• No results found

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen · dbnl"

Copied!
79
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

bron

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen. A.

Loosjes, Haarlem 1832 (derde druk)

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_spr009spre01_01/colofon.php

© 2014 dbnl

(2)

Het spreeuwtje.

Onder de roos.

Wijze: Cadet Roussel est bon Enfant.

Onder de Roos is menigeen } tweem.

Anders dan voor 't algemeen; } tweem.

't Geen m' op straat als goud zied blinken, Zal vaak in 't verborgen stinken;

Wie, wie, wat men zij, } tweem.

Onder de Roos is ieder vrij. } tweem.

Drooge Klaas loopt langs de straat, } tweem.

Of hem niets ter harte gaat; } tweem.

Maar bij wijn en mooije vrouwen Is geen steiloor te vertrouwen;

Neen, bij graan en snol, } tweem.

Is hij Onder de Roos een bol. } tweem.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(3)

Fijne Leentje schuift zoo zacht, } tweem.

Of zij kuischheid had in pacht; } tweem.

Maar dat zijlingsch oog, dat lokje, Die kornet, die plooi in 't rokje?....

Och, al kijkt zij sip, } tweem.

Onder de Roos is 't toch een kip. } tweem.

Onder de Roos zegt menig man } tweem.

't Geen hij niet bewijzen kan; } tweem.

Moet ook niet in vrouwen-kransen Iedereen op tafel dansen?

Men spreekt in der daad } tweem.

Onder de Roos het meeste kwaad. } tweem.

Onder de Roos een' kameraad } tweem.

Vrij te zeggen, waar 't op staat; } tweem.

Maar dan voorts meteen te zorgen, Dat zijn dwaling blijv' verborgen,

Dan is op deze aard' } tweem.

Onder de Roos al vrij wat waard. } tweem.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(4)

Sijmen zonder zoetigheid.

Wijze: Kom Orpheus, Kom Amphion.

Wel Sijmen! foei! klopt gij uw wijf?

Dat is niet fraai gedaan.

Ei! zoen haar liever af, zoo stijf Moet ge op uw stuk niet staan.

Regeer met zoetigheid Uw vrouwtje, door beleid

Verkrijgt gij ligt uw' hartewensch; tweem.

En Trijn wordt beter mensch, tweem.

Wel ja! zeî Sijmen, Zoetigheid Bij zoo een kreätuur,

Die mij niets geeft dan kwaad bescheid, Nooit vriendlijk kijkt, maar zuur?

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(5)

Daar is geen middel voor, Als draaijen om het oor

Of rotting-olie voor dat beest, tweem.

Waardoor zij 't best geneest. tweem.

Maar 'k wil nogtans proberen gaan, Of Zoetigheid haar dient,

Hoor, Trijntje, spreekt hij, wil verstaan, Ik heb 't zoo niet gemiend,

Ik sloeg u wel wat hard, Maar gij hadt mij gesard;

Ei houd eens op met uw geraas; tweem.

Laat mij één uurtje baas. tweem.

't Is wel, zeî Trijn, één uur; niet meer, Dan doe ik uwen wil,

Wat gij ook doet, voor dezen keer Ben ik gedwee en stil.

'k Begeer, zeî Sijmen, dan, Dat gij voor mij, uw' man,

U ganschelijk ontkleeden zult tweem.

En volgen met geduld. tweem.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(6)

Is 't anders niet, zeî Trijn, zie daar!

Hij bindt haar aan een' boom.

‘Nu is het schouwspel nog niet klaar, Maar als ik wederkoom!’

Wat of de vent begint, De kerel lijkt ontzind,

Hij komt en smeert zijn wijf met stroop, tweem.

Zoo dat het wijfje droop. tweem.

Zie zoo, dat is met Zoetigheid, Dat ik u thans regeer,

Zegt Sijmen, en in eeuwigheid Plaagt gij mij nimmer weêr.

Daar loopt hij naar de schuur.

Wat wonderlijke kuur!

Daar komt hij met een' bijkorf aan tweem.

En laat dien voor haar staan. tweem.

De bijtjes vallen op de stroop, En op het arme wijf.

Zie zoo, zegt Sijmen, dat 's de knoop, En ook mijn tijdverdrijf.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(7)

Hij rookt op zijn gemak Daarbij een pijp tabak,

Terwijl het arme vrouwtje pruilt tweem.

En om haar boosheid huilt. tweem.

Men zegt, dat, toen de tijd was om, Trijn werd een lieve schat;

En Sijmen extra wellekom, Nooit eenige onmin had.

Maar andren zeggen weêr, En die geloof ik meer,

Dat Trijn hem als een helleveeg tweem.

Bij neus en ooren kreeg. tweem.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(8)

't Stemmige nufje.

Wijze: Daar komt Paulus Jonas aan.

Ziet, hoe daar dat Zusje gaat.

Met haar preutsch kornetje;

Schuilt niet, onder 't vroom gewaad.

Heimlijk een ponjetje?

Schijnt zij kiesch; } tweem.

Ze is niet vies } tweem.

Van een wereldsch pretje. } tweem.

De oogjes slaat zij naar den grond;

Komt een Heer haar tegen, Zachtjes kucht haar effen mond,

Is zij hem genegen.

En dat kind } tweem.

Komt dien vrind } tweem.

Spoedig weder tegen. } tweem.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(9)

Langzaam treedt zij ginder voort, Om zijn' weg te ontdekken, Voetjes van de fijnste soort

Kunnen de oogen trekken, 't Kleedje hoog, } tweem.

Met een' boog, } tweem.

Om zijn' lust te wekken. } tweem.

Maar de man van zeden gaat, Schoon hij 't hoofd mogt keeren, Daar hij huich'larij versmaadt,

Walgend voort marcheren, Stelt geen' prijs, } tweem.

Als die spijs } tweem.

Zich laat presenteren. } tweem.

Olijk Zusje! dat is mis, Wil u anders kleeden.

Huich'larij verraadt gewis Meêr dan slechte zeden.

En uw staat } tweem.

Wordt gehaat } tweem.

Bij elk een met reden. } tweem.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(10)

Matrozen-afscheid.

Wijze: { Adieu schoon Rosalinde.

Wijze: { Of Il pleut, Il pleut, bergère.

Waarom, mijn lieve Grietje!

Uw' Kees toch zoo gebruid?

Je zingt weêr 't ouwe liedje, En 'k moet toch 't zeegat uit.

Waartoe die waterlanders?

Al huilde jij een zee, Het wordt daarom niet anders;

Uw Kees moet naar de ree.

