• No results found

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien; lenthe- zoomer- en morgen-zangen · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien; lenthe- zoomer- en morgen-zangen · dbnl"

Copied!
119
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

bron

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien; lenthe- zoomer- en morgen-zangen. Jacobus van

Egmont, Amsterdam ca. 1785 (onbekende druk)

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_rhy001rhyn02_01/colofon.php

© 2014 dbnl

(2)

De Rhynsburger Leyster

HIer Zingd DENLEISTER 't keurige Oor Haast veertig Nieuwe Liedjes voor, Op de uit-gekipste en fraaiste Wyzen.

Wy zeggen, (wat ook de Afgunst zeid,) Na 't Spreekwoord van den Ouden Tyd, Dat goede Waâr zig zelf doed pryzen.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(3)

De Uitgeever Aan De leezers.

VErmits de Ondervinding my heeft doen zien dat het Neuriën van de Z E I S T E R L E E U W E R K , alschoon hy op een Schotsje Ys is begonnen, nogthans heel veel Genoegen heeft gegeeven aan de Hollandsze en andere JUFFERTJES: Zoo heb ik niet konnen nalaaten om nu deezen R H Y N S B U R G E R L E I S T E R 38

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(4)

Stukjes te doen Zingen, die nooit te vooren van iemand zyn Gehoord of Gezien geweest, veel minder in Druk uit-gegeeven; Waar van zig alle de JUFFERS, Beminnaresze en Liefhebbers, kunnen verzeekerd houden; alzoo dezelve nu eerst onlangs Gemaakt en in geen Gezelschap zyn geweest. Die in teegendeel kan bewyzen één of meêr van dezelve Geschreeven of Gedrukt gezien te hebben, geeve ik volkoome Vryheid my hier in te overtuigen, als wanneer ik voor ieder een Drie-Gulden aan den Armen zal geeven.

De 13 andere zyn my van een goed Vriend ter Hand ge-

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(5)

steld, met verzeekering dat zy niet veel Bekend waaren. Dog, ik heb ze al evenwel, om dat ze van de andere 38 zouden kunnen onderscheiden worden, in de Blad-wyzer met een * aan-geteekend.

Ik twyfel niet, terwyl ook al deeze Liedjes aangenaam en op de Nieuwste Wyzen zyn, of zy zullen met groot Vermaak werden ontfangen van alle de geene, welke Liefhebbery hebben in het Zingen. Van het JUFFERSCHAPheb ik hier omtrent goeije Gedagten, terwyl zy zullen moeten zeggen dat ik myn Woord heb gehouden; (daar het Vrouwvolk al wat op gesteld is;) terwyl ik ge-

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(6)

zegd heb, by het eerste Neuriën van de ZEISTERLEEUWERK, dat ik myn best zou doen om haar genoegen te geeven, al zou 'er een Tweede Deeltje moeten op volgen.

Kwaadaardige Menschen, die altoos, op het geene een ander doed, vry veel te vitten hebben, schoon ze ook zelfs onbekwaam zyn iets half zo goed te maken; Gelyk ook de Wangunstige, die Niets meêr leed doed dan dat alles niet aan haare

onverzaadelyke Winzugt word op-geofferd, willen wy maar overlaaten aan zig zelven.

Ik beveele my alleen in de gunst van haar, welke zon-

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(7)

der voor-oordeel deeze myne R H Y N S B U R G E R L E I S T E R gelieven te hooren Zingen en het zal my ten hoogsten lief zyn als ik mag gewaar worden dat hy van veelen word Naa gezongen, want ik dan myne Moeite en Koste niet zal beklaagen.

Vaar wel.

U Ed. aller Dienaar J.v.E.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(8)

De Rhynsburger leister:

Of, vervolg van de Zeister leeuwerk.

Minne-klagt.

Stem: Zoel zagt Windje.

1.

EEnzaam Bosje, Eenzaam Bosje, Eerst tot vreugd,

Nu tot droevig ongeneugd,

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(9)

Van myne afgematte Zinnen,

Wyl ik Chloë, wyl ik Chloë, wyl ik Chloë niet mag Minnen.

2.

Digte Boomen, Digte Boomen, Welkers Groen

Eertyds plagt myn' Min te voên, Als ik in uw schaduw Rusten

En myn Chloë, en myn Chloë, en myn Chloë lieflyk Kusten.

3.

Gy vermaakt my, Gy vermaakt my Thans niet meêr:

Al u Groen, hoe jong, hoe teêr, Is my, schoon 't de Lenthe baarden,

Zonder Chloë, zonder Chloë, zonder Chloë, niets van waarden.

4.

Zilver Beekje, Zilver Beekje, Klaar als Glas,

Op u Jeugdig Oever-Gras, Hoe verkwiklyk, kan het Rusten,

Buiten Chloë, buiten Chloë, buiten Chloë, my niet lusten.

5.

Ach! myn Schoone, Ach! myn Schoone, Myn Vriendin,

Moet ik dus van uwe Min Dan voor altoos zyn versteeken?

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(10)

Zal ik Chloë, zal ik Chloë, zal ik Chloë nooit weêr spreeken.

6.

Ik blyf treuren, Ik blyf treuren, Waarde Maagd,

Daar uwe Ouders Dwang u plaagd:

Maar de Tyd zal, hoop ik, geeven

Dat myn Chloë, dat myn Chloë, dat myn Chloë vry mag leeven.

Antwoord op het Voorige.

NB. Het Eerste van dit teegen het laatste Veersje van het andere en zoo vervolgens voort.

1.

TReur niet, Doris, Treur niet, Doris, Wie my plaagd,

Gy zyt dog die my behaagd.

'k Zal myn Hand, myn tweede Leeven,

Aan geen ander, aan geen ander, aan geen ander Minnaar geeven.

2.

Ach! myn Waardste, Ach! myn Waardste, Dien ik Min,

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(11)

Zyt gerust, want uw Vriendin, Nu zy is van u versteeken,

Zal geen ander, zal geen ander, zal geen ander hooren spreeken.

3.

Gaâ, aan 't Beekje, Gaâ, aan 't Beekje, In het Gras,

Daar gy eertyds dikmaals was En met vreugd myn' Kaakjes Kusten,

Gaâ daar, Doris, gaâ daar, Doris, gaâ daar, Doris, dog weêr Rusten.

