• No results found

Vraag nr. 124 van 7 juni 2001 van de heer FRANCIS VERMEIREN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 124 van 7 juni 2001 van de heer FRANCIS VERMEIREN"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 124 van 7 juni 2001

van de heer FRANCIS VERMEIREN

Bedrijventerreinen – Onderzoek – Benuttings-graad

Tijdens een recente interventie in het Vlaams Par-lement heeft de minister zijn visie uiteengezet om-trent het Strategisch Plan Ruimtelijke Economie ( S P R E ) . Die vooruitstrevende visie wijst op een nieuwe aanpak, die niet langer alleen gebaseerd is op de ruimtelijke ordening, zoals dit totnogtoe het geval is geweest. Zonder het belang hiervan te ont-k e n n e n , moet worden toegegeven dat in de loop der jaren en sedert het ontstaan van de gewest-p l a n n e n , die een strikt geordend kader uitstigewest-pgewest-pel- uitstippel-d e n , een bewustworuitstippel-ding is gegroeiuitstippel-d om ook aan andere elementen aandacht te schenken, zoals de economische ontwikkeling in een ruimer Europees p e r s p e c t i e f, een waarborg voor meer welvaart en welzijn.

De minister verwees op het vlak van de economie naar een versnipperd landschap van vijf gewestelij-ke ontwikgewestelij-kelingsmaatschappijen (GOM), d i e samen niet echt scoren. Verder heeft hij als een van de prioriteiten het al dan niet tekort aan bedrijven-terreinen aangesneden, waarbij hij werd gecon-fronteerd met het standpunt van de administratie Ruimtelijke Ordening dat er "genoeg terreinen z i j n " . De oefening werd gemaakt voor de bestemde maar niet in gebruik genomen bedrijventerreinen. Beleidsondersteunend onderzoek werd aangekon-digd, maar is totnogtoe uitgebleven.

1. Wordt dit onderzoek toevertrouwd aan een we-tenschappelijke instelling of aan de administra-tie ?

Werd eraan gedacht om daarbij de GOM's in te s c h a k e l e n , die toch beschikken over een vrij goede terreinkennis, zelfs al ontbreekt het hun misschien aan een globaal overzicht van het Vlaamse gewest en hanteren zij wellicht concur-rentiële criteria ?

2. Beschikt men op de administratie Ruimtelijke Ordening over gegevens betreffende de totale oppervlakte van de bestemde bedrijventerrei-nen ?

Welk percentage van die terreinen is reeds in gebruik genomen ?

3. Sommige van de niet in gebruik genomen be-drijventerreinen waren destijds opgenomen in

g e w e s t p l a n n e n , maar pogingen om tot de reali-satie ervan over te gaan, stuiten op allerlei pro-cedures die de ontwikkeling in de weg staan. Zelfs het goedkeuren van een bijzonder plan van aanleg (BPA) volstaat blijkbaar niet altijd om ze door de administratieve molen te krijgen. Ook niet de volledige afwikkeling van de ontei-g e n i n ontei-g s p r o c e d u r e. Het ontei-gaat hier kennelijk om "green fields".

Wat staat hun realisatie nog in de weg ?

Bevinden zich op de as Boom-Brussel dergelij-ke "green fields" ? Waar zijn ze gelegen ?

Antwoord

1. Het Strategisch Plan Ruimtelijke Economie is precies bedoeld als wetenschappelijk program-ma dat de basis moet leggen voor meer weten-schappelijk onderbouwde beleidsvoorbereiding rond ruimtelijk-economische thema's. Hierbij is het de bedoeling dat na een eerste fase van kennisverwerking en capaciteitsopbouw – een fase die een viertal jaar in beslag zal nemen – de administratie in staat wordt gesteld deze be-leidsvoorbereidende taak op zich te nemen. In het kader van het SPRE is het wetenschap-pelijk onderzoek volop aan de gang, zij het via een gefaseerde aanpak op basis van een pro-grammeringsdocument waarbij prioriteit wordt gegeven aan twee thema's, met name de proble-matiek van de zonevreemde bedrijven en de planning (realisatie) van bedrijventerreinen. E c h t e r, om te vermijden dat de thematische aanpak aanleiding geeft tot een te gefragmen-teerde (of zelfs inconsistente) ruimtelijk-econo-mische visie voor V l a a n d e r e n , wordt er tegelijk ook gewerkt aan een beter inzicht in de ruimte-lijk-economische hoofdstructuur en de dyna-miek ervan.

(2)

re-levante organisaties bij de SPRE te betrekken, zo ook de GOM's.

Er dient op te worden gewezen dat de kwaliteit van de wetenschappelijk onderbouwde inzich-ten de verantwoordelijkheid is van de opdracht-h o u d e r s. De wijze waarop nadien gevolg wordt gegeven aan die inzichten, met andere woorden de beleidsvoorbereiding en vanzelfsprekend de beleidskeuzes zelf, behoort niet meer tot de ei-genlijke opdracht voor het SPRE. Het beleids-ondersteunend onderzoek betreft hier dus het beleidsgericht gevolg dat wordt gegeven aan het eerste deelproject.

Voor het eerste deelproject ("Omschakeling van bestemde naar bouwrijpe bedrijventerrei-nen in de economische knooppunten in V l a a n-deren") kan erop worden gewezen dat door de opdrachthouders nauw is samengewerkt met de GOM-experten terzake ; dit deelproject is ver-meld op de website van het SPRE.