Al zit ik van den winter Niet bij u aan den haard, En zwerf ik hier en ginter,

'k Ben even goed bewaard.

Een zeebonk kan niet duren Op 't muffe vaste land,

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(11)

De zee met al haar kuren Is beter voor zoo'n klant.

Adieu dan, lieve Grietje!

Zoen nog eens, dat het klapt, Voor mij ons kleine Pietje,

Dat al zoo aardig snapt.

Houd kapers van de kusten, Zoo als ik op de vloot, Want eer zal Kees niet rusten...

Vaarwel! daar is de Boot.

Het wassenbeelden-spel.

Wijze: { Avec les jeux dans le village;

Wijze: { Of Wie genegen is tot varen.

Zoudt gij daar uw duitjes geven Bit die springers! - ben je mal?

Poppen, die bewegen, leven, Zien wij daaglijks overal,

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(12)

Deze kruipt, of slap van lenden Buigt zich maklijk als een tang;

Gene ziet men draaijen, wenden,

Lenig kronklen als een slang. (tweem.) 'k Wil veeleer mijn geld besteden

Aan dat Wassenbeelden-Spel, Laat ons hier dan binnen treden,

Kijk het zijn de regte wel.

Wat al Juffers! wat al Heeren?

Maar die poppen, ei! dat 's raar, Schoon gekleed met and're kleêren,

Zag ik reeds voor menig jaar. (tweem.) Deze, die toen burgers schenen,

Ziet men thans, naar 't lijkt, ten spot, Kijk, het loopt door 't dolle henen,

Opgeschikt als Don Quichot;

Gene dame, die op heden Pronkt met vorstelijken zwier, Zag men weinig jaar geleden

Als een meisje van plaisier. (tweem.)

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(13)

Maar die gansche rij met kroonen;

't Tel er op zijn minst wel tien, Zag ik nimmer hier vertoonen,

't Is wel waardig, om te zien.

Kunt ge op dat gelaat niet lezen:

‘Weêrgaloozen moed en brein!’

Hoor! ik mag hier gaarne wezen,

'k Zie 'er werelds loop in 't klein. (tweem.)

De agurkies smous.

Wijze: Ik ben er dat groene straatje Zoo dikwijls al doorgegaan.

Wie wil 'er Agurkies koopen;

Ik heb ze zoo sappig, zoo zier, Kom hier naar mijn' wagen geloopen, Ze zijnne waarhaftig niet dier.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(14)

't Is allemaal sap van Azijntje, Geen dropje daarbij uit de pomp;

Zoek uit maar, zoek uit maar, Kristijntje!

Zijn deze te groot en te lomp;

Ik wil ze voor u halieveren, Dan heb je der twee voor een dijt.

Begut, men moet Mozes niet leeren Te zorgen voor eigen profijt.

Toch kom ik je staan te verklaren, Mijn goedjen is puik en gezond;

Wat vindt men niet bittere waren, Schoon eerst nog al zoet in den mond.

Men slikt 'er thans menig een Hapje Of Pilletje glanzig vergild:

Eerst denkt men, 't is maar voor een grapje, Doch wordt dan ellendig gesild.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(15)

Het admiraal-zeilen.

Wijze: Zingen wij tot Zoutmans glorie.

Wat gejuich, gewoel, geschater!

Amsterdam is op de been.

Hoe krioelt nu 't kabblend water Van de scheepjes groot en kleen!

Wat al boeijers, wat al jagten, Wat al vlag en wimpelpraal!

Wie zou hier ook minder wachten Amsterdam zeilt Admiraal.

Zie die vloot eens wenden keeren;

Draaibas dient 'er voor kanon, Daar ze op d' Amstel saluëren,

Als of men een' slag begon.

Doch wat of het hier zal gelden, Wat of 't doelwit wezen moog'?

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(16)

Immers die zoet-water-helden Hebben zeker iets op 't oog.

Arme baarzen! arme botten!

Angstig zijt gij reeds te moê, Voor u is 't niet om te spotten,

Op uw leven legt men toe:

Als, bij Ouwerkerk gekomen, 't Bootsvolk aan den slag zal zijn, Zou dan 't bloed uit 't spijgat stroomen?

Neen! maar ligt de roode wijn.

Komt, wanneer de bekers klinken, Dan een feestbokaal gevat, Laat ons die dan ledig drinken

Op het Heil der Amstelstad!

Dat men drinke vol van hope:

‘Amsterdam, ô vrienden! zij Eenmaal weêr van heel Europe De Admiraal der Zeevaardij!’

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(17)

De maneschijn.

Wijze: O mijn Ziel! leg uw verwachting.

O mijn Ziel! welk een genoegen!

Zie de heldre, roode Maan Over gindschen heuvel rijzen:

'k Zie haar biddend, biddend, aan.

Welk een' glans verspreidt haar purper Over velden, bosch en vee;

En hoe spieglen hare stralen In die kabbelende zee.

O hoe geurig riekt het aardrijk!

Rustig wasemt ieder plant;

En het nat bedauwde roosje Vreest geen woeste ruwe hand:

't Wordt gespaard voor hem, die kwijnend Eenzaam in deez' velden dwaalt;

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(18)

Dan trotseert hij stedelingen, Daar het voor een' lievling praalt.

Mijn Dorinde aan mijne zijde Doet mij bijna roerloos staan:

Hoe verheven zijn haar' blosjes Door het zuivre licht der Maan!

Deugdzaam bij haar neêrgezeten Wekt zij mij den reinsten gloed:

't Kwijnend lachje op hare wangen Werkt zoo sterk of mijn gemoed.

Weg, versteende, dorre harten;

Ja! het strekke u tot een' hoon;

Bloost, gij zijt als vreemdelingen, Ongevoelig voor dit schoon.

Wentelt u in donsen veedren, Zulk een' glans zijt gij onwaard;

Maar voor ons is 't godlijk Maanlicht 't Schoonste schouwspel op deze aard'.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(19)

Vrolijk Fransje.

Wijze: Dansons la Carmagnole.

Neen! neen! ik haat de kweezlarij, } tweem.

Ben vijandin van veinzerij; } tweem.

Daar om mijn vrolijkheid Geen traantje wordt geschreid;

Vloei voor mij, bron van wellust!

Vreugdegenot, vreugdegenot,

Vloei voor mij, bron van wellust!

Vreugdegenot zij mijn lot!

Wie spreekt, als ik, gelijk hij denkt, } tweem.

Zelfs met geen' blik zijn' naasten krenkt, } tweem.

Niet altoos in 't verschiet Als in een' kerker ziet.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(20)

Vloei voor hem, bron van wellust!

