• No results found

INDISCH GENOOTSCHAP.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "INDISCH GENOOTSCHAP."

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

,

INDISCH GENOOTSCHAP.

VERGADERING VAN 8 APRIL 1927.

8Iz. /57-82

De Indische · gemeenten gedurende de laatste tien jaren.

'S-GRAVENHAGE

MARTINUS NIjHOFF 1927

/

.

)

,

(2)

I

t

(3)

VERGADERING VAN 8 APRIL 1927.

Voorzitter: de heer

J.

C. Bedding.

De Voorzitter opent de vergadering en deelt mede dat wegens uit- landigheid van den secretaris de notulen tot de volgende vergadering worden aangehouden. Vervolgens geeft hij het woord aan den heer

J. J.

G. E. Rückert tot het houden van een inleiding over het onderwerp:

De Indische gemeenten gedurende de laatste tien jaren.

Voor mijne bespreking van de laatste 10 jaren van het gemeente- wezen in Ned.-Indië wil ik beginnen met Augustus 1916, n.1. de installatie der eerste burgemeesters.

In de jaren aan deze gebeurtenis voorafgaande 'hadden de Indische gemeenten, o.m. dank zij de in 1913 verbeterde financieele regeling tusschen Land en gemeenten, een grooten opbloei vertoond.

Van uit de decentraHsat,ie waren dan ook krachtige stemmen opgegaan om te betoogen dat voor de snel opbloeiende gemeenten en wel speciaal voor de grootere - hoe verdienstelijk meerdere assistent-residenten zich als raadsvoorzitter ook gemaakt mochten hebben - , de leiding een geheele persoon vorderde. Met de erken- ning dezer feiten, door de Regeering gedemonstreerd door de in- stelling der eerste burgemeesters, trad het Indische gemeentewezen een nieuw stadium van ontwikkeling in. Niet alleen werd het reeds ondernomen werk ononderbroken voortgezet, maar verder werden alle mogelijke zaken, welke tevoren uit initiatief van ,de raden waren voortgekomen, dan wel waarvan de wenschelijkhei,d in de raden met meer of minder klem was betoogd, met kracht aangepakt.

Allereerst hadden de openbare werken de aandacht. De wegen- netten, welke door de vrij plotselinge ontwikkeling der auto-industrie

in meestal zeer slechten toestand waren gekomen, waardoor ze èn veel ergernis èn veel geld kostten, werden omgebouwd dan wel plannen daartoe ontworpen.

Waterleidingplannen dan wel uitbreidingen van bestaande water- leidingen werden voorbereid en later uitgevoerd.

De afvoer en onschadelijkmaking van het stads vuil werd verzekerd door goed ingerichte reinigingsdiensten.

De ajwateringstoestanden hadden mede in verband met de slechte

(4)

kampongtoestanden in ruime mate de aandacht, doch het kwam om verschillende redenen als regel niet verder dan tot plannen en par- tieele_ verbeteringen.

In meerdere gemeenten werden ook de pasars aanzienlijk verbe- terd, hetgeen uit een hygiënisch oogpunt bekeken zeker geen luxe mag worden genoemd. Daar de op de pasars gemaakte winsten daarvoor gebmikt konden wor'den, behoefde tariefsverhooging niet het gevolg ervan te zijn.

Voorts trokken de woontoestanden allerwege de aandacht. Aller- eerst werd door het instellen van een goed bouwtoezicht getracht verbetering te brengen in het bestaande en bij nieuwbouw het tot standkomen van behoorlijke bouwwerken te verzekeren, doch daarbij bleef het niet.

Wat de woontoestanden onder de Europeesche bevolking betreft, waarbij tengevolge van de zeer snelle uitbreiding der bevolking ware noodtoestanden voorkwamen, werd getracht door het beschik- baar stellen van bouwklare gronden tegen redelijken prïjs den bouw- lust aan te wakkeren; waaraan de grondbedrijven in verschillende steden hun ontstaan te danken hadden. Uiteraard was daarvoor behalve aankoop van gronden, uitvoerig van vele openbare werken, wegen, kunstwerken enz. noodig.

In enkele gemeenten werd ook, zij het niet op groote schaal, tot bouw van Europeesche woningen overgegaan, terwijl in andere gemeenten weder bouwvereenigingen, in den geest van de Woning- wet, werden gesteund. Later werd door de Regeering een zeer ruim standpunt ingenomen door te bepalen, dat aan dergelijke vereen i- gingen het volle door hen gevraagde voorschot zou worden ver- leend, met dien verstande, 'dat het door de gemeente na controle van den bouw zou worden uitbetaald, die de gelden dan weer van het Gouvernement zou terug krijgen.

Wat de inlandsche woontoestanden betreft beschikte men wel niet over statistische gegevens, maar was zoo doordrongen zoowel van de slechtheid ervan als· van het woningtekort, dat in meerdere gemeenten met kracht werd overgegaan tot bijbouw op ruime schaal van inlandsche woningen, waarbij de steun van het Gouvernement werd ondervonden in den vorm van rentegevende voorschotten. Tot opruiming van slechte woontoestanden zou n.1. pas overgegaan kunnen worden, zoodra over een voldoende woningvoorraad zou worden beschikt.

Ten slotte waren al deze l11aatregelen niet voldoende om ernstige huuropdrijving tegen te gaan, om welke reden de huurcommissie ook in Indië haar intree deed. Thans is deze geleidelijk weer aan het verdwijnen.

Ten einde venbetering van de slechte toestanden in de kampongs ter hand te kunnen nemen, werd bij de Regeering met kracht aange- drongen op opheffing van het dessa-verband binnen de grenzen der

(5)

groote gemeenten. De Regeering kwam daaraan tegemoet door een aanvulling in 1918 van het Regeeringsreglement, waardoor de op- heffing mogelijk werd gemaakt, terwijl zij spoedig daarop in de verschillende gemeenten commissies benoemde om de overdracht voor te bereiden.

Nauw verband houdend met de verbetering der kampongtoestan- den was de overdracht van de gezondhei,dsdiensten aan de gemeen- ten. De felle strijd, daarover gevoerd, eindigde met de Regeerings- beslissing ten gunste der Gemeente met tevens opdracht tot

uitwerking der maatregelen voor de overdracht noodig. Op veteri- nair gebied werd, voorzoover de gemeenten zelf de handen uit de mouw konden steken, goed werk te zien gegeven. Slacht- en mel·k- keuring, tuberculineering van het vee, keuring van sadopaprden deden een gunstigen invloed gelden. In meerdere steden werden slachthuizen tot stand gebracht en/of abattoirplannen onderhanden genomen.

Tot slot zij vermeld, dat zich enkele gemeenten begaven op het gebied der onderwijsvoorziening, dat meerdere, vooral de grootere, de brandweer en de straatverlichting aanzienlijk verbeterden en uitbreidden, terwijl er enkele waren, die, wellicht aangelokt door verwachte winsten, een eigen bioscoopgebouw stichtten.

Voor al deze werkzaamheden was geld noodig èn personeel, waarbij niet vergeten moet worden, dat met de uitbreiding der gemeentelijke taak ook de secretariaten moesten uitgebreid worden.

Het geld werd verkregen door verzwaring van belastingen. Op- centen op de personeele belasting en op de verponding, dali wel verhooging daarvan, belasting op vermakelijkheden, vervoermiddelen, onbebouwde terreinen enz., en toen de opcenten op de inkomsten- belasting· de goedkeuring der Regeèring niet konden verwerven, brachten eigen 'inkomstenbelastingen ruim geld in het laadje, terwijl ingevolge de zgn. accres-ui~keeräng van 1913 door het Gouvernement nog eens een zelfde bedrag aan de Gemeenten werd uitgekeerd.

Bovendien werd voor verschillende belangrijke werken financieele steun van het gouvernement verkregen in den vorm van al of niet rentegevende voorschotten dan wel subsidies.

Voorts werd voor verschillende doeleinden een beroep gedaan op de geldmarkt door het sluiten van leeningen.

Moeilijker was de personeelsvoorziening. De wet van vraag en aanbod maakte, dat waar ook de vraag in het particuliere en van- wege het gouvernement groot was, het aanbod de vraag verre over- trof, en de gemeenten waren dan ook genoodzaakt, wilden zij de beschikking krijgen over het zoo dringend benoodigde personeel, hun salarissen aanzienlijk op te voeren. Toen meerdere gouverne- ments-ambtenaren daarin aanleiding vonden om in gemeente·dienst

(6)

over te gaan, werd van gouvernementswege hiertegen een verbod uitgevaardigd, hetwelk echter practisch zonder resultaat bleef.

Zoo was ongeveer de toestand toen ook in Indië de haussetijd door de malaise werd opgevolgd.

Onder den nieuw opgetreden gouverneur-generaal werd van Re- geeringswege met forsche hand ingegrepen om de uitgaven te ver- minderen. Ook de gemeenten moesten daartoe het hare bijdragen.