Inmiddels werd een task force geïnstalleerd om het verder beleidsondersteunend onderzoek per provincie te organiseren, waarbij de GOM's, t e-zamen met de provinciale planologische dien-sten en onder coördinatie van de opdrachthou-ders van het SPRE, tegen het najaar voor elk b e-stemd knelpuntterrein uit hun respectieve pro-vincies (zoals dus geïnventariseerd in het kader van het eerste deelproject) een stappenplan zul-len maken, teneinde na te gaan of en op welke wijze deze terreinen geheel of gedeeltelijk kun-nen worden gerevaloriseerd als bedrijventerein. 2. De administratie Ruimtelijke Ordening heeft

inderdaad zicht op de bestemde gronden en houdt op een systematische manier de nieuwe bestemde bedrijventerreinen bij. Voor de be-stemde bedrijfsterreinen op basis van de ge-westplannen en gewestplanwijzigingen is deze inventaris volledig. Voor de bestemde bedrijfste-reinen naar aanleiding van BPA's is dit niet een-voudig vast te stellen. Momenteel is hieromtrent dan ook een oefening gaande.

Daarnaast beschikken de GOM's over een in-ventaris van de bedrijventerreinen, met inbegrip van de bezetting ervan.

Aan de hand van deze bedrijventerreineninven-taris kan men voor het jaar '99 de volgende be-nuttingsgraad van de industrieterreinen afleiden (niet alle GOM's beschikken over de meest re-cente informatie).

Per 31 december 1999 (actualisatie elk jaar op 3 1 december) is 43.087 hectare volgens de ge-w e s t p l a n n e n , de algemene plannen van aanleg en de bijzondere plannen van aanleg bestemd als industrieterrein (paars ingekleurd) en ook als zodanig in de inventaris opgenomen. H i e r i n zijn ook de terreinen van minder dan 5 h e c t a r e begrepen.

Van deze 43.087 hectare :

– is bruto 36.299 hectare ingenomen door be-drijven (met inbegrip van de interne reserves kleiner dan 3 ha) en door infrastructuur. A l-gemeen wordt aangenomen dat gemiddeld 15 % van de industrieterreinen door infra-structuur (wegen, b u f f e r s, w a c h t b e k k e n s, enz.) wordt ingenomen. Gemiddeld wordt dus netto 30.854 hectare door bedrijven in beslag genomen ;

– wordt netto 785 hectare in reserve gehouden door bedrijven ;

– is netto 1.237 hectare bouwrijp op de markt ; – de overige oppervlakte (4.767 ha) is nog uit

te rusten of definitief/tijdelijk niet realiseer-baar ;

Het nettoaanbod aan industrieterreinen omvat dus 32.876 hectare, bestaande uit :

– 30.854 hectare netto ingenomen door bedrij-ven,

– 1.237 hectare bouwrijp op de markt, – 785 hectare reserves van bedrijven.

De effectieve benuttingsgraad van de huidige bestaande industrieterreinen bedraagt dus 94 % . Dit percentage dient enigszins te worden ge-nuanceerd omdat :

– de oppervlakte ingenomen door infrastruc-tuur slechts benaderend kan worden bere-kend,

– de reserves kleiner dan 3 hectare niet kun-nen worden afgesplitst,

– er geen cijfers over leegstand op industrie-terreinen in opgenomen zijn.

(3)

be-schouwen op het moment dat ze worden ver-kocht, niet wanneer ze worden bebouwd. De bedrijventerreineninventaris in opbouw zal in de toekomst gedetailleerder en reëler opper-vlaktes weergeven vermits voor elk terrein de percelen met hun werkelijke grootte en reële toestand zullen opgenomen zijn. Naar aanlei-ding van het Strategisch Plan Ruimtelijke Eco-nomie wordt nu verder gewerkt aan een ruimte-balans die een correcter zicht schaft op deze verschillende grootheden.

3. Op de as Brussel-Boom bevindt zich het terrein Westrode in Meise-Londerzeel. Het betreft in-derdaad een terrein dat destijds was opgeno-men in het gewestplan en dat reeds grotendeels eigendom is van de intercommunale Haviland (Intercommunale Maatschappij voor de Ruimte lijke Ordening en de EconomischSociale Ex -pansie van het Arrondissement Halle-Vi l v o o rd e – red.).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Is geregeld overleg gepland tussen de instanties verantwoordelijk voor het leefmilieu in het Vlaamse gewest en in het Brusselse gewest voor het geval er tijdens

In het besluit van de Vlaamse regering van 8 sep- tember 2000 houdende een impuls- en ondersteu- ningsprogramma van de meerwaardeneconomie werden

Op de eerstvolgende samenkomst van het coördinatiecomité tussen het Vlaams Gewest en Brussels Hoofdstedelijk Gewest zullen de wer- ken aan het waterzuiveringsstation van Neder- o v

Ook voor de R0 zou dergelijk project weinig oplossen, a a n g e- zien het verkeer op de R0 in belangrijke mate bestemd is voor locaties langs de R0 zelf, l o c a- ties die slecht

Op het goedgekeurde programma van de admi- nistratie Wegen en Verkeer (afdeling Wegen en Verkeer Vlaams-Brabant) is dit jaar een krediet van 50 miljoen frank ingeschreven voor de

Bij de heraanleg van de A12 in Meise heeft de firma die het wegdek herstelt een verplaatsbare be- tonvermalingsinstallatie opgericht ter hoogte van de Plantentuin, evenwel

Deze maatregelen zijn van toepassing op wegen die worden beheerd door het Vlaams Gewest.. H e t Vlaams Gewest is evenwel niet bevoegd voor

Uit deze voorbereiding zal ook blijken welke terreinen bij prioriteit kunnen worden aange- pakt en vermarkt, welke terreinen een langere ontwikkelingstijd nodig zullen hebben en