Vreugdegenot, vreugdegenot, Vloei voor hem, bron van wellust!

Vreugdegenot zij mijn lot!

'k Smaak het genoegen op den duur } tweem.

En volg den leiddraad der natuur; } tweem.

Mij kwelt geen minnepijn, Zij doet mij zalig zijn.

Vloei, zoete bron van wellust!

Vreugdegenot, vreugdegenot, Vloei, zoete bron van wellust!

Vreugdegenot zij mijn lot!

Ik stoor me aan schijn noch maatschappij; } tweem.

Leef naar mijn' zin, blijf altoos vrij. } tweem.

'k Geef op geen praatjes acht Als ik mijn' pligt betracht.

Vloei steeds dan, bron van wellust!

Vreugdegenot, vreugdegenot, Vloei steeds dan, bron van wellust!

Vreugdegenot is mijn lot!

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(21)

'k Houd van komedie, spel en dans } tweem.

En leef wat luchtig op zijn fransch; } tweem.

In 't stuk van eerlijkheid, Blijf 'k een Bataafsche meid:

Zoo vloeit een bron van wellust;

Vreugdegenot, vreugdegenot, Zoo vloeit een bron van wellust, Vreugdegenot blijft mijn lot.

En heb ik eens voleind mijn taak, } tweem.

Wel nu ik leefde met vermaak. } tweem.

Dan vlij ik mij ter rust, En, als de Dood mij kust, Vaarwel dan, aardsche wellust!

Reiner genot, reiner genot, Vaarwel dan, aardsche wellust!

Reiner genot wordt mijn lot.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(22)

De bedrogen wijsheid.

Wijze: A Paris et loin de sa mere.

Of: Zeg, moederlief, wil mij toch vragen.

Een jonge bloem van achttien jaren, Wat trotsch, en wijs, naar d' eersten trant, Werd uitgenoodigd om te paren

Door een' voor lang verlepten klant.

Zij, vol van drift, laat zich bekoren, En, door de Liefde stekeblind, Wilde zij zelf haar moeder niet hooren

Hoe die riep of niet, ·ll· doe dit niet mijn kind! driem Zie eens zijn ingezonken oogen!

Zei moeder, zie dat bleek gezigt, Toont dat geen uitgeput vermogen?

'k Weet niet, op wien ge uw zinnen rigt.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(23)

Och, moeder! gij zijt oud van dagen, Sprak 't meisje, hier weet gij niet van;

Die vrijer kan mij 't meest toch behagen,

Ik kies, ja ik kies ·ll· hem met vreugd tot man. driem.

En wat de moeder ook mogt praten, Zij had de wijsheid heel alleen, En wilde hem maar niet verlaten, Hoe donker ook het uitzigt scheen.

Zij neemt hem; maar, na weinig dagen, Toen de eerste vreugd verdwenen was, Begon zij reeds haren nood te klagen,

Moederlief, uw raad ·ll· kwam juist wel te pas. driem.

Thans lijd ik een ellendig leven, Vol onrust zorg en naar verdriet;

Werd mij mijn vrijheid weêr gegeven Ik trouwde van mijn leven niet.

Mijn wijsheid heeft mij vroeg bedrogen - Had ik geluisterd naar uw' raad -

Nu opent ondervinding mijne oogen

Maar ach, helaas! ·ll· mijn berouw komt te laat. driem.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(24)

De kroeg.

Wijze: Laatst in 't groene kruid.

Laatst in 't Varkens-hoofd Schudde ik regt mijn lever, Daar was Piet beloofd Frank en vrij jenever,

Geen slok maar kommetjes vol, } tweem.

ô Wat werd dat Pietje dol! } tweem.

Op een vierkant blad Stond de kom al vaardig;

't Mopje dreef in 't nat:

En toen zonk het aardig.

Piet duikt om het mopje in 't vocht, } tweem.

Anders hij niet drinken mogt. } tweem.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(25)

Vijfmaal dook hij neêr, Dat het hem mislukte, Maar den zesden keer Hij den lauwer plukte.

Met het mopjen in zijn' mond, } tweem.

Kijkt hij als een leeuw in 't rond. } tweem.

Slobbren mogt nu Piet, 'k Zag hem 't napje pakken:

Wip! sprak hij en liet 't Vocht naar binnen zakken.

Toen kreeg hij zijn buikje vol, } tweem.

ô Wat werd dat Pietje dol! } tweem.

Stom en stekeblind, Suizelt hij ter neder;

En een trouwe vrind Zet den lap weêr neder,

Maar hij viel weêr op den grond; } tweem.

En nu vloog de saus in 't rond. } tweem.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(26)

Ras haalt men een leer, Tilt hem van de zarken, Legt hem daar op neêr, Als 't geslagte varken;

En zoo bragt men Piet naar huis, } tweem.

Zeker zonder munt of kruis. } tweem.

Vrouw! daar is uw man, Zegt de voorste drager, Zij ontroert 'er van.

Legt hem, zegt ze, lager

Op den grond in 't voorhuis neêr, } tweem.

En vertrek maar met uw leer. } tweem.

Woedend van verdriet Schopt en trapt zij 't ventje, En mijn stomme Piet, Blaauw van toot en krentje,

Voelde 's andren daags de pijn, } tweem.

En zijn vrouw noemt hem een zwijn. } tweem.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(27)

Het gevolg daar van Was, dat zij te zamen Nog als vrouw en man Voor den regter kwamen:

Maar dat ongelukkig paar } tweem.

Werd gescheiden van malkaar. } tweem.

Arm, veracht, bespot, Raakt nu Piet aan 't zwerven;

Eindlijk was zijn lot Op wat stroo te sterven.

Meestal is dit laat of vroeg } tweem.

't Lot der minnaars van de Kroeg. } tweem.

De vrijer van stroo.

Wijze: Amor als Reichenmeister von Elmenreick.

Een meisjen eertijds los van aard, Maar met de jaren wat bedaard,

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(28)

Wilde ook eens gaarne trouwen, Maar hoe deez' wenschen nu voldaan:

Het geen gebeurd is, is gedaan, Hoe 't ons ook moog' berouwen.

Zij weet niet, hoe zij het begint:

't Is eveneens, wat zij verzint, Tot ze eindlijk na veel dralen, Besluit bij Trijn, die in de buurt Het noodlot uit de kopjes tuurt,

Een lesje te gaan halen.

Daar zij nu Trijn 't geval vertelt,

En reeds verwacht 't geen 't lot haar spelt, Zoo laat het wijf zich hooren:

Mijn lieve meid! kom t' avond weêr Als 't negen slaat, dan ziet ge een' heer,

Die vast u zal bekoren.

