

ers", zoo zeide Pahud, zal preventie de I!lgemeene regel zijn. waarop de Regeering weder uitzonde- ringen kan toestaan.

Op dil standpunt van den wetgever van hel Regeeringsreglemenl van

1854

is veel Ie weinig gelet. Had men er op gelet en de bedoe.

ling van den wetgever inderdaad verwezenlijkt, dan zou bv. voor de Minahasa en andere gekerstende streken de loelatingseisch reeds leng losgel~ten zijn.

Pas in 1933 en 1935 is de Regeering t.a.v. drie punten lol het standpunt van den wetgever van 1854 teruggekeerd, zooals we uiteengezet vinden in de mededeeling van den G.G. aan den Volksraad over de gebeurtenissen op het eiland Bali, gedaan in de maand Februari 1935 (als Bijlage gevoegd b.d. M.v.A. a.d. Eerste Kamer, over de Indische begrooiing van dal jaar).

Die drie punten zijn: ten eerste hel doopen van reeds bekeerden op hun verzoek, dal als typisch kerkelijke hllndellng, buiten de werking van art. 177 gebracht is. Evenzoo ten tweede het verrichte:"!

van "sacramentswerk" onder de leden eener vergadering, mits op bijeenkomsten, welke uitsluitend voor leden toegankelijk zijn. En eveneens ten derde het geven van voorlichting aan belangstellende niei·Christenen op hun verzoek.

Reeds- vroeger waren aan de toepassing van art. 177 (123 R R.) ontlrokken: de colportage, bij Sijbl. 1127; hel geven van onderwijs, ook als het mei godsdienst-onderwijs gepaard gaal, bij Bijbl. 4642 (1889); tllalstudies, blijkens het Kol. Verslag van 1895; en de me·

dische zendingsarbeid, blijkens het Kol. Verslag van 1893 en het G.S. van 6 Mei 1905.

Het Is o.i. geheel in overeenstemming èn mei de geschiedenis èn mei de ratio van ar!. 177 (123 R.R.), dal de Regeering, blijkens genoemde verklaring, hel toelalingsvoorschrilt wederom opvat als een uitzondering op en beperking van art. 173 en daarin levens de grenzen van zijn toepassing ziet. Het zou dan ook geheel in strijd wezen mei de beginselen en grondslagen van hel negende hoofdstuk der Indische Staatsregeling, mei behulp van art. 177 Bali Ie maken tol een soort van cultuur.reservaat.

(8)

40

IV. Reed!; in 1927 was de Regeering teruggekeerd lol den eenigen grond, waarop de wetge .... er van hel Regeeringsreglement van

1854

het toelatingsvoorschrift noodig achtte: de handhaving van rust en orde. Bij de Indische Begrooiing van dal jaar heelt Minister Koningsberger de bekende verklaring gegeven, dat arl. 177 nj~1

Ilinger gebezigd worden zou lol tegengaan van de zg. "dubbele zending", waarvoor hel toelatingsvoorschrilt in de laatste tientallen jaren had dienst gedaan, vnl. door aan de R.K. Missie toelating I"!

weigeren voor de gekerstende ol in een der stadia van kerstening verkeerende Protest. Zendingslerreinen (met uitzondering dan van de Minahllsa, waar aan de Miss:e reeds een halve eeuw geleden toestemming verleend was voor haren arbeid). Waar inderdaad gegronde vrees zou bestaan voor verstoring van de openbare rust

~n orde, ingeval de Missie op Protestantsch Zendingsgebied ageeren gilat, werd en kan ook thans nog toelallng terecht geweigerd worden, geheel overeenkomstig den zin en de bedoeling van hel voorschri/t. Maar dat zal zelden of nooit voorkomen. In den regel zal de schade, welke een dergelijk binnendringen op eens anders terrein meebrengt, slechts van innerlijk-geestelijken aard wezen.