Allereerst werden alle subsidies en dergelijke, welke niet wettelijk geregeld waren, zooveel mogelijk stopgezet. Dat hierbij niet steeds met verstand te werk werd gegaan, moge blijken uit de volgende voorbeelden. Door de gemeente Semarang - wanneer ik hier en later Semarang noem, ,is dat, omdat 'ik daar het beste bekend ben;

in andere steden zijn uiteraard overeenkomstige gevallen aan te wijzen- werd een nieuw afwateringskanaal gegraven, daar de Semarang-rivier, welke door 'het gouvernement moest worden onder- houden, maar het niet werd, geheel vernield en opgeslibt was; het gouvernement zou daarbij voor de helft bijdragen. Toen het eerste gedeelte van het kanaal gereed was, werd de toegezegde bijdrage . ontvangen en ging de gemeente Semarang in goed vertrouwen verder met het tweede gedeelte. Toen dat klaar was, deelde echter het gouvernement mede verder geen subsidie meer te zullen geven. De gemeente Semarang, die intusschen, tengevolge van verdere gouver- nementsmaatregelen, evenals de meeste andere gemeenten financieel in de knel was geraakt, moest het 2de gedeelte dus geheel zelf financieren, maar was daarna niet meer in staat de uitvoering verder door te zetten, met als gevolg, dat het reeds gegraven gedeelte van het kanaal grootendeels is verzand, zoodat bij wederopvatting der plannen het geld grootendeels opnieuw uitgegeven zal moeten wor- den. De afwatering der stad moest intusschen maar weer geschieden door 'de geheel onbruikbaar geworden rivier en pas toen. de lands- financiën in beteren staat waren gekomen, werd het gouvernement bereid bevonden, om het onderhoud der rivier, dat zij bij, de stichting der gemeente uitdrukkelijk niet aan de gemeente had toevertrouwd, maar dat sindsdien nimmer was geschied, weder ter hand te nemen.

Een ander voorbeeld betreft ·het voorschot van f 300.0ü0 aan een woningvereeniging, welk bedrag door de gemeente, tijdens den erg- sten woningnood, was verstrekt overeenkomstig de bestaande rege- ling, welk bedrag echter door het Gouvernement eenvoudig niet werd terug betaald. Deze voorbeelden iIlustreeren bovendien welke financieele moeilijkheden de gemeenten al'leen al van de plotselinge subsidie-intrekkingen moeten ondervinden, maar daarbij bleef het niet. Het gouvernement moest meer bezuinigen en dus moesten de gemeenten meedoen of ze wilden of niet. Behalve de subsidies en dergelijke, bestond de financieele verhouding tusschen Land en gemeenten in hoofdzaak in een 2-tal uitkeeringen van het Land aan de gemeenten.

(7)

1 e. een vaste uitkeering, waarvan het bedrag bij de instelling van elke gemeente afzonderlijk in de stichtingsordonnantie was vastge- legd en welke berekend was voor vergoeding van de kosten voort- vloeiende uit de daarbij door de Regeering aan de gemeenten over- gedragen taak op het tij,dstip van overdracht;

2e. een wisselende uitkeering, afhankelijk van het bedrag, dat de gemeente zelf aan belasting hief. Deze uitkeering, bekend onder den naam accresuitkeering, werd in 1913 als tijdelijke maatregel, in afwachting van de tot standkoming van een definitieven, ingevoerd en bepaalde, dat door het gouvernement aan elk der gemeenten jaarlijks behalve de vaste uitkeering zou worden uitgekeerd een bedrag, gelijk aan den belasting-opbrengst der gemeentelijke be- lastingen over het 2de voorafgaande jaar, dus b.V. in 1914 de op- brengst over 1912 enz.

Deze uitkeering werd toegekend, omdat de Regeering inzag, dat voor de snel groeiende omvang der gemeentelijke taak de vaste uit- keering alleen onvoldoende was.

Aan de vaste uitkeeringen viel moeilijk te tornen, daar ze wettelijk waren vastgelegd; aan de accresuitkeering, welke voortvloeide uit een als voorloopig 'ingevoerde regeling, daarentegen wel. De uitkee~ ring werd eerst met 1 millioen verminderd - door den Volksraad tot 6 ton teruggebracht - en daarna nog eens gehalveerd. Zoo wel de fixatie als de vermindering der accres-uitkeering brachten, be- halve financieele moeilijkheden voor elke gemeente afzonderlijk, omdat de door de gemeenten ondernomen werkprogramma's op die toegezegde uitkeeringen gebaseerd waren, groote onbillijkheden wat betreft de gemeenten onderling. Die gemeenten, welke spoedig na de invoering der accres regeling tot belastingheffing waren overgegaan, kregen en behielden een veel grootere uitkeering dan de gemeenten, die, voorzichtiger, pas later ,daartoe waren overgegaan. De aandacht zij er nog op gevestigd, dat hoewel de fixatie niet als een bezuiniging op de Landsbegrooting verscheen, deze voor de verschillende ge- meenten nog zwaarder drukte dan de verminderingen, Op de decen- tralisatie werd dan ook evenredig veel meer bezuinigd - geschrapt is juister - dan op de landsdiensten en -'bedrijven en er was helaas niemand, die het oor der Regeering had, die daar met kracht op wees.

Het voortdurend verminderen der jaarlijksche uitkeeringen zonder dat de gemeenten daarvan te voren iets wisten, maakten een zelfs voor enkele jaren vooruitziend gemeentebeleid geheel onmogelijk.

Zelfs was men niet eens meer zeker van de vergoeding van in zelfbestuur overgedragen werkzaamheden- gelukkig waren dat maar zeer enkele - , zooals de gemeente Semarang ondervond bij de uitvoering der pestbestrijdingsordonnantie, welke aan haar was overgedragen. Zij hield daarvoor het in overleg met den Gouverneur-

(8)

Generaal bepaalde personeel in dienst, doch de wettelijk geregelde vergoeding werd haar eenvoudig onthouden. Het eenige wat aan- vankelfjk gehandhaafd bleef, waren de rentegevende voorschotten voor den inlandschen woningbouw. Na de invoering der naamlooze vennootschappen volgens de voorstellen-de Mooy, welke op zich zelf in meerdere of mindere mate een onttrekking van bevoegdheid aan de gemeenteraden beteekende, vervielen ook deze voorschotten.

De opzet dezer voorstellen was eensdeels om de benoodigde gelden voor woningbouw en kampongverbetering te kunnen verkrijgen zonder een beroep te doen op het gouvernements- of gemeentelijk crediet; anderdeels om door de keuze der commissarissen de depar- tementale behandeling van voorstellen zoodanig te bekorten, dat

~poedige beslissingen mogelijk zouden zijn. Voor het eerste deel van den opzet kwam de invoering te laat; het 2e deel bleek in de praktijk niet bereikt te kunnen worden.

Met de opheffing der dessa's kwam het ook niets verder. Wel bepaalde de gouverneur-generaal in 1924, dat daartoe bij wijze van proef te Semarang zou worden overgegaan, maar daarvan kwam niets, omdat erbij bepaald werd, dat deze overdracht aan het Land niets zou mogen kosten.

Nu zijn wel die kosten, mits men zoo sober mogelijk te werk gaat, niet zoo vreeselijk hoog. De burgemeester van Semarang becijferde ze in zijn voorstellen tot opheffing der dessa's in die stad op f 360.000 voor het in redelijken staat br,engen van alle openbare werken in de kampongs en f 125.000 voor de kosten van jaarlijksch onderhoud, maar de financieel lamgeslagen gemeenten waren niet in staat die voor hen toch betrekkelijk zwaar drukkende lasten op zich te nemen. Te meer was dat onmogelijk, waar een groot gedeelte der Europeesche burgerij, dat in de j aren van voorspoed zich weinig v,an het gemeentewezen had aangetrokken, daarvoor plotseling groote belangstelling ging toonen, omdat het kans zag op die wijze de zwaar drukkende belastingen althans eenigszins te verminderen. Op de locale belastingen - hoewel slechts een klein deel der totaal belastingen vormend - konden zij n.l. invloed uit- oefenen, op de landsbelastingen practisch niet.

Enkele gemeénten schijnen intusschen aan de Regeering aan- vaardbare voorstellen te hebben gedaan tot opheffing van de binnen hare grenzen gelegen zelfstandige desa's. Althans blijkens de Memorie van Antwoord op de begrooting, welke in de laatste Volks- raadszitting werd behandeld, werden voor die gemeenten de door haar gevraagde bedragen opgebracht, echter onder uitdrukkelijk voorbehoud, dat nader zou worden beslist omtrent de wijze, waarop tenslotte tot de daadwerkelijke opheffing zal worden overgegaan.

Intusschen blijkt uit een latere beslissing der Regeering, dat eerst dan tot het verleenen van tegemoetkomingen zal worden overgegaan, wanneer de desbetreffende desa's zijn opgeheven en het beheer van

(9)

de daarin gelegen kampongwerken daadwerkelijk aan de betrokken gemeente is overgedragen. Door overdracht van het beheer van be- doelde werken, zonder opheffing der kampongs, zou aan een oplos- sing van het kampong-vraagstuk een constructie worden gegeven, welke niet wenschelijk wordt geacht.

Dit laatste slaat op een verzoek der gemeente Semarang, welke uit de voor kampongverbetering op de Landsbegrooting uitge- trokken fondsen een be,drag aanvroeg voor verbetering en jaar- Iijksch onderhoud van een bepaalde kampong en daarbij een speciaal daarvoor opgemaakt ontwerp' overlegde.