De meid had rust noch duur dien dag, Daar zij steeds op 't horlogie zag,

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(29)

Hoe laat het toch mogt wezen.

Zij had de klok niet uitgeteld, Of zij had reeds bij Trijn gescheld,

Vol hopen en vol vreezen.

Zoo kind; dat 's goed, kom binnen maar, Zegt Trijn, ik ben zoo aanstonds klaar;

Dan kunt gij komen kijken.

Terwijl 'er een klein lampje brandt, En 't alles zwart is aan den wand,

Was 't meisje haast gaan wijken.

Maar neen! nieuwsgierigheid houdt vol, Al is het plan dan ook wat dol,

Zij wil het nu toch weten.

Kijk, zegt de kol, ei kijk nu zoo...

Gij ziet die gindsche pop van stroo, Dat moet uw vrijer heeten.

Dit 's 't beeld van onze jonge liên, Zoo als men die thans komt te zien,

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(30)

Die zingen, voor zij pijpen, Die grijs zijn, voor dat zij zijn man:

Daar nooit goed graan van komen kan;

Die stroo zijn, eer zij rijpen.

Dat dit het meisje niet beviel

Begrijpt elk een, schoon ze in haar ziel Het wijf gelijk moest geven.

Zoo half te vreden met haar' staat, En ziende, hoe 't met velen gaat,

Is ze ongetrouwd gebleven.

De tooverlantaren.

Wijze: Ik ben er dat groene straatje

Ik heb onder Duitschers en Franschen Veel jaartjes al door gebragt,

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(31)

Maar nooit heb ik iemand gevonden;

Die om mijn lantaren niet lacht.

Men ziet hier de vreemdste zaken, Zoo potsig, zoo raar van aard.

Ei menschen! komt kijkt dan! komt lustig!

't Is zeker der moeite wel waard.

Beschouwt toch mijn tooverlantaren:

Zij geeft aan ieder zijn' zin;

Men spreekt en zij laat u niet wachten;

Ik steek 'er mijn glaasjes slechts in.

En wip ziet gij aan de wanden, Het poppetje naar uw' smaak, Of wilt gij dan weder wat anders 'k Schuif verder, en altoos is 't raak.

Het zijn eenvoudige schimmen, Maar ieder, hoe dwaas of slim, Jaagt immers toch op zijne wijze Naar d' een of naar d' andere schim.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(32)

Wel-leven,

Wijs: Triomfeert en juicht, ô braven.

Leef met lust en zonder zorgen, } tweem.

Hij is wijs, die wel geniet; } tweem.

Denk, dat op den dag van morgen } tweem.

Ligt het leven u ontvliedt. } tweem.

En, om zonder zorg te leven, In genot en blijden lust, Moet men elk het zijne geven,

Stoor' men niemands heil of rust;

Zij men met zijn' staat te vreden, Daar men steeds zijn' pligt betracht, Dan, in heil en tegenheden,

Wordt men zeker steeds geacht.

Leef met lust enz.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(33)

Wil men wijs en wel genieten 't Waar geluk in al zijn kracht, Moet de vreugd niet stroomend vlieten,

Maar als 't beekje kalm en zacht.

Voor zijn gade en kroost te leven, En, met smaak voor huislijkheid, Wel te doen, graag hulp te geven,

Dit is 't, dat geluk verspreidt.

Leef met lust enz.

Wil men dus zijn' pligt betrachten, Wel te vreên zijn met zijn lot, Smoort men hartsverdriet en klagten,

Stoort men zich aan nijd noch spot:

Dan zal men 't geluk ook smaken, Dan is men ook waarlijk groot:

Strekt voor andren tot een baken, Onbekommerd voor den dood.

Leef met lust en zonder zorgen, Hij is wijs, die wel geniet;

Denk, dat op den dag van morgen Ligt het leven u ontvliedt.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(34)

De gevangen vink.

Wijze: Lieve Vrijheid, zegepraal.

of Triomphez tendre Alcindor.

Allen.

Spring vrij rond in de enge kooi, De vrijheid is u vast ontnomen;

Spring vrij rond in de enge kooi, Naar vrijheid hebt gij thans geen gooi.

Eéne Stem.

Stil zat men te loeren, Om u hier te voeren, Stil zat men te loeren,

Aan 't touw van 't net.

En gij zult niet weêr ontkomen:

Want de vlugt wordt u belet.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(35)

Allen.

Spring vrij rond in de enge kooi, En pik vrij aan uw traliewoning;

Spring vrij rond in de enge kooi, Naar vrijheid hebt gij thans geen gooi.

Eéne Stem.

Andren kunt gij leeren, Hoe het kan verkeeren, Andren kunt gij leeren, Hoe schijn bedriegt,

En hoe men door een vertooning Van geluk zijn heil ontvliegt.

Allen.

Spring vrij rond in de enge kooi.

Ja zit vrij om uw lot te treuren;

Spring vrij rond in de enge kooi, Naar vrijheid hebt gij thans geen gooi.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(36)

Eéne Stem.

U zoo eens te vangen, Was al ons verlangen, U zoo eens te vangen;

Is ons gelukt;

En het zal niet ligt gebeuren.

Dat ge u aan deez' magt ontrukt, Allen.

Spring vrij rond in de enge kooi;

Steek zelfs uw' kop door 't drinkensgaatje, Spring vrij rond in de enge kooi, Naar vrijheid hebt gij thans geen gooi.

Eéne Stem.

Of ge uw smart laat blijken, Treurig zit te kijken, Of ge uw smart laat blijken,

Dat stoort mij niet,

Zing uit smart, ik gun 't u maatje Als 't u blieft, een vrijheidslied.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(37)

Allen.

Spring vrij rond in de enge kooi;

Ik houde u, hoe gij springt, gevangen;

Spring vrij rond in de enge kooi, Naar vrijheid hebt gij thans geen gooi.

Eéne Stem.

Ook zal ik u blinden.

Tracht uw aas te vinden, Ook zal ik u blinden,

Het doet geen zeer;

En dan streelen uw gezangen Lieve Vink! mij nog veel meer.

Allen.

Lieve vrijheid! zegepraal!

Tot heil van Lijsters, Snip en Vinken, Lieve vrijheid! zegepraal!

Verbreek den boog, het net en 't staal.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(38)

Het A B C der liefde.

Wijze: Al gaf Koning Hendrik mij.

Hij die meisjes vrijen wil, Mag dat eerst wel leeren;

Want elk wieltje heeft zijn spil, Elke vink zijn veêren.

Hoort dan, vrienden, naar mijn' zang, 't Zij dan kort of het zij lang:

Want ik zing het A B C, 't A B C der Liefde.