Ol die schade en haar oorzaak (de zg. "dubbele zending") door Overheidshulp te voorkomen is? De ervaringen, welke de Proles- lo!Intsche Zending (de samenwerkende Zendingscorporaties te Oegstgeest, de Gereformeerde Kerken, de Indische Kerk) van de zijde der Missie zoowel als vanwege verschillende sectarische be- wegingen (Adventisten, Pinkstergemeente, enz.) opgedaan heeft, leeren veelal het tegendeel. In elk geval heeft men meI het toe- latingsvoorschrilt dat euvel zelden kunnen beteugelen. En thans doel het in dat opzicht geenerlei dienst meer, waartoe het dan ook allerminst in het Regeeringsreglement (Staatsregeling) opgenomen werd.

Het zou gewis onvoorwaardelijk Ie verkiezen zijn, indien door samenwerking tusschen Zending (Missie) en Regeering eenerzijds en door eerbiediging van elkanders arbeid vanwege de onderschei- den zendings- ol missiecorporaties anderzijds, zg. "dubbele zen- ding" tegengegaan en voorkomen werd. Want zelden zei zij de aan een dergelijke tegenstrijdige beïnvloeding onderworpen bevolking iets goeds brengen, nl. iets anders dan geestelijke verwarring en andere nadeelen. De bedoelde toestand van samenwerking en eerbiediging schijnt echter om allerlei redenen onbestaanbaar te zijn en alle pogingen in die richt!ng gedaan zijn op weinig ol niets uitgeloopen. De R.K. Missie en de 'sectarische kringen willen (of kunnen) nu eenmaal samenwerking in de bedoelde richting en tol

(9)

41 hel aangegeven doel in beginsel niel aanvaarden, laai slaan prac- tisch verwezenlijken. Bovendien schUilen in nauwere samenwerking tusschen Regeering en Zending ook gtaole gevaren. Voor de Regeering o.a. van politieken aard. Voor de Zending inzonderheid het gevaar, dat de samenwerking gewoonlijk tot een bemoeieni'i van Bestuurszijde leidt, welke voor haren arbeid. ondanks de veelal goede bedoelingen, meer schadelijk dan bevorderlijk is.

V. Een bijzonder vraagstuk, dal als probleem afzonderlijk ge- steld en opgelost worden moet, vorml de kwestie, ol en in hoeverre art.

177 l.S.

van toepassing kan zijn op de lol zelfstandigheid ge.

komen Inlandsche Proteslanlsche Kerken: de Oosl-Javaansche Kerk, de Minahasische Kerk, de Moluksche Kerk, de geconstitueer- de inheemsche Gereformeerde Kerken van Midden-Java en, ZIJ

het in beperkter zin, ook de Bataksche Kerk. Een vraagstuk, dat men nJet verwarren mag mei de wezenlijk anders gerichte en ge- stelde vraag naar de loep~sselijkheid van ar\. 177 op inheemsche zcndings-arbeiclers in dienst van Europ. Kerken ol Zendingscorpo- raties. Dezen zijn sinds 1886 (Bijbi. 4225) terecht onder de werking van het loelatingsvoorschrift betrokken.

De vraag, welke wij thans aan de orde stellen, geldt echter niet Inl~ndsche ~rbeiders binnen het Europ. Zendingsappar~at werken- de, maar de geestelijke dien~ren der zelfstandige Inlandse he kerken met eigen leven en organisatie, al dan niet binnen een grooler verband samenwerkende met Europ. Kerken (bv. niet de O.-Jav.

Kerk; wel echter de Gerei. kerken; en ook de Minahasische en de Moluksche kerk binnen het synodaal verband der Indische Kerk).