De Regeeringsbeslissing vervolgt aldus:

"Voor het overige heeft de Regeering zich voorshands op het standpunt gesteld, dat subsidie ten behoeve van aan gemeenten in beheer overgedragen kampongs momenteel alleen kan worden ver- leend voor aanleg van nieuwe of vernieuwing van bestaande werken.

Als voorwaarde is hierbij gesteld, dat in de desbetreffende kosten door de gemeente voor de helft wordt bijgedragen en dat de plannen de goedkeuring der Regeering kunnen verwerven. Voorts

is' vastgesteld, dat geen tegemoetkomingen uit 's lands kas kunnen

worden toegekend voor de met de opheffing van desa's verband houdende jaarlijksche uitgaven, zooals b.V. voor onderhoud der werken, de personeelsvoorziening, enz.

Slechts ingeval de overdracht van het beheer der desa's mocht leiden tot een besparing op de uitgaven voor 's lands bestuurs- middelen, zou er aanleiding kunnen bestaan een even groot bedrag ter beschikking der gemeente te stellen, ten einde daaruit desge- wenscht de uitgaven voor personeel en onderhoud der desa's etc.

te bestrijden."

Zooals men ziet, een kleine tegemoetkoming bij 1924. Toen moest de opheffing der desa's niets kosten, thans wil de Regeering voor de helft in de kosten van verbetering bijdragen. De groote kosten, welke jaarlijks terugkeeren, komen echter nog voor de gemeente.

Doch ik ben van meening, dat, tenzij de financieele verhouding tusschen Land en gemeente op nieuwen voet wordt opgelost, de overdracht en verbetering der kampongs wel voorshands tot de vrome wenschen zal blijven behooren. En ik betreur dit ten zeerste, omdat naar mijne meening de gemeente in Indië pas dan kan worden tot een Indische gemeente, indien zij ook werkelijk de belangen van al hare bewoners te verzorgen heeft. Pas dan zal meerder meeleven ook van inlandsche zijde te verwachten zijn.

Ik wil van dit onderwerp niet afstappen alvorens nog een drietal punten naar voren te brengen: 1 e. dat in 1925 door de Regeering de inlandsche verponding werd ingediend ter vervanging van de landrente in de gemeenten, waaruit het Land jaarlijks vrij belang- rijke bedragen meer ontvangt, terwijl daarvan niets ten bate der kampong-verbetering wordt besteed. Om een voorbeeld te noemen:

(10)

de landrente-opbrengst in 1924 bedroeg in de gemeente Semarang f 4000.- , terwijl de aanslag in de inlandsche verponding voor 1925 f 64.000.- bedroeg.

Wel worden deze meerdere bedragen opgebracht door de grond- eigenaars, doch dezen weten als regel de hoogere belastingen wel dubbel en dwars van den kleinen man terug te krijgen.

2e. In Batavia werd tot voor kort door de gezondheidscommissie - een buiten de gemeente staand lichaam, waarin echter de ge- meente wel sterk vertegenwoordigd is - veel en met succes aan kampongverbetering gedaan. Jaarlijks werd daaraan f 48.000.- be- steed, waarvan 5/6 van het Gouvernement wordt ontvangen; het wordt door de gemeentediensten verwerkt volgens aanwijzing der gezondheidscommissie. Na gereedkomen neemt de Gemeente de wer- ken in onderhoud. Vermeld zij, dat te Batavia, evenals te Meester Cornelis, geen desa's bestaan.

3e. De aandrang tot opheffing der desa's ging practisch alleen van Europeesche zijde uit. Vermoedelijk is dit een gevolg van het weinige vertrouwen - om niet te spreken van wantrouwen - , dat de gemeenten in de inlandsche wereld ondervinden, een gebrek aan vertrouwen, op zichzelf volkomen begrijpelijk, waar de inlandsche bevolking tot dusverre slechts lasten en geen lusten van de ge- meenten ondervond.

Wellicht, dat de in 1926 ingevoerde gewijzigde kiesordonnantie, waardoor in het vervolg de verkiezing naar landaard zal geschieden, daarin mettertijd verandering zal brengen.

Waar voorshands van opheHing der desa's wel niets zal komen, blijft de tweeslachtige toestand bestaan, waarbij de inwoners naast het gemeentebestuur nog rekening te houden hebben met de lands- ambtenaren.

Gelukkig wordt deze overlast langzamernand verminderd, doordat geleidelijk meer en meer in zelfbestuur aan de gemeenten wordt overgedragen - natuurlijk zonder dat dit het land iets mag kosten!

- , waardoor de bevoegdheden van de bestuursambtenaren in gelijke mate afnemen. Ik noem b.v. de in de laatste jaren afgekondigde petroleum-ordonnantie, die op de Iimonade-en ajer blanda-fabrieken, en last not least de in Augustus j.1. ingevoerde hinderordonnantie.

De overdracht van den gezondheidsdienst had in 1926 te Batavia plaats en wordt medio van dit jaar te Semarang verwacht. Gelei- delijk gaan we dus wel naar een eenheidsbestuur, met den burge- meester als hoofd van het plaatselijke bestuur, maar voor het zoover is, zullen er m.L toch nog wel meerdere jaren verloopen.

De financieele moeilijkheden, waarin de gemeenten waren gebracht en waarvan ik U een globaal beeld heb trachten te geven, leidden bij haar onvermijdelijk tot stopzetting van werkzaamheden, ontslag van personeel en daardoor automatisch tot belangrijke bezuini-

(11)

gingen. Tevens werd de periode van stilstand gebruikt om verschil- lende organisaties, welke in den haussetijd soms zeer snel in elkaar waren gezet, te herzien en te verbeteren. Het is op die wijze aan a11e gemeenten nog mogen gelukken steeds haar begrooting kloppend te houden, waarbij echter opgemerkt dient te worden dat hier en daar toeval1ige baten daarbij uitkomst hebben gebracht, terwijl ik zeker niet zou durven beweren dat hierbij geen vitale belangen geschaad zijn.

De salarissen en bestaansvoorwaarden van het personeel werden herzien en blijven thans dooreen genomen iets beneden die van de gouvernementsambtenaren sinds de laatste verbetering der salarissen en pensioenen, zoodat de met spoed in elkaar gezette ordonnantie, die in 1923 beoogde de salarissen der gemeente-secretarissen - en daardoor die van het overige gemeente-personeel - te ,drukken, (juist het omgekeerde dus als in Nederland) nimmer in werking werd gesteld.

Aan het einde van den haussetijd werd de mogelijkheid geschapen tot de inste11ing van wethouders. Met uitzondering van Soerabaia, werd daarvan aanvankelijk in geen enkele gemeente gebruik ge- maakt. De financieele omstandigheden waren mede daarop van invloed, hoewel van andere zijde daardoor bezuiniging op de ge- meentelijke uitgaven in uitzicht werd gesteld. Na de invoering van de Stadsgemeente-ordonnantie, waarbij de gemeenten in West-Java in provinciaal verband werden gebracht en die meer positief spreekt van het college van B. en W., zijn ook Batavia, Medan en Bandoeng ertoe overgegaan, eerstgenoemde pas nadat de Regeering op haar verzoek 0111 den zgn. vollen wethouder mogelijk te maken afwijzend had beschikt. Volgens de laatste berichten is men ten slotte ook te Semarang, van welke plaats aanvankelijk veel aandrang tot instelling van het instituut is uitgegaan, daartoe overgegaan.

Ik heb zooeven de financieele moeilijkheden geschetst, welke het gouvernement aan de Gemeenten oplegde. Uiteraard ging dat niet zonder protest. Zoo werden o.m. de congressen, welke door de Vereeniging voor Locale Belangen jaarlijks met Pinksteren worden belegd - de zgn. Decentralisatie-congressen - benut om terzake zich stevig uit te spreken. Op het congres in 1922 werd o.a. een motie aangenomen om de Regeering te verzoeken een commissie te benoemen om van advies te dienen inzake de financieele verhouding tusschen Land en Gemeenten. Hoewel de landvoogd van meening was, dat zoo'n commissie als een kapstok te beschouwen was, werd aan het verzoek voldaan en in Februari 1923 de commissie in- gesteld.

Deze commissie, waarin naast decentralisatie-voormannen, gou- vernements-ambtenaren, op financieel gebied werkzaam, zitting hadden, bracht reeds in Februari 1925 rapport uit.

1927 5

(12)

Het zou me te ver voeren, op dat rapport meer uitvoerig in te gaan, maar ik wil toch nog enkele punten ervan even aanroeren.

De hoofdvoorwaarden, welke de commissie aan een behoorlijke regeling stelt, zijn:

Ie de eisch van zekerheid. De willekeurige wijzigingen telkens van gouvernementswege in de verhoudingen aangebracht spreken daar- voor ten duidelijkste.

2e het bezitten van een zekere mate van rekbaarheid, waardoor aanpassing aan zich wijzigende omstandigheden gemakkelijk mo- gelijk moest zijn.