't A B C is ieders zaak, Wil hij leeren lezen;

Zoo wordt zonder tegenspraak, Overal bewezen;

Wil men bij het schoon geslacht, Wel gezien zijn en geacht,

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(39)

Men verstaan moet 't A B C 't A B C der Liefde.

Zal een stugge houten Klaas Ooit een vrouw bekoren?

Hij zij knecht of hij zij baas, Men zal hem niet hooren.

Ieder meisje zeit vast neen, Ik begeer 'er niet zoo een;

Leer nog eerst wat A B C 't A B C der Liefde.

Zal een wreevle stuursche kop, Wel in 't minnen slagen?

Neen! hij krijgt het zeil niet op, Hij kan niet behagen.

Neen! zoo 'n man bekoort geen vrouw, Hij zij anders goed en trouw,

Hij leere ook nog A B C Op het school der Liefde.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(40)

Kan Jan hen of treuzelaar Op een meisje hopen,

't Zij hij knippe met de schaar, Of kan beursjes knoopen?

Neen! voorwaar! dat 's ook geen man, Die een vrouw behagen kan,

Hij leere ook nog eerst op 't school 't A B C der Liefde.

Zou een man, die niet meer weet, Dan zich wel te kleeden,

Die aan kapsel of aan kleed Uren kan besteden,

Wel de man zijn, die behaagt Aan een lieve zoete maagd?

Neen hij tracht ook eerst op 't school 't A B C te leeren,

Maar wie is dan hier de man, Die hier wel zal slagen? - Hij is 't, die vermijden kan, Al wat kan mishagen.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(41)

Hij die openhartig, trouw, Wil bekennen aan een vrouw, Dat hij van haar leeren wil 't A B C der Liefde.

Een schaatsrijders lied.

Wijze: Laatstmaal als ik in het maisaizoen.

Wat is toch dat Wintertje nattig en koud En damprig en windrig van aard;

Een mensch, die van rijden of wandelen houdt, Verdroogt in den hoek van den haard;

Daar krijgt hij het in zijn' strot;

Zijn driften zijn allen kapot;

Hij wordt 'er zoo lui en zoo loom als een zwijn, Die anders zoo vlugjes zou zijn. tweem.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(42)

Wat hangen mijn schaatsjes, zoo scherp en zoo glad, Zoo netjes van blokjes en band,

Al snakkend naar 't ijs, als het vischje naar 't nat, Nu treurig en doodsch aan den wand:

Daar ik van verdriet schier verteer, Omdat ik eens over het Meer Wou rijden naar Grietje, mijn Engelin,

Die ik zoo van harte bemin. tweem.

Ik vloog, als het ijs mij maar houden kon Met blijdschap daar over heen;

Dan wacht mij mijn Grietje, die nu als een Non Zit eenzaam in droevig geween;

Geef, Winter! op dat ik u prijs, Voor mij en mijn Grietje wat ijs,

Dan zullen wij zwaaijen en zwieren zoo schoon, Dat niemand van ons spant de kroon. tweem.

Ja mogt het dit Wintertje zoo nog eens gaan, Dat ik eens kon rijden naar Griet;

En binden haar voetjes de schaatsjes eens aan Op 't kantje van 't ijs in het riet;

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(43)

Dan mogelijk mogt ik wel meêr: - Maar neen! neen! zij is 'er zoo teêr!

Want kom ik maar tot aan haar' kouseband, Dan zegt zij, jou leelijke kwant! tweem.

Wat rijdt dat lief Meisje toch netjes en vlug, Haar rokje zwaait als een vlag,

Hoe drukt zij mijn hand dan tegen mijn' rug En blijft toch volkomen in slag.

Wat doet het haar veel plaisier, Als wij dan een kruikje heet bier, Bij Krelis gaan drinken te Rijnzaterwou,

'k Moet zorgen dan voor de kou. tweem.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(44)

De vleermuis.

Wijze: Het was van daag zoo vreeslijk heet.

Neeltje.

Wat vliegt daar toch, ·ll· me lieve Piet, ·ll· tweem.

Zoo in de duisternis?

Ik hoor het piepen in 't verschiet;

Ja of 't een spooksel is. tweem.

Wel foei, wat is 't ·ll· een leelijk ding; ·ll· tweem.

't Heeft haken hier en daar;

Het geeft me een koude huivering;

Straks kruipt het in mijn haar. tweem.

Hoe heet dat kaal, ·ll· dat vliegend beest, ·ll· tweem.

Zoo als ik nimmer zag?

Ik zag zoo'n soort van boozen geest Ten minste nooit bij dag. tweem.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(45)

Piet.

Vrees in ons Land, ·ll· me lieve Neel, ·ll· tweem.

Niet erg voor dat gebroed;

Schoon in een warmer werelddeel De Vleêrmuis schade doet. tweem.

Dat haatlijk dier, ·ll· dat donker ding ·ll· tweem.

Verschijnt in 't daglicht niet;

't Is enkel in de schemering

Dat men het hoort en ziet. tweem.

Neeltje.

Wel zoo, het lijkt ·ll· dan wel een slag, ·ll· tweem:

Dat niet veel deugt of stuit:

Wat goed is gaat bij klaren dag Maar niet bij avond uit. tweem.

Piet.

Ja, lieve meid, ·ll· je hebt gelijk, ·ll· tweem.

't Is als de sneukelaars, Die houën ook bij dag zich rijk,

Maar knoeijen bij de kaars. tweem.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(46)

Of als dat snood .ll. en laag gespuis, .ll. tweem.

Dat ieder schuldig is;

Dat houdt zich ook bij dag in huis, Maar zwerft bij duisternis. tweem.

Neeltje.

Hoor, Piet, ik vat .ll. den zamenhang; .ll. tweem.

Maar toch, je dwaalt misschien:

Of mooglijk zullen wij eerlang Bij dag de Vleêrmuis zien. tweem:

Want in dees tijd, .ll. zoo vol van zwier, .ll. tweem.

Leeft immers Jan Krediet?

Schuwt kale neet of Bankroetier Het helder daglicht niet. tweem.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(47)

De luchtbol.

Wijze: ô Rhijn, ô Rhijn.

ô Bol! ô Bol! Wat rijst gij trotsch naar boven, Bij 't handgeklap van 't Volk;

Stijg op, stijg op. (tweem.) Laat niets uw' moed verdooven;

Kreun u aan wind noch wolk.

Nog rijst de Bol! Nu wordt het groot gevaarte Een speldeknop gelijk;

Maar zacht! hij daalt. (tweem.) Ach! door zijn eigen zwaarte Stort hij ter neêr in 't slijk.