4.

Ach! wat doed gy, Ach! wat doed gy My al Eer:

Ach! wat is uw' Liefde teêr.

Wat verdriet myn Jeugd u baarden,

'k Bleef by Doris, 'k bleef by Doris, 'k bleef by Doris dog in waarden.

5.

Laat de Boomen, Laat de Boomen, Door haar Groen,

Dog uw' Liefde blyven voên.

Als ik dat niet mag verwerven,

Ach! myn Doris, ach! myn Doris, ach! myn Doris, zal ik Sterven.

6.

Eenzaam Bosje, Eenzaam Bosje, Ach! verheugd

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(12)

Dog myn Minnaar; Geef hem vreugd;

Streel zyne afgematte Zinnen.

Laat hy my dog, laat hy my dog, laat hy my dog blyven Minnen.

Zang.

Stem: ô! Vecht-Stroom, met uw' blanke Zwaanen.

Of: Revelje vous.

1.

WAt zal my langer nog gebeuren?

Leef ik in aller Gooden Haat?

Myn Philis hoord niet na myn treuren.

'k Ben, zonder Schuld, van haar versmaad.

2.

Ach! wrange Vrugt van Trouw te Minnen, Wat baard ge al Kwelling in myn Hert.

Nooit kwam die Schennis in myn Zinnen, Waar mede ik thans Beschuldigd werd.

3.

Myne Ontrouw is nog nooit gebleeken:

Neen, Philis, daar is niets geschied...

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(13)

Ach! hoor my voor myne Onschuld spreeken En straf my zonder Reeden niet.

4.

Verdiende ik zóó uwe Ongenaaden Om dat ik laatst, met uw Vriendin, Eens in het Bos, langs de Elsze Paaden,

Gesprooken heb van Liefde en Min.

5.

Had ik getragt haar te behaagen, Myn Min verdeeld, of haar gevleid, Ik zou myn Straf met Reeden draagen, Als 't Loon dier Ongetrouwigheid.

6.

Maar, neen! zy kan het u getuigen, 'k Heb niet gesprooken, Engelin, (Wild geen Vergif uit Bloemen zuigen,)

Dan van myne ongeveinsde Min.

7.

Zoo zy my trouwloos heeft Bedroogen, Myne Openhartigheid alléén Heeft my verraaden, niet myne Oogen.

ô! Hemel, ach! waar dwaale ik heen.

8.

Ik zal dog Philis eeuwig Minnen...

Maar Minnaars, leer van my, uw' Smert Nooit te oopenbaaren aan Vriendinnen,

Op dat ge ook niet Bedroogen werd.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(14)

Antwoord op het Voorige.

NB. Meede het eerste van dit tegen het laatste Veersje van het anderen en zoo vervolgens voort.

1.

GY zult my vrugtloos blyven Minnen;

Ik zal nooit hooren: Klaag uw Smert Rond-borstig uit aan myn Vriendinnen,

Misschien dat gy Geneezen werd.

2.

Zy heeft u niet misleid, bedroogen:

Uwe Ontrouw deed het maar alléén.

Zy las uw' Meening uit uwe Oogen:

Dies, zoo gy Dwaalen wild, dwaal heen.

3.

Zy kan, maar wil niet meer getuigen.

Noem my dog niet uwe Engelin.

Een trouwloos Hert is ligt te buigen.

Ik weet uwe ongeveinsde Min.

4.

Gy zogt alléén my te behaagen!

Waarom een ander dan gevleid?

Leer vry uw Lot geduldig draagen, 't Gevolg van uwe Ontrouwigheid.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(15)

5.

Verdiend gy niet myne Ongenaden, Die my niet zogt, maar myn Vriendin, Om vry, langs af-geleegen Paaden,

Aan haar te ontdekken uwe Min.

6.

Uwe Ontrouw is te klaar gebleeken.

Foei! welken Smaad is my geschied...

En zoude ik u nog hooren spreeken!

Neen, neen, de Reeden wil dat niet.

7.

Pluk nu de Vrugt van Trouwloos Minnen.

Draag vry die Kwelling in u Hert.

Betoom uw' wankelbaare Zinnen, Op dat gy meêr standvastig werd.

8.

Wat zou dog anders u gebeuren?

Verdiend hy niet der Gooden Haat, Die haar, waarom hy schynd te treuren,

Schoon zy hem nooit misdeed, versmaad.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(16)

Verandering.

Stem: Wie heeft ooit grooter Gek gezien.

1.

'k HEb lang genoeg Climeen Gevreid En haar myn Trouw,

Nu heb ik rouw, Gulhartig toe-gezeid.

Dat Wys-hoofd had myn Hert geraakt:

De Min had my zoo gek gemaakt:

Maar, 'k Min nu iets dat beeter smaakt.

De Wyn, de Wyn, de Wyn Zal nu myn Lief je zyn.

2.

'k Zit liever 's Avonds by den Haard, Of waar 't mag zyn,

Als maar de Wyn

Mag druipen langs myn Baard, Dan dat ik al die schoone Tyd Met Praatjes van de Min verslyt, Want al dien Boêl is Malligheid.

De Wyn, de Wyn, de Wyn Zal nu myn Lief je zyn.

3.

Een Jufvrouw met een Kurke Mus,

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(17)

Schoon wat Bejaard, Is vry meêr waard Dan de allerzoetste Zus.

De Bottel geeft het Leeven Kragt;

Heeft meenig Mens te regt gebragt Die haast door Liefde was versmagt.

De Wyn, de Wyn, de Wyn Zal nu myn Lief je zyn.

4.

Hoe meenig jong en noobel Kwant Word door de Meid

Verstrikt, verleid, Beroofd van zyn Verstand:

Hy loopt, gelyk een Gek, langs Straat, Terwyl hy in zen zelve Praat,

Van 's Morgens vroeg tot 's Avonds laat.

De Wyn, de Wyn, de Wyn Zal nu myn Lief je zyn.

5.

Hoe meenig zweerd, alschoon zy 't Liegd, Dat zy de geen,

Naast hem niet een, Bemind, die zy Bedriegd?

