Vraag nr. 70
van 28 november 1996 van de heer JOS DE MEYER
VITO-onderzoek biodiesel – Evaluatie
In het kader van het gewijzigde gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Europese Unie werd het gebruik van landbouwproducten voor non-food doeleinden aangemoedigd.
Op Vlaams niveau startte V l TO (Vlaamse Instel-ling voor Technologisch Onderzoek) in 1994 een proefproject met wagens die zouden rijden op bio-diesel op basis van 100 % koolzaadmethylester. Het resultaat van dit onderzoek, met alle voor- en n a d e l e n , werd in de zomer van 1996 aan de pers voorgesteld.
Naar we hebben vernomen zou het onderzoek naar het gebruik van biodiesel uit koolzaad binnen het lopende project worden stopgezet. Men zou blijk-baar meer heil zien in het aanwenden van ver-bruikte plantaardige oliën (bv. g e r e cycleerde fri-tuurolie).
1. Is deze informatie juist en heeft men het onder-zoek naar het gebruik van koolzaad voor bio-diesel stopgezet ? Zo ja, om welke redenen werd dit onderzoek stopgezet en waarom is men dan overgeschakeld op het onderzoek naar het gebruik van andere grondstoffen ? Wie neemt hiervoor de beslissing ?
2. De onderzoekers hebben altijd gebruik gemaakt van auto's die volledig op biodiesel reden en niet op een mengsel zoals dit in andere landen wel het geval is (bv. Frankrijk). Waarom gebeurt er geen verder onderzoek naar de toe-voeging van biodiesel bij gewone diesel ? 3. Het onderzoek is steeds gebeurd met koolzaad
als grondstof. Zijn er onderzoeken geweest naar het gebruik van andere landbouwgewassen of andere landbouwafvalproducten voor biodiesel of voor andere non-food doeleinden ? Zo ja, door welke instanties, wat is de stand van zaken van deze onderzoeken en wat zijn eventueel de resultaten ervan ?
Antwoord
De vraag heeft betrekking op twee projecten met wagens die rijden op biodiesel uit respectievelijk koolzaad (gedurende 1994-1995) en afgewerkte olie (gedurende 1996-1997). De opdrachten voor
het uitvoeren van dergelijke demonstratieprojec-ten door V I TO gaan uit van de administratie Eco-n o m i e. Beide projecteEco-n wordeEco-n (gedeeltelijk) financieel gesteund door de Europese Commissie. 1. Wat het proefproject met biodiesel uit koolzaad
b e t r e f t , is het uitdrukkelijk de bedoeling geweest om een demonstratieproject op te zet-ten dat slechts gedurende twee jaar zou lopen, namelijk in 1994 en 1995 (gekoppeld aan de bepalingen van het contract met de Europese Commissie dat tijdens die periode in een finan-ciële steun voorzag). Vooral in die periode was er sprake van een defiscalisatie van de bio-brandstoffen op Europees niveau (sterke accijnsvermindering).
Samengevat kan worden gesteld dat dit demon-stratieproject ertoe heeft geleid dat Vlaanderen technisch klaar is om onze personenwagens te laten rijden op biodiesel uit koolzaad. D e z e aanwezige technische expertise wordt momen-teel onder coördinatie van V I TO uitgebreid naar biodiesel uit gebruikte plantaardige oliën, niet alleen voor personenwagens, maar ook voor vrachtwagens. Vlaanderen was hiermee midden 1996 de tweede regio in Europa om te experimenteren met deze brandstof. Ve r d e r worden in deze proefprojecten niet enkel de technische aspecten onderzocht, maar wordt tevens aandacht besteed aan de socio-economi-sche facetten ervan.
Het substitutiepotentieel van klassieke diesel voor voertuigen door biodiesel uit koolzaad is beperkt. De mate waarin de culturen voor niet-voedingsdoeleinden op het Vlaamse grondge-bied ingang zullen vinden, zal in eerste instantie afhankelijk zijn van de hoeveelheid beschikbare braakgelegde landbouwgronden. Rekening hou-dend met een braaklegging van 40.000 ha zou l tot 2 % van het huidige dieselverbruik in België kunnen worden vervangen door biodiesel uit k o o l z a a d . Het systeem van braaklegging werd ingevoerd in het kader van het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en is vooral bedoeld als een instrument dat de markt voor voedingsdoeleinden moet regelen. E e n rechtstreeks gevolg hiervan is dat dit systeem niet stabiel is in de tijd (vermindering van het verplichte Europese braakleggingspercentage voor akkerbouwproducten van l0 % in 1996 naar 5 % in 1997). Het is te verwachten dat het percentage de eerstkomende jaren niet veel zal w i j z i g e n , zodat als belangrijke randvoorwaarde geldt dat dergelijk product niet afhankelijk zou mogen zijn van de braaklegging, maar een
vol-waardig landbouwproduct zou moeten worden. Verder zijn de huidige structuren van de Vlaam-se landbouwbedrijven niet van die aard dat een belangrijk aandeel van onze landbouwproductie naar dergelijke energiegewassen zou kunnen gaan.
Mogelijke grondstoffen voor de productie van biodiesel zijn niet alleen koolzaad (en zonne-b l o e m e n ) , maar ook gezonne-bruikte plantaardige oliën zoals bijvoorbeeld frituurolie, dat een goedkoper en nuttig alternatief zou kunnen zijn. Rekening houdend met het feit dat de afvalin-zameling in volle evolutie verkeert – selectie-ve inzameling en scheiding aan de bron worden namelijk routine – kan een doorgedreven selectie en selectieve ophaling van de plantaar-dige oliën zorgen voor een vervanging voor 3 % van het huidige fossiele dieselverbruik.
Een beperkt substitutiepotentieel van de klas-sieke diesel door dergelijke brandstoffen is voor Vlaanderen dus geen excuus geweest om de mogelijkheden ervan niet na te gaan.
2. Het is juist door het feit dat er in het buitenland reeds zoveel ervaring bestaat met het rijden op mengsels van bio- met klassieke diesel, dat werd besloten om een demonstratie uit te voeren op 100 % biodiesel. Tevens werd verondersteld dat die situatie de meest belastende zou zijn voor de motoren. Niettemin werd er tijdens het proefproject met de biodiesel uit koolzaad enkele weken gereden op mengsels. In beide gevallen werd vastgesteld dat er geen noemens-waardige technische problemen optreden. 3. De Belgische petrochemische industrie
(bij-voorbeeld Petrofina) is koploper in het onder-zoek, de productie en de export van producten afkomstig van landbouwgewassen voor niet-voedingsdoeleinden (oliechemie). Deze produc-ten worden meestal voor niet-energetische doel-einden gebruikt en hebben een hoge toegevoeg-de waartoegevoeg-de, zoals bijvoorbeeld toevoegingsmid-delen voor speciale verven, c o s m e t i c a - a d d i t i e-ven, biologisch afbreekbare smeeroliën voor het boren in natuurgevoelige gebieden, ...