Hoe vloekt, hoe vloekt het volk nu bij zijn vallen;

Foei! 't scheurt den Bol van één.

Weg met dat vod! (tweem.) is nu de kreet van allen. - ô Wankelbaar Gemeen!

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(48)

Beschouwt, beschouwt, voortreffelijke Bollen!

't Lot van uw' naamgenoot,

Wat rees hij trotsch (tweem.) door vreemde lucht gezwollen....

Maar ook zijn val was groot.

Luilekkerland.

Wijze: Toen ik laatst mijn geitjes weidde.

Ach! hoe menig Dichter droomde Van Saturnus gouden tijd;

Toen men dief noch roover schroomde.

Ja, niet wist van haat of nijd.

Toen geen kouter d' akker kliefde;

't Veld beplant werd noch bezaaid:

Maar door ieder, wat hem bliefde.

Werd geplukt of afgemaaid.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(49)

Dit zijn droomen, luchtkasteelen, Hersenschimmen, mooi in schijn, Die den toets niet kunnen velen;

Hoe versierd, hoe schoon zij zijn.

Liever wil ik u dan toonen 't Wegje naar Luilekkerland, Waar een ieder rijk kan wonen,

Zonder Salomo's verstand.

Valies of reiszak is onnoodig, Alles vindt gij hier gereed.

Geld is ook al overbodig, Als gij daarin binnen treedt.

Knie en rug moet buigzaam wezen, Als fluweel de tong zoo zacht!

Geen geweten moet gij vreezen, Noch op leugens slaat gij acht.

Als gij u dus kunt gedragen, Vindt gij ras een' grooten vrind, Die u zet op zijnen wagen,

En u voortkruit als de wind.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(50)

Ras hoort gij dan uittrompetten, Hoe uw braafheid, uw verstand Glans en luister bij kan zetten

Aan het vet Luilekkerland.

Hoe de tijden mogen draaijen, Hoe het wentelt, goed of slecht, Altoos valt 'er wat te maaijen

Voor der rijken lagen knecht.

'k Lach dan om die gouden tijden, 'k Lach om trouwheid en verstand;

Daar toch Ezels 't spoedigst rijden Naar het vet Luilekkerland.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(51)

Dorschzang.

Wijze: Schep vreugde in 't leven.

Lustig aan 't dorschen;

Straks breekt het daglicht aan.

Grijpt elk den vlegel;

'k Hoor reeds den haan.

Tok! tok! tok! tok! zie zoo dat gaat, Past op uw' slag, houdt elk de maat, Het graan rijst maklijk uit den halm, Bij zulk een droogend weêr.

Lustig aan 't dorschen;

Straks breekt het daglicht aan.

Roert braaf den vlegel;

Houdt maat bij 't slaan.

Als menig bed is afgedorscht.

Een uur twee drie gewerkt, getorscht,

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(52)

Dan smaakt bij 't landelijk ontbijt De boerepap zoo goed.

Lustig aan 't dorschen enz.

Bij 't zuiver hart en blij gemoed.

Gezond van lijf is 't hoogste goed.

Wij zuchten niet met menig heer, Die daaglijks menschen dorscht:

Lustig dan vrienden enz.

Elk heeft zijn stokpaardje.

Wijze: Een Kuipertje, enz.

Wat Mensch heeft niet zijn eigen kuur;

Wie draaft 'er niet al door de wereld?

Beschouwende haar op den duur, Als eene kroon, versierd, bepereld;

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(53)

Maar ach, helaas! als 't end daar is, Dan zegt men gul; ik had het mis.

Vrienden, ja vrienden; gelooft het maar vrij, } tweem.

't Is poppespel en aperij. } tweem.

ô, Ziet dien Fijnman uit den hoek;

Wel! hij draaft ook voor Kerk en Leden;

En daarbij doet hij ook bezoek In Dorpjes en in groote Steden:

Och heer! de man die meent het goed;

Maar ziet hij is en blijft een bloed.

Draaf jij maar! draaf jij maar! deftige man! } tweem.

Elk doet zijn best, zoo veel hij kan. } tweem.

Die Zuster, uit de gindsche buurt, Heeft ook haar zwakjes en haar kuren, Daar zij door 't stijve kapje gluurt,

Hoe of men leeft hij de overburen:

Nu heeft zij stof voor de oefening, En zij beschouwt dat zwak gering.

Oefenen! oefenen! dat kan 'er door; } tweem Maar de bedilzucht leidt van 't spoor. } tweem

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(54)

Wat windrig heertje! welk een moed!

Ziet gij niet aan zijn gouden kleêren, En aan dien schoon gepluimden hoed,

Dat hij komt van het exerceren?

Staat ruim, want 't is een groote held:

Maar hij zag nimmer vuur in 't veld!

Kleêren! ja kleêren! verblinden door schijn: } tweem.

Maar wie wil niet Soldaatje zijn? } tweem.

Waarop peinst toch die oude Lord?

Heeft hij daar iets, om uit te leggen?

't Lijkt wel een Ganz' of Uilenbord;

Wacht, vrienden, 'k zal het u wel zeggen:

't Is de Geslacht-lijst van mijn Heer, Hier op is hij bijzonder teêr.

Blinden, verblinden! wat baat u 't geslacht } tweem.

Zoo het geen' roem heeft voortgebragt! } tweem.

Die oude Paai, waar draaft hij heên?

Ei zie! hij holt op een paar krukken;

Wat maakt hem toch zoo vlug ter been?

Wel het zijn nog wat oude nukken.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(55)

Hij drinkt zoo graag zijn volle flesch Bij zijn gekamerde Matres.

Oude! wel, oudje! dat kan 'er niet door, } tweem.

Daar klopt broêr Hans, hij vraagt gehoor. } tweem.

Hier woont Gérontes, dat 's een man!

Hij telt bij dag en nacht zijn schijven:

Schraapt en vergadert, wat hij kan, Als of hij altijd hier zou blijven.

Och! ik beklaag dien grooten zot;

Hij leeft maar half, heeft geen genot.

Schraap jij maar! schraap jij maar! oude papa! } tweem.

Een nichtje of neefje wacht 'er na. } tweem.

Ziet mij die Freule aan haar toilet, Hoe zij zich zit te fatsoeneren, Oud, en op mode toch gezet,

Hier in wil ik, zegt ze, excelleren;

Ik geef de ton aan ieder een, En wordt daarom ook aangebeên.

Modepop! Modepop! ô welk een kwaal, } tweem.