Zoo draâ een Geks-Kap dat geloofd, Al heeft zy nooit zyn Kool gedoofd, Is hem zyn Vryheid al ontroofd.

De Wyn, de Wyn, de Wyn Zal nu myn Lief je zyn.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(18)

6.

Climeen, die Pry, had me ook in 't Net.

Ik was, zie daar, Zoo graag, by haar, Als Lys, men Bles, in 't Wed.

Maar, nu my Bacchus heeft verligt, Gaan al die Vliezen van 't Gezigt:

'k Ben nu voor Liefde rond-om digt.

De Wyn, de Wyn, de Wyn Zal nu myn Lief je zyn.

7.

Wat is dog 't Leeven, als men Vreid?

Veel Zorg, Verdriet En anders niet!

Een laffe Dienstbaarheid.

Krygd iemand eens een malle Buy, Wel zoel dan hier of daar een Truy, Maar hou 't Verstand dog by de Luy.

De Wyn, de Wyn, de Wyn, Zal nu myn Lief je zyn.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(19)

Zang.

Vois: Le temp vient que, &c.

1.

KLagend staâ ik voor u, Fillis, In de Tyd als 't heeden is:

'k Bied u aan myn Hert, Dat door droeve smert Om u word gepeinigd, Fillis.

2.

'k Zal u Eeuwig trouw Beminnen:

Altoos speeld gy in myn' Zinnen, Door 't denken aan 't zoet Dat me u Minnen doed:

Ik hoop om u Hert te winnen.

3.

Zoud gy my wel laaten Sterven.

Als my 't Noodlot u doed derven Dan wensch ik de Dood

My rukt in haar Schoot,

Als steeds hoopeloos te zwerven.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(20)

Drink-lied.

1.

WAarom zouden wy niet Drinken, Wyl het al de Waereld doed.

Al het Groen, dat wy zien blinken, Word ook meê door 't Vogt gevoed.

Al de Viszen in de Zee, Al de Dieren Drinken meê.

't Eenigste onderscheid kan zyn, 't Vee Drinkt Water, wy de Wyn.

2.

't Eedel Vogt van Liber Pater, Die de Wyngaard heeft Geplant, Maakt een Gek een aardig Prater, Scherpt het allerbotst Verstand.

Als een Doctor Wyn verbied, Lieve Vrinden, teld hem niet, Want hy zend zelf alle Daag Twee drie Fleszen naar zyn Maag.

3.

Musicanten en Poeëten Zyn ook Minnaars van dit Goed, Want die looze Zielen weeten Wat voor Deugd de Wyn haar doed.

Kom, myn Vrinden, kom, wel aan

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(21)

Laat uw Glaasjes omme gaan:

Laat ons Drinken, wel Gemoed, Wyl het al de Waereld doed.

Menuet,

1.

WIe kwam my te wekken zoo ras, Onlangs in het groene Gras, Daar ik in een zoete Rust Schiep myne Lust.

'k Lag aan een klaar Waater-Stroom, Daar ik had een zoete Droom, Wiens Eedel Beeld

Steeds myn Zinnen streeld.

2.

My dagt ik zag een blyde Schaar Zoetjes Jokken by elkaâr,

Alwaar de Jagt-Godin Stond midden in

En de Musen, driemaal dry, Voegden zig terstond hier by:

Elk Zong om Prys:

Het leek wel een Paradys.

3.

Vrouw Venus kwam getreden aan, Als Apol den Harp zou slaan:

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(22)

God Bacchus, met zyn Maats, Naamen de eerste Plaats.

Cupidootje vloog in 't rond, Ieder Nimph zyn Pyltjes zond.

Des bleef ik staan

En dagt hoe zal 't vergaan.

4.

Onder deeze blyde Schaar Wierd ik ook myn Lief gewaar:

Myn Hart en Ziel ontstak Als ik haar sprak.

Ik genoot myn volle Lust, Ik heb haar Minnelyk Gekust En dit geviel

Ook wel aan myn Tweede Ziel.

5.

Toen de Vreugde op 't hoogste scheen Was het dat zy haast verdween:

De Slaap nam, op 't gerugt, Van my de vlugt.

Onder deeze Melody

Voer ook haast myn Droom voorby.

Ik stond en zag

En maakten dit droef Geklag.

6.

ô! Geneugte, vol van List, Die zoo haastig zyt gemist!

Gy hebt my in de Slaap verleid, Uit enkel Spyt.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(23)

Zyn de Droomen dan zoo zoet Dat men daarom treuren moet, Als men daar van

Geen Waarheid proeven kan.

Zang.

Vois: Petite Jalousie.

1.

SYringa, een aardig Meisje, Fiks ter Jagt, als een Diaan, Wierd van Pan zoo meenig reisje, Als zy Jaagden door de Paân Van het Elzen Bosch, verspied, Maar zy agt zyn smeeken niet,

Tot het Geval,, Hem eens zyn Beminden, In een Dal,, Onverwagt deed vinden, Daar zy haar Baaden aan de Vliet.

2.

Pan stond vast zyn Neus te likken, Zoo vol vreugde als een Gascon, Die tot barstens zit te pikken Op een Soupe a l'Ognon:

En, al sluipend door de Laan, Kwam hy aan haar zyde staan.

t'Za wel an,, Zei hy, zoete Zusje,

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(24)

Geef aan Pan,, Nu een lekker Kusje, Of het is met hem gedaan.

3.

Zy, puer of men haar kwam wekken, Keek met schrik den Boksvoet aan En zy peurden straks aan 't rekken, Zonder ergens stil te staan.

Nimphjes van Arcadia, Riep zy, kom my nu te staâ:

Berg myne Eer,, Ach! hoord myn Klagten:

Help! och! Heer,, Hy wil my Verkragten.

Lieve Nimphjes, helpt dog draâ.

4.

Vlugt niet, riep hy, geurig Roosje, 't Is de Vee-God, dien u Mind:

Met kreeg zy van schrik een bloosje En zy vlugten als de Wind.

Help, ô! Gooden, 'k ben vervaard Voor de Vent zyn ruige Staart.

Help, Brand, Moord,, Hy wil myn Verkragten, By myn Poort,, Hoord myn Klagten:

'k Kryg ligt daadlyk van de Taart.