Op grond van de historische bedoeling van het voorschrift e.~

niet minder van zijn ratio moel hier de vraag naar de toepasselijk· heid van arl. 177 ontkennend beantwoord worden. Uil de ge- schIedenis van ar\. 123 R.R. blijkt immers overduidelijk, dat he:

ging om preventie t.a.v. Zendingsarbeiders, die van builen kwamen en eerst de algemeene toelating behoefden, welke allen uil Neder- IMd of van elders komende particulieren het eerst mogelijk maak. len binnen Ned. Indië zich te vestigen. Boven en behalve die algemeene toelating behoefden zij, voor en met het oog op hun dienstwerk, dan nog een bijzondere toelating. Die bijzondere loe.

lating werd noodig geoordeeld, omdat in hel midden der vorige eeuw groote vrees bestond voor de werking van de Christelijke Zending, als georganiseerde import-prediking van een import- religie. Op Java w~ren toentertijd slechts enkele honderdtallen

(10)

42

lnlandsche Chr;slenen en in de bUitengewesten enkele 't;enduizen- den. En eigen Kerkvorming bestond nog nergens.

Thans is de stand evenwel geheel anders. In Ned.·lndië wonen nu

2. 600. 000

Inlandse he Christenen; treft men streken aan, die geheel gekerstend zijn en andere die in een ver gevorderd stadium van kerstening verkeeren; alsmede zelfstandige inheemse he kerken van grooleren en kleineren omvang. Het Christendom is er dus geen import meer, maat een gevestigde gezindheid. Op dien grond zou het mei de ralio van het loelalingwoorscnrifl geheel in strijd zijn, de predikers en andere geestelijke dienaren der zelfstandige Inheemsche kerken aan den eiseh van een bijzondere toelating tc binden voor hun dienslwerk. I a.v. en binnen eigen kerk en eigen landslreek. Hel ware een, door den wetgever noch voorgeschreven noch gewilde beperking van de vrijheid van gezamenlijke gods- dienstige belijdenis, welke zonder kerkvorming, eerediensl en geor- ganiseerde zielzorg door ambtsdragers niet geschieden kan. In gekerstende streken en voor de gevestigde gemeenten eener zelf- standige lnli!lndsche kerk zijn al die dingen inheemsche gewassen op eigen Indischen bodem en dus geen import meer van ge- importeerde krachten.

Slee hls in èèn geval komt de zaak O.i. anders te staan, n1. ingeval de leeraars of geestelijke dienaars van zulk een zelfstandige Inland- sehe Christelijke Kerk builen de eigen landstreek georganiseerd Zendingswerk verrichten gaan onder aanhangers ol belijders van een andere religie, bv. als de Moluksche ol Minahasische Kerk Zendingswerk beginnen zou in Mlnangkabau of in Atjeh. Dan dient in analogie met de Zendings-aclie der Europ. Zendingslichamen art. 177 toepasselijk te zijn.

VI. Ter toetsing en waardeering van ar!. 177 1.5. dient allereerst beantwoord Ie worden de principieele vri!lag, in hoeverre de inhoud en inzonderheid de aanwending van hel voorschrift. in hel lichl van zijn geschiedenis en praktijk, in overeenstemming zijn Ie achten met de erkenning van de Christelijke kerk(en) als zoodanig van Slaais- en Regeeringswege. Het anlwoord op die vraag kan noch blool bevestigend noch bloot ontkennend luiden.

Voorzoover het voorschrift inderdaad alleen beteekenis heelt voor en slechts aangewend is of wordt lot afwending van werkelijk dreigend gevaar voor openbare orde- en rust-verstoring, behoeft het meI de bedoelde erkenning niet strijdig' te worden geacht.

Voorzoover het daarentegen de daarmede aangegeven grenzen overschrijdt door de algemeenheid van ziin inhoud en een somtijds

(11)

43

dienovereenkomstige toepassing, vormt het toelalingsvoorschrift der Indische Staatsregeling in dien zin een inbreuk op die erkenning, dat hel alle gelegenheid laat om, uil misplaatste gevoelens van vrees of vijandschap jegens Christendom of Christelijke kerkCen) of ook uit gemakzucht deze te belemmeren in de volvoering van hare zendingSlaak.