Gij pluist de beurs en maakt ze kaal. } tweem.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(56)

Sloeg ik na al de standen gâ,

Ik kreeg ligt ook wel eens een tourtje:

En toch dit gaat wat al te na:

Want ik heb ook mijn zwakjes, Broertje!

Daarom is hier het slot en 't end.

Al maakt zich niemand gaarn bekend;

Menschen! ja Menschen! gelooft het maar vrij, } tweem.

't Blijft poppespel en aperij. } tweem.

Om den wille van het smeer likt de kat den kandeleer.

Wijze: Liefhebbers van de vrolijkheid.

Hoe trouwt nu Joost met Pieternel, Wie had het durven droomen?

Hij oud, zij jong, hij traag, zij snel;

Daar zal wat fraais van komen:

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(57)

Hij kort, zij lang, hij naar, zij raar, 't Is om het smeer dat vatje!

Want Joost is juist een Kandelaar En Pieternel een Katje.

Wat groet die Predikant beleefd, Daar voor die groote ruiten!

Wien of hij zoo veel eere geeft?

Een gek met gouden kluiten;

Bij hem (nu wordt de zaak mij klaar) Schenkt men meer wijn dan water;

Die gek is juist een Kandelaar, Die Dominé een Kater.

Waarom verdraagt die Advokaat De parlevinkers nukken Van Elias, en buigt op straat

Voor hem zijn' rug schier stukken?

Processen zijn regt slooperswaar, Hier valt vrij wat te bikken;

Die Slooper is een Kandelaar En de Advokaat kan likken.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(58)

Zoo gaat het op deez' wereldkloot, (Al wou men 't anders wenschen), Hoe rijk of arm, hoe klein of groot,

Wij blijven alle menschen;

Men likt, in waarheid of in schijn, Om 't smeer, dat zich laat vatten;

En, vrienden! alle menschen zijn Soms Kandelaars of Katten.

De jaargetijden.

Wijze: Twist niet onnooz'le mannen of Point de Violettes sans le Printems.

Welk een verrukkend schouwspel!

't Herleven der natuur!

Hoe bloeit de Schepping weder;

Elk wezen krijgt nieuw vuur:

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(59)

't Is Lente, vooglen zingen, } tweem.

Daar alles groeit, } tweem.

Daar plant en bloem ontluiken, } tweem.

De boomgaard bloeit. } tweem.

Onoverzienbre velden!

Hoe zegent ons natuur!

Mild schenkt zij graan en vruchten In 't koestrend zonnevuur!

't Is Zomer, welk een hemel! } tweem.

Wat zonnegloed! } tweem.

Dien toch 't verkoelend onweêr } tweem.

Ligt dragen doet. } tweem.

't Graan valt, hoe juicht de landman!

Hoe zegent hij natuur!

't Wild vlugt door veld en bosschen Schroomt net en val en vuur.

't Is Herfst, hoe gloeit de wijnstok; } tweem.

Reeds schuimt de wijn. } tweem.

't Drinklied wordt aangeheven, } tweem.

Blij moet men zijn. } tweem.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(60)

Maar welk een aklig schouwspel!

Hoe kwijnt en sterft natuur!

't Groen valt met sneeuw en hagel, Men krimpt en kruipt bij 't vuur.

't Is Winter - wie zou treuren, } tweem.

Bij warmen haard! } tweem.

Men smaakt op nieuw genoegen, } tweem.

Dus ver gespaard. } tweem.

In 't vrolijk groen der Lente, In 't koestrend Zomervuur, Bij 't smaken van de druiven, Ook zelfs, al slaapt natuur,

Schikk' men zich blij van harte } tweem.

Naar 't wislend lot; } tweem.

Dan slijt men best zijn dagen } tweem.

In heilgenot. } tweem.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(61)

Al draagt een aap een gouden ring, 't is echter maar een leelijk ding.

Wijze: Een roemrijk Keizer zag weleer.

Een rijke doe door slim beleid, Al meer en meer zijn schijven blinken;

Doch mist hij edelmoedigheid,

Hij zal 'er nooit met glans door blinken:

Al draagt een Aap een' gouden ring; } tweem.

't Is echter maar een leelijk ding. } tweem.

Een vrouw met schatten in haar kist, Al was zij hoog en welgeboren, Zoo zij bevalligheden mist,

Zal nooit een' knaap van smaak bekoren:

Al draagt een Aap een' gouden ring, } tweem.

't Is echter maar een leelijk ding. } tweem.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(62)

Wat loopt die Dokter, met een' wind, Zijn patienten visiteren!

Maakt zoo veel snuif toch niet, mijn vrind, Want kunde zit niet in de kleêren:

Al draagt een Aap een' gouden ring, } tweem.

't Is echter maar een leelijk ding. } tweem.

Vergeefs schrijft een Poëet, die suft, Uit zucht naar glorie, kostbre boeken;

Hij zal, bij mangel van vernuft, Vergeefs een' kloek Mecenas zoeken:

Al draagt een Aap een gouden ring, } tweem.

't Is echter maar een leelijk ding. } tweem.

Al weet een Schilder zijn tafreel Met bonte kleuren te schakeren, Zoo hij geen' smaak brengt in 't geheel, Zal nooit zijn werk den tijd trotseren:

Al draagt een Aap een' gouden ring, } tweem.

't Is echter maar een leelijk ding. } tweem.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(63)

De Staatsman, die, door veinzerij, Het doorzigt weet in slaap te wiegen, Zal koel, heeft hij 'er voordeel bij, En Vorst en Vaderland bedriegen:

Al draagt een Aap een' gouden ring, } tweem.

't Is echter maar éen leelijk ding. } tweem.

Al dreigt de knevel des Soldaats, Al blinken degen, kwasten, knoopen, Zit hem het hart niet op zijn plaats, Hij zal, met al dat moois, gaan loopen:

Al draagt een Aap, een' gouden ring, } tweem.

't Is echter maar een leelijk ding. } tweem.

Het Fijntje, dat in vromen schijn, Ter kerk draaft met het boek in de armen, Zal achterbaks ligt de eerste zijn, Om over 't schepsel zich te erbarmen:

Al draagt een Aap een' gouden ring, } tweem.

't Is echter maar een leelijk ding. } tweem.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(64)

De mosterdpot.

Wijze: { Contre les chagrins de la vie.

Wijze: { Of De kamenier zit bij den vader.

Jan Rap had al zijn geld verzopen, En, daar hij nog wat leven wou, Ging hij maar weêr met Mosterd loopen

In hoop, dat het wat geven zou. (tweem.) Hij riep nu Mosterd! als voordezen

Op markt, op gracht en langs de straat;

Maar niemand wou gediend meer wezen, Jan Rap kwam overal te laat. (tweem.) Eindelijk hoort hij naast een poortje:

‘Vriendschap! ei kom eens even hier, Geef mij wat mosterd voor een oortje!’