5.

Met greep hy haar by de Slippen.

Doe nu, riep hy, wat je wild, 'k Laat u by myn Duim niet glippen, 't Is onnodig Tyd verspild.

Zy verdubbeld haar Gesmeek,

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(25)

Dies de Gooden van de Beek

In een Schoof,, Ried haar Transformeerden En de Sloof,, Metamorphoseerden.

Daar stond Pan toe fraay en keek.

6.

Terwyl hy, vol ongenugten, 't Lieve Ried om-helst en streeld, Hoord hy de Echo van zyn' zugten, Die in 't holle Riedje speeld.

Dus vond Pan zyn' Herders Fluit, Die hy noemden, na zyn' Bruid:

Syringa,, Zei hy, zult gy heeten;

Lang hier na,, Zal men van u weeten En daar meê was 't Spulletje uit.

Zang.

Stem: My dunkt 'k ben al Oud genoeg.

Of: Krelis, die was nu wel naa.

1.

MOeder geeft my eenen Man, Want ik wil gaan Paaren.

Ik niet langer wagten kan, 'k Ben al vyfthien Jaaren.

Ik bemin een Jonge Knegt,

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(26)

Die my fraaitjes onderregt.

Hy is zoo, zoo, zoo, Hy is raar, raar, raar, Hy is zoo, hy is raar,

Hy is zoo'n raare Knegte.

'k Bemin zyn onderregte.

2.

Woud gy in den Egt gaan treên, Nog zoo jong van Jaaren:

'k Brak u liever Hals en Been;

Zwyg stil en wild bedaaren.

Als gy daar nog weêr van praat Dan moet gy in 't Non-Gewaad,

In het Non, Non, Non, In het Kleed, Kleed, Kleed, In het Non, In het Kleed,

In het Non-Kleed treeden:

Dat zyn and're Reeden.

3.

Al die praat agt ik maar Wind;

Moeder, myn Begeeren,

Want ik geen lust in 't Klooster vind, Is liever te verkeeren

Met myn Vryer in het Veld;

In zyn Tent, aldaar gesteld,

Slaapen op, op, op, Slaapen het, het, het, Slaapen op, Slaapen het,

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(27)

Slaapen op het Groene En dan lustig Zoene.

4.

'k Staâ versteld: Ha! t'Za Margriet, Gy zyt een Boevinne:

Al uw praatjes helpen niet;

'k Moet met Slaan beginnen.

Maar zeg my eens regt gewis Wie dat uwen Minnaar is,

Of hy zig, zig, zig, Of hy wel, wel, wel, Of hy zig, Of hy wel,

Of hy zig wel draagen Kan en my behaagen.

5.

Myn Minnaar is een Soldaat, Een der vlugge Geesten:

Met hem kan ik, vroeg en laat, Gaan op Bacchus Feesten.

Hy is gaauw en vlug ter Hand:

Hy is wys en vol Verstand.

Hy is aar, aar, aar, Hy is, dig, dig, dig, Hy is aar, Hy is dig,

Hy is aardig alle Daagen En kan my behaagen.

6.

't Is genoeg: Ha! t'za Margriet;

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(28)

'k Staâ van Spyt te trillen.

'k Zal u Geesz'len, dat men 't ziet, Langs uw Rug en Billen

En gy zult, van nu voortaan, Zonder Man na Bed toe gaan, Teegens u, u, u, Teegens wil, wil, wil, Teegens u, Teegens wil,

Teegens uwen wille En dus zwygen stille.

Moeder, 'k zal na u Begeer My dan stil gedraagen,

Want myn Maagdom, jonk en teer, Zal my niet meêr plaagen:

Want myn Vryer, die my Vryd, Heeft my die op zeeker Tyd,

Met een snap, snap, snap, Met een snor, snor, snor, Met een snap, Met een snor,

Met een snap ontnoomen.

Moeder, wild niet schroomen.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(29)

Het nieuw manuaal.

Stem: Ha! ha! zie zoo.

1.

t'ZA Bruigom, als een Held, Gy trekt des Nagts te Veld.

Maar, eêr gy schieten zult de Bres, Zoo drink met my nog eerst een Fles.

Ha! ha! Zie zoo,

De Liefde brand als Stroo.

2.

Maak dat gy, als een Man, Braaf Kruid hebt op de Pan En giet dan, met een volle hoop, Het Kruid vervolgens in de loop.

Ha! ha! enz.

3.

De Laad-Stok, tot hy stuit, Moet telkens in en uit

En maak dat gy hier wel op let Dat gy de Prop wel vast aan-zet.

Ha! ha! enz.

4.

Leg aan, tot u plyzier En geef wel dapper Vier.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(30)

Laad dan maar weêr van vooren aan En schiet dan op de Halve Maan.

Ha! ha! enz.

5.

Gy Bruidje, schrik dog niet Als hy wat schielyk schiet En schiet hy niet altyd gewis, De beste Schutter schiet wel mis.

Ha! ha! enz.

6.

Zyt gy van Schieten moê, Sluit dan de Pan maar toe

En legt den Haan weêr op zyn Rust, Tot u weêr de Exercitie lust.

Ha! ha! enz.

7.

Bruigom, dat Manuaal Leerd haar een stomme Taal, Zoo dat zy, op den Trommel-Slag, Uw' Snaphaan handeld als een vlag.

Ha! ha! enz.

8.

Voor dat gy op zult staan Zult gy Reveilje slaan

En twee Schildwagten voort gebiên Om de Exercitie aan te zien.

Ha! ha! enz.

9.

Voor 't laatst en tot Besluit

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(31)

Wensch ik u altoos Kruid En dat 'er Bruidjes moogen zyn Die Vrugt voort-brengen zonder Pyn.

Ha! ha! enz.

10.

Dat zy een Granadier Haast ziet tot haar plyzier Voortkoomen uit haar Magazyn.

Daar Drinken we op: t'Za schenk maar Wyn.

Ha! ha! Zie zoo,

De Liefde brand als Stroo.

Chanson.

Stem: Pluto die ging uit om Roof.

1.

LAngs Weegjes, die vermaaklyk zyn, Dreef Laura 't wollig Vee

En laafden 't met het Christalyn, Gerust en wel te vreê. bis.