Vermeldenswaard is, dat door de commissie allereerst is over- wogen als maatstaf te nemen vergoeding der kosten van de aan de gemeenten bij hare instelling overgedragen taak. De consequenties voor de 4 grootste gemeenten, welke de commissie geeft, noodzaakten haar echter van dien maatstaf af te zien, daar deze toch voor 's Lands financiën onaanvaardbaar zouden zijn. Zoo hadden die 4 gemeenten volgens bedoelden maatstaf boven de vaste uitkeering in 1925 reeds een uitkeering van bijna 5 millioen moeten ontvangen, terwijl zij inderdaad slechts rond

%

millioen kregen en de uitkeering voor alle gemeenten tezamen voor 1925 slechts 1.1 millioen bedroeg.

Deze cijfers wijzen erop, dat de decentralisatie van 1903 voor den Lande belangrijke voordeelen heeft opgeleverd.

Ditzelfde werd meermalen op de Decentralisatie-congressen gecon- stateerd. In zijn openingsrede, voor het congres in 1925 te Soerabaia gehouden, deelde de voorzitter de volgende cijfers mede, ontleend aan het toen pas weer opnieuw verschenen verslag van den Adviseur voor de Decentralisatie:

Voor 1923 bedroeg het gezamenlijk budget der locrde ressorten rond 71 millioen, terwijl uIt. 1923 door haar een bedrag va n rond GO millioen aan leeningen was geplaatst.

Over 1923 bedroegen de kosten, welke het Gouvernement daarvan vergoedde, rond 20,4 millioen, welk bedrag intusschen in 1925 reeds verminderd was tot rond 15,7 millioen. Door de locale ressorten werd dus - de leeningen buiten beschouwing latend - uit eigen . middelen verkregen rond 50,6 millioen of rond 71 % van het totaal, hetgeen anders door het gouvernement uitgegeven had moeten worden, indien zij hetzelfde tot stand had gebracht als thans is geschied. Een niet onbelangrijke jaarlijksche bezuiniging dus, met de instelling der gemeenten bereikt.

Reeds bij het congres in 1914 noemde de heer Stokvis, toenmaals voorzitter. der Vereen. v. Locale Belangen, een bedrag van 13,1 mil- Iioen of 41 % van het totaal en vond daarin aanleiding om er op te wijzen hoe de decentralisatie beteekenis begon te krijgen als een der voordeeligste GOLtvernementsbedrijven ! Zooals men ziet, beves- tigen de cijfers voor 1925 die meening van den heer Stokvis in hooge mate.

(13)

Jammer genoeg, wordt dit van gouvernementswege stilzwijgend voorbijgegaan en blijft men de gemeenten zoo kort mogelijk houden.

Dit moge opgaan voor een efficient gevoerd bedrijf, voor de gemeen- ten, waar nog op zoo menig gebied zoo belangrijke achterstand bestaat, is m.i. een dergelijke politiek in geen enkel opzicht te ver- dedigen.

Wat nu de voorstellen der commissie betreft, daarvan zal, ik, zooals gezegd, slechts de voornaamste vermelden.

Aan de gemeenten worde toegekend het recht tot invoering van heffingen overeenkomende met de verponding en de personeele be- lasting, zooals die thans van Landswege worden gevorderd. Bij invordering der gemeentelijke heffingen trekt zich het Land terzake terug. Aan de gemeente worden toegekend het volledige beschik- kingsreoht over de Landsgronden, gelegen binnen de grenzen der gemeenten (met uitsluiting van de gronden, in gebruik bij 's Lands diensten of bedrijven) subsidiair de geheele dan wel gedeeltelijke opbrengst bij verkoop van die gronden aan derden.

Bij de invoering dezer regeling vervallen gelijktijdig de zgn. vaste uitkeeringen en accrestoeslagen. Eveneens worden ingetrokken spe- ciale subsidiën, behalve die welke steunen op speciale onderwerpen

regelende ordonnanties (pestbestrijding, huurcommissie, onderwijs) ; instede daarvan geve de Regeering toezegging dat subsidies zullen worden toegekend:

a. voor de uitvoering van noodzakelijke buitengewoon kost- bare, niet rechtstreeks productieve werken, waarvan de kosten in geen verhouding staan tot het gemeentelijke budget, dan wel daardoor niet kunnen worden gedragen, tenzij tot onredelijke belastingverhooging zou worden overgegaan;

b. Voor gemeentelijke werken, welke door intercommunale of interprovinciale belangen worden gevorderd.

Bij uitbreiding van de der gemeenten in zelfbestuur overgedragen taak worden, in overleg met de gemeenten, tevens de middelen aangewezen, waaruit de, uit dè nieuwe taak eventueel voortvloeiende kosten moeten worden bestreden. Zooveel mogelijk zullen die mid- delen zijn geheel of gedeeltelijke (procentsgewijs) uitkeering, C.q.

overdracht van Landsbelastingen, welke verband houden met de over te dragen taak; voor zoover dat verband niet is aan te wijzen, wordt toegekend een percentage van den plaatselijken opbrengst der inkomstenbelasting. Indien voor de uitvoering van die nieuw opge- dragen taak belangrijke werken moeten worden uitgevoerd, zullen daarvoor subsidies kunnen worden toegekend.

De Regeering geve voorschriften voor de uniforme inrichting van gemeente-begrootingen en -rekeningen. Zij stelle een krachtig toe- zicht in op de naleving dier voorschriften en op het beheer der gemeente-financiën.

(14)

Zij onderhoude daartoe geregeld overleg met de locale ressorten en verleene zoo noodig voorlichting en bijstand.

Dit laatste voorstel beoogde in hoofdzaak verbetering van het voor zijn taak niet berekend gebleken, door de Regeering uit te oefenen repressief toezicht.

Aan het advies der commissie werd geen gevolg gegeven. Het kapstok-idee van den landvoogd bleek juist te zijn geweest. Tegelijk met de opheffing der commissie, werd echter een nieuwe ingesteld met overeenkomstige opdracht voor alle locale ressorten. Sinds de instelling der oude commissie waren n.l. nieuwe ressorten in het leven geroepen tengevolge van de doorvoering der bestuurshervorming.

Deze ressorten waren zoo overhaast ingesteld, dat de financieele ver- houding onopgelost moest worden gelaten. De praktijk heeft _ . zooals thans de Regeering zelf erkent - daardoor een normale ont- wikkeling der nieuwe ressorten practisch onmogelijk gemaakt. Men wil nu de nieuwe commissie de oplossing laten geven voor alle res- sorten tegelijk. Vergeten is vermoedelijk, dat van de sinds 20 jaren bestaande gemeenten een bepaalde werkingssfeer, een bepaalde taak en zelfs een toekomstige ontwikkeling is aan te wijzen, hetgeen voor de nieuwe ressorten of niet of aithans maar zeer onvoldoende mogelijk is. Voor de nieuwe ressorten zal de regeling der financieele verhouding moeten worden voorafgegaan door een vaststellen van welk deel der staatstaak aan die ressorten zal worden opgedragen.

De commissie zal, wil zij een behoorlijk resultaat geven, moeten beginnen met de nadere uitwerking der bestuurshervorming, waarop zij dan haar voorstellen kan baseeren.

Het zal vermoedelijk duidelijk zijn hoe verkeerd en ongelukkig het is geweest de oplossing van het vraagstuk voor de gemeenten te koppelen aan dat van de overige ressorten, welke - dit komt er nog bij - een geheel ander karakter dragen dan de gemeenten.

Thans blijft het voor de gemeenten - om de woorden van burge- meester de Iongh bij het begin van dit jaar gesproken, te gebruiken - : "schipperen", "een leven van de hand in den tand" ..

De nieuwe commissie is thans reeds bijna 2 jaar aan het werk en hetgeen bekend is geworden omtrent haar opzet, wijst niet op een spoedig te verwachten eindrapport. Door de Regeering werd daarom ingegrepen en de opdracht beperkt tot de locale ressorten binnen de provincie West-Java. Door den gouverneur-generaal werd mede- gedeeld, dat het rapport daarvoor over eenige maanden te verwach- ten is, een mededeeling, waaraan in Indië echter reeds twijfel geopperd wordt.

Ik wil eindigen met het uitspreken van de hoop, dat het rapport werkelijk spoedig moge komen en dan een zoodanige oplossing zal geven, dat de gemeenten in staat worden gesteld, niet alleen om hun stopgezetten arbeid weder op te vatten ter verbetering van nog

(15)

zoovele bestaande misstanden, doch tevens om wederom een meer- dere jaren vooruitziend beleid met succes te kunnen voeren.

De welstand en de ontwikkeling der bevolking zullen daardoor in niet onbelangrijke mate worden bevorderd.

De heer mr. S. Cohen Fzn. heeft den inleider in diens rede, naar welke hij met genoegen en met groote belangstelling heeft geluisterd, gewag hooren maken van een scheidingsmoment in de geschiedenis der decentralisatie in het jaar 1916, toen een drietal gemeenten burgemeesters kregen in de plaats van de als voorzitter van den gemeenteraad optredende hoofden van plaatselijk bestuur. Spreker kan echter in de geschiedenis van het beheer der gemeenten geen moment vinden, waarin een wijziging in de politiek valt op te merken.

De benoeming van burgemeesters bracht zoodanige wijziging niet, reeds hierom niet, wijl niet alle gemeenten een burgemeester kregen.