Aanstonds, zegt Jan, met veel plaisier. (tweem.)

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(65)

Maar naauw had hij regt omgekeken, Of werd met schrik iets wits gewaar;

En bleef in zijne woorden steken;

Het was een Maagd.... van zestig jaar. (tweem.) Haar bakkes leek een wafelijzer;

Jan Rap schoot bijna in een' lach;

Maar onze klant was toch wel wijzer, Toen hij een' gouden beugel zag; (tweem.) Hij werpt op 't meisjen een paar lonken:

Zij raakt verzoend met 't wreede lot!

En eensklaps door de Liefde dronken Valt uit haar hand de Mosterdpot. (tweem.) Dit klonk tot in de binnenkamer;

Baas Jochem, met zijn vaderlief, Treedt nader en zegt: ‘Wel wat hamer!

‘Wat beurt hier? zeg! waar is de dief?’ (tweem.) Maar naauwlijks ziet hij al de scherven

Op de stoep, bij het Mosterdmeer, Of schreeuwt ‘Helaas! moet ik u derven!’

En werpt zijn Trijn onzacht ter neêr. (tweem.)

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(66)

Geen wonder! want dit Mosterdpotje Was zonder deksel, zonder oor - Maar evel, toen nog 't zwart kalotje

Gedragen werd, reeds een trezoor; (tweem.) Trijn gilt; Jan denkt, antiquiteiten

Breken toch zoo verbazend ligt;...

't Goud, dat hij ziet, gaat medepleiten, En 't schemert Jan voor zijn gezigt. (tweem.

Hij helpt haar op, en zij wil spreken, Maar nu, vol woede, barst hij uit:

Mat Trijn bij u geen potje breken?

Blijf van haar lijf, zij is mijn bruid, (tweem.

‘Bruid! lispt zij, ‘Ja, mijn uitverkoren!

‘Zoo gaauw gij wilt met uw' Jan Rap?’

‘Scheerje uit mijn huis’ 't klinkt hem in de ooren,

‘Bij zulk een slet voegt zulk een lap.’ (tweem.) Zij trouwden ja, maar, na drie weken,

Zeî Trijn reeds, vol van woede en spijt:

‘Dat juist dat potje toen moest breken,

‘Jochem is dood! 't Legaat ben 'k kwijt: (tweem.)

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(67)

En Jan had lang geen heerenleven;

Althans ook hij riep vol verdriet,

‘Och was die pot maar heel gebleven!

‘Trijn is wel oud, maar breekt nog niet.’ (tweem.)

De verscheurde minnebrief.

Wijze: Gelijk de schoone bloempjes kwijnen.

Maak staat eens op Soldaten praatjes, Bij lang na vullen zij geen gaatjes,

Flip noemde mij zijn' lust, zijn lief,

En uit het kamp schreef bij me een' brief. tweem.

Hij zou mij nooit of nooit begeven, De brief was met zijn bloed geschreven,

'k Denk nog, hoe hij dien brief besloot,

‘Uw Flip getrouw tot in den Dood.’ tweem.

'k Was grootsch 'er op, ik wil 't wel weten;

Maar gisteren bij Kaâ gezeten;

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(68)

Liet ik dien brief haar zien - Maar ach!

Zij haalde ook een 'er voor den dag. tweem.

Flip had ook Kaâ een brief geschreven, Ook met zijn bloed. 'k Begon te beven

Van nijdigheid - ik vloekte - ik kreet, Daar 'k zijn gekrabbel van mij smeet. tweem.

Maar 'k raapte 't op, - en t'huis gekomen, Heb ik zijn katteschrift genomen,

En, op den karel fel gesteurd,

't Aan duizend brokken stuk gescheurd. tweem.

En durft Flip ooit weêr bij mij komen, Dan zal hij van den drommel droomen;

Dien valschen Judas van een vent

Maak ik dan heel de buurt bekend. tweem.

Ja komt hij hier, dan mag hij beven, 'k Zal 't antwoord op zijn' brief dan geven;

Maar hij zal kijken als een gek:

'k Zet vijf paar nagels op zijn bek. tweem.

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

(69)

Het spook.

Wijze: Kristalijne beek.

Op het eenzaam erf Van Jaap Krijnens werf Werd voorheen van Spoken

Nooit gesproken:

Maar nu zag Jaap Krijnen, Zagen al de zijnen,

's Nachts een Spook verschijnen En allengs verdwijnen;

't Komt, ieder keer, Op het Spookuur weêr, 't Maakt elkëen verwonderd

En bedonderd.

Jaap vlugt met zijn Wijf, Met den schrik op 't lijf,

Het Spreeuwtje, fluitende en zingende allerhande liedjes op bekende oude en nieuwe wijzen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nu is hy weg voor de laatste keer, Zyn leeven ziet men hem niet meer Hy heeft zyn Vrouw verlaaten, En ook zyn Kinderen met haar, En wie zou daar niet van praaten3. Die dat Liedje

Jan van Walré en Adriaan Loosjes, XII Volks-Liedekens, op bekende wijzen, Ter vervrolijking van Laurens Jansz... [Democriet, aan 't

Lambert de Visscher, Het Evangelische visnet, bevattende sommige veranderde liedjes uit het zelve, andere uit de Evangelische triumph-wagen, Zingende zwaan, en anderen... Tot den

Wilt u dan tog niet langer styven, Want gy hebt Oranje's eer verkort, Capellen's Nakroost kunt gy wel blyven, Als gy maar eerst geremoveerd word, Ik laat myn door Prins Willem

Heb dog deernis met mijn klagen, Hebt dog deernis met mijn smert, Want ik kon ’t niet langer verdragen, Daar ik van overrompelt wert, Maar adieu mijn tweede leven Daar nu wel

Als een bloeiende Engel in witte Bloemen en lelieen der dalen Kwam de zacht rood bloeiende Geest Haar Lichaam in Ideëen der Liefde.. Als een bloeiend lichaam eens Engels In

- ‘Breng my dat knaepje al voor mijn oogen, Heeft hy daer schuld aen, ik zal 't doen dooden, Ik zal hem doen zijn hoofd afslaen.’!. Zy nam haer Hansken by zijn kleêren, Zy bragt hem

Maar laat toch nooit een traan haar oog ontvlugten, Verkort haar leven door geen druk of smart, Want anders hebt gij Godes wraak te duchten, Noem haar als ik, de liev'ling van uw