2.

De Stroompjes bleeven stille staan En zaagen 't lieflyk Schoon

Van deeze Nimph, of eer Diaan En al de Hemel-Goôn.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(32)

3.

De Bloempjes boogen voor haar neêr, De Boompjes elk om stryd,

't Gevoogelte, zoo klein en teêr, Elk deed haar Eer met vlyt.

4.

Zy lag zomwyl, in 't malsze Gras, Met bey haar Knietjes bloot, Het geen een Schilderytje was In 't lieflyk Morgen-Rood.

5.

Haar Handjes, booven 't Hoofd gevleid En 't Mondje hallef toe,

Gaf aan die 't zag Bekoorlykheid, Van 't zien wierd niemand moê.

6.

De Zephiers bragten alles aan Van Kruiden, Bloem-Festoen,

't Geen om haar Hoof je wierd gedaan, In 't aangenaame Groen.

7.

Zy maakten ook een Ypen-Throon, Waar op het schoone Beeld

Al Slaapend toonden al het Schoon Dat alle Zieltjes streeld.

8.

Hier waaren de Bevalligheên, Die hielden by haar Wagt,

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(33)

Op dat geen Boksvoet, of Sileen, Haar overviel met kragt.

9.

Had Paris in dien Tyd geleefd, Hy koos haar voor Heleen;

Geen Trooijer was 'er dan gesneefd, Maar Herders slegts alleen.

10.

Maar zagt! daar daald een Wolk ter neêr, Ontneemd haar Schoon ons Oog;

Want ach! ik zie geen Schoonheid meêr;

De Wolk is reeds om hoog.

Zang.

Vois: Wie heeft ooit grooter Gek gezien.

1.

MYn Man is heeden uit gegaan:

Kom, Meid, terstond Gaâ nu eens rond

En zegt myn Vrienden aan.

Koop alles en agt niets te duer:

Haal Wyn die zuiver is en puer,

Maar Koop eerst Turf en stook het Vuer.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(34)

'k Zet daar myn Vrienden by:

Ik ben nu vrank en vry.

2.

Zet Water en de Thee-Pot reed:

Zie daar is Geld, Zoo word besteld Al wat men t'Avond Eet.

Ha! ha! ik steek de Beezem uit, Zoo word door my zyn Geld verbruid:

'k Moet altyd zitten in de Muit En dat verveeld aan my.

Ik ben nu vrank en vry.

3.

Vergeet voor al geen schoone Kaart, Verlies ik veel,

't Is slegts myn deel:

'k Ben resoluet van Aard.

Als ik de gulle Vrindschap dien Wil ik myn Knor-Pot niet ontzien.

Wel aan, dat 'k my verbly, Ik ben nu vrank en vry.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(35)

Chanson.

1.

WAt loopt gy, Herderin, De Boszen uit en in:

'k Begin voor u te dugten;

Tragt gy de Min te ontvlugten Zoo zyt gy dwaas van zin:

Zyn Schigten,, Verpligten Zelfs den Blixem-Voogd Jupyn.

Ei! wild my gelooven, Kom alles te booven,

Gy alleen moet zyn Slavinne zyn.

2.

De Straaltjes van u Oog Zyn Pyltjes op zyn Boog.

Gy zelfs, zoo schoon Geschaapen, Gaaft hem Geweer en Waapen, Waar door hy u bedroog.

Het zugten,, Het vlugten Dat gy doed, geeft u geen Rust.

Men moet eens Beminnen:

Des laat u verwinnen.

Myn Min is u bewust.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(36)

De Engelsze horn-piep.

1.

ACh! Clorimeen, wild dog nu u Woord eens houwen.

Op Weeder-Min steld myne Ziel al haar betrouwen.

Ach! Clorimeen, wild dog nu u Woord eens houwen, Dan geef ik, met vreugd, Aan u de Kragten van myn' Jeugd.

2.

Gy hebt myn Hert, door de lieflyke Lonken Van u zoet Gezigt, geheel verpligt om te ontvonken, Ja myne Ziel die wierd van Liefde dronken,

Toen ik 't witte Albast Had van u Boezem aan-getast.

Ach! Clorimeen... ut super.

3.

Maar, toen ik laatst zag uw vlugge Voetjes springen,

Kon ik gants verrukt, toen ik zat gebukt, my niet bedwingen:

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(37)

Toen moesten juist de Kleêren u omringen,

Anders had myn Oog, Met vreugd, nog lang gezien om hoog.

4.

Ja, schoone Maagd, ik had dat Plaatsje lief bekeeken Dat gy zoo verbergd En meê tergd, die u smeeken.

Ach! had myn Hand dat slegts eenmaal bestreeken, Dan had ik gedagt te gaan ten Hemel in.

5.

Liefste Engelin, ei! behoud myn Jeugdig Leeven,

Laat my, voor myn Dood, My in uw Schoot, nog eens begeeven, Of ik moet van zuiv're Liefde sneeven,

Want ik zweer u duer, Dat ik moet verteeren in myn Vuer.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(38)

Chanson.

1.

ACh! laçie, ach! wat spyt, Al myn Schoonheid ben ik kwyt, Terwyl ik, leelyk als de Hel, Pronk met bruin gerimpeld Vel.

't Man-Volk lacht my uit Om myn dor en dof geluid.

In de Mey-Tyd, jong en groen, Geeft geen Man my eenen Zoen.

Yder haat my En verlaat my, Doen my huilen, Eenzaam pruilen,

Want ik my niet helpen kan.

Hey een Man, een Man, een Man.

2.

ô! Wreedheid, ach! wat pyn, Nu ik met myn Roosje kwyn,

Terwyl myn Buer-Meid, jong en groen, Krygd zoo meenig frisze Zoen.

's Winters, zit ik by den Haard, Krimp ik als het styfste Paard.

Ik zal myn zelve nog verdoen Geeft geen Man my eenen Zoen.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(39)

Gantsche Daagen Moet ik Klaagen, Alles derven, Vryster Sterven,

Want ik my niet helpen kan.

Ach! een Man, een Man, een Man.

3.

Ach! laçie, ach! wat rouw, Dat ik zelfs myn Leeden krouw, Nu geen Man zig my erbermd En myn Koude Leên verwermd.