De samenhang die wezenlijk beslaan moel lusschen de erken·

ning van de Christelijke ketk(en) als zoodanig (en dus met hare missionaire roeping) door de Overheid, en de regeling (dil wil steeds zeggen: beperking) van de werkzaamheid lol verwezenlijking van die roeping in Missie en Zending, - die samenhang is o.a. zoek in het veel Ie ruim geredigeerde artikel 177 (123). Die samenhang raakt althans vaak zoek door een toepassing ver builen de redelijke grenzen van hel voorschrift, waartoe de Ie ruime redactie zelf aan- leiding geeft.

Om die reden reeds moet herziening van het voorschrift dringend noodig geoordeeld worden.

Indien naar hel gevoelen van Regeering en wetgever een voor- schrift van gelijke strekking onmisbaar mocht wezen len behoeve van bepaalde streken (inzonderheid streken waar religieuze ge- prikkeldheid of overgevoeligheid onder de bevolking heerscht, gewoonlijk verband houdende mei sociale onrust, en waar het Christendom in volstrekten zin nog ,import" is en georganiseerde prediking waarschijnlijk op politieke reaciies stuiten zou ), zou de nieuwe redactie in elk geval in drieërlei opzicht beperkter moeten worden omschreven.

Voor eer s t zoodanig, dal zijn toepassing uitdrukkelijk tot be- doelde streken beperkt zou blijven. In de t wee de plaats zoo- danig dal hel voorschrift blijkens zijn bewoordingen slechts be- trekking heelt op openbare ol ongevraagde stelselmatige prediking in ambt

ol

beroep. Ten der d e zoodanig dal hel voorschrift zelf inhoudt het criterium voor zijn positieve of negatieve toepassing door aan Ie geven, dat de toelating alleen kan worden geweigerd, wanneer hel beslist noodig is ter handhaving VM de openbare orde.

Hel huidige algemeen luidende artikel zou aldus vervangen worden door cen bepaling van dezen inhoud, dat t.a.v. bij algemeenen maatregel van besluur aan Ie wijzen landstreken een bijzondere toelating, door den Landvoogd te verleenen, vereischt wordt voor openbare ol ongevraagde ambtelijke prediking (daaronder begre- pen elk {eilelijk optreden als beroepsprediker) van den Christelijken godsdienst aan belijders van andere religies, welke toelating aHeen

(12)

44

L:m worden geweigerd, wanneer zulks Ier handhaving van de open- bare rust en orde beslist noedig wordt geacht.

Een dergelijke bepaling zou moeilijk kunnen worden aangewend Ier ondertoezichtstelling ol belemmering, hetzik' van Christelijke ambtsdragers in de uitoefening hunner kerkelij e functiën, hetzij van actieve leden eener Christelijke kerk of andere groepeering in hun persoonlijk getuigenis of gezamenlijke belijdenis. Bovendien kan het - althMs naar menschelijk inzicht - uitgesloten geacht worden, dal er ooit aanleiding zou wezen voor de Kroon om ge- kerstende streken of zells die, waar hel Christendom reeds lol een gevestigde gezindheid geworden is, als landstreken aan te wijzen, waarin voor hel verrichten van georganiseerd zendingswerk in engeren zin een bijzondere toelilling vereischt ZOu zijn.

Ook op die wijze (herziening van het voorschrift in den è'lange- geven zin ter beperking van zijn werkingsfeer) zouden derhalve ver- scheiden, tegen het huidige art. 177 terecht geopperde bezwaren vervallen en de daaruit voortvloeiende moeilijkheden lot een op- lossing gebracht worden.