Dezen zijn pas geleidelijk benoemd. Inleider heeft bovendien den indruk gevestigd als zouden verscheidene onderwerpen, zooals water- leiding, passerwezen, kampongverbetering, eerst op het gemeente- program zijn geplaatst nàdat in de drie groote gemeenten burge- meesters waren benoemd. Het lijkt alsof door hen eerst deze onder- werpen zouden zijn ingeleid. Dit is niet geheel juist. Een water- leiding is te Batavia al ontworpen onder den laatsten assistent- resident die er voorzitter van den gemeenteraad was. Door dezen werden de eerste stappen gedaan om de gemeente in het bezit te stellen van de bronnen op het land Tjiomas ten einde deze voor de waterverstrekking te bestemmen. Ook Soerabaia heeft, naar spreker meent, haar waterleiding aan het gouvernement te danken. Op de zorg voor oplossing van het woningprobleem der bevolking is ook reeds onder den assistent-resident de aandacht gevestigd. Zoo begon de gemeente Batavia reeds met den bouw van een heel complex van kampongwoningen onder den assistent-resident voorzitter van den raad. Ook grondpolitiek werd reeds aangevat, waartoe het land Menteng werd aangekocht. Om al deze redenen kan spreker geen scheidingspunt zien in den zin als door inleider aangegeven. De ontwikkeling van het gemeentewezen is geleidelijk gegaan, zonder dat wijziging in de leiding hierop invloed had.

Een tweede punt, dat spreker zou wenschen aan te roeren, is de overgang van de kampongs aan de gemeenten. Inleider heeft er op gewezen dat door de wijziging van art. 71 van het Regeerings- Reglement opheffing van de gemeentelijke kampongs mogelijk is gemaakt. Maar die opheffing zelve was niet noodig om de gemeente belang te doen stellen in de kampongs. Niet-t.erzake-kundigen zouden kunnen denken dat er binnen de gemeente is een gebied van de gemeente en een gebied van de kampongs. Het geheele gemeente- gebied is echter verdeeld in kampongs. Zelfs de grootste Euro- peesche erven behooren administratief tot een kampong. Gewoonlijk

(16)

70

verstaat men onder de kampongs echter het gebied dat ligt buiten en achter de aan de bij de gemeente in onderhoud zijnde straten en wegen. Hieraan bevinden zich de meeste Europeesche woonerven.

Dat resteerende gebied wordt niet alleen bewoond door de Inland- sche bevolking, doch er wonen ook tal van Europeanen. Het eigenlijk kamponggebi,ed is het gebied waarvan de gemeente zich de zorg niet heeft aangetrokken. Natuurlijk behield de kampong haar eigC!l belangen, maar de gemeente mag' zich die wel degelijk aantrekken.

De grens daarvan is zelfs onbeperkt. Zoodra een belang uitgaat boven het gebied van de kampong, is de gemeente bevoegd zich dit aan te trekken, is daar~oe dan ook zedelijk verplicht. De gemeente heeft zich herhaaldelijk dergelijke belangen aangetrokken, wanneer bijzondere omstandigheden daartoe drongen. Maar als regel heeft zij het nagelaten, omdat ze het gemakkelijker vond indien de kampongs het zelf deden. Indien er b.v. een goot door een kampong- complex loopt, die daar vervuilt, is het een hygiënisch belang dat de gemeente zich dit werk aantrekt, b.v. ook door een betere goot te bouwen. Loopt er een smalle weg door de kampongs, die niet verhard is, en het gemeentebelang eischt de verharding, niets belet de gemeente dan om dien weg te verbreeden en te verharden. De gemeente laat het echter meestal na, omdat ze redeneert: waartoe zou ik mijn zorgen uitbreiden? Hierin nu ligt een onbillijkheid. Als de kampongbevolking niets bijdroeg in de algemeene kas en een zelfstandige gemeente vormde buiten de gemeente, dan ware het begrijpelijk indien de gemeente er niets voor voelde om zich het lot van de kampong aan te trekken. Maar de bevolking draagt juist heel veel bij, in den vorm van passergelden aan de gemeentelijke passers, vermakelijkheidsbelasting (bioscopen), rooigelden, inkomstenbelas- ting enz. Zoodat het niet te verbazen is, dat de bevolking weinig voelt voor de gemeente, die haar weinig genot geeft en veel lasten.

De gemeente heeft een kapstok gevonden om zich te onttrekken aan de kampongzorg in de wijziging van het oude art. 71 van het Regeeringsreglement. Het is evenwel niet juist dat de gemeente zich niet met de kampong kan bemoeien zoolang die haar niet is over- gedragen. De praktijk is sedert geworden dat men er zich niet meer mee wil bemoeien. Zoo sterk is dit, dat de gemeenten nu zelfs weigerden het besteden van geringe fondsen ter verbetering van het kamponggebied. Te Soerabaia kreeg spreker als resident een ver- zoek der gemeente ter doorzending aan dc regeering om subsidie tot een bedrag van niet meer dan een f 2000 voor een dringend noodige verbetering van een door eenige kampongs loopende leiding.

Ondanks het feit dat die verbetering toch een hygiënisch belang der gemeente was, heette het, dat zij daar geen geld voor had en vond ze nu dat de Regeering het wel kon doen, waarbij de gemeente zich beriep op de bepaling, dat VOOI' "belangrijke werken" subsidie kan worden gegeven. Natuurlijk heeft spreker afwijzend geadviseerd.

(17)

Spreker vindt de overdracht van kampongs aan de gemeente wel mooi in theorie, maar niet noodig in de praktijk. Er is toch geen kampongbelang, dat de gemeente zich niet ook nu kan aantrekken.

Als voorbeeld van een zuiver kampongbelang, dat de gemeente zich aantrok, omdat er inkomsten voor haar uit voortvloeiden, kan ge- noemd worden het toezicht op het bouwen in de kampongs. In het had der kampongs mag geen inlandsche woning gebouwd worden of de gemeente moet vergunning geven. Dit bezorgt de bevolking liJst en kost haar geld aan de gemeente.

Ten slotte hoorde spreker van den inleider met zeer veel genoegen dat er thans neiging is om de salarissen eter gemeente-ambtenaren te drukken. Dit was inderdaa'd dringend noodig. Op verschillend gebied zijn de gemeenten zeer royaal geweest, ja, ze zijn over- dreven royaal met de publieke gelden omgesprongen, in het bij- zonder wat betreft de traktementen der gemeente-ambtenaren en de organisatie van gemeentediensten. Een enkel feit wil spr. noemen:

de gemeente Soerabaia, die 5 hoofden van diensten heeft, die inder- tijd meer bezoldiging genoten dan de burgemeester zelf, was be- gonnen met de bevolkingsregistratie, welke ook maar zeer slecht door het Bestuur van de Europeesche bewoning werd bijgehouden.

De Regeering was bereid haar geheel aan de gemeente op te dragen onder toekenning van subsidie. Soerabaia vroeg er nu subsidie voor.

Spr. heeft toen de administratie, welke de gemeente er voor inrichtte, eens bekeken. Hij weet niet precies meer de cijfers, maar wel weet hij dat hij versteld heeft gestaan van den grooten' opzet. Er waren te veel en alleen Europeesche ambtenaren op te hooge traktementen.

Klerken of Inlandsch personeel, best in staat de kaarten in te vullen en bij te houden, waren er in 't geheel niet bij ingedeeld. Onmoge- lijk kon hij toen de Regeering voorstellen die te groote uitgaven voor, Hare rekening te nemen.

De heer mr. A. M. joekes heeft met groote belangstelling inl.'s duidelijke uiteenzetting aangehoord. Hij wil niet in beschouwingen treden naar aanleiding van hetgeen de vorige spreker heeft opge- merkt ten aanzien van de vraag waarom in 1916 een nieuw tijdperk werd ingeluid, maar wel wil hij zeggen dat het oogenblik waarop de gemeente een eigen burgervader kreeg hem geschikt lijkt, om met een overzicht van het gemeente wezen te beginnen. Bij ervaring weet spr. dat, al moge de gemeente met zorg zijn beheerd onder leiding van bestuursambtenaren, het een zeer belangrijk oogenblik is geweest,

\'iaarop er een leider optrad, die zich geheel aan de gemeentezaak kon wijden.

In!. heeft aangetoond, dat de financieele gulheid der regeering ten aanzien van de gemeenten de laatste jaren te wenschen heeft gelaten.

Hij viii nict de sfeer der objectiviteit, waarin hier onderwerpen hehandeld worden, verlaten, doch hij mag toch niet nalaten vast te

(18)

stellen dat het een grief der gemeenten is, dat het financieel beleid van het gouvernement niet alleen te wenschen laat aan gulheid, maar ook aan billijkheid. Als de vorige spr., met een hak op de gemeentelijke ambienaarssalarissen, welke hij onverdiend acht, de gemeenten verwijt, dat zij hebben gesmeten met geld, dan kan men het gouvernement althans een dergelijke gulheid tegenover de ge- meenten niet verwijten.

Wat nu de kwestie van de kampongs binnen de gemeente betreft, zoo moge de bewering van den vorigen spr. dat het geheele terrein der gemeente in kampongs verdeeld is theoretisch juist zijn, strict genomen is het verrassend te vernemen dat wij allen, toen we in een Indische gemeente woonden, behoorden tot kampong zus of zoo.