Geef my maar een scheele Leen, Of een Bochgel, Kuit op Scheen, Of een uit-geteerden Gryn, Als het maar een Man mag zyn.

Zonder Ooren, Maf gebooren, Dat myn Winden Uitkomst vinden

En myn smart geneezen kan.

Ach! een Man, een Man, een Man.

4.

Ach! laiçe, of ik grom, Niemand ziet dog na myn om.

't Is jou ouwe Totebel, Uitgedroogde Pieternel.

Ik gaf voor een lekkere Zoen Wel een heele hand vol Poen:

Maar geen Man heeft smaak in my;

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(40)

ô! Verdoemde Jeukery.

Elk bespot my En bedot my Om myn treeden, Styve Leeden,

Nu 'k myn Dorst niet leszen kan.

Ach! een Man, een Man, een Man.

Minne-zang.

Stem: Alhier op deeze Plass.

1.

ACh! zoetsten Engelin, Ach! Stookster van myn' Min, Aanzie myn groote Pyn;

Geef my eens Medicyn.

Uw Weezen, schoonste Beeld, Dat in myn Ziel steeds speeld, Voed in myn Ingewand Een Straal van Minne-Brand.

Reik my uw' lieve Mond, Want ik ben zeer gewond.

2.

Ik bied u aan myn Hand, Myn Trouw tot Onderpand En geeft gy de uwe myn Zal ik geneezen zyn, Want, als ik uw' Gezigt

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(41)

Moet miszen, leid het Wigt, Met zyn vergulden Boog, Te schieten van om hoog Een Pyl van Minne-Smert In 't binnenst van myn Hert.

3.

Dies bid ik, schoon Godin, Betoond my Weeder-Min, Want zoo 'k die langer derf Door groote Liefde ik sterf.

Waarom laat gy myn Hert Zoo in de Min verwerd:

Geef maar een lieve Lonk, Of maar een Minne-vonk En toond dat gy ook zyt Tot Weeder-Min bereid.

4.

Uw' lieve roode Mond En Borsjes, Appel-rond, Uw' Tandjes, als Yvoor, Zyn 't geen myn Hert bekoor:

Maar gy, tot myn verdriet, Agt uwen Minnaar niet.

Hoe zyt gy dog zoo wreed Dat gy, in al het Leed En Smerten, dien ik ley, Niet werd beweegd tot my.

5.

Gy weet dat 'k u bemin,

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(42)

Met een opregten Zin.

Ach! dat eens u Gemoed Ook proefden 's Liefdens gloed:

Want buiten u alleen Min ik ter Waereld geen.

Gy zyt myn Liefdens- Bron:

Gy zyt myn Vreugde-Zon, Die door u zoet Aanschyn Verzagten kund myn Pyn.

6.

Heeld gy myn Wonden niet Zoo sterf ik van Verdriet En groote Minne-Brand, Waar van alleen uw' Hand My helpen kan. Ei! toond Dat Weêr-Min in u woond.

Laat 't Ja-Woord uit uw' Mond My maaken weêr gezond En geef my, tot myn Loon, Uw' zuiv're Maagde-Kroon.

Minne-klagt.

Stem: Echo hoort myn droeve Klagten.

1.

LIeve Bloempjes, Veld en Boomen Weest tot Troost van myn Verdriet.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(43)

Hoor myn Klaagen, Bos en Stroomen!

Ach! myn Philis Mind my niet.

Philis hoord niet na myn Zugten, Nog na traanen, dien ik giet:

Al myn Droefheid noemd zy Klugten.

Ach! myn Philis Mind my niet.

2.

In uw' Schaduw, groene Linden, Hier by 't Zoompje van uw' Vliet, Mogt ik daar myn Philis vinden!

Maar myn Philis wagt my niet.

Pluim-Gedierte help my Kweelen, Dat ik, door een teeder Lied, Philis kan verrukkend streelen.

Maar, myn Philis hoord my niet.

3.

Kan myn Min haar dus mishaagen Dat zy nooit myn Leed en ziet.

Snapster Echo help my Klaagen, Want myn Philis hoord my niet.

Moet ik dan die Vreugde derven Dat my Philis Weêr-Min bied, Dan zal ik Wanhoopig sterven.

Zonder Philis leef ik niet.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(44)

Zang.

Stem: Climeen, Waar heen.

1.

ô! MIn, Geen zin

Heb ik in uwe Banden:

'k Wil geen Offerhanden U doen, om 't genot Van wat zoets, daar Dwaazen

Blind op zyn verzot, Die door uitzinnig raazen

Ieder zyn ten spot.

2.

Neen, neen!

Ik meen

De Wyn altyd te Minnen, Die verheugd de Zinnen,

Door den Druk benard.

Wyn versterkt het Leeven:

Ja de zwaarste Smart Word door de Wyn verdreeven

Uit het angstig Hart.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(45)

3.

Zoo veel Ik deel

In Bacchus zoetigheeden, Zoo veel wil de Reeden

Dat ik 't snood Gewoel Van de Minne- Togten

Stel myn Haat ten doel, Wyl die myn nooit bezogten

Dan met wrang Gevoel.

4.

Hy dwaald Die smaald

Op Libers groot vermoogen En twee Lonkende Oogen

Meerder waardig schat Dan een vrolyk Leeven,

Dat het Druive-Nat, Maar niet de Min, kan geeven,

Die het nooit Bezat.

5.

Voor my 'k Beny

Geen vreugde aan Venus Slaaven, Mag ik my slegts laaven

Met den friszen Wyn.

Neem vry u genoegen, Ik neem het myn.

Ik zal my altoos voegen Daar die Dropjes zyn.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(46)

De onbezorgde.

Stem: Allemande.

1.

EEn zoete Vreugd Geniet myn Jeugd,

Wyl ik niets doe dan 't geen myn Hart verheugd.

Ik zoek myn Zin Te volgen, in 't Genot van Wyn en Min.

Geen zorg, nog druk,

Bekruipt myn Hart zoo lang Fortuin my streeld En my maar mild bedeeld,

Alwaar men lustig speeld En schoon 't Geluk In 't Speelen my ontvlied, 'k Bedroef my egter niet.

2.