VII. Op verschillende gronden is evenwel intrekking van art. 177 boven herziening te verkiezen. In het licht eener bijkans honderd-

jarige ervaring kan thans worden vastgesteld, dal de uitzonderings- positie van gebondenheid, waarin de wetgever van het midden der vorige eeuw, uit vrees voor fanatisme en tegenstand, de zendings- werkzaamheid der Christelijke kerk(en) in Nederl.-Indië meende Ie moelen plaatsen, in werkelijkheid onnoodlg is gebleken. In dezen tijd mag zij zelfs als onrechtvaardig gequaliliceerd worden i.v.m. het leit, dat het Christendom in Indië, ook In de inheemsche wereld, lot gevestigde gezindheid geworden is. Die onrechtvaardigheid springt te meer in het oog legen den achtergrond van vrijheid, waarin de belijders van andere religies zich mogen verheugen, die zeJ/s in gekerstende streken en onder de groote Christen-gemeenschappen elders, in al dan niel georganiseerden vorm, iedere propaganda- werkzaamheid onbelemmerd verrichten kunnen. Daarenboven noopt de toepassing van het voorschrift de Regeering telkens weder tot oordeeillellingen en het nemen van beslissingen op een terreir, van waarden en waardeeringen, waar de, in zake den godsdienst neutrale staat zich en zijn organen juist in beginsel incompetent acht.

B.v. ol een bepaalde geestelijke handeling als bevestiging lot doop- candidaat, doopbediening, bevestiging tot lidmaat, avondmaal-be- diening, enz., al dan niet sacramenteel-kerkelijk is; of en in hoeverre de actie van sectarische bewegingen voor hel geestelijk-maatschap·

(13)

45

pe\iJk leven der bevolking schadelijk moei geacht worden en om-die reden onderdrukt van Overheidswege: en dergelijke quaeslies meer.

Voorzoover in zeldzame gevallen, waarvan gezegd mag worden dat zij als uitzondering den onder punt 1 vermelden ervaringsregel bevestigen, Overheidsingrijpen noodig is jegens een (buitenland- :;chen) zendingsarbeider, wiens wijze van optreden concrete gevaren inhoudt voor de openbare rust en orde, slaan der Indischen Regee- ring om aan een dergelijke aclie repressie! een einde Ie maken, veel afdoender middelen len dienste dan eenig toe!alingsvoorschrilt op zicnzeJi ooit geven kan.

Behalve de reeds genoemde redenen is ook nog hel volgend!:!

legen art. 177 aan Ie voeren. Zeer begrijpelijk is in een land als Nederl.-lndië de neiging van hel Besluur steeds grool, de toepassing van voorschriften als het onderhavige uil Ie zeilen lol de wijdst moge- lijke grenzen, len einde zooveel mogelijk al hetgeen er in de maat- sçhappij voorvalt, onder eigen contr6le Ie krijgen en te houden. Zoo is om een voorbeeld te geven, in de laatste jaren op Celebes en in de Molukken de, met de beste bedoelingen (hel weren van zg.

"dubbele zending") begonnen en loch zeer bedenkelijke, pmktlJk ingeslopen, dat de toelatingen van Missie· en Zendingsarbeidcrs slechts verleend worden op voorwaarde, dat de betrokken geestelijke of zendeling zich over plaals en methode van den zendingsarbeid in verbindmg heeft Ie stellen mei het Hoofd van Gewestelijk Bestuur.

Ook op de boven reeds vermelde vervolging van de afgescheiden Bataks en van het lid der Pinkstergemeente kan in dit verband ge·

wezen worden. Zelfs een objectief criterium als "verzekering van de openbare orde" of "gevaar voor verstoring van de openbare orde", laai voor subjectieve opvattingen en waardeeringen La.v. den Zen. dings· ol Missie·arbeid nog maar al te veel ruimie.

Ten behoeve van de boven onder VI besproken, nog niel ge- noegzaam tOl geestelijke en sociale rust en evenwicht gekomen stre- ken (Atjeh, wellicht ook enkele deelen van Minangkabau, West- Banten, misschien ook Madoera, e.d.) zou, indien dil noodlg geacht wordt, m de Indische Staatsregeling een bepaling kunnen worden opgenomen, welke gelegenheid geelt om bij algemeenen maatrege!

van bestuur, in het belang der handhaVing van de openbare rus! en orde, voor den tijd van b.\'. len hoogste vijf jaren in een bepaald gewest of gewest·gedeelte te verbieden elke godsdienslige prediking of propaganda, hetzij in het openbaar, hetzij krachtens eenig ambt dan wel in eenige feitelijke ambls· ol beroepsuitoefening, tot per·

sonen gericht, die een andere religie beli,den.