Praktisch is dit dan ook niet zoo. We zouden dan ook zeker met het kampongbestuur te maken hebben gehad. Met de door ,den vorigen spr. gegeven voorstelling vestigt men een verkeerden indruk. Inder- daad beperkt het kampongvraagstuk zich tot de door Inlanders be- woonde complexen.

Thans heet het, dat de gemeente altijd bevoegd is geweest op te treden op elk terrein. Dit was echter niet het officieele standpunt.

Juist omdat ,de regeering de gemeenten niet bevoegd achtte, is zij immers overgegaan tot een wijziging van het Regeeringsreglement.

Méér is inderdaad niet noodig om aan te toonen dat ,de regeering van oudsher een ander standpunt had ingenomen. Een ten dezen bevoegd man als mr. van Wijngaarden heeft vroeger steeds betoogd, dat de gemeentebesturen bevoegd zouden zijn om in de kampong- toestanden in te grijpen, doch de regeering was het daarmede niet eens. De toepassing dier bevoegdheid eischte trouwens een finan- cieele regeling. Er was noodig een grondslag, waarop de gemeenten te werk konden gaan. Heeft de regeering, wanneer een gemeente dit werk wilde aanvatten, haar medewerking verleend? Semarang heeft destijds een becijfering opgemaakt voor wat er noodig zou zijn om de kampongs te verbeteren. De regeering verklaarde echter, de ge- meente niet te kunnen steunen. De gemeente was dus aangewezen op eigen krachten, maar die schoten tekort. Men kan er dus niet af met te zeggen dat de gemeenten in dezen in verzuim zouden zijn.

Als van regeeringszijde gewenscht wordt, dat er door de gemeenten méér voor de kampongs wordt gedaan, dient de regeering ook mee te werken.

Ten slotte een enkel woord over de volkshuisvesting. Er zijn naamlooze vennootschappen tot bevordering van de volkshuisvesting tot stand gekomen. Spreker hoorde nu met eenige teleurstelling dat het voorloopig resuHaat daarvan niet heel groot is geweest. Gaarne zou spreker vernemen of die indruk juist was? Moet de proef als niet geslaagd worden beschouwd en is een verandering in het systeem, naar het oordeel van den inleider, noodig ?

(19)

De heer mr. Chr. P. van Wijngaarden sluit ~ich, onder dankbetUI- ging voor het gehoorde, aan bij de uiteenzetting van de moeilijk- heden der gemeenten, door inleider gegeven. Diens reden was in mineur en daar was inderdaad reden toe. Terwijl men hier in Hol- land de bestuurshervorming decreteerde en in Indië voonbereidde, heeft men aan de organen van gemeentelijk zelfbestuur geleidelijk de financieele basis ontnomen. Dit feit is thans nogmaals aange- toond.

Spreker kan zich begrijpen dat inleider zich bepaald heeft tot uiteenzetting van den droevigen toestand van het Indische ge- meentewezen als gevolg van de besnoeiing der financiën. Maar toch zou spreker wel iets meer willen hooren omtrent het perspectief, clat er nog is in de ontwikkeling van het Indische gemeentewezen.

Inleider heeft dit al aangeroerd ten aanzien van enkele punten, zooals de In,landsche gemeenten binnen de groote gemeente. De eerste spreker heeft beweerd dat de gemeenten nalatig zouden zijn geweest in haar zorg voor de kampongbelangen, dat zij eigenlijk allang bevoegd zouden zijn geweest om in te grijpen en dat de wijziging van het Regeeringsreglement in 1918 als een kapstok zou zijn gebruikt om deze zaàk aan op te hangen. Hiertegen moet spreker ten krachtigste in verzet komen. Het is immers geheel on- juist wat die spreker heeft beweerd. Toen de gemeenten werden opgericht, is haar een speciale taak toegewezen en haar is een te gering bedrag toegemeten om die taak te verricpten. Dit was de financieele basis, waarop de gemeenten zijn begonnen. Hiertoe behoorden de kampongs niet. Van de zijde der gekozen gemeente- raden is het vraagsturk der kampongs eerst aanhangig gemaakt.

Toen de kwestie der waterleiding aan de orde kwam, ontstond er strijd over het leggen van 'een leiding in de kampongs. De gemeente vroeg toen meer medezeggenschap in het kamponggebied, doch van bestuurswege werd daartegen geprotesteerd. De regeering be- weerde, dat de gemeente niet bevoegd was om in de kampongs op te treden. Verschillende leden van gemeenteraden drongen aan op uitbreiding van de gemeentelijke bevoegdheid (spreker verwijst naar het geschrift van mr. Schrieke: Ontstaan en groei der stads- en landgemeenten in Nedertandsch-Indië) en van de zijde der ge- meenten werd haar bevoegd'heid ten opzichte van de kampongs herhaaldelijk betoogd, doch de regeering wilde daar niet van hooren.

Ten slotte heeft de wijziging van het regeeringsreglement plaats- gevonden als een bevestiging van het oude regeeringsstandpunt.

De oplossing werd n.1. gezocht niet in erkenning van het recht der gemeentebesturen om in de kampongs werkzaam te zijn, maar in eene opheffing der Inlandsche gemeenten binnen het gebied der steden. Toen men echter later de gemeenten financieel ging be- ::noeien, toen werd ook plotseling de theorie gehuldigd dat de ge- meenten wèl bevoegd zouden zijn, omdat dit zooveel voordeeliger

(20)

uitkwam. voor de regeering. Toen de gemeente de consequentie uit het oorspronkelijke regeeringsstandpunt trok, en voor de aanvaar- ding van nieuwe lasten verhooging der landsuitkeering vroeg, ant- woordde de regeering: het is eigenlijk niet noodig, ge kunt wel uw gang gaan. De financiën waren toen echter zoo, dat men er niet aaR kon denken. Daarom moet spreker met stelligheid elk verwijt terzake aan de gemeenten afwijzen. Neen, de raden hebben van den aanvang er op aangedrongen dat zij ten aanzien van de kampongs bevoegd zouden worden geacht, doch de regeering was van tegengestelde meening en heeft met haar oude standpunt pas gebroken, toen het andere stelsel financieel voordeeliger bleek voor het gouvernement.

Spreker zou nu van inleider gaarne vernemen hoe deze zich de uiteindelijke oplossing denkt. Spreker voor zich gelooft dat in de groote gemeenten de kampongs inderdaad behooren te worden op- geheven. Maar hij meent niet dat het gouvernement bij de opheffing een speciale uitkeering zal behooren te doen. Hij zou de voorkeur geven aan een andere oplossing,. aan een goede oplossing van het financieele vraagstuk in zijn gehéél. Zijns inziens zal men het niet zoo moeten beschouwen, dat bij opheffing van de kampongs er een nieuwe groep van ingezetenen toetreedt tot het gemeentelijk verband.

Men zal de lnlandsche bevolking moeten rekenen tot de normale bevolking van de gemeenten. AI te vaak heeft men betoogd dat de Indische gemeente zou vormen een Europeesche enclave in het Oosten. De gemeente is echter geen Westersche enclave en zal dit ook nooit worden. Neemt men aan dat de Inlandsche bevol- king inderdaad ten volle deel uitmaakt van de gemeente, dan rijzen er twee vragen: die omtrent de financieele deelneming in de lasten en die omtrent de organisatie van het bestuur.

Wat de eerste vraag betreft: men komt er niet met, gelijk de eerste spreker heeft gedaan, te zeggen: de Inlandsche bevolking draagt reeds zooveel in de stedelijke financiën bij. Inderdaad -draagt die bevolking bij; maar dan toch met zeer belangrijke restricties: zoo is destijds het beginsel voorop gesteld dat b.v. op het passerwezen geen winst mocht worden gemaakt. Een ander beginsel was dat de gemeente geen rechtstreeksche belasting mocht heffen van de Inlandsche bevolking, daar ze van gouvernementswege reeds tot de grens harer draagkracht was belast. Spreker meent dat ook bij de heffing van de Inlandsche verponding aanvankelijk de vraag is gerezen of deze ook van gemeentewege kon geschieden. Dit nieuwe veld van belastingheffing is echter weer onmiddellijk door het gou- vernement ingenomen. De vraag is nu: welk standpunt zullen wij in de toekomst moeten innemen? Men heeft een groote Inlandsche bevolking met weinig draagkracht waarvan het gouvernement reeds tot de grens belasting heft, en een betrekkelijk kleine. Europeesche bevolking met betrekkelijk groote draagkracht. Men staat dus voor

(21)

een moeilijk financieel probleem en spreker zou gaarne weten hoe inleider zich voorstelt dat dit behoort te worden opgelost.

Ten tweede het vraagstuk van het bestuur. Totnogtoe heeft men zich ten aanzien van de Indische gemeenten in hoofdzaak bepaald (en dit geldt ook voor de nieuwe bestuurshervorming) tot het copieeren van de Nederlandsche gemeenteinstellingen. Spreker vraagt nu of men in Indië pogingen in het werk zal stellen om bij de verdere organisatie rekening te houden met de aanwezigheid van een groote massa Inlandsche burgers en hoe men zich in de toekomst de regeling voorstelt?

De heer mr. S. Cohen Fzn. merkt op dat het lnlandsche kampong- bestuur wel degelijk gezag uitoefent op de Europeesche woonerven aan de gemeentewegen gelegen. De kamponghoofden komen b.v.

op die erven om te zien welke Inlandsche bedienden er wonen, en om hunne belasting te innen. Hieruit volgt dat die erven administra- tief tot de kampongs behooren.