'k Kwel myn Gemoed Om Geld nog Goed,

Want, daar Begeerte word in 't Hart gevoed Woond nimmer Rust:

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(47)

De zoetste Lust Word daar door uit-geblust.

Ik hou my vry

Van 't geen men met de Naam van Zorgen doopt, Daar men dog niets voor koopt,

Maar wel te zaamen hoopt Veel Slaverny En Rampen en Elend, Die myne Ziel niet kend.

Zang.

Stem: Onlangs geleên, ging ik bedroefd.

1.

HOe nu! myn Lief, myn Ziel, myn tweede Leeven, Mistrouwd gy my en myne opregte Min!

Daar ik geschreeven Heb in myne Zin

Uw Deugd en Schoonte, op dat niets overwin Myn zuiv're Drift, die my vermaak kan geeven.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(48)

2.

Waar uit mag dog uwe afkeer voor my spruiten!

Heeft iemand, dien ons onderling Vermaak Uit Nyd wil stuiten,

Spoorloos door zyn Wraak,

My, al te snood, met de een of and're Zaak Beklad? Als of ik ging myn Pligt te buiten.

3.

Dit moet zoo zyn: Want nooit gaf ik u Reeden

Om my te vliên, of my te toonen die Afkeerigheeden Die ik in u zie

t'Zints weinig Tyds: Ach! Philis, Philis vlie Geen Minnaar, dien u steeds heeft aangebeeden.

4.

Vergun my u, myn Engel, eens te spreeken En zeg my dan wat u in my mishaagd:

Verhoor myn smeeken:

Ach! roemwaardste Maagd,

Zoo iemand heeft myn vreugd en lust belaagd, Myn Min verraân, 'k zal ligt zyn toeleg breeken.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(49)

5.

'k Zal duidelyk myn Onschuld u doen blyken.

Dog kon ik u, dat ik nogthans niet weet, Verongelyken,

Met veel Hertenleed

Zal ik betreuren 't geen ik u misdeed.

Myn Min zal nooit, schoon gy my Haat, bezwyken.

Zang.

Stem: Wanneer wy zitten by de Wyn.

1.

'k VErnoeg my niet dat gy my blaakt.

ô! Blonde Galathee, Zoo lang u Hart niet meê Door 't Vuer der Liefde word geraakt.

Had ge eens de kragt der Min gesmaakt Ligt dat gy, heel gedwee,

Dan zogt 't geen gy nu wraakt.

2.

Maar, schoon gy had een Hart van Steen, Ik Wanhoop egter niet:

In Steen, gelyk men ziet, Is Vuer verborgen in 't gemeen.

Ach! dat door 't Staal van myn Gebeên

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(50)

U Hart zig toetszen liet!

'k Loof 't my een Ethna scheen.

Philander en Laura.

Stem: Myn schoone Harderin.

Of: Helaas! wat is de Min.

PHILANDER.

HOe streeld my nu 't Geluk!

Daar ik myn Laura druk

En Roozen van haar Kaakjes pluk!

Goê Morgen, Ziels-Vriendin, Roemwaarde Harderin,

Bekoorlyk Voorwerp van myn Min.

LAURA.

Philander, waarom my, Ontmoet met Vleyery.

Dat staat geen trouwe Harders vry.

Wat heedendaags geschied, Gelyk men veeltyds ziet,

Voegd by 't eenvoudig Minnen niet.

PHILANDER.

Ach! Laura, myn Gemoed Nooit Ontrouw heeft gevoed!

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(51)

Ik weet niet wat een ander doed.

Heb ik u iets gezeid Van uw Bekoorlykheid,

Myn Engel, 'k heb u niet gevleid.

LAURA.

Waar toe die dwaaze Praat!

De Liefden inderdaad,

Als ze in het Hart geschreeven staat, Belachgt die Zotterny;

Philander noem my vry

Maar Laura, dan voldoed gy my.

PHILANDER.

Ik zal, myn Harderin, Volbrengen uwe zin,

Eenvoudig blyven in myn' Min.

Maar, als ik u Perzoon Bekoorlyk noem en schoon, Erken ik slegts de gunst der Goôn.

LAURA.

Philander, laat dat zyn:

Ik Min u, gy Mind myn.

Uw' Liefde, denk ik, die is rein.

'k Verlaat my op uw' Deugd.

Laat ons, in onze Jeugd,

Eenvoudig zoeken zuiv're Vreugd.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(52)

PHILANDER.

Ach! Laura, 'k ben voldaan.

Myn Waarde, laat ons gaan

Daar malsze Klaaver-Blaaden staan En dryven 't Vee te Veld...

ô! Liefdens zoet Geweld

Haast onze Zieltjes t'zaamen smeld.

Zang.

Stem! Roozemondje, Troeteldiertje.

1.

EEuwig moet ik u Beminnen, Want gy hebt myn Ziel en Zinnen,

Waarde Philis, my ontroofd.

'k Ben uw' Slaaf in alle deelen;

Wild my met uw' Lonkjes streelen:

Geef my 't geen gy, Geef my 't geen gy hebt beloofd.

2.

Maar, hoe ik myn Smart blyf klaagen, 't Schynd het kan u niet behaagen

Dat gy die Geneezing geeft.

Ach! gy doed my vrugtloos hoopen En myn Wensch te rugge loopen,

Daar gy staâg myn, Daar gy staâg myn Lust weêrstreefd.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(53)

3.

Uw' Belofte maakt u Schuldig En die Schuld my ongeduldig:

't Schynd het strekt u tot vermaak My te zien door Min verkwynen.

Zal die Dag dan nooit verschynen

Dat ik tot myn, Dat ik tot myn Wit geraak.

4.

'k Voed in my geen vuile Lusten;

'k Wens niet in uw' Schoot te rusten Slegts voor eene korte poos, Om uw' Maagden-Roos te plukken, Neen, ik wil uw' Lipjes drukken,

Waardste Philis, waardste Philis, voor altoos.

5.

'k Wil zoo lang myn Lust bepaalen Tot myn' Min zal zeegenpraalen

Voor het Authaar van den Trouw.

Wild u langer niet bedenken,

Maar uw' Hart en Hand my schenken:

Houd u Woord en, Houd u Woord en word myn Vrouw.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(54)

De droomende harder.