(14)

46

VIJl Ten slotte i~ cr nog een derde mogelijkheid. f'o1en ZOu nl.

ook aan het onder VI bedoelde beperkte toelatingsvoorschrilt een zoodanige redactie kunnen geven, dal hel niel slechts op predikers van het Christendom maar ook op zendelingen van andere religies or religieuze bewegingen toepasselijk wordt. Op die wijze zou mei den arbeid der Christelijke ZendIng (Missie) het optreden van andere centraal geordende zendingsacties - in de wereld van Islam en Boeddhisme komen zij thans niel slechts voor, doch worden zij steeds meer machten van beteekenis - eveneens onder de preven- tieve controle der Regeering komen en beteugeld kunnen worden, indien het voor de handhaving V03n de openbare rust en orde nood- zakelijk mocht zijn. Voor de redactie van zulk cen toelatingsvoor- schrift, dat in den, boven onder VI ~lJngegeven zin beperkt is doch tevens uitgebreid lot de georganiseerde zendingswerkzaamheid van andere religies, geven wij ten besluite een proeve:

Onverminderd het bepaalde bij ~rl, 173, moelen in gewesten of gedeelten van gewesten, waar dil ter verzekering van de openbare orde noodzakelijk is, personen die, al dan niet krach.

tens eenig godsdienstig ambt, bij wijze VBn beroep eenige godsdienst of godsdienstige leer prediken aan belijders van andere godsdiensten ol godsdienstige richtingen, voorzien zijn van een door of namens den Gouverneur·Generaal te verlee·

nen bijzondere toelating.

De toelating wordt alleen geweigerd of ingetrokken, indien de verzekering van de openbare orde hel bepaald vordert of de, in het belang dier verzekering vereischte voorwaarden, waaronder zij verleend is, niet worden nageleefd.

Te beginnen met 1 Januari lQ41 worden de in het eerste lid bedoelde gew~len of gedeelten van gewesten telkens voor ten hoogste vijf Jaren door Ons aangewezen.

In geval onvoorziene omstandigheden onverwijlde toepassing v<!ln dit artikel noodig maken, kan de in het vorige lid bedoelde aanwijzing geschieden door den Gouverneur.Generaal. Deze aanwijzing vervalt, indien zij niet binnen zes maanden door Ons is bekrachtigd.

(15)
(16)

DRUKKERI'" M. UL.EM"'N T .... ""OVIl.T ... T 10 OIlN H"'AG • T .... eS.Sl.sa

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

&#34; A nat ional council organized for the purpose of the Institute or an organisation of similar purposes in any sovereign O r autonomous state Iying within

De toezegging van bescherming ook tegen binnenlandsche rebellie kwam neer op sanctionnee rin g van wanbewind; de Compagnie be- schermde den vorst tege n h et

l.. Rochussen zijn aanblijven alh.::nkelijk van de inwilliging. Nederland echter handhaafde de oude regeling, zodat particu- lieren hel initiatief namen en een

Het wegenvraagstuk in Ned.-Indië. Om verschillende redenen valt het te waardeeren, dat het Indisch Genootschap in een van zijn samenkomsten van dit seizoen het

Het is speciaal aM de o nderzoekingsgave van Mr. Soekasno en Mr. en aan het vertrouwen dal zij aan hun lendgenooten wisten in te boezemen, te danken dat

is an administrative machine; yours in an instrument of government. Our aim is negative - to suppress disorder; yours is positive - to maintain order. It would be

Joekes wijst er nogmaals op, dat de opmerking van den vorigen spreker ten aanzien van de verdeeling der gemeente in kampongs theoretisch juist is, maar dat

maatregelen ten behoeve van I&#34;dië slechts zeer onvoldoende ge- compenseerde, belasting, Hier ligt het grote wrijvingsvlak tussen de beide gebiedsdelen, omdat de