De gemeenten wisten wel degelijk dat zij zich de belangen van de kampongs mochten aantrekken. Het staat vast dat geen stuk der kampongs aan de gemeentelijke bevoegdheid was onttrokken.

Wanneer b.v. aan een kampongweg vele Europeanen woonden, er een druk verkeer over ontstond, vele dogcarts er langs reden, en de bewoners hard schreeuwden om verbetering, .dan trok wel de ge- meente zulk een weg tot zich en maakte dien, zonder er de kampongs eerst om te vragen, tot gemeenteweg. Sinds er echter sprake is van overneming der kampongs geheel en al door de gemeente, is men een andere taktiek gaan volgen en trekt men zich geen der belangen van de kampongs, hoe deze ook uitgroeien buiten een enkele kam- pong, en hoe het algemeen belang der gemeentenaren dit ook vordert, meer aan. Men wacht nu op de algemeene overdracht van de kam- pongs, welke men hoopt dat gepaard zal gaan met een ruime bijdrage uit 's Lands kas.

Het was vroeger zeker een Regeeringsbeginsel, d.at op de passers de retributies zoodanig moesten worden gesteld, dat er geen winst werd gemaakt. In de praktijk heeft echter geen der locale raden zich daaraan gt>\-wuden en waren de winsten uit de pasarbedrijven geen onbelangrijke inkomsten op de locale begrootingen. lntusschen ven,:et thans de Regeering zich er niet meer tegen, als de pasars winsi laten. Herim,ert hij zlch goed, dan heeft de Regeering eenige jaren geleden een rondschrijven uitgevaardigd, waarin vermeld werd, d;t[ de Regeering er verder geen bezwaar meer tegen zou maken, dat de pasarbedrijven winst opleverden, mits die winst maar niet exorbitant was. Nu ligt er een vrij groote marge tusschen geen winst en exorbitante winst. 't Is met de pasars al net gegaan als met het statistiekrecht. Dit zou den Lande ook geen winst mogen

(22)

opleveren, terwijl in werkelijkheid de bate voor de schatkist zeer belangrijk is.

De heer mr. A. M. Joekes wijst er nogmaals op, dat de opmerking van den vorigen spreker ten aanzien van de verdeeling der gemeente in kampongs theoretisch juist is, maar dat zijn redeneering langs de kwestie, welke hier aan de orde is, heengaat, daar de gemeenten het beheer hebben over groote werken en men daarnaast de kampongs heeft met kleine werken. Het standpunt der regeering was, dat de gemeenten en de kampongs naast elkander in stand gehouden moesten worden. Is er sprake van overneming van het beheer der kampongs door de gemeenten, dan dient dit te geschieden volgens een vooraf vastgestelden grondslag. Spreker is het terzake dan ook eens met mr. van Wijngaarden, dat de voorstelling, door den vorigen spreker gegeven omtrent dit onderwerp, niet weergeeft den gang van zaken, voor zoover het optreden van regeeringswege betreft.

De heer ir. P.

J.

Ott de Vries erkent, dat de Regeering in ver- schillende opzichten nalatig jegens de gemeenten is gevveest. Maar zij, die zich thans in de eerste plaats geroepen gevoelen om ver- wijten tot de Regeering Je richten, zouden daartoe méér recht hebben, indien zij, toen het nog tijd was, ook hadden gewezen op de nalatigheid van sommige gemeenten, vooral wat betreft de ge- meentelijke efficiency. Hoe is er soms ·niet met het geld omge- sprongen! Er moeten nog heel wat jaren van malaise voor die gemeenten verloopen, voordat spreker medelijden met ·haar zal kunnen krijgen. Om een voorbeeld te noemen, spreker heeft een ge- meente gekend, een zeer kleine gemeente niet ver van het arbeids- veld van den inleider, waar men dadelijk begon een gemeente-ont- vanger aan te stellen op een salaris van f 400 en een ingenieur met een traktement ongeveer even groot als het bedrag, dat hij zelf verwerkte. Op zulke tostanden heeft de Vereeniging voor Locale Belangen nooit gewezen. Inderdaad heeft de Regeering de gemeenten wel eens op onoordeelkundige wijze besnoeid, maar enkele gemeen- ten hebben het er dan ook naar gemaakt.

Spreker constateert zijnerzijds ook nalatigheid van sommige locale raden tegenover de Inlandsche bevolking. Hij vraagt of inderdaad aan die raden is belet om een inkornstenbelasting te heffen zoo hoog als noodig was om haar taak naar behooren te vervullen? Is er wel genoegzaam gebruik gemaakt van de draagkracht der goed gesi- tueerde Europeesche bevolking in de gemeenten? Is inderdaad aan de gemeenten belet zoodanig belasting te heffen, dat zij haar ver- plichtingen konden nakomen ook tegenover de inheemsche burgers?

De heer mr. Chr. P. van Wijngaarden constateert dat het noodig blijkt eenig misverstand weg te nemen. Het verwijt, tegen de ge-

(23)

meenten gericht door den vorigen spreker en dat deze ontleent aan het financieel beheer van Salatiga, de door hem bedoelde gemeente, werpt spreker terug. Waarom tegen dat financieele beheer niet van de zijde der decentralisatie is geprotesteerd? Maar het is juist een orgaan der decentralisatie geweest, een locale raad, de gewestelijke raad van Semarang, 9ie tegen dit beheer inging. Het verwijt gaat dus in het geheel niet op.

Wat de heffing van inkomstenbelasting betreft, zoo is jarenlang qoor de regeering bezwaar gemaakt tegen het heffen van gemeen- telijke opcenten op de rijksinkomstenbelasting. Eerst toen de ge- meente Semarang overging tot het heffen van een eigen inkomsten- belasting, heeft de regeering haar verzet prijs gegeven en deze ge- meentelijke belasting goedgekeurd. De groote massa der inwoners van de gemeente konden echter niet in deze belasting worden betrokken. Overigens ligt de kern van het financieele probleem in de belastingpolitiek der regeering. Er was wel gelegenheid tot het heffen van eenige retributies, doch overigens moest men afblijven van de Inlandsche bevolking. Maar het is dan toch vanzelfsprekend dat wanneer het gouvernement zegt dat de gemeente de zorg heeft voor alle gemeentenaren, doch het onmogelijk maakt dat van de meerderheid dier gemeentenaren belasting wordt geheven, de ge- meente harerzijds het billijk acht dat de regeering een deel van de rijksbelastingen afstaat aan de gemeente. Dit is dan ook de grondslag van de Inlandsche bevolking. Maar het is dan toch vanzelfsprekend zijn rechtsgrond, dat men niet heffen kon van andere ingezetenen dan de Europeesche. Het is daarom onbillijk de regeeringsuitkeering aan de gemeenten te beschouwen als een welwillendheid. Daarom hoopt spreker dat de regeering rekening zal houden met het feit dat zij op het gemeentelijk belastinggebied zoodanig heeft ingegrepen, dat er praktisch van een behoorlijke gemeentelijke belastingheffing geen sprake kan zijn.

De heer ir. P.

J.

Ott de Vries heeft niet ontkend, dat de Ge- westelijke Raad van Semarang destijds heeft ingegrepen, want het is hem bekend, dat die Raad de begrooting van de gemeente Salatiga, indien hij zich wel herinnert met een zeer kleine meerderheid van stemmen, heeft verworpen. Hij maakte dan ook geen verwijt aan het orgaan der decentralisatie, doch aan de Vereeniging voor Locale Belangen. Deze had behooren op te treden en haar ontegenzeggelijk grooten invloed meer moeten laten gelden.

De heer G. Th. Stibbe wil even opmerken dat ten aanzien van de kwestie der indeeling van de gemeenten in kampongs zoowel de heer joekes als de heer Cohen gelijk hebben. De kwestie is namelijk deze, dat de gemeente kadastraal geheel uit kampongs en desa's bestaat, ,doch dat men op de kadastrale kaarten tal van kampongs

(24)

en desa's vindt, die nog alleen op de kaart voorkomen, maar in werkelijkheid niet bestaan.

Tot troost van hen, die over de verkwisting van gemeenten hebben gesproken, deelt spreker curiositeitshalve mede dat hij een gemeente heeft gekend, welks uitgaven aan personeel f 62Yz per maand be- droegen!

De heer

J. J.

G. E. Rückert, de sprekers beantwoordende, merkt naar aanleiding van het door den heer mr. Cohen gesprokene op dat hij niet gerept heeft van een wijziging van de politiek der locale raden, welke met instelling van het burgemeestersambt zou zijn ingevoerd. Hij heeft er op gewezen dat uiteraard werd voortgezet hetgeen onderhanden was genomen en hij heeft erkend dat er ver- schillende onderwerpen al ter hand genomen waren.

Wel heeft inleider van een verschil gewaagd en hij kan zich wel voorstellen dat de heer mr. Cohen dit niet zoozeer heeft gevoeld.

Zeker, de assistent-residenten hebben verdienstelijk werk verricht, maar zij hadden voor de gemeente slechts beperkten tijd beschik- baar, terwijl de burgemeester den geheelen dag zijn volle initiatief aan de gemeente kon geven en er zich met hart en ziel aan wijden.