Stem: Myn Daphne durft gy met uw' Schaapen.

Of: Vrinden, zou men niet vrolyk weezen.

1.

ALs Damon in de Schaduw rusten, Terwyl de Zon op 't hoogste was, Zyn Vee den graagen Honger blusten

En schoor het malsze Klaaver-Gras.

Zyn Vee, enz.

2.

Had hem de Sluimer-zugt bevangen, Niet doende als denken op de Min, Wyl die zyn Hart met Smert kon prangen,

Door de Afkeer van zyn' Harderin.

Wyl die, enz.

3.

Zyn' Zinnen, door elkaâr aan 't maalen En overrompeld door een Droom, Dagt hy zig wel te zien onthaalen

Door zyn Clorinde, vry van schroom.

Dagt hy, enz.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(55)

4.

't Geval gaf juist dat zy haar' Schaapen Dreef na de Plaats daar Damons Vee (Terwyl hy zelve lag te Slaapen)

Ging graazen en zyn' Lust voldeê.

Terwyl hy, enz.

5.

Zy zag hem en kwam naader treeden, Daar zy, uit zyn Verliefde Mond, Tot haar Verwond'ring, deeze Reeden,

Ten blyk van trouwe Min, verstond.

Tot haar, enz.

6.

Ach! (sprak hy, Droomende,) Voogdesze Van myne Ziel, 'k ben nu gerust, Gy van myn' Zinnen Meesteresze;

Gebiê, ik volg uw' Wil met lust.

Gy van, enz.

7.

Als gy me uw' Weêr-Min hebt gegeeven, Volmaakte, wensch ik niet meêr, dan Dat wy te zaam Verëenigd leeven

In 't Echt-Verbond, als Vrouw en Man.

Dat wy, enz.

8.

Ja, ja Clorinde, ja, myn Waarde, Geloof my, 'k heb u nooit Bemind Dan om dien besten Staat op Aarde

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(56)

Met u te smaaken, Eens gezind.

Dan om, enz.

9.

Clorinde, die nooit kon gelooven Dat Damons Vreyen was opregt, Maar dat hy slegts zyn Gloed wou dooven,

Heeft toen haar' Min hem toe-gezegt.

Maar dat, enz.

10.

Zy liet hem in dat zoete Slaapen, Maar, door de Min reeds overmand, Dreef zy haar wit gewolde Schaapen

Van deeze na eene and're kant.

Dreef zy, enz.

11.

Ach! welken Droom heeft my Bedroogen, Sprak Damon, toen hy was ontwaakt.

Ik zie dan al myn Vreugd vervloogen, Maar niet myn' Min, die altyd Blaakt.

Ik zie, enz.

12.

'k Gaâ myn Clorindes koele Zinnen Op Nieuws weêr toetszen. En hy had Als toen zeer ligt een Hart te Winnen

't Geen hy reeds door een Droom bezat.

Als toen, enz.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(57)

Meeuwis en neeltje.

Vois: De Savoyaardsze Meisjes.

MEEUWIS.

ACh! allerzoetste Neeltje, Myn uitverkoore Schat,

Myn Hoop, myn Troost, myn Beeltje;

Ik wou wel... Weetje wat!

Dat ik u kon behaagen Door myn opregte Min;

Want zeeker, alle Daagen Speeld gy my in de Zin.

NEELTJE.

Ei! kyk, hoe komt nou Meeuwis Op my zoo byster groen, Daar hy aan Claasje Teeuwis

Onlangs gaf Zoen op Zoen.

Neen, Maat, ik mag niet leijen Dat jy me spreekt van Min:

Gaâ by jou Claasje Vreijen En zet op die jou Zin.

MEEUWIS.

Wel, Neel, wat ben je ook aardig, 'k Heb Claasje nooit Gevryd.

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

(58)

Zy is myn dat niet waardig:

Al heb ik op een Tyd Met haar wat leggen Mallen,

Toen zy met my, op 't Feest Van Krelis, onder allen

Was Speel-Genood geweest.

NEELTJE.

Kan ze u dan niet bekooren?

Ze is immers mooi en net:

Of wou zy u niet hooren?

Was zy te naauw gezet Of te openhartig, Meeuwis?

Ei! zeg: Wat is 'er van Dat bolle Claasje Teeuwis

Jou niet behaagen kan.

MEEUWIS.

Dat kan ik zelfs niet zeggen Men alderzoetste Meid.

Wie kan 't Geheim uit-leggen Dat daar van diend gezeid.

Hoe weet ik nou de Reeden Zeg Neeltje, myn Godin, Nogthans ik zweer met Eeden

Dat ik jou regt Bemin.

NEELTJE.

Je moet myn niet Beminnen;

De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien;

lenthe- zoomer- en morgen-zangen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

En God is goed, mijn vriend, Hij ziet mijn eenzaam lijden, Hij weet wel dat de lach, die soms mijn lippen plooit, Niet voortkomt uit mijn hart, geen lach is van verblijden,.

Laat ons niet heffen 't hoofd te stout, wij zijn weer zwak, onz' arme paren gaan als wie naar zijne woning schouwt door vuur en brand terneergevaren:.. waar was ons huis, ons

Ziel-houwster van mijn ziel (die door de blixem-brant Van uw gezigt mijn grillig ingewand ontmant, In Cypris haartstee gloeit) heeft immer minsgevoelen, Vw tenger brein verheert,

rige derdepart voor den Suppliant. ^Alles in dien verflande,datWy den Suppliant met defen Onfen OSfroye willende gratificeren tot verhoedmgc vanfijne fchade , door hst na- drueken

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen...

Jan Mommaert, Het Brabantsch Nachtegaaltjen bestaande in minneliederen, herders zangen, boertigheden en drinkliederen... Tot de

Ik heb het verloren in sneeuwhoop of bijt.' ''t Was wis van een vrijer, tot meerder verdriet?' 'Neen 't was van mijn moeder, ik kreet anders niet.' 'Kom, wisch uwe traantjes, gij

de Supplianten geliefden t e ver- kenen Oftroy ofte Privilegie, omme alle hunne Wet ken reedts gemaekt ende noch in 't licht te brengen, den tijde van vijftien Jaren alteen te mogen