Dit was toch zeker een zeer groot verschil. Het is waar, dat er gemeenten waren, die eerst na 1916 hun burgemeester kregen, maar de eerste stap is toch in 1916 gedaan en onmiskenbaar is de invloed daarvan ook op andere gemeenten geweest.

Wat de kwestie der kampongverzorging betreft, zoo beriep de regeering zich inderdaad op het Regeeringsreglement, dat uitdruk- kelijk gemeentelijke bemoeienis met de kampongs uitsloot. Wel konden Europeesche belangen, als die in het geding kwamen, wor- den aangevat; maar op het gebied van de desa zelf had de gemeente de handen thuis te houden. De wijziging van het Regeeringsregle- ment in 1918, waardoor de mogelijkheid is geschapen de desa's bin- nen de gemeentegrenzen op te heffen is hiervan de beste bevestiging.

Na deze wijziging is echter van de opheffing niets gekomen en werd zelfs eenige jaren daarna door de Regeering het standpunt inge- nomen, dat de overdracht niet noodig was en dat de gemeente zichzelf kon helpen als zij dat noodig vond. De Regeering volgde hierbij hef advies van de Regeeringscommissaris voor de Bestuurs- hervorming, vermoedelijk omdat zij meende, dat deze hooge func- tionaris het vraagstuk wel goed zou hebben bestudeerd, maar niet het minst omdat dit voor haar belangrijke bezuinigingen mee bracht.

De heer mr. S. Coben Fzn.: Als resident van Soerabaia heb ik al in denzelfden geest geadviseerd.

De heer

J. J.

G. E. Rückert: Dat klopt volkomen, die resident werd toch enkele jaren later Regeeringscommissaris.

(25)

Naar inleiders meening zijn de gemeenten niet bevoegd zich met de kampongs te bemoeien en kunnen zij daartoe pas overgaan als de kampongs worden opgeheven.

Nu de kwestie der passerwinsten. De regeering heeft het standpunt aanvaard, dat zij op de retributieheffing toezicht oefende en had dus eventueele winst verboden. Dat aan dat voorschrift nimmer de hand is gehouden moet spreker tegenspreken. In meerdere gemeenten is de winst gebruikt voor verbetering der pasars, zoodat op de be- drijven geen winst werd gemaakt, maar de opbrengsten rechtstreeks aan de bevolking ten goede kwamen.

Inderdaad is het merkwaardig, dat in latere jaren door de Regee- ring aan de gemeenten verweten werd, dat ze op hun bedrijven - ook de pasars dus - niet voldoende winst maakten en is pas, nadat op het vroegere nimmer gewijzigde Regeeringsstandpunt gewezen werd, de betrekkelijke circulaire volgens de latere inzichten herzien.

Wat de rooigelden betreft, kleine kampongwoningen waren in den regel vrij. De rooigelden der Inlandsche bevolking waren zeer gering.

De door het Land geheven zegelkosten drukten veel zwaarder. Op voorstel van de gemeenten is thans de zegelordonnantie zoodanig gewijzigd, dat hierin verbetering is gekomen.

Wel heeft de bevolking bijgedragen in den vorm van vermakelijk- heidsbelasting, maar de gemeente zat ook niet stil voorzoover ze dan bevoegd was, zooals b.v. wat betreft de waterleiding. Daar waar de huishouding der gemeente en die der kampongs elkaar raakten, kwam de gemeente met de kampongs in contact en heeft de gemeente zich ook nimmer aan haar taak onttrokken.

Inleider herhaalt nog eens wat hij heeft meegedeeld omtrent de invoering van de Inlandsche verponding, waardoor b.v. te Sel~larang

in een jaar tijds een zestienvoudige belasting werd geheven, zonder dat daarvan iets ten goede van de inlandsche bevolking werd be- steed. Zulk beleid ontneemt aan de regeering alle recht om der gemeente een verwijt te maken aangaande onthouding ten opzichte van de kampongs ..

Intusschen blijft inleider overtuigd dat de gemeente zich toch niet met de kampongs zou mogen bemoeien. Bij het minste incident zou zij door de Regeering op de vingers worden getikt.

Het heeft inleider genoegen gedaan, gelegenheid te krijgen om het fabeltje van de hooge salarissen der gemeente-ambtenaren uit de wereld te helpen. Indertijd, d.w.z. in den hausse-tijd, waren de sala- rissen der gemeente-ambtenaren inderdaad hooger dan de toen onvoldoende gebleken salarissen der gouverneruents-ambtenaren.

Waren ze daarom té hoog? Geenszins. De nieuwe gouvernements- salarissen zijn nu ongeveer zoo hoog als de salarissen der gemeente- ambtenaren in die buitengewone omstandigheden waren. Maar dan is er ook geen sprake van opdrijving, zooals wordt beweerd. De zaak is alleen, dat het gouvernement ten achter bleef. Ook de ge-

(26)

meenten zijn langzamerhand uit nood genoopt geworden de salarissen harer ambtenaren te drukken. En nu kan men zeggen dat de ge- meentesalarissen in het algemeen lager zijn dan de gouvernements- salarissen.

Met eenigen schijn van recht is door den heer Ott de Vries het voorbeeld van Salatiga aangehaald. Deze spreker heeft er echter niet bijverteld dat de eerste begrooting dier gemeente niet een product der decentralisatie is. Ze werd samengesteld door den assistent-resident in samenwerking met den adjunct-adviseur voor de decentralisatie, en toen de gemeenteraad was benoemd, kreeg die de begrooting eenvoudig te aanvaarden zooals de regeering die had gesanctionneerd. Het is toen de gewestelijke raad van Semarang geweest, die er tegenop kwam. Onder den gekozen gemeenteraad is de toestand veranderd.

Openbaarheid is het meest probate middel om tegen dergelijke dingen op te komen en die openbaarheid waarborgt juist de decen- tralisatie. Haar excessen worden publi~k. In het particuliere en bij het gouvernement worden dergelijke dingen niet zoo spoedig be- kend. Ze trekken dan niet zoo de algemeene aandacht, maar als ze bekend worden, hebben ze dan ook meestal veel grootere afmeting\!n aangenomen. Nu heeft de heer Ott de Vries gezegd dat de Vereeni- ging voor Locale Belangen tegen den adviseur voor de decentralisatie en den assistent-resident van Salatiga had moeten opkomen. Maar dit lag stellig niet op haar weg. De vereeniging is een studiever- eeniging, die zich buiten de huishoudelijke belangen van de ge- meenten heeft te houden. Evenmin ligt het op inleiders weg om zich in de tekortkomingen der regeering zelve buiten het terrein der gemeenten te verdiepen.

Inleider meent nog te moeten opkomen tegen het verwijt, spre- kend uit de woorden van den heer Ott de Vries, als zou -hij het medelijden der aanwezigen voor de gemeenten wi1\en wekken.

Inleider meent, objectief de feiten te hebben weergegeven en het staat den hoorders volkomen vrij hieruit te cOlJc1udeeren dat de regeering tegenover de gemeenten gul was dan wel het tegendeel.

Overigens verheugt het hem, dat hierdoor het medelijden van iemand als den heer Ott de Vries is gewekt.

Van de naamlooze ve!1nootschap voor de volkshuisvesting is het eerste resultaat inderdaad niet gunstig. Zoo vroeg b.V. de gemeente Semarang aan het gouvernement goedkeuring van den aankoop van het land Mlaten. De plaatselijke commissarissen der naam- looze vennootschap waren het er over eens. Tot tweemaal toe echter is de termijn, gedurende welken de gemeente 'het land in handen had, verloopen, doordat het regeeringsantwoord niet af- kwam. De departementale rompslomp blijkt nog altijd te groot. De geldvoorziening hoopt inleider dat meer tot haar recht zal komen.

Echter is momenteel bijna overal de woningbouw stopgezet. Men

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

l.. Rochussen zijn aanblijven alh.::nkelijk van de inwilliging. Nederland echter handhaafde de oude regeling, zodat particu- lieren hel initiatief namen en een

2e. hel getuigen ol belijden van hun geiooi door leden der Christelijke Gemeente, onafhankelijk van den zendeling. De eenige grond, waarop art. 177 berust en

Het wegenvraagstuk in Ned.-Indië. Om verschillende redenen valt het te waardeeren, dat het Indisch Genootschap in een van zijn samenkomsten van dit seizoen het

Het is speciaal aM de o nderzoekingsgave van Mr. Soekasno en Mr. en aan het vertrouwen dal zij aan hun lendgenooten wisten in te boezemen, te danken dat

is an administrative machine; yours in an instrument of government. Our aim is negative - to suppress disorder; yours is positive - to maintain order. It would be

maatregelen ten behoeve van I"dië slechts zeer onvoldoende ge- compenseerde, belasting, Hier ligt het grote wrijvingsvlak tussen de beide gebiedsdelen, omdat de

van de veld politie ware opgedragen, van een dergelijke bevoegdheid van lager orde wel het gewenschte gebruik zou willen maken. Hoofd- zaak is, dat hij de beschikking

De inheemsche staten noch de bevolking van het rechtstreeks bestuurd gebied zouden wenschen dat Engeland zich terug trok; zij voelen zich veilig onder